21 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex voor wat betreft de diensten die aan de spoorwegondernemingen moeten worden geleverd
Art. 1-6
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte.
Art.2. Artikel 3 van de Spoorcodex wordt aangevuld met de bepalingen onder 74° en 75°, luidende :
"74° "dienstvoorziening" : de installatie, inclusief terrein, gebouw en uitrusting, die in haar geheel of gedeeltelijk speciaal is ingericht voor het verrichten van één of meer diensten als bedoeld in bijlage 1, punten 2, 3 en 4, van de Spoorcodex;
75° "exploitant van een dienstvoorziening" : iedere publieke of privaatrechtelijke entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer van één of meer dienstvoorzieningen of voor het verrichten van één of meer diensten voor spoorwegondernemingen als bedoeld in bijlage 1, punten 2, 3 en 4, van de Spoorcodex.".
Art.3. Artikel 9 van de Spoorcodex wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende :
" § 5. Dit artikel is niet van toepassing in het geval van dienstvoorzieningen bedoeld in bijlage 1, punt 2, a).".
Art.4. In de Spoorcodex wordt een artikel 9/1 ingevoegd, luidende :
" § 1. De exploitanten van dienstvoorzieningen verlenen aan alle spoorwegondernemingen op een niet-discriminerende wijze toegang, inclusief toegang via het spoor, tot de in bijlage 1, punt 2, a), bedoelde dienstvoorzieningen en tot de in deze voorzieningen geleverde diensten.
§ 2. Ter waarborging van een volledig transparante en niet- discriminerende toegang tot deze dienstvoorzieningen, en van de dienstverlening in deze voorzieningen ingeval de exploitant van de dienstvoorzieningen onder de directe of indirecte zeggenschap staat van een instantie of een onderneming die ook actief is en een machtspositie heeft op nationale markten voor spoorvervoerdiensten waarvoor de voorziening wordt gebruikt, zijn de exploitanten van deze dienstvoorzieningen op zodanige wijze georganiseerd, dat zij organisatorisch en wat de besluitvorming aangaat, onafhankelijk zijn van deze instantie of onderneming. Dergelijke onafhankelijkheid omvat niet de vereiste dat voor dienstvoorzieningen een afzonderlijke rechtspersoon moet worden opgericht; er kan aan worden voldaan door binnen één rechtspersoon verschillende afdelingen op te richten.
Voor alle dienstvoorzieningen bedoeld in bijlage 1, punt 2, a), voeren de exploitant en de instantie of onderneming vanaf de rekenkundige oefening 2015 gescheiden rekeningen, met inbegrip van gescheiden balansen en gescheiden winst-en-verliesrekeningen.
Indien de in bijlage 1, punt 2, a), bedoelde dienstvoorziening door de infrastructuurbeheerder wordt geëxploiteerd, worden de in dit lid bedoelde vereisten inzake onafhankelijkheid geacht te zijn voldaan, indien wordt voldaan aan de vereisten inzake onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder ten overstaan van de leveranciers van spoorvervoerdiensten.
§ 3. De verzoeken van de spoorwegondernemingen om toegang tot en levering van diensten in de in bijlage 1, punt 2, a), bedoelde dienstvoorziening worden beantwoord binnen een redelijke termijn die door het toezichthoudende orgaan wordt vastgesteld. Deze verzoeken mogen slechts worden afgewezen, wanneer er levensvatbare alternatieven zijn die hen in staat stellen, de betrokken vervoerdienst op hetzelfde traject of op alternatieve trajecten onder economisch aanvaardbare voorwaarden te exploiteren. Dit houdt voor de exploitant van de dienstvoorziening niet de verplichting in om te investeren in middelen of voorzieningen teneinde aan alle verzoeken van spoorwegondernemingen tegemoet te kunnen komen.
Wanneer verzoeken van spoorwegondernemingen betrekking hebben op toegang tot en dienstverlening in een dienstvoorziening die wordt beheerd door een exploitant van de in paragraaf 3 bedoelde dienstvoorziening, motiveert de exploitant schriftelijk elk weigeringsbesluit en geeft hij aan welke levensvatbare alternatieven er zijn in andere voorzieningen.
§ 4. Wanneer een exploitant van de in bijlage 1, punt 2, a), bedoelde dienstvoorziening een conflict vaststelt tussen verschillende verzoeken, tracht hij alle verzoeken te beantwoorden voor zover dat mogelijk is. Wanneer geen levensvatbaar alternatief beschikbaar is en het op basis van een aangetoonde behoefte onmogelijk is aan alle verzoeken om capaciteit voor de betrokken voorziening tegemoet te komen, kan de verzoeker een klacht indienen bij het toezichthoudende orgaan die zich over de zaak buigt en, voor zover nodig, maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat een passend deel van de capaciteit wordt gegund aan de betrokken verzoeker.
§ 5. Wanneer de in bijlage 1, punt 2, a), bedoelde dienstvoorziening gedurende tenminste twee opeenvolgende jaren niet is gebruikt, en spoorwegondernemingen ten aanzien van de exploitant van die dienstvoorziening hun belangstelling hebben laten blijken voor toegang tot de voorziening op basis van aangetoonde behoeften, doet zijn eigenaar een publieke aankondiging dat zijn exploitatie van de voorziening geheel of gedeeltelijk beschikbaar is voor leasing of verhuring als spoordienstvoorziening, tenzij de exploitant van deze dienstvoorziening aantoont dat de voorziening vanwege een lopend reconversieproces niet door een spoorwegonderneming kan worden gebruikt.
§ 6. De Koning kan maatregelen nemen over de te volgen procedure en de te respecteren criteria voor de toegang tot de te verlenen diensten in de dienstvoorzieningen bedoeld in dit artikel.".
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 6. De minister bevoegd voor de regulering van het spoorwegvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 2013.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Mevr. J. MILQUET
De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
M. WATHELET