Details





Titel:

8 JUNI 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de procedure voor toekenning van projectsubsidies m.b.t. de uitvoering van nascholingsinitiatieven(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-07-2012 en tekstbijwerking tot 07-09-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Bepaling van de beleidsprioriteiten m.b.t. nascholingsinitiatieven
Art. 3-4
HOOFDSTUK 3. - Oproep tot en selectie van nascholingsvoorstellen
Art. 5-9, 9/1
HOOFDSTUK 4. - Financiering
Art. 10-12
HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
Art. 13-19
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 20-22



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996036462 



Uitvoeringsbesluit(en):

2014036706  2017013028 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° decreet kwaliteit : het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
  2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;
  3° nascholing : het geheel van vormingsactiviteiten die tot doel hebben de kennis, vaardigheden en attitudes die personeelsleden tijdens hun opleiding of tijdens hun werkervaring hebben verworven, te verbreden en te verdiepen met het oog op hun verdere professionalisering;
  4° nascholingsinitiatieven : initiatieven uitgevoerd door nascholingsorganisaties ter ondersteuning van de implementatie van onderwijshervormingen zoals vermeld in artikel 12 van het decreet kwaliteit.

Art.2.[1 Binnen de kredieten die daarvoor jaarlijks worden uitgetrokken op de begroting, kunnen onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, de volgende projecten worden toegewezen :
   1° nascholingsprojecten op initiatief van de Vlaamse Regering;
   2° projecten over innovatieve nascholingsvoorstellen, die inspelen op recent wetenschappelijk onderzoek.]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-07-14/16, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>

HOOFDSTUK 2. - Bepaling van de beleidsprioriteiten m.b.t. nascholingsinitiatieven
Art.3.De minister stelt [1 tweejaarlijks]1 ter ondersteuning en implementatie van onderwijshervormingen eigen beleidsprioriteiten voor nascholingsinitiatieven vast.
  [1[2 De minister bepaalt de beleidsprioriteiten, vermeld in het eerste lid, in een oproep tot nascholingsinitiatieven. De oproep wordt vóór 15 oktober van jaar X op de website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming bekendgemaakt]2.
   De minister bepaalt in de oproep wie kan deelnemen aan deze nascholingsinitiatieven.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-12/07, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (2)<BVR 2023-06-02/07, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.4.[1 De uitvoering van de projecten m.b.t. nascholingsinitiatieven kan maximaal lopen van 1 september X+ 1 tot en met 31 augustus X+3.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-12/07, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

HOOFDSTUK 3. - Oproep tot en selectie van nascholingsvoorstellen
Art.5.De oproep bevat :
  1° de inhoudelijke en vormelijke vereisten waaraan de nascholingsvoorstellen moeten voldoen;
  2° het maximumbedrag van de subsidieaanvraag per project [1 en het maximumpercentage van het bedrag van de nascholingsvoorstellen dat besteed kan worden aan valorisatie]1;
  3° de algemene beoordelingscriteria, zoals vermeld in artikel 6;
  4° eventueel bijkomende beoordelingscriteria.
  ----------
  (1)<BVR 2017-07-14/16, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>

Art.6.De nascholingsvoorstellen worden op elektronische wijze ingediend vóór [2 1 december]2 van jaar X in de vorm van een projectfiche waarvan het model samen met de oproep ter beschikking wordt gesteld.
  De administratie verbindt zich ertoe om de indiener binnen twee werkdagen na de ontvangst van de projectfiche een ontvangstbewijs te bezorgen.
  De ingediende voorstellen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria :
  1° de relevantie ten aanzien van de vastgestelde beleidsprioriteiten;
  2° de kwaliteit van het ingediende project, vooral wat betreft de gebruikte methode, het gebruikte materiaal en de gebruikte evaluatie;
  3° de kostenefficiëntie van het project, namelijk de kostprijs per sessie [1 en de kosten die worden gemaakt in het kader van de valorisatie]1;
  4° eventueel bijkomende beoordelingscriteria.
  ----------
  (1)<BVR 2017-07-14/16, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>
  (2)<BVR 2023-06-02/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.7.De projectvoorstellen worden per thema beoordeeld door een commissie die samengesteld is uit :
  1° minstens één externe onafhankelijke deskundige;
  2° minstens twee afgevaardigden van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.
  De commissie brengt vóór [1 15 februari van jaar X+1]1een advies uit aan de hand van een gemotiveerde rangschikking van de nascholingsprojecten die in aanmerking komen voor subsidiëring op grond van de criteria, vermeld in artikel 6. De projecten worden gerangschikt in vijf niveaus :
  1° zeer goed (niveau A);
  2° goed (niveau B);
  3° voldoende (niveau C);
  4° onvoldoende (niveau D);
  5° onvoldoende ingevuld of onvoldoende aansluiting bij het thema (niveau E).
  De commissie heeft de bevoegdheid om de projectvoorstellen van niveau A en B zowel inhoudelijk als financieel te laten bijsturen.
  Daaropvolgend worden de bijgestuurde projectvoorstellen op elektronische wijze ingediend. De commissie beoordeelt deze bijsturingen. Indien deze bijgestuurde projectvoorstellen tegemoet komen aan de gevraagde bijsturingen, zullen deze projecten opgenomen worden in de gemotiveerde rangschikking die overgemaakt wordt aan de minister. Indien de bijsturingen niet tegemoet komen aan de gevraagde bijsturingen, zullen deze projecten niet opgenomen worden in de rangschikking.
  De commissie bezorgt de gemotiveerde rangschikking aan de minister.
  ----------
  (1)<BVR 2023-06-02/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.8.Op basis van de gemotiveerde rangschikking van de commissie beslist de minister vóór [2 1 mei]2 van het jaar X + 1 bij ministerieel besluit welke projecten voor subsidiëring in aanmerking komen.
  [1 De subsidiëring gebeurt voor de duur van een jaar en kan mits een positieve evaluatie worden verlengd met een jaar.
   Daartoe moet voor het gesubsidieerde project een verlengingsdossier voor 1 april van jaar X+2 ingediend worden. Dit dossier bevat minstens een volledig ingevuld aanvraagformulier, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld.
   Het voorstel tot verlenging wordt op basis van de criteria kwaliteit en kostenefficiëntie beoordeeld door een commissie bestaande uit minstens twee afgevaardigden van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en minstens één externe onafhankelijke deskundige.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-12/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (2)<BVR 2023-06-02/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.9.De nascholingsorganisaties die projectvoorstellen hebben ingediend, worden vóór [2 15 mei]2 van jaar X + 1 op een gemotiveerde wijze op de hoogte gebracht van de beslissing.
  [1 In het geval van een verlengingsdossier worden de nascholingsorganisaties voor 1 juni van jaar X+2 op de hoogte gebracht van de beslissing.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-12/07, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (2)<BVR 2023-06-02/07, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.9/1. [1 De projecten worden kwalitatief opgevolgd en zo nodig bijgestuurd door een stuurgroep die de secretaris-generaal van het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming samenstelt. In die stuurgroep zitten naast ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming experts uit de gekozen beleidsprioriteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-07-14/16, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>


HOOFDSTUK 4. - Financiering
Art.10. Van het totale budget voor de nascholing op initiatief van de Vlaamse Regering is jaarlijks maximaal 10 % bestemd voorprojecten met betrekking tot innovatieve nascholingsvoorstellen die inspelen op recent wetenschappelijk onderzoek. Die projecten zijn niet onderworpen aan de selectieprocedure, vermeld in artikel 5 tot en met 9. Bij ministerieel besluit bepaalt de minister welke innovatieve nascholingsvoorstellen in aanmerking komen.

Art.11.[1 § 1. Bij de goedkeuring van de nascholingsprojecten worden per project op basis van de aanvraag en de bijbehorende ingediende budgettering de volgende bedragen vastgelegd :
   1° het maximumbedrag dat besteed kan worden aan valorisatie, namelijk maximaal [2 40%]2 van het aangevraagde budget;
   2° de standaardprijs per sessie.
   De bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, en het aantal geplande sessies worden in een ministerieel besluit vastgelegd. Als er in de aangevraagde budgettering sprake is van btw, worden ook die bedragen verrekend in de bedragen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°.
   § 2.[2 Het bedrag dat ieder jaar voor nascholingsprojecten wordt uitgetrokken, wordt op de volgende wijze in twee keer uitbetaald:
   1° een eerste schijf van 80% wordt uitbetaald uiterlijk op 30 september van het jaar X + 1;
   2° het saldo van 20% wordt uitbetaald na de goedkeuring van het jaarlijkse verslag, vermeld in paragraaf 3]2.
   § 3. Uiterlijk op 30 september van elk jaar van de looptijd van het project dient de nascholingsorganisatie een jaarlijks verslag in over het toegekende nascholingsproject bij het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.
   De sjabloon voor het jaarlijks verslag, vermeld in het eerste lid, wordt aan de nascholingsorganisatie bezorgd.
   Het jaarlijks verslag bevat ook een projectoverzicht, dat bestaat uit de volgende documenten :
   1° een genummerde lijst van de bewijsstukken, met telkens de vermelding van het bedrag;
   2° alle bewijsstukken, genummerd conform de lijst genoemd in 1° ;
   3° eventueel bijkomende documenten, zoals opgenomen in de richtlijnen voor het kostendossier.
   De volgende documenten liggen ter inzage en kunnen ter plaatse gecontroleerd worden door de administratie :
   1° [2 bij fysieke sessies de getekende deelnemerslijsten per sessie en bij onlinesessies een deelnemerslijst]2;
   2° de evaluatie aan de hand van een instrument door de organisatie opgesteld en de resultaten ervan.
   § 4. Het saldo voor elk nascholingsproject wordt uitbetaald na de goedkeuring van het inhoudelijk en financieel jaarlijks verslag en op basis van het projectoverzicht dat aantoont hoeveel sessies hebben plaatsgevonden.
   Het bedrag van de uit te betalen subsidie wordt bepaald door de reëel gemaakte kosten, verminderd met de eventuele ontvangsten, maar begrensd tot het reële aantal georganiseerde sessies, vermenigvuldigd met de standaardsubsidie per sessie, en het bedrag voor de valorisatie.
   Als het toegekende bedrag bij de eindafrekening kleiner is dan het bedrag dat al is uitbetaald, wordt het verschil teruggevorderd.
   Het maximaal toegekende bedrag bij de eindafrekening kan niet hoger zijn dan het bedrag dat voor het volledige project is vastgelegd in het ministerieel besluit.
   § 5. Organisaties die de middelen niet besteden overeenkomstig de bestemming ervan, die ze niet tijdig aanwenden of die de contractuele voorwaarden niet naleven, komen tijdens de volgende drie schooljaren niet meer in aanmerking voor de financiering van nascholingsprojecten in het kader van de nascholing op initiatief van de Vlaamse Regering.]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-07-14/16, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>
  (2)<BVR 2023-06-02/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.12. Controle ter plaatse door de daartoe gemachtigde ambtenaren van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming is mogelijk.

HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
Art.13.
  <Opgeheven bij BVR 2023-06-02/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.14.
  <Opgeheven bij BVR 2023-06-02/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.15.<Opgeheven bij BVR 2017-07-14/16, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>
  <Opgeheven bij BVR 2023-06-02/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.16.
  <Opgeheven bij BVR 2023-06-02/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.17.<Opgeheven bij BVR 2017-07-14/16, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>
  <BVR 2023-06-02/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.18.<Opgeheven bij BVR 2017-07-14/16, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>
  <BVR 2023-06-02/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

Art.19.<Opgeheven bij BVR 2017-07-14/16, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2017>
  <BVR 2023-06-02/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-09-2023>

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.20. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2012, met uitzondering van artikel 11 en hoofdstuk 5, die uitwerking hebben met ingang van 1 februari 2012.

Art.21. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 22. Het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot regeling van de procedure voor de toewijzing van nascholingsprojecten op initiatief van de Vlaamse regering wordt opgeheven.