Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 JULI 2014. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de hervorming van het overlevingspensioen en van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
Art. 1-5
HOOFDSTUK 2. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 8 december 2013 tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen
Art. 6
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 7-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1967122103  2013022595 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
Artikel 1. In artikel 9 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen door het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 januari 2010, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art.2. In hoofdstuk 6 van hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven:
  1° artikel 46, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 1984 en 19 maart 1990;
  2° artikel 47, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 1984 en 19 maart 1990;
  3° artikel 48, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 december 1970, 20 september 1984 en 19 maart 1990;
  4° artikel 54, hersteld bij het koninklijk besluit van 15 april 1985 en vervangen door het koninklijk besluit van 1 oktober 1985.

Art.3. In artikel 52, § 1 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 9 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
  "Voor de toepassing van het eerste lid wordt het rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector als een rustpensioen beschouwd.";
  2° in het vroegere derde lid, dat het vierde lid is geworden, worden de woorden "De toepassing van het tweede lid" vervangen door de woorden "De toepassing van het derde lid";
  3° in het vroegere vierde lid, dat het vijfde lid is geworden, worden de woorden "Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van het eerste en het derde lid".

Art.4. In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 7, opgeheven bij het koninklijk besluit van 20 september 1984, dat de artikelen 55bis en 55ter bevat, hersteld als volgt:
  "Hoofdstuk VII. - De overgangsuitkering
  Art. 55bis. De overgangsuitkering maakt het onderwerp uit van een aanvraag volgens de modaliteiten voorzien in de afdelingen 2 en 3 van het hoofdstuk 2.
  Het recht op de overgangsuitkering wordt evenwel ambtshalve onderzocht:
  1° indien de overleden echtgenoot, bij zijn overlijden, daadwerkelijk een rustpensioen als werknemer genoot, voordien een dergelijk pensioen daadwerkelijk had genoten of had afgezien van de betaling ervan;
  2° indien, op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot:
  a) nog geen definitieve beslissing was ter kennis gebracht omtrent het recht op rustpensioen ingevolge de indiening van een aanvraag of ingevolge het onderzoek van ambtswege;
  b) een beslissing omtrent het recht op rustpensioen was ter kennis gebracht en het overlijden plaatsvond tussen de datum van de kennisgeving van de beslissing en de ingangsdatum van het rustpensioen.
  Onverminderd artikel 21 van het koninklijk besluit nr. 50 gaat de overgangsuitkering die krachtens het eerste lid van ambtswege wordt toegekend, in:
  a) op de eerste dag van de maand tijdens welke de echtgenoot overleden is, in de gevallen bedoeld in 2°, a) indien het overlijden plaats vond vóór de ingangsdatum van zijn rustpensioen en in die bedoeld in 2°, b);
  b) op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke hij overleden is, in de andere gevallen.
  De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing wanneer de echtgenoten van tafel en bed of feitelijk gescheiden waren en de langstlevende echtgenoot geen aanvraag had ingediend tot het bekomen van een gedeelte van het rustpensioen van de andere echtgenoot, behalve in de gevallen waar zijn recht op dit gedeelte ambtshalve werd onderzocht.
  Art. 55ter. Voor de toepassing van artikelen 21bis en 21ter van het koninklijk besluit nr. 50, legt de langstlevende echtgenoot, die een kind opvoedt, voor hetwelk hij aanspraak kan maken op kinderbijslag, op verzoek van de Rijksdienst voor Pensioenen, een attest voor, conform het model dat is vastgesteld door de voornoemde Rijksdienst. Dit attest wordt door de bevoegde kas voor kinderbijslag afgeleverd.
  De langstlevende echtgenoot die zijn eigen of wettelijk geadopteerd kind opvoedt, voor hetwelk hij geen aanspraak kan maken op kinderbijslag voldoet aan de voorwaarde gesteld bij artikel 21ter, § 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 50, gewijzigd bij de wet van 5 juni 1970, indien:
  1° het kind jonger is dan 14 jaar oud;
  2° hij voor het kind van 14 jaar of ouder kinderbijslag voor wezen ten laste van de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid ontvangt;
  3° het kind van 14 jaar of ouder waarvoor niet is voldaan aan de onder 2° vermelde voorwaarde:
  a) jonger is dan 21 jaar en gebonden is door een leerovereenkomst, bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  b) jonger is dan 25 jaar en daglessen volgt waarvan de duur ten minste gelijk is aan deze vastgesteld bij de reglementering tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt;
  c) ten minste 66 % arbeidsongeschikt is.
  Het genot van de kinderbijslag voor wezen wordt bewezen door een attest, conform aan het model vastgesteld door de Rijksdienst voor Pensioenen en afgeleverd door de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid.
  Aan de in het tweede lid, 3°, gestelde voorwaarden wordt voldaan door de voorlegging van:
  a) hetzij de leerovereenkomst;
  b) hetzij een schoolattest afgeleverd door het hoofd van de school van het kind;
  c) hetzij een medisch attest van de behandelend geneesheer.
  De in het derde en vierde lid vermelde attesten moeten jaarlijks hernieuwd worden op 15 oktober.".

Art.5. In artikel 64 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 28 mei 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 2, B wordt aangevuld met een lid luidende:
  "Voor de toepassing van het eerste lid wordt het rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector als een vervroegd rustpensioen beschouwd.";
  2° in paragraaf 3, tweede lid wordt de zin "Het in § 2, B, 1° en 3° beoogde bedrag wordt met 3.785,02 EUR verhoogd wanneer de gerechtigde, die een in de § 2, A, 1° of 3° beoogde bezigheid uitoefent, de hoofdzakelijke last heeft van ten minste één kind in de voorwaarden die, overeenkomstig artikel 48, vereist zijn voor de langstlevende echtgenoten die uit dien hoofde de toekenning van een overlevingspensioen aanvragen alvorens de leeftijd van 45 jaar te hebben bereikt." vervangen door de zin "Het in § 2, B, eerste lid, 1° en 3° beoogde bedrag wordt met 3.785,02 EUR verhoogd wanneer de gerechtigde, die een in de § 2, A, 1° of 3° beoogde bezigheid uitoefent, de hoofdzakelijke last heeft van ten minste één kind in de voorwaarden die, overeenkomstig artikel 55ter, vereist zijn voor de langstlevende echtgenoten die uit dien hoofde de toekenning van een overgangsuitkering voor een periode van 24 maanden verkrijgen.".

HOOFDSTUK 2. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 8 december 2013 tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen
Art.6. In artikel 1, a) van het koninklijk besluit van 8 december 2013 tot uitvoering van artikelen 4 en 13 van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen, worden de woorden "of elke overgangsuitkering," ingevoegd tussen de woorden "of elk ander als zodanig geldend voordeel," en de woorden "ten laste van een Belgisch pensioenstelsel,".

HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Art. 8. De minister bevoegd voor Pensioenen en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.