Details





Titel:

16 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende overdracht van personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges en tot vaststelling van de rechtspositie van dit personeel en van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-10-2014 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Overdracht van de griffiers en het ondersteunend personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges
Afdeling 1. - Raad voor Vergunningsbetwistingen
Art. 2-3
Afdeling 2. - Milieuhandhavingscollege
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Vaststelling van de rechtspositie van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges
Afdeling 1. [1 Selectie en benoeming van de effectieve bestuursrechters ]1
Art. 6, 6/1, 6/2, 6/3, 6/4
Afdeling 2. - Deontologische rechten en plichten
Art. 7-10
Afdeling 3. - Verlofregeling
Art. 11-15
Afdeling 4. [1 Evaluatie van de eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechters ]1
Art. 16-23
Afdeling 5. [1 5. Tuchtregeling en ordemaatregel ]1
Art. 24-28
Onderafdeling 2. - Beroepsprocedure
Art. 29-30
Onderafdeling 3. - Doorhaling van tuchtstraffen
Art. 31
Afdeling 6. - Opruststelling
Art. 32
Afdeling 7. - Vergoeding voor de voorzitter en de aanvullende bestuursrechter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen
Art. 33-34
Afdeling 8. [1 - Vergoeding voor de aanvullende bestuursrechter en de bijzitter van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen]1
Art. 34/1
Afdeling 9. [1 - Beschikbaarheid van de bijzitter van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen]1
Art. 34/2
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 35-38
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2009035982  2013035395  2014035564 



Uitvoeringsbesluit(en):

2014036603  2016035169  2016036635 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder:
   1° advocaat: een persoon die als advocaat ingeschreven is op het tableau van de Orde der Advocaten of een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie die, volgens de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, gerechtigd is het beroep van advocaat uit te oefenen of een titel van advocaat te voeren;
   2° algemene vergadering: de algemene vergadering, vermeld in artikel 2, 5° van het decreet;
   3° bestuursrechter: de effectieve, aanvullende of plaatsvervangende bestuursrechter of de bijzitter, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet;
   4° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen, vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet:
   a) een aangetekende brief;
   b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
   c) elke andere door de Vlaamse Regering toegestane betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan vastgesteld worden;
   5° decreet: het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;
   6° dienst van de Bestuursrechtscolleges: de dienst van de Bestuursrechtscolleges, vermeld in artikel 6 van het decreet;
   7° eerste voorzitter: de voorzitter van de algemene vergadering, vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet;
   8° functioneel bevoegde minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor justitie en handhaving;
   9° selectiecommissie: de selectiecommissie, vermeld in artikel 49, § 4, van het decreet;
   10° tuchtoverheid: de instanties, vermeld in artikel 59 van het decreet;
   11° Vlaams bestuursrechtscollege: een van de volgende instanties, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet:
   a) het Handhavingscollege, opgericht bij artikel 16.4.19, § 1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
   b) de Raad voor Vergunningsbetwistingen, opgericht bij artikel 4.8.1. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
   c) de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, opgericht bij artikel 202 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011;
   d) de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, opgericht bij artikel II.285 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
   12° voorzitter: de voorzitter van een Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet.
   Voor de toepassing van het VPS wordt:
   1° de entiteit dienst van de Bestuursrechtscolleges beschouwd als een entiteit als vermeld in artikel I 2, 3°, van het VPS;
   2° de eerste voorzitter beschouwd als een lijnmanager als vermeld in artikel I 2, 10°, van het VPS ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

HOOFDSTUK 2. - Overdracht van de griffiers en het ondersteunend personeel van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges
Afdeling 1. - Raad voor Vergunningsbetwistingen
Art.2. De personeelsleden van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, vermeld in artikel 2, 1°, b), van het decreet, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, worden overgedragen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges.

Art.3. De vastbenoemde personeelsleden die met toepassing van artikel 2 worden overgedragen van de Raad voor Vergunningsbetwistingen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, behouden hun hoedanigheid, hun graad, hun administratieve en geldelijke anciënniteit, hun rechten inzake bevordering en hun aanspraken op bevordering, het salaris en de salarisschaal op de datum van de overdracht, de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen waarop ze op de datum van de overdracht op reglementaire basis recht hebben, voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover de personeelsleden aan die voorwaarden blijven voldoen.
  Aan de contractuele personeelsleden die met toepassing van artikel 2 worden overgedragen van de Raad voor Vergunningsbetwistingen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden met behoud van de contractuele rechten die ze genoten toen ze bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tewerkgesteld waren. Wat de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen betreft, geldt dat behoud alleen voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover de personeelsleden aan die voorwaarden blijven voldoen.

Afdeling 2. - Milieuhandhavingscollege
Art.4. De personeelsleden van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de diensten van de Vlaamse overheid, opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, die overeenkomstig artikel 16.4.22 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ter beschikking gesteld zijn van het Milieuhandhavingscollege, vermeld in artikel 2, 1°, a), van het decreet, worden overgedragen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges.

Art.5. Het vastbenoemde personeelslid dat met toepassing van artikel 4 wordt overgedragen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, behoudt zijn hoedanigheid, zijn graad, zijn administratieve en geldelijke anciënniteit, zijn rechten inzake bevordering en zijn aanspraken op bevordering, het salaris en de salarisschaal op de datum van de overdracht, de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen waarop hij op de datum van overdracht op reglementaire basis recht heeft, voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover het personeelslid aan die voorwaarden blijft voldoen.
  Aan het contractuele personeelslid dat met toepassing van artikel 4 wordt overgedragen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges, wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden met behoud van de voor hem bij het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie bestaande contractuele rechten. Wat de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen betreft, geldt dat behoud alleen voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover het personeelslid aan die voorwaarden blijft voldoen.

HOOFDSTUK 3. - Vaststelling van de rechtspositie van de bestuursrechters van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges
Afdeling 1. [1 Selectie en benoeming van de effectieve bestuursrechters ]1   ----------   (1)
Art.6.[1 De vacantverklaring van de functie van effectieve bestuursrechter, vermeld in artikel 49, § 3, van het decreet, en de oproep tot de kandidaten worden minstens aangekondigd door de bekendmaking van een officieel bericht in het Belgisch Staatsblad en op de webpagina van de dienst van de Bestuursrechtscolleges.
   Het bericht, vermeld in het eerste lid, vermeldt de nadere regels en de vormvereisten en de termijn voor de indiening van de aanvragen tot deelneming aan de selectieprocedure die worden bepaald conform artikel 49, § 4 van het decreet]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art. 6/1. [1 De kandidaten dienen hun aanvraag tot deelneming aan de selectieprocedure op straffe van onontvankelijkheid in binnen ten minste dertig dagen na de bekendmaking van het officiële bericht in het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 6, eerste lid.
   De kandidaten voegen bij hun aanvraag een afschrift van hun diploma, en ook de andere stukken en gegevens, vermeld in het voormelde officiële bericht, waaruit blijkt dat ze voldoen aan de benoemingsvoorwaarden, vermeld in artikel 49 van het decreet. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-05/16, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>


Art. 6/2. [1 . § 1. De selectiecommissie bestaat uit maximaal acht stemgerechtigde leden.
   Maximaal de helft van de stemgerechtigde leden, vermeld in het eerste lid, is lid van de algemene vergadering.
   De stemgerechtigde leden, vermeld in het eerste lid, die geen lid zijn van de algemene vergadering, zijn actief of zijn actief geweest zijn in een van de volgende functies:
   1° advocaat;
   2° hoogleraar aan een universiteit of hogeschool;
   3° personeelslid van de Vlaamse overheid met minstens rang A2, behalve als personeelslid van de dienst van de Bestuursrechtscolleges, met minstens een rang A2;
   Afhankelijk van het Vlaams bestuursrechtscollege waarbij de functie vacant is, voldoen de stemgerechtigde leden die geen lid zijn van de algemene vergadering, vermeld in het derde lid, aan de benoemingsvoorwaarden, vermeld in artikel 49, § 1, tweede of derde lid, van het decreet.
   § 2. De selectiecommissie kan zich laten bijstaan door maximaal twee personeelsleden van de dienst van de Bestuursrechtscolleges, als leden met adviserende stem.
   § 3. De selectiecommissie wijst onder de stemgerechtigde leden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, een voorzitter aan.
   De selectiecommissie wijst onder de stemgerechtigde leden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, of de adviserende leden, vermeld in paragraaf 2, een secretaris aan.
   § 4. Alle stemgerechtigde en adviserende leden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2, hebben burgerlijke en politieke rechten. De voormelde leden zijn niet veroordeeld door een in kracht van gewijsde gegane veroordeling, zelfs niet met uitstel, of tot een correctionele of criminele straf, tenzij ze in eer en rechten hersteld zijn.
   Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die in het buitenland tot een soortgelijke straf zijn veroordeeld door een in kracht van gewijsde gegane veroordeling. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-05/16, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>


Art. 6/3. [1 . § 1. De selectiecommissie maakt van de selectieproef, vermeld in artikel 49, § 4 van het decreet, en van de eventuele onderdelen daarvan, telkens een proces-verbaal op, dat de voorzitter en de secretaris van de selectiecommissie ondertekenen.
   De processen-verbaal, vermeld in het eerste lid, bevatten voor elke kandidaat al de volgende elementen:
   1° een samenvatting van de beraadslaging;
   2° de individuele beoordeling die de stemgerechtigde leden hebben gegeven op ieder onderdeel en op de totaliteit van de selectieproef;
   3° het gemiddelde van de individuele beoordelingen, vermeld in punt 2°.
   § 2. Geen stemgerechtigd of adviserend lid van de selectiecommissie als vermeld in artikel 6/2, § 1 en § 2, kan aanwezig of betrokken zijn bij een onderdeel van de selectieproef waarin de volgende personen identificeerbaar zijn:
   1° een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad;
   2° een persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt;
   3° een bloed- of aanverwant van de persoon, vermeld in punt 2°, tot en met de vierde graad. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-05/16, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>


Art. 6/4. [1 . Als geen enkele kandidaat wordt geselecteerd, deelt de eerste voorzitter dat mee aan de functioneel bevoegde minister binnen dertig dagen na de ondertekening van het relevante proces-verbaal, vermeld in artikel 6/3, § 1 .
   Als geen enkele kandidaat wordt voorgedragen, bezorgt de eerste voorzitter de gemotiveerde beslissing daarover aan de functioneel bevoegde minister binnen dertig dagen na datum van het interview, vermeld in artikel 49, § 4, tweede lid, van het decreet.
   Als de algemene vergadering een gemotiveerde voordracht doet, bezorgt de eerste voorzitter de beslissing met die voordracht aan de functioneel bevoegde minister dertig dagen na datum van het interview, vermeld in artikel 49, § 4, tweede lid, van het decreet.
   In de gevallen en binnen de termijnen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, bezorgt de eerste voorzitter aan de functioneel bevoegde minister ook de processen-verbaal, vermeld in artikel 6/3.
   In de gevallen en binnen de termijnen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, bezorgt de eerste voorzitter aan de niet-geselecteerde of niet-voorgedragen kandidaten een kopie van hun verbeterde en beoordeelde selectieproef en van de processen-verbaal, vermeld in artikel 6/3, als die processen-verbaal op hen betrekking hebben. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-05/16, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>


Afdeling 2. - Deontologische rechten en plichten
Art.7. De bestuursrechter zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van het Vlaams bestuursrechtscollege.
  De bestuursrechter oefent zijn functie op een loyale en correcte wijze uit. In de omgang met anderen en in de contacten met het publiek respecteert hij de persoonlijke waardigheid en handelt hij zonder discriminatie.

Art.8.De bestuursrechter heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij op de hoogte is door de uitoefening van zijn functie.
  Het is voor de bestuursrechter verboden om feiten bekend te maken waarvan de bekendmaking een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven.
  [1 De bestuursrechter doet in de uitoefening van zijn functie geen politieke voorkeur blijken. Hij neemt gereserveerdheid en discretie in acht over de interne werking van het Vlaams bestuursrechtscollege en over beslist beleid dat betrekking heeft op of raakt aan materies die tot zijn bevoegdheden behoren.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.9. De bestuursrechter mag, zelfs niet buiten zijn functie, noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of andere voordelen die verband houden met zijn functie, vragen, eisen of aannemen.

Art.10. De bestuursrechter is op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, reglementeringen en navorsingen in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.
  Vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor de bestuursrechter om zijn functie beter uit te oefenen of om ervoor te zorgen dat het Vlaams bestuursrechtscollege beter functioneert.

Afdeling 3. - Verlofregeling
Art.11.De effectieve bestuursrechter vraagt de verloven, vermeld in deze afdeling, aan bij de eerste voorzitter.
  [1 In afwijking van het eerste lid vraagt de effectieve bestuursrechter het verlof voor deeltijdse prestaties aan bij de voorzitter van het Vlaamse bestuursrechtscollege waarbij hij is benoemd, overeenkomstig artikel 63, eerste lid, van het decreet.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/10, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.12.§ 1. De effectieve bestuursrechter heeft met inachtneming van de behoeften van het Vlaams bestuursrechtscollege jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.
  De effectieve bestuursrechter heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen vier werkdagen vakantie te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover gesteld kan worden.
  Boven op de 35 werkdagen vakantie heeft de effectieve bestuursrechter van 55 jaar of ouder recht op het volgende aantal extra werkdagen vakantie :
  1° vanaf 55 jaar : één werkdag;
  2° vanaf 57 jaar : twee werkdagen;
  3° vanaf 59 jaar : drie werkdagen;
  4° vanaf 60 jaar : vier werkdagen;
  5° vanaf 61 jaar : vijf werkdagen.
  Voor het opsparen en overdragen van vakantieverlof, is de bepaling van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 van overeenkomstige toepassing.
  § 2. Als een effectieve bestuursrechter door ziekte of een arbeidsongeval zijn vakantieverlofdagen niet heeft kunnen opnemen voor hij met pensioen gaat, worden die dagen uitbetaald.
  § 3. Als een effectieve bestuursrechter in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn functie of mandaat definitief neerlegt bij het Vlaams bestuursrechtscollege, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.
  § 4. Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, als dat niet meer mogelijk is, tijdens het daaropvolgende jaar.

Art.13. De effectieve bestuursrechter heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen, op 2 en 15 november en op 26 december.
  Ter vervanging van de vakantiedagen, vermeld in het eerste lid, die op een zaterdag of zondag vallen, heeft de effectieve bestuursrechter vakantie in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

Art.14.De effectieve bestuursrechter kan alleen de volgende langdurige verloven genieten:
  1° moederschapsrust en opvangverlof;
  2° loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of ouderschapsverlof;
  3° verlof wegens ziekte, arbeidsongeval of beroepsziekte;
  [1 4° zorgkrediet;]1
  [2 5° verlof voor deeltijdse prestaties.]2
  Voor de langdurige verloven, vermeld in het eerste lid, zijn de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 van overeenkomstige toepassing.
  [2 In afwijking van het tweede lid kan de effectieve bestuursrechter, overeenkomstig artikel 63, eerste lid, van het decreet, gedurende zijn volledige loopbaan verlof voor deeltijdse prestaties krijgen als gunst en kunnen de arbeidsprestaties met toepassing van dat verlof ten hoogste worden verminderd tot 80% van een voltijdse betrekking.]2
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-02/04, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BVR 2023-05-12/10, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.15. De effectieve bestuursrechter heeft recht op omstandigheidsverlof conform de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

Afdeling 4. [1 Evaluatie van de eerste voorzitter en de effectieve bestuursrechters ]1   ----------   (1)
Art.16.[1 De evaluatiecriteria, vermeld in artikel 54, § 2, eerste lid, van het decreet, zijn opgenomen in bijlage 3 die bij dit besluit is gevoegd. ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.17.[1 De evaluatie, vermeld in artikel 54 van het decreet, wordt voorafgegaan door een planningsgesprek dat plaatsvindt bij de start van de evaluatieperiode, vermeld in artikel 54, § 1, van het decreet.
   Het planningsgesprek, vermeld in het eerste lid, heeft als doel om in onderling overleg tussen de evaluator en de geëvalueerde de doelstellingen voor de komende evaluatieperiode vast te stellen op grond van de concrete functiebeschrijving en rekening houdend met de organisatorische context. De voormelde doelstellingen zijn specifiek, meetbaar, aanvaardbaar en realiseerbaar.
   Van het planningsgesprek, vermeld in het eerste lid, wordt een schriftelijk verslag gemaakt. De evaluator en de geëvalueerde ondertekenen het voormelde verslag en de evaluator voegt het bij het evaluatiedossier ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.18.[1 § 1. Tijdens de evaluatieperiode, vermeld in artikel 54, § 1, van het decreet, vinden minstens één keer per jaar functioneringsgesprekken plaats.
   De functioneringsgesprekken, vermeld in het eerste lid, worden in de volgende gevallen gevoerd:
   1° er zijn redenen om de doelstellingen aan te passen die zijn vastgesteld tijdens het planningsgesprek, vermeld in artikel 17;
   2° op initiatief van de evaluator;
   3° op verzoek van de geëvalueerde.
   De functioneringsgesprekken, vermeld in het eerste lid, geven aanleiding tot het formuleren van conclusies die in een bondig verslag opgenomen worden. De evaluator en de geëvalueerde ondertekenen het voormelde verslag. Als de geëvalueerde niet akkoord gaat met de conclusies van het functioneringsgesprek, kan die zijn opmerkingen aan het verslag toevoegen. De evaluator voegt het verslag bij het evaluatiedossier.
   § 2. De plannings- en functioneringsgesprekken, vermeld in paragraaf 1, vinden plaats tussen de personen, vermeld in artikel 54, § 2, tweede lid, van het decreet, al naargelang de situatie, vermeld in het voormelde artikel ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.19.[1 Voorafgaand aan de evaluatie, vermeld in artikel 54 van het decreet, vindt een evaluatiegesprek plaats tussen de personen, vermeld in artikel 54, § 2, tweede lid, van het decreet, al naargelang de situatie, vermeld in het voormelde artikel.
   De evaluatie, vermeld in het eerste lid, steunt op het evaluatiegesprek, vermeld in het eerste lid, en op de verslagen van het planningsgesprek en de functioneringsgesprekken, vermeld in artikel 17 en 18.
   De voormelde evaluatie leidt tot de vermelding "goed", "te ontwikkelen" of "onvoldoende". De vermelding "onvoldoende" kan alleen worden toegekend in geval van kennelijk ondermaats functioneren ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.20.[1 De evaluator stelt een ontwerp van evaluatie op dat al een voorstel voor een vermelding "goed", "te ontwikkelen" of "onvoldoende" kan bevatten. De geëvalueerde wordt minstens tien dagen voor het evaluatiegesprek, vermeld in artikel 19, met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van het ontwerp van evaluatie.
   Als de evaluator na het evaluatiegesprek beslist dat de geëvalueerde een vermelding "goed" verdient, stelt hij een definitieve evaluatie op en bezorgt hij een afschrift van de evaluatie binnen vijftien dagen na het evaluatiegesprek, vermeld in artikel 19, eerste lid, aan de geëvalueerde. Als de evaluator beslist dat de geëvalueerde de vermelding "te ontwikkelen " of "onvoldoende" verdient, stelt hij een voorlopige evaluatie op ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.21.[1 In geval van een voorlopige evaluatie als vermeld in artikel 20, tweede lid, bezorgt de evaluator aan de geëvalueerde een kopie van de voorlopige evaluatie met een beveiligde zending.
   De geëvalueerde kan, op straffe van verval, binnen vijftien dagen vanaf de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, zijn schriftelijke opmerkingen met een beveiligde zending bezorgen aan de evaluator, die het origineel bij het evaluatiedossier voegt.
   De evaluator stelt binnen vijftien dagen na de dag waarop hij de opmerkingen, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen, een definitieve schriftelijke evaluatie op waarin hij die opmerkingen beantwoordt. Binnen vijftien dagen nadat de evaluator de definitieve evaluatie heeft ondertekend, stuurt die een afschrift ervan met beveiligde zending naar de geëvalueerde ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.22.[1 Het beroep, vermeld in artikel 55 van het decreet, wordt met een beveiligde zending ingediend bij de beroepscommissie, vermeld in het voormelde artikel. Voormelde beroepscommissie telt ten minste drie leden.
   De beroepscommissie, vermeld in het eerste lid, hoort de geëvalueerde als die daarom in zijn beroepschrift heeft verzocht. Als de geëvalueerde vraagt om te worden gehoord, maar niet kan verschijnen, laat hij zich vertegenwoordigen door zijn raadsman. Als de geëvalueerde, hoewel hij werd opgeroepen met een beveiligde zending, waarin de reden van de oproeping, alsook de plaats en datum van verschijning zijn vermeld, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, wordt hij geacht af te zien van zijn beroep. De beslissing die vóór het beroep is genomen, wordt in dat geval de definitieve beslissing.
   De beroepscommissie, vermeld in het eerste lid, neemt binnen dertig dagen vanaf de dag waarop ze het voormelde beroepschrift heeft ontvangen, een met redenen omklede eindbeslissing over de evaluatie. De beslissingen van de beroepscommissie worden genomen bij meerderheid van stemmen.
   De beroepscommissie deelt de beslissing, vermeld in het derde lid, mee aan de geëvalueerde met een beveiligde zending binnen vijftien kalenderdagen na de beslissing in kwestie ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.23.[1 De evaluatiedossiers van de effectieve bestuursrechters worden bewaard bij de eerste voorzitter en de evaluatiedossiers van de eerste voorzitter worden bewaard bij de oudste effectieve bestuursrechter uit het evaluatiecollege, vermeld in artikel 54, § 2, van het decreet.
   De evaluaties zijn vertrouwelijk en kunnen altijd door de betrokkenen ingekeken worden.
   Bij elke benoeming, elke voordracht of hernieuwing van een mandaat wordt het evaluatiedossier van de laatste zes jaar van de betrokkene gevoegd ter attentie van de benoemende overheid ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Afdeling 5. [1 5. Tuchtregeling en ordemaatregel ]1   ----------   (1)
Art.24.[1 § 1. De tuchtoverheid brengt met een beveiligde zending de betrokkene op de hoogte van het opstarten van een tuchtprocedure en van de precieze feiten die daartoe aanleiding hebben gegeven, uiterlijk binnen zes maanden nadat de tuchtoverheid van die feiten kennis heeft gekregen.
   § 2. Een tuchtstraf kan alleen worden opgelegd nadat de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter is gehoord of behoorlijk is opgeroepen. De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter wordt opgeroepen met een beveiligde zending, waarin de reden van de oproeping, de ten laste gelegde feiten, de overwogen tuchtstraf, de plaats waar en de termijn waarbinnen het dossier kan worden geraadpleegd, alsook de plaats en datum van de hoorzitting zijn vermeld.
   Het tuchtdossier wordt ten minste vijftien kalenderdagen voor de dag van de hoorzitting ter beschikking gesteld van de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter en van de persoon naar zijn keuze. De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter kan kosteloos een afschrift van het tuchtdossier krijgen.
   De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter kan zich voor de tuchtoverheid laten bijstaan of vertegenwoordigen door een persoon naar zijn keuze. De tuchtoverheid kan echter de persoonlijke verschijning van de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter bevelen.
   Behalve op uitdrukkelijk andersluidend verzoek van de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter vindt de hoorzitting plaats achter gesloten deuren.
   Als de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter, hoewel hij volgens de voorschriften werd opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, wordt hij geacht af te zien van het verhoor.
   § 3. Het verslag van de hoorzitting, vermeld in paragraaf 2, wordt onmiddellijk bij het dossier gevoegd. De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om, binnen vijftien dagen vanaf de dag die volgt op het horen, zijn schriftelijke opmerkingen te bezorgen, die worden toegevoegd aan het dossier.
   De tuchtoverheid spreekt de tuchtstraf uit binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de effectieve of geplande hoorzitting met de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.25.[1 Als de tuchtoverheid oordeelt dat er geen tuchtstraf wordt opgelegd, brengt voormelde tuchtoverheid de betrokkene daar onmiddellijk van op de hoogte met beveiligde zending.
   Als de tuchtoverheid, vermeld in het eerste lid, beslist dat een tuchtstraf gerechtvaardigd is, legt voormelde tuchtoverheid die tuchtstraf op met een met redenen omklede beslissing. De voormelde beslissing wordt binnen 15 dagen na de dag waarop de beslissing werd genomen met een beveiligde zending meegedeeld aan de betrokkene en aan de functioneel bevoegde minister. Als de tuchtprocedure het directe gevolg is van een klacht, wordt de klager op de hoogte gebracht van het dispositief van de beslissing ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.26.[1 . Zodra een tuchtprocedure is ingesteld, kan het onderzoek van een verzoek tot ontslag dat de betrokkene heeft ingediend, geschorst worden tot de tuchtprocedure is beëindigd ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.27.[1 1. Het beroep, vermeld in artikel 60 van het decreet, wordt met een beveiligde zending ingediend bij de beroepscommissie, vermeld in het voormelde artikel. Deze beroepscommissie telt ten minste drie leden. De beslissingen van de beroepscommissie worden genomen bij meerderheid van stemmen.
   § 2. De beroepscommissie hoort de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter alvorens een beslissing te nemen.
   Behalve bij gewettigde verhindering verschijnt de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter persoonlijk. De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of bij gewettigde verhindering zich door die persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.
   Als de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter, hoewel hij volgens de voorschriften werd opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, wordt hij geacht af te zien van zijn beroep. De uitspraak die vóór het beroep werd gedaan, wordt in dat geval de definitieve uitspraak.
   § 3. De beroepscommissie neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen na de hoorzitting voor de beroepscommissie.
   De beroepscommissie kan de tuchtstraf bevestigen, een lichtere tuchtstraf opleggen of geen tuchtstraf opleggen.
   De beroepscommissie deelt de beslissing mee aan de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter en aan de functioneel bevoegde minister met een beveiligde zending binnen vijftien kalenderdagen na de beslissing in kwestie ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.28.[1 Elke tuchtstraf, met uitzondering van de afzetting en het ontslag van ambtswege, wordt doorgehaald onder de voorwaarden, vermeld in het tweede lid. Doorhaling geldt voor de toekomst.
   De doorhaling van de tuchtstraffen gebeurt van rechtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op:
   1° een jaar voor de blaam;
   2° twee jaar voor de inhouding van salaris;
   3° drie jaar voor de tuchtschorsing ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Onderafdeling 2. - Beroepsprocedure
Art.29.[1 De tuchtoverheid spreekt de ordemaatregel, vermeld in artikel 62 van het decreet, uit voor de duur van hoogstens drie maanden. De maatregel kan worden verlengd voor periodes van hoogstens drie maanden tot de eindbeslissing.
   Er kan geen ordemaatregel worden genomen zonder dat de eerste voorzitter of de betrokken effectieve bestuursrechter vooraf is gehoord of behoorlijk is opgeroepen conform de procedure, vermeld in artikel 24, § 2 van dit besluit.
   In afwijking van het tweede lid kan een voorlopige ordemaatregel worden genomen zonder dat de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter vooraf werd gehoord in de volgende gevallen:
   1° bij uiterst dringende noodzakelijkheid;
   2° als de feiten op grond waarvan de voorgenomen ordemaatregel wordt overwogen, vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling door de bevoegde overheid en er geen appreciatiebevoegdheid bestaat;
   3° als de eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter tegen wie de maatregel wordt overwogen, niet binnen een redelijke termijn kan worden bereikt.
   De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter wordt in dat geval na het toepassen van de voorlopige ordemaatregel onmiddellijk gehoord. Die voorlopige ordemaatregel vervalt na tien kalenderdagen, tenzij de tuchtoverheid die maatregel binnen die termijn heeft bekrachtigd.
   De eerste voorzitter of de effectieve bestuursrechter wordt gehoord telkens als een verlenging van de ordemaatregel wordt overwogen. De oproeping daarvoor vermeldt de gegevens die aanleiding geven tot de maatregel tot verlenging.
   De personen, vermeld in artikel 62, tweede lid, van het decreet, al naargelang de situatie brengt de betrokkene met een beveiligde zending op de hoogte van de beslissing om een ordemaatregel te nemen. De voormelde kennisgeving vermeldt ook het recht om beroep, conform de procedure vermeld in artikel 27 van dit besluit, in te stellen en de vorm en de termijn van de ordemaatregel ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Art.30.[1 . Een ordemaatregel als vermeld in artikel 62 van het decreet, kan een inhouding van 20% van de brutobezoldiging met zich meebrengen.
   Als een tuchtmaatregel met inhouding van salaris wordt uitgesproken tegen een persoon die het voorwerp is geweest van een ordemaatregel met vermindering van salaris, heeft de tuchtmaatregel op zijn vroegst uitwerking op de dag waarop de ordemaatregel is ingegaan.
   Het bedrag van het salaris dat tijdens de duur van de ordemaatregel ingehouden is, wordt afgetrokken van het bedrag van verlies van salaris dat voortvloeit uit de tuchtmaatregel met inhouding van salaris. Als het bedrag van de ingehouden salaris hoger is dan het bedrag van het verlies van salaris dat voortvloeit uit de tuchtmaatregel met inhouding van salaris, wordt het verschil aan de betrokkene uitbetaald.
   De ingehouden bedragen worden aan de betrokkene uitbetaald als de ordemaatregel niet gevolgd wordt door een tuchtmaatregel of een strafrechtelijke veroordeling wegens dezelfde feiten, of als de strafvordering vervallen is of aanleiding heeft gegeven tot een beschikking van buitenvervolgingstelling of tot een seponering ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Onderafdeling 3. - Doorhaling van tuchtstraffen
Art.31.[1 De tuchtdossiers van de effectieve bestuursrechters worden bewaard bij de eerste voorzitter en de tuchtdossiers van de eerste voorzitter worden bewaard bij de oudste effectieve bestuursrechter uit het tuchtcollege, vermeld in artikel 59, 2°, van het decreet.
   De tuchtdossiers zijn vertrouwelijk en kunnen altijd door de betrokkenen ingekeken worden ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-05/16, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 07-09-2024>

Afdeling 6. - Opruststelling
Art.32. De eerste voorzitter vraagt het advies van de medische dienst, vermeld in artikel 53, tweede lid, 2°, van het decreet, als de effectieve bestuursrechter tijdens zijn loopbaan 666 werkdagen afwezig geweest is wegens ziekte.

Afdeling 7. - Vergoeding voor de voorzitter en de aanvullende bestuursrechter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen
Art.33. De vergoeding voor de voorzitter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, vermeld in artikel 52, vierde lid, van het decreet, bedraagt forfaitair 155 euro (100%) per zitting van de algemene vergadering. Dat bedrag volgt de evolutie van het indexcijfer als vermeld in artikel VII 9 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

Art.34. De vergoeding voor de aanvullende bestuursrechter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, vermeld in artikel 52, vierde lid, van het decreet, bedraagt forfaitair 125 euro (100%) per zitting van het bestuursrechtscollege. Dat bedrag volgt de evolutie van het indexcijfer als vermeld in artikel VII 9 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.

Afdeling 8. [1 - Vergoeding voor de aanvullende bestuursrechter en de bijzitter van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen]1   ----------   (1)
Art. 34/1.[1 § 1. [2 De vergoeding voor de aanvullende bestuursrechter, vermeld in artikel 52, vierde lid, van het decreet, die een zitting van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen leidt, bedraagt forfaitair 1000 euro (100%) per zitting.]2
   § 2. De vergoeding voor de bijzitter, vermeld in artikel 52, vierde lid, van het decreet, die deelneemt aan een zitting van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen bedraagt forfaitair [2 200 euro (100%) per zitting]2.
   § 3. Als een beroep wordt verdaagd of tijdens verschillende zittingen wordt behandeld, wordt maar één zitting in aanmerking genomen om de vergoedingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, vast te stellen.
   De vergoedingen, vermeld in paragraaf 1 en 2, volgen de evolutie van het indexcijfer, vermeld in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De vergoeding tegen 100% wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer, zoals van toepassing op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/10, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
  (2)<BVR 2024-05-31/19, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 06-11-2023>

Afdeling 9. [1 - Beschikbaarheid van de bijzitter van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen]1   ----------   (1)
Art. 34/2.[1 De bijzitter houdt zich beschikbaar voor de zittingen van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.
   De verplichting tot beschikbaarheid houdt ten minste in dat de bijzitter regelmatig deelneemt aan de zittingen van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-05-12/10, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>


HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.35. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 houdende de rechtspositieregeling van de leden van het Milieuhandhavingscollege, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2011;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2013 houdende de organisatie van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

Art.36. De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 november 2014:
  1° artikel 1 tot en met 12, artikel 49 tot en met 63, artikel 64, 1°, artikel 65 tot en met 67, artikel 68 wat betreft artikel 16.4.24, eerste lid, artikel 72, 73, 75, artikel 84 tot en met 88, en artikel 91 tot en met 93 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;
  2° dit besluit.

Art.37.Artikel 13 tot en met 48, artikel 64, 2°, artikel 68 wat betreft artikel 16.4.24, tweede en derde lid, artikel 69 tot en met 71, artikel 74, artikel 76 tot en met 83, artikel 89, 90, 94 en 95 van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges treden in werking op 1 januari 2015.

Art.38.De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Nominatieve lijst van de personeelsleden van de Raad voor Vergunningsbetwistingen die worden overgedragen naar de dienst van de Bestuursrechtscolleges als vermeld in artikel 2
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. van 08-10-2014, p. 79061)

Art. N2. Bijlage 2. - Nominatieve lijst van de personeelsleden van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, die conform artikel 16.4.22 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ter beschikking gesteld zijn van het Milieuhandhavingscollege, en die worden overgedragen naar de dienst van de Bestuursrechtcolleges als vermeld in artikel 4
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. van 08-10-2014, p. 79061)