3 FEBRUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het stelsel van tijdskrediet voor wat de private sector betreft
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 6, § 5 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 april 2002, 28 december 2011 en 25 augustus 2012, worden de woorden "b) les infirmiers et le personnel soignant dans les maisons de repos et de soins infirmiers" van de Franstalige tekst, vervangen door de woorden "b) les infirmiers et le personnel soignant dans les maisons de repos et les maison de repos et de soins infirmiers".
Art.2. In artikel 13 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 juni 2007, wordt het derde lid vervangen als volgt :
"De aanvraag dient bij een ter post aangetekende brief te worden verzonden.".
Art.3. Artikel 16 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt vervangen als volgt :
"Art. 16. Het recht op uitkeringen gaat in de dag aangeduid op de aanvraag om uitkeringen, wanneer alle nodige documenten, behoorlijk en volledig ingevuld, verzonden zijn aan het werkloosheidsbureau, binnen de termijn van twee maanden, die ingaat de dag na de dag aangeduid in de aanvraag, en berekend van datum tot datum. Wanneer de documenten behoorlijk en volledig ingevuld verzonden worden na die termijn, gaat het recht op uitkeringen slechts in de dag van de verzending ervan.".
Art.4. Artikel 18 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 18. § 1. Alvorens hij een beslissing tot uitsluiting of terugvordering van de uitkeringen neemt, roept de directeur de werknemer op teneinde hem te horen. De werknemer moet evenwel niet worden opgeroepen om te worden gehoord in verband met zijn verweermiddelelen :
1° wanneer de beslissing tot uitsluiting het gevolg is van een werkhervatting, een pensionering of een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, of van het feit dat de werknemer de uitoefening van een zelfstandige activiteit voortzet terwijl hij de uitoefening ervan reeds gedurende een jaar heeft gecumuleerd met het recht op onderbrekingsuitkeringen;
2° in geval van terugvordering ten gevolge van de toekenning van een uitkeringsbedrag dat niet overeenstemt met de bepalingen van de artikelen 4, 5 en 6;
3° wanneer de werknemer schriftelijk heeft medegedeeld dat hij niet wenst te worden gehoord.
Indien de werknemer de dag van de oproeping verhinderd is, mag hij vragen dat het verhoor wordt verschoven naar een latere datum die niet later mag vallen dan vijftien dagen na de datum die voor het eerste verhoor was vastgesteld.
Behoudens gevallen van overmacht wordt slechts éénmalig uitstel verleend.
De aanvraag tot uitstel moet, behoudens in geval van overmacht, door het werkloosheidsbureau worden ontvangen uiterlijk de dag vóór de dag waarop de werknemer wordt opgeroepen.
De werknemer kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een advocaat of door een vertegenwoordiger van een representatieve werknemersorganisatie.
De beslissing van de directeur, waarbij onrechtmatig ontvangen onderbrekingsuitkeringen worden teruggevorderd, wordt bij een ter post aangetekend schrijven aan de betrokken werknemer ter kennis gebracht en vermeldt zowel de periode voor dewelke teruggevorderd wordt als het terug te vorderen bedrag.
De werknemer kan tegen de beslissingen van de directeur tot uitsluiting van het recht of tot terugvordering van de uitkeringen, op straffe van verval, binnen 3 maanden na de kennisgeving bij de bevoegde arbeidsrechtbank in beroep gaan.
§ 2. De bepalingen in § 1, eerste lid, zijn evenwel niet van toepassing indien onderstaande voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
1° de Rijksdienst heeft een niet toegelaten cumulatie vastgesteld met een bijkomende activiteit als loontrekkende in de zin van de artikel 7;
2° de werknemer werd schriftelijk in kennis gesteld van deze vaststelling en van de mogelijkheid om binnen de vijftien dagen na de afgifte ter post van de brief van de Rijksdienst schriftelijk verweer te laten geworden of schriftelijk te vragen om gehoord te worden.
Indien de werknemer in toepassing van deze paragraaf vraagt gehoord te worden, wordt toepassing gemaakt van § 1.
§ 3. De directeur kan afzien van de terugvordering wanneer :
- ofwel de onderbrekingsuitkeringen ten onrechte zijn uitbetaald ten gevolge van een juridische of materiële vergissing van het werkloosheidsbureau;
- ofwel de werknemer die een vereiste aangifte niet heeft gedaan of deze laattijdig heeft gedaan, bewijst dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en dat hij recht zou gehad hebben op uitkeringen indien hij tijdig zijn aangifte zou hebben gedaan.".
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.