Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 SEPTEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van verschillende koninklijke besluiten wat het statuut van de agenten van politie betreft



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol")
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen
Art. 5
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 24 september 2015 betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Art. 6-7
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 8-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001000327  2001001043  2015000496 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol")
Artikel 1. In artikel VII.II.16 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "een hoger kader" vervangen door de woorden "het midden- of het officierskader";
  2° in paragraaf 2, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " De beroepsproef bedoeld in de artikelen VII.II.18 en VII.II.19, mondt uit in een rangschikking van de kandidaten voor respectievelijk het midden- of het officierskader op grond waarvan deze, in voorkomend geval, voor de volgende selectieproeven worden opgeroepen, en dit tot het in artikel 38 van de wet van 26 april 2002 bedoelde aantal is bereikt. ".

Art.2. In artikel VII.II.17 RPPol, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 april 2004, 7 juni 2009 en 25 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden "artikelen IV.I.15, eerste lid, 1°, 2° en 4°, IV.I.16, IV.I.26 en IV.I.27, 1° en 3° tot 6° " vervangen door de woorden "artikelen IV.I.15, eerste lid, 1° en 2°, IV.I.16, IV.I.26 en IV.I.27, 1°, 3° en 6° ";
  2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
  " Voor wat de kandidaten voor overgang naar het basiskader betreft, wordt respectievelijk het advies ingewonnen van de korpschef, voor wat betreft de leden van de lokale politie, of het advies van de betrokken directeur, voor wat betreft de leden van de federale politie. Daartoe stelt de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie een gestandardiseerd formulier op. Dit advies wordt in aanmerking genomen in het raam van de in artikel IV.I.15, eerste lid, 2° bedoelde persoonlijkheidsproef. ".

Art.3. In het RPPol wordt een artikel VII.II.19bis ingevoegd, luidende :
  " Art. VII.II.19bis. De in artikel IV.I.17 bedoelde deliberatiecommissie beslist of de kandidaat voor overgang naar het basiskader geschikt of ongeschikt wordt bevonden op basis van de selectieprocedure en het in artikel VII.II.17, tweede lid, bedoelde advies.
  De deliberatiecommissie stelt de lijst van de personeelsleden die geschikt werden bevonden in alfabetische volgorde vast. De deliberatiecommissie zendt deze lijst vervolgens aan het hoofd van de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie, die de betrokken kandidaten hiervan inlicht.
  De geschikt bevonden kandidaten ontvangen een brevet voor overgang naar het basiskader.
  De agenten van politie met een brevet voor overgang naar het basiskader kunnen, voor de aanvang van de basisopleiding, overeenkomstig de regeling inzake mobiliteit bedoeld in deel VI, titel II, hoofdstuk II, postuleren voor een betrekking van het basiskader. De agent van politie die aldus een betrekking kreeg toegewezen, neemt die betrekking, in afwijking van artikel VI.II.25, eerste lid, op de in artikel V.II.2, § 2, bedoelde datum op.
  Alle agenten van politie met een brevet voor overgang naar het basiskader worden tot de basisopleiding van het basiskader toegelaten. ".

Art.4. In artikel VII.II.20 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord "kandidaten" wordt telkens vervangen door de woorden "kandidaten voor het midden- of officierskader";
  2° in het tweede lid worden de woorden "artikel VII.II.7" vervangen door de woorden "artikel 38 van de wet van 26 april 2002";
  3° in het derde lid wordt het woord "personeelsleden" vervangen door de woorden "personeelsleden van het basis- of middenkader".

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen
Art.5. In artikel 13, 1°, van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 2007, worden de woorden "450 uur" vervangen door de woorden "578 uur".

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 24 september 2015 betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Art.6. In artikel 8 van het koninklijk besluit van 24 september 2015 betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " Om te slagen moet de kandidaat hetzij minder dan één standaardafwijking onder het gemiddelde van de referentiepopulatie liggen, hetzij de voorafgaandelijk vastgelegde en aan de kandidaten aangekondigde minimumscore behalen. ".

Art.7. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd dat een artikel 40/1 bevat, luidende :
  " Hoofdstuk Vbis. - De basisopleiding in het raam van de bevordering door overgang naar het basiskader
  Art. 40/1. Een aspirant-inspecteur van politie, die houder is van een brevet voor overgang naar het basiskader, kan op zijn vraag de opleiding bedoeld in de artikelen 21 en 22 van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen, hierna "de versnelde basisopleiding" genoemd, volgen.
  De in het eerste lid bedoelde aspirant-inspecteur van politie die geslaagd is voor de versnelde basisopleiding wordt geacht te voldoen aan de basisopleiding vereist voor de toegang tot het basiskader.
  Het niet slagen voor de versnelde basisopleiding wordt, voor de in het eerste lid bedoelde aspirant-inspecteur van politie, gelijkgesteld met het niet slagen voor de basisopleiding van het basiskader. ".

HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.8. Bij de eerste bevorderingsprocedure door overgang naar het basiskader die na de inwerkingtreding van dit besluit wordt georganiseerd, wordt het aantal agenten van politie dat het brevet voor overgang naar het basiskader heeft bekomen, in mindering gebracht van het overeenkomstig artikel IV.I.3, eerste lid, RPPol bepaalde aantal kandidaten dat mag worden toegelaten tot de basisopleiding van het basiskader.
  De federale politie betaalt voor de in het eerste lid bedoelde eerste bevorderingsprocedure door overgang naar het basiskader een forfaitair bedrag van 28.379 euro terug aan de betrokken politiezones.
  Dit bedrag wordt driemaandelijks terugbetaald ten belope van één vierde van het jaarlijks bedrag.
  Dit bedrag wordt proportioneel verminderd wanneer de basisopleiding vroegtijdig wordt beëindigd.
  De terugbetalingsmodaliteiten ten voordele van de politiezones kunnen worden vastgesteld in een ministeriële omzendbrief.

Art.9. De regelgeving die op 21 augustus 2016 van toepassing was, blijft gelden voor de op die datum lopende basisopleidingen van het kader van agenten van politie.

Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van artikel 5 dat uitwerking heeft met ingang van 22 augustus 2016.

Art. 11. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.