21 MAART 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap
Art. 1-8
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. In artikel 1, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap worden de woorden "in de bijlage" vervangen door de zinsnede "in bijlage 1,".
Art.2. Aan artikel 27, § 2, van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als een of meer van de universiteiten, vermeld in het eerste lid, door toepassing van de berekening van de BOF-sleutel, vermeld in paragraaf 1, voor een bepaald begrotingsjaar een aandeel verkrijgen dat hoger is dan het verhoogde gegarandeerde minimumaandeel in dat jaar, vermeld in onderafdeling 2, wordt het werkelijk gerealiseerde aandeel in rekening gebracht. De bepalingen, vermeld in het tweede lid, zijn in dat geval enkel van toepassing op het verschil tussen het werkelijk gerealiseerde aandeel en het verhoogde gegarandeerde minimumaandeel, vermeld in artikel 29, § 1, en het aandeel van de universiteit(en) kan niet lager dalen dan het verhoogde gegarandeerde minimumaandeel. Verdere verrekening ter uitvoering van het tweede lid, is ten laste van het aandeel van de universiteiten die niet vermeld zijn in deze paragraaf."
Art.3. Aan artikel 30 van hetzelfde besluit wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"7° voor de berekening van het groeipad van het gegarandeerde minimumaandeel naar het verhoogde gegarandeerde minimumaandeel van de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel, wordt parameter A2 vanaf begrotingsjaar 2015 getoetst aan parameter A2 voor het refertejaar 2013 doch volgens de berekening, vermeld in artikel 33, vierde lid.".
Art.4. In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
"Voor de berekening van het aandeel binnen de gewogen doctoraatsdiploma's tot en met het begrotingsjaar 2014 krijgen de diploma's een wegingsfactor die gelijk is aan het puntengewicht van de opleidingen in hun studiegebied die leiden tot de graad van master, vermeld in artikel 23, § 1, 2°, 3° en 4° van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en universiteiten in Vlaanderen.";
2° tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Met ingang van het begrotingsjaar 2015 wordt de wegingsfactor, gehanteerd voor de berekening van het aandeel van iedere universiteit in de afgeleverde doctoraatsdiploma's, vermeld in de tabel, opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, voor het geheel van de referteperiode in kwestie".
Art.5. Aan artikel 65 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 3. Een tussentijdse evaluatie is niet nodig als, bij de aanvang van de volgende financieringstermijn, de steun aan de persoon die de Methusalem-financiering geniet, minder dan 100% bedraagt met toepassing van de regeling voor de afbouw van de financiering, vermeld in artikel 66, § 1, tweede en derde lid.".
Art.6. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van de bijlage vervangen door wat volgt: "Bijlage 1. ECOOM-subdomeinen".
Art.7. Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage 2 toegevoegd, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
Bijlage 2. Wegingsfactor van doctoraatsdiploma's als vermeld in artikel 33, vierde lid
Studiegebied | puntengewicht |
a) Wijsbegeerte en moraalwetenschappen | 1,00 |
b) Godgeleerdheid, godsdienstwetenschappen en kerkelijk recht | 1,00 |
c) Taal- en letterkunde | 1,00 |
d) Geschiedenis | 1,00 |
e) Archeologie en kunstwetenschappen | 1,00 |
f) Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen | 1,00 |
g) Psychologie en pedagogische wetenschappen | 1,00 |
h) Economische en toegepaste economische wetenschappen | 1,00 |
i) Politieke en sociale wetenschappen | 1,00 |
j) Toegepaste taalkunde | 1,00 |
k) Handelswetenschappen en bedrijfskunde | 1,00 |
l) Audiovisuele en beeldende kunst | 1,00 |
m) Muziek en podiumkunsten | 1,00 |
n) Sociale Gezondheidswetenschappen | 2,00 |
o) Lichamelijke opvoeding, revalidatiewetenschappen en kinesitherapie | 2,00 |
p) Wetenschappen | 2,00 |
q) Toegepaste wetenschappen | 2,00 |
r) Toegepaste biologische wetenschappen | 2,00 |
s) Geneeskunde | 2,00 |
t) Tandheelkunde | 2,00 |
u) Diergeneeskunde | 2,00 |
v) Farmaceutische wetenschappen | 2,00 |
w) Biomedische wetenschappen | 2,00 |
x) Verkeerskunde | 2,00 |
y) Conservatie-restauratie | 2,00 |
z) Architectuur | 2,00 |
aa) Industriële wetenschappen en technologie | 2,00 |
ab) Biotechniek | 2,00 |
ac) Productontwikkeling | 2,00 |
ad) Nautische wetenschappen | 2,00 |