20 DECEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 6 december 2013 houdende de oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Plantentuin Meise"
Art. 1-11
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet van 6 december 2013 : het decreet van 6 december 2013 houdende de oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Plantentuin Meise";
2° agentschap : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Plantentuin Meise", opgericht bij het decreet van 6 december 2013.
Art.2. Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie.
Art.3. De leden van de wetenschappelijke raad, vermeld in artikel 15, § 1, 1°, 2° en 4°, van het decreet van 6 december 2013, ontvangen een presentiegeld per vergadering van de wetenschappelijke raad, dat overeenstemt met het presentiegeld per vergadering voor een lid van de raad van bestuur van het agentschap. Voor het lid van de wetenschappelijke raad dat de functie van voorzitter vervult, wordt de vergoeding verdubbeld.
Het presentiegeld wordt betaald binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de desbetreffende vergadering.
Het presentiegeld volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. Onder gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994. Het is gekoppeld aan het spilindexcijfer 104,14 (basis 2004).
Art.4. Als de wetenschappelijke raad meer dan vijftien vergaderingen per jaar houdt, wordt het bedrag van het presentiegeld vanaf de zestiende vergadering gehalveerd.
Art.5. De leden van de wetenschappelijke raad, vermeld in artikel 3, eerste lid, hebben recht op een reiskostenvergoeding die verbonden is aan de uitvoering van het mandaat, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.
Art.6. De vergoedingen, vermeld in artikel 3 en 5, zijn ten laste van het agentschap.
Art.7. Aan artikel 21, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2009, wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt :
"7° Agentschap Plantentuin Meise.".
Art.8. Aan artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot regeling van de vergoedingen van de bestuurders van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid, en van de regeringsafgevaardigden die toezicht uitoefenen bij deze agentschappen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt :
"5° Agentschap Plantentuin Meise.".
Art.9. In artikel 3, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2010 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 september 2010, 19 november 2010, 13 mei 2011, 10 juni 2011, 9 september 2011 en 18 oktober 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° aan punt 1° wordt een punt e) toegevoegd, dat luidt als volgt :
"e) het Agentschap Plantentuin Meise, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid;";
2° aan punt 3° wordt een punt m) toegevoegd, dat luidt als volgt :
"m) het Agentschap Plantentuin Meise, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de minister-president van de Vlaamse Regering;".
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen regeringsbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.