7 JUNI 2015. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Titel IV, Hoofdstuk 2 van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-06-2015 en tekstbijwerking tot 30-04-2021)
Art. 1-8
Artikel 1. In artikel 38, § 3, 8° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 96 van 28 september 1982 en laatst gewijzigd bij de wet van 26 december 2013, wordt tussen het eerste en het tweede lid, het volgende lid ingevoegd, luidende :
" Het bijdragepercentage van 16,27 pct., bedoeld in de eerste zin, wordt vervangen als volgt :
- 16,10 pct. vanaf het 2de kwartaal 2015;
- 15,92 pct. vanaf het 1ste kwartaal 2016;
- 15,88 pct. vanaf het 1ste kwartaal 2017;
- 15,84 pct. vanaf het 1ste kwartaal 2018.".
Art.2. Voor het vakantiedienstjaar 2015 wordt het bedrag bedoeld in artikel 15 van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid bekomen door de loonmassa, verhoogd tot 108 pct., van de handarbeiders en de personen onderworpen aan de sociale zekerheidsregeling voor werknemers ingevolge de door hen geleverde artistieke prestaties en/of de door hen geproduceerde artistieke werken van het vorig jaar onderworpen aan de RSZ te vermenigvuldigen met 0,13 pct..
Voor het vakantiedienstjaar 2016 wordt het percentage bedoeld in het vorig lid verhoogd tot 0,35 pct..
Voor het vakantiedienstjaar 2017 wordt het percentage bedoeld in het eerste lid verhoogd tot 0,39 pct..
Vanaf het vakantiedienstjaar 2018 wordt het percentage bedoeld in het eerste lid verhoogd tot 0,43 pct..
Dit bedrag wordt gestort aan de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie uiterlijk op 30 juni van het dienstjaar.
Art.3.Onverminderd de bepalingen die een afwijkende regeling toelaten, is het aandeel van 10,27 pct. inbegrepen in de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, jaarlijks verschuldigd op 31 maart van het jaar volgend op het vakantiedienstjaar en wordt aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid gestort uiterlijk op 30 april van hetzelfde jaar.
[1 In afwijking van het voorgaande lid is in 2021 en dit voor de werkgevers die behoren tot PC 302, het aandeel van 10,27 pct. inbegrepen in de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, eerste lid, 8°, van de wet van 29 juni 1981 houden de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, verschuldigd op 30 september 2021 en wordt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestort uiterlijk 31 oktober 2021.]1
----------
(1)<KB 2021-04-25/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-03-2021>
Art.4. Artikel 4, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 15 januari 1971 tot vaststelling van nadere toepassingsregelen voor de werkgevers en voor de handarbeiders van de diamantnijverheid en -handel, van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 oktober 1975, wordt aangevuld met de volgende lid, luidende:
"Het bijdragepercentage van 6 pct., bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd als volgt:
- 5,83 pct. vanaf het 2de kwartaal 2015;
- 5,65 pct. vanaf het 1ste kwartaal 2016;
- 5,61 pct. vanaf het 1ste kwartaal 2017;
- 5,57 pct. vanaf het 1ste kwartaal 2018."
Art.5. Het koninklijk besluit van 12 maart 1984 tot uitvoering van artikel 38, § 3, 8°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2001, wordt opgeheven.
Art.6. Artikel 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van artikel 18 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2014, wordt opgeheven.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2015, met uitzondering van artikel 6 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2015.
Art. 8. De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.