Details





Titel:

13 MAART 2014. - [Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende het instellen van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, tot bepaling van de verscheidene stelsels binnen deze instellingen, tot vaststelling van de code voor de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming en tot regeling van sommige nadere regels voor de werking van deze instellingen] (BFG2014-12-17/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-07-2014 en tekstbijwerking tot 24-07-2019)



Inhoudstafel:

Boek 1. [1 - Definities en doel]1
Art. 1, 1/1
Boek 2. [1 - De code van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming bedoeld bij artikel 19bis van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd]1
TITEL I. [1 - Toepassingsgebied]1
Art. 2
TITEL II. - Algemene beginsels
Art. 3-9
TITEL III. - Recht op interpellatie, beroep of klacht binnen de overheidsinstelling voor jeugdbescherming en bij andere instanties buiten de overheidsinstelling voor jeugdbescherming
Art. 10
TITEL IV. - Het algemene kader
HOOFDSTUK 1. - Het aanbod inzake tenlasteneming
Art. 11
HOOFDSTUK 2. - Het reglement van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art. 12
HOOFDSTUK 3. - Het pedagogisch project
Art. 13
TITEL V. - Tenlasteneming
HOOFDSTUK 1. - Teams binnen de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art. 14
HOOFDSTUK 2. - Opvang
Art. 15-18
HOOFDSTUK 3. - De persoonlijke bezittingen
Art. 19-23
HOOFDSTUK 4. - Godsdienstige en filosofische praktijk
Art. 24
HOOFDSTUK 5. - Onderwijs
Art. 25-26
HOOFDSTUK 6. - Gezondheid en hygiëne
Art. 27-35
HOOFDSTUK 7. - Zakgeld
Art. 36-39
TITEL VI. - De verslagen overgezonden aan de jeugdrechtbank
Art. 40-42
TITEL VII. - Contact met de buitenwereld
Art. 43
HOOFDSTUK 1. - Briefwisseling
Art. 44
HOOFDSTUK 2. - Bezoek
Art. 45-48
HOOFDSTUK 3. - Telefoon
Art. 49
TITEL VIII. - Uitgaan
HOOFDSTUK 1. - Uitgaan in het gesloten opvoedend stelsel
Art. 50
HOOFDSTUK 2. - Uitgaan in het open opvoedend stelsel
Art. 51
TITEL IX. - Fouillering
Art. 52-54
TITEL X. - Afzonderingsmaatregel
Art. 55-60
TITEL XI. - Positieve en negatieve bekrachtiging van het gedrag
Art. 61-66
TITEL XII. - Niet-toegelaten afwezigheden
Art. 67-69
TITEL XIII. - Medewerking van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming met de gerechtelijke macht en alle diensten van de sector hulpverlening aan de jeugd
Art. 70-72
TITEL XIV. - Evaluatie, deelneming en vernieuwende praktijk in de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art. 73
HOOFDSTUK 1. - Pedagogische comités
Art. 74-76
HOOFDSTUK 2. - Pedagogische vergaderingen onder overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art. 77
HOOFDSTUK 3. - Evaluatie van de projecten en pedagogische praktijken
Art. 78
HOOFDSTUK 4. - Deelneming
Art. 79
TITEL XV. - Evaluatie van de inachtneming van de bepalingen van de code en het beheer van klachten
Art. 80-81
Boek 3. [1 - Slot- en opheffingsbepalingen]1
Art. 82-83
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991029488  1996029325  1997029192  1999029596  2009029547 



Uitvoeringsbesluit(en):

2015029008  2019030782 



Artikels:

Boek 1. [1 - Definities en doel]1   ----------   (1)
Artikel 1.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art. 1/1. [1 Dit besluit richt de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten stelsels, van de Franse Gemeenschap op bedoeld bij titel II, hoofdstuk II, afdeling II van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, bepaalt de code voor de overheidsinstellingen bedoeld bij artikel 19bis, § 1, van hetzelfde decreet en regelt sommige nadere regels voor de werking van deze instellingen.
   De overheidsinstellingen voor jeugdbescherming (Institutions publiques de protection de la jeunesse - I.P.P.J.) zijn de volgende :
   1° institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Kasteelbrakel;
   2° institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Fraipont;
   3° institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Jumet;
   4° institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Saint-Servais;
   5° institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Woutersbrakel;
   6° institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Saint-Hubert.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2014-12-17/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Boek 2. [1 - De code van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming bedoeld bij artikel 19bis van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 - Toepassingsgebied]1   ----------   (1)
Art.2.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL II. - Algemene beginsels
Art.3.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.4.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.5.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.6.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.7.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.8.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.9.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL III. - Recht op interpellatie, beroep of klacht binnen de overheidsinstelling voor jeugdbescherming en bij andere instanties buiten de overheidsinstelling voor jeugdbescherming
Art.10.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL IV. - Het algemene kader
HOOFDSTUK 1. - Het aanbod inzake tenlasteneming
Art.11.De overheidsinstellingen voor jeugdbescherming zorgen voor een opvang, met open of gesloten stelsel, waarvan de duur en de nadere regels beschreven zijn in hun pedagogische project bedoeld bij artikel 13.
  [1 Het stelsel, de duur en de capaciteiten van de tenlasteneming van het geheel van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming worden als volgt bepaald, de capaciteiten vermeld tussen haakjes zijnde plaatsen voor dringende tenlasteneming :


<td colspan="7" valign="top">I.P.P.J. te
Pedagogische acties Kasteelbrakel Fraipont Jumet Saint-Servais Woutersbrakel Saint-Hubert TOTAAL
Opvang open stelsel - 15 dagen  10  10 10  30
Oriëntatie open stelsel - 40 dagen   10  10  20
Opvoeding open stelsel - onbepaalde duur  36 12 24 22  94
TOTAAL open stelsel 0 46 22 34 42  144
Observatie en evaluatie gesloten stelsel - 30 dagen 10      10
Observatie en oriëntatie gesloten stelsel - 3 maanden  10     10
Individualisatie gesloten stelsel - 42 dagen    4 (+ 1)   4 (+ 1)
Observatie en emotionele en relationele ontwikkeling - 3 maanden     10  10
Opvoeding gesloten stelsel - onbepaalde duur 30 (+ 3)      30 (+ 3)
Evaluatie en oriëntatie gesloten stelsel - 30 dagen één maal vernieuwbaar      30 (+ 3)  
TOTAAL Gesloten stelsel 40 (+ 3) 10 0 4 (+ 1) 10 30 (+ 3) 94 (+ 7)
]1
  Elke wijziging van stelsel, duur en capaciteit van tenlasteneming moet het voorwerp uitmaken van een goedkeuring door de regering.
  ----------
  (1)<BFG 2014-12-17/06, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK 2. - Het reglement van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art.12.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 3. - Het pedagogisch project
Art.13.§ 1. [1 ...]1
  § 2. Iedere overheidsinstelling voor jeugdbescherming ontwikkelt een pedagogisch project met gedifferentieerde pedagogische acties die ertoe strekken optimaal op hun behoeften in te spelen en die nastreven de doelstellingen bedoeld bij artikel 4 te verwezenlijken.
  Het pedagogisch project beschrijft voor elk type tenlasteneming :
  1° de algemene doelstellingen die te bereiken zijn;
  2° de theoretische en methodologische referenties van het optreden;
  3° de procedure voor de opvang;
  4° de stappen van de tenlasteneming;
  5° de nadere regels voor de tenlasteneming;
  6° de intra en extra muros pedagogische en opvoedende activiteiten;
  7° de nadere regels voor de medewerking met de familie, de leefgenoten en de sociale werkers die bijdragen tot de verwezenlijking van het projet tot herinschakeling van de jongere;
  8° de evaluatietools van de jongere, met inbegrip van deze die naar zijn advies luisteren;
  9° de criteria en de evaluatiemodaliteiten voor het implementeren van het pedagogisch project.
  Het pedagogisch project en zijn mogelijke latere wijzigingen kunnen enkel geïmplementeerd worden als ze door de Minister werden goedgekeurd.
  Nochtans kan de overheidsinstelling voor jeugdbescherming een nieuwe wijze van tenlasteneming testen, mits voorafgaande toestemming van het bevoegde bestuur en mededeling aan de Minister. De verlenging van dit experiment na een duur van één jaar behoeft het advies van het pedagogisch comité en de instemming van de Minister.
  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL V. - Tenlasteneming
HOOFDSTUK 1. - Teams binnen de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art.14.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 2. - Opvang
Art.15.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.16.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.17.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.18.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 3. - De persoonlijke bezittingen
Art.19.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.20.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.21.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.22.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.23.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 4. - Godsdienstige en filosofische praktijk
Art.24.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 5. - Onderwijs
Art.25.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.26.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 6. - Gezondheid en hygiëne
Art.27.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.28.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.29.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.30.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.31.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.32.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.33.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.34.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.35.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 7. - Zakgeld
Art.36.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.37.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.38.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.39.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL VI. - De verslagen overgezonden aan de jeugdrechtbank
Art.40.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.41.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.42.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL VII. - Contact met de buitenwereld
Art.43.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK 1. - Briefwisseling
Art.44.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 2. - Bezoek
Art.45.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.46.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.47.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.48.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 3. - Telefoon
Art.49.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL VIII. - Uitgaan
HOOFDSTUK 1. - Uitgaan in het gesloten opvoedend stelsel
Art.50. § 1. Onverminderd artikel 19ter van het decreet, worden de aard, frequentie en nadere regels voor het verkrijgen en organisatie van het uitgaan in het gesloten opvoedend systeem door de overheidsinstelling voor jeugdbescherming bepaald in haar pedagogische project.
  § 2. Het uitgaan dat niet begeleid wordt door een sociale werker van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming maakt het voorwerp uit van een individueel programma opgesteld op initiatief van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming.
  Het uitgaan niet begeleid door een optredende persoon van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming maakt het voorwerp uit van een voorbereiding met de jongere, en desgevallend, met zijn familie of leefgenoten. Een evaluatie van dat uitgaan en van het bereiken van de doelstellingen die vooraf werden gesteld, gebeurt systematisch na de terugkeer. De overheidsinstelling voor jeugdbescherming integreert haar evaluaties in de verslagen overgezonden aan het jeugdgerecht.
  § 3. De directie van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming informeert het jeugdgerecht binnen de kortste termijn wanneer in het kader van het uitgaan een ernstige of beduidende gebeurtenis plaatsvindt. Bovendien, informeert de directie het jeugdgerecht van elk element dat de context wijzigt waarin het uitgaan door haar toegelaten werd.
  § 4. De activiteiten die niet bepaald worden in het pedagogisch project maken het voorwerp uit van een aanvraag, geval per geval, bij het jeugdgerecht waarbij het type begeleiding wordt gepreciseerd.
  § 5. Voor elk niet-begeleid uitgaan van meer dan drie dagen alsook de activiteiten in het buitenland, wordt het jeugdgerecht geïnformeerd over de duur van het uitgaan of van de activiteit alsmede van de bestemming van de jongere.

HOOFDSTUK 2. - Uitgaan in het open opvoedend stelsel
Art.51. § 1. Behoudens met redenen omklede tegenovergestelde beslissing van het jeugdgerecht, geniet iedere jongere die voor een duur langer dan 15 dagen in het open opvoedend systeem geplaatst wordt mogelijkheden tot uitgaan waarvan de nadere regels door de overheidsinstelling voor jeugdbescherming in haar pedagogisch project bepaald worden.
  § 2. Het uitgaan dat niet begeleid wordt door een sociale werker van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming maakt het voorwerp uit van een individueel programma opgesteld op initiatief van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming.
  Het uitgaan dat niet begeleid door een sociale werker van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming maakt het voorwerp uit van een voorbereiding met de jongere, en desgevallend, met zijn familie. Een evaluatie van dat uitgaan en van het bereiken van de doelstellingen die vooraf werden gesteld, gebeurt systematisch na de terugkeer. De overheidsinstelling voor jeugdbescherming integreert haar evaluaties in de verslagen overgezonden aan het jeugdgerecht.
  § 3. De directie van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming informeert het jeugdgerecht binnen de kortste termijnen wanneer in het kader van het uitgaan een ernstige of beduidende gebeurtenis plaatsvindt. Bovendien, informeert de directie de rechtbank van elk element dat de context wijzigt waarin het uitgaan door haar toegelaten werd.
  § 4. De activiteiten die niet bepaald worden in het pedagogisch project maken het voorwerp uit van een aanvraag, geval per geval, bij het jeugdgerecht waarbij het type begeleiding wordt gepreciseerd.
  § 5. Voor elk niet-begeleid uitgaan van meer dan drie dagen alsook de activiteiten in het buitenland, wordt het jeugdgerecht geïnformeerd over de duur van het uitgaan of van de activiteit alsmede van de bestemming van de jongere.

TITEL IX. - Fouillering
Art.52.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.53.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.54.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL X. - Afzonderingsmaatregel
Art.55.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.56.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.57.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.58.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.59.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.60.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL XI. - Positieve en negatieve bekrachtiging van het gedrag
Art.61.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.62.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.63.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.64.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.65.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.66.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL XII. - Niet-toegelaten afwezigheden
Art.67. De directie van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming bericht alle politiemacht van het betrokken ambtsgebied van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming en het jeugdgerecht, van de niet-toegelaten afwezigheid van een jongere binnen de volgende termijnen :
  1° rechtstreeks als het om een niet toegelaten afwezigheid gaat in een dienst met gesloten stelsel;
  2° binnen de twaalf uur als het om een niet-toegelaten afwezigheid gaat in een dienst met open stelsel.
  De overheidsinstelling voor jeugdbescherming verwittigt tezelfdertijd de familie of leefgenoten en verzoekt ze om mee te werken.

Art.68. § 1. De plaats van een jongere die afwezig is zonder toelating in een opvangdienst met open stelsel wordt tijdens 24 uur behouden vanaf het ogenblik waarop het jeugdgerecht van deze afwezigheid wordt verwittigd.
  De plaats van een jongere die afwezig is zonder toelating in een oriëntatiedienst met open stelsel wordt tijdens 3 dagen behouden vanaf het ogenblik waarop het jeugdgerecht van deze afwezigheid wordt verwittigd.
  De plaats van een jongere die afwezig is zonder toelating in een opvoedingsdienst met open stelsel wordt behouden tijdens tien dagen vanaf het ogenblik waarop het jeugdgerecht van deze afwezigheid wordt verwittigd.
  Op het eind van de termijnen bedoeld bij de vorige leden, wordt de plaats van de jongere vacant verklaard. De mogelijke herinschakeling van de jongere wordt afhankelijk gemaakt van een nieuwe beslissing van het jeugdgerecht, met inachtneming van de toelatingsprocedures beschreven door het pedagogisch project van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming.
  § 2. De plaats van een jongere die afwezig is zonder toelating in een dienst met gesloten stelsel wordt behouden zolang de maatregel niet gewijzigd wordt door het jeugdgerecht.
  De plaats wordt niettemin vacant verklaard als de jongere steeds afwezig is zonder toelating op het einde van de plaatsingsmaatregel besloten door het jeugdgerecht.
  De mogelijke herinschakeling van de afwezige jongere wordt afhankelijk gemaakt van een nieuwe beslissing van het jeugdgerecht, met inachtneming van de toelatingsprocedures beschreven door het pedagogisch project van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming.
  § 3. Wanneer de plaats vacant wordt verklaard, informeert de overheidsinstelling voor jeugdbescherming de directeur voor hulpverlening aan de jeugd en de rechtbank ervan.

Art.69. De overheidsinstelling voor jeugdbescherming informeert de familie, de politiemacht en het jeugdgerecht van elke herinschakeling.
  Bij elke herinschakeling, organiseert de overheidsinstelling voor jeugdbescherming een specifieke opvang door het opvoedend team van de jongere, zoals bepaald in het pedagogisch project.
  Het opvoedingsprogramma kan herzien worden na zijn herinschakeling.

TITEL XIII. - Medewerking van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming met de gerechtelijke macht en alle diensten van de sector hulpverlening aan de jeugd
Art.70. Het bevoegde bestuur stelt ter beschikking van het jeugdgerecht en van alle diensten van de sector voor hulpverlening aan de jeugd de presentatiebrochures van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, de pedagogische projecten van elke overheidsinstelling voor jeugdbescherming alsook de samenvatting van de toelatingsprocedures in alle diensten van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming.

Art.71.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.72.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL XIV. - Evaluatie, deelneming en vernieuwende praktijk in de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art.73.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 1. - Pedagogische comités
Art.74. Er wordt een pedagogisch comité ingesteld binnen elke overheidsinstelling voor jeugdbescherming.
  Het heeft als opdracht :
  1° het uitwerken van het pedagogisch project en het onderzoek van de voorstellen tot wijziging ervan uitgaande;
  2° het voorstellen van het instellen van nieuwe psycho-pedagogische praktijken met als doel het verbeteren van de kwaliteit van de steun verleend aan jongeren;
  3° het evalueren van het inwinnen van het advies van de jongeren;
  4° het voorstellen van de organisatie van vergaderingen met de openbare en erkende partners met als doel het uitwisselen van beroepspraktijken en het voorstellen van de behandelde thematiek en vragen in dat kader.

Art.75. § 1. De pedagogische comités bestaan uit :
  1° de Algemene directeur van de hulpverlening aan de jeugd of diens afgevaardigde en twee personeelsleden van niveau 1 van de Algemene directie voor hulpverlening aan de jeugd;
  2° een vertegenwoordiger van de Minister;
  3° de directeur van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming en de leden van het directieteam die bevoegd zijn voor de pedagogische follow-up;
  4° één of twee leden van de opvoedende en pedagogische teams van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming per dienst;
  5° één of twee leden van het psycho-medisch-sociale team van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming per type tenlasteneming;
  6° één of twee leden van het toezichtteam van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming;
  7° één vertegenwoordiger van elke vakvereniging die deel uitmaakt van het personeel van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming;
  8° twee tot vier vertegenwoordigers van de Union Francophone des Magistrats de la Jeunesse waaronder minstens één vertegenwoordiger van de jeugdrechtbanken en minstens één vertegenwoordiger van de jeugdparketten;
  9° één vertegenwoordiger van de sociale afdelingen van de diensten voor gerechtelijke bescherming.
  De leden bedoeld bij de punten 4° tot 6° en 9° worden door hun gelijken aangewezen. De leden bedoeld bij de punten 7° en 8° worden door de bevoegde overheid van de vakverenigingen en van de Union Francophone des Magistrats de la Jeunesse aangewezen.
  De leden bedoeld bij de punten 4° tot 9° kunnen door een plaatsvervangend lid, aangewezen volgens dezelfde nadere regels als het werkend lid, vervangen worden.
  § 2. De Minister en Voorzitter van het pedagogisch comité kunnen deskundigen op de werkzaamheden van het pedagogisch comité uitnodigen.

Art.76. De leidend ambtenaar van het bevoegd bestuur of zijn vertegenwoordiger neemt het voorzitterschap waar van de pedagogische comités.
  Het bevoegde bestuur zorgt voor het secretariaat van de vergadering van het pedagogisch comité.
  De Voorzitter roept het pedagogisch comité minstens één keer op de drie jaar bijeen. Wanneer minstens vier leden van het comité erom vragen via een met redenen omkleed verzoek, roept de Voorzitter het pedagogisch comité samen binnen de twee maanden van de aanvraag.

HOOFDSTUK 2. - Pedagogische vergaderingen onder overheidsinstellingen voor jeugdbescherming
Art.77.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

HOOFDSTUK 3. - Evaluatie van de projecten en pedagogische praktijken
Art.78. Om de drie jaar, deelt het bevoegde bestuur een evaluatieverslag mee met erin :
  1° de synthese van de debatten van de pedagogische comités;
  2° de synthese van de debatten van de pedagogische vergaderingen onder overheidsinstellingen voor jeugdbescherming;
  3° de lijst van de voorstellen tot wijziging van de pedagogische projecten;
  4° een mogelijk advies om te bepalen of de pedagogische projecten aan de specifieke behoeften van de jongeren beantwoorden, inzonderheid wat betreft de criteria en de duur van de tenlasteneming bepaald door de pedagogische projecten;
  5° een synthese van de mogelijke adviezen en opzoekingen bezorgd aan het bevoegde bestuur door deskundigen;
  6° een synthese van de evaluaties van de toepassing van de verordeningsbepalingen en meer specifiek die van deze code, inzonderheid verwezenlijkt door in situ inspecties;
  7° de synthese van interne pedagogische evaluaties van elke overheidsinstelling voor jeugdbescherming, gedaan door de directeur van elke overheidsinstelling voor jeugdbescherming waarvan de nadere regels door het bevoegde bestuur worden bepaald;
  8° de synthese van het luisteren naar de mening van de jongeren door de directeur van iedere overheidsinstelling voor jeugdbescherming.
  Er wordt een afschrift van dit verslag aan de CCAJ (Gemeenschapsraad voor jeugdbescherming) gestuurd.

HOOFDSTUK 4. - Deelneming
Art.79.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

TITEL XV. - Evaluatie van de inachtneming van de bepalingen van de code en het beheer van klachten
Art.80.
  <Opgeheven bij DFG 2018-01-18/32, art. 185,4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.81.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Boek 3. [1 - Slot- en opheffingsbepalingen]1   ----------   (1)
Art.82.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

Art.83.
  <Opgeheven bij BFG 2019-07-03/07, art. 75,L2, 004; Inwerkingtreding : 15-07-2019>

BIJLAGE.
Art. N.
  <Opgeheven bij BFG 2014-12-17/06, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>