Details





Titel:

8 NOVEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de subsidiëring van bedrijfsadvisering in de biologische landbouw(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-2013 en tekstbijwerking tot 20-12-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK 2. - Algemene voorwaarden
Art. 2-10
HOOFDSTUK 3. - Criteria voor de erkenning van de adviesdiensten voor bedrijfsadvisering in de biologische landbouw
Afdeling 1. - Erkenning van centra voor bedrijfsadvisering in de biologische landbouw
Art. 11-16
Afdeling 2. - Erkenning van een bedrijfsadviseur in de biologische landbouw
Art. 17-21, 21/1, 22
HOOFDSTUK 4. - Subsidies voor bedrijfsadvisering
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 23
Afdeling 2. - Subsidie omschakelingsadvies
Art. 24-26
Afdeling 3. - Subsidie voor een biobedrijfsplan
Art. 27-29
Afdeling 4. - Subsidie startersadvies
Art. 30-32
Afdeling 5. - Subsidie voor bedrijfsadvies
Art. 33-35
HOOFDSTUK 5. - Kwaliteitsbewaking en controle
Art. 36, 36/1
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 37-43



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001035334  2001035461 



Uitvoeringsbesluit(en):

2015035509  2019011156 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° bedrijfsadvisering: de advisering van de gangbare landbouwer, de kandidaat-biologische landbouwer, de startende biologische landbouwer, de biologische landbouwer of een land- en tuinbouwschool met betrekking tot de biologische productiemethode. Er zijn vier types bedrijfsadvisering:
  a) omschakelingsadvies : bedrijfsadvisering in het kader van een eventuele omschakeling naar de biologische productiemethode aan gangbare landbouwers, kandidaat-biologische landbouwers en land- en tuinbouwscholen zonder biologische productiemethode;
  b) biobedrijfsplan : bedrijfsadvisering aan landbouwers, kandidaat-biologische landbouwers en land- en tuinbouwscholen;
  c) startersadvies : bedrijfsadvisering aan startende biologische landbouwers en startende land- en tuinbouwscholen;
  d) bedrijfsadvies : bedrijfsadvisering aan biologische landbouwers en land- en tuinbouwscholen met een biologische productiemethode;
  2° biologische landbouwer : de landbouwer die de biologische productiemethode voor een bepaalde productie toepast en daarvoor een contract heeft afgesloten met een erkend controleorgaan;
  3° biologische productiemethode : de productiemethode die in overeenstemming is met de voorwaarden, vermeld in verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 en in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten en hun uitvoeringsbepalingen;
  4° erkende adviesdienst : het centrum dat of de bedrijfsadviseur die met toepassing van hoofdstuk 3 erkend wordt voor het verlenen van bedrijfsadvisering in de biologische landbouw;
  5° erkend controleorgaan : het controleorgaan dat erkend is met toepassing van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten;
  6° gangbare landbouwer : de landbouwer met uitzondering van de kandidaat-biologische landbouwer, de startende biologische landbouwer, en de biologische landbouwer;
  7° kandidaat-biologische landbouwer : de natuurlijke- of rechtspersoon die wil starten als biologische landbouwer en die voldoet aan één van de volgende voorwaarden :
  a) een diploma behaald hebben van een landbouwgerelateerde opleiding;
  b) een installatieattest als vermeld in artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector behaald hebben;
  c) minstens zestig dagen voltijds stage hebben gelopen op een biologisch land- of tuinbouwbedrijf;
  8° landbouwer : een natuurlijke of rechtspersoon die een land- of tuinbouwbedrijf op autonome wijze beheert als vermeld in artikel 4, § 3, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;
  9° land- of tuinbouwbedrijf : een bedrijfsmatige exploitatie, gericht op het voortbrengen en verzorgen van gewassen en landbouwhuisdieren die in hoofdzaak voor de verkoop bestemd zijn;
  10° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij;
  11° startende biologische landbouwer : de landbouwer die geheel of gedeeltelijk is overgegaan tot de biologische productiemethode en zich in een omschakelingsperiode bevindt overeenkomstig de bepalingen van de biologische productiemethode;
  12° startende land- en tuinbouwschool : een land- en tuinbouwschool die geheel of gedeeltelijk is overgegaan tot de biologische productiemethode en zich in een omschakelingsperiode bevindt overeenkomstig de bepalingen van de biologische productiemethode;
  13° stage : de praktische opleidingen op een landbouwbedrijf met als doel het bedrijfsbeleid ter plaatse te observeren of speciale kennis te verwerven;
  [1 14° bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij.]1
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 159, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.1/1.
  <Opgeheven bij BVR 2018-09-14/16, art. 115, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

HOOFDSTUK 2. - Algemene voorwaarden
Art.2. Voor dezelfde adviesdiensten is er geen cumulering mogelijk van steun, verleend in het kader van dit besluit, met andere steun ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun.

Art.3. De landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool kan per omschakelingsadvies, biobedrijfsplan, startersadvies en bedrijfsadvies beroep doen op één of meer erkende adviesdiensten.

Art.4. De landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool die gesubsidieerde bedrijfsadvisering wil, maakt een eerste afspraak met een erkende adviesdienst. Voorafgaand aan de bedrijfsadvisering informeert de erkende adviesdienst de landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool duidelijk over de inhoud en het verloop van de bedrijfsadvisering, de inschatting van de periode, de totale kostprijs en de mogelijke subsidies.

Art.5.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring sluit de erkende bedrijfsadviseur met de betrokken landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of land- en tuinbouwschool een contract voor de gewenste bedrijfsadvisering. Dit contract moet [1 ...]1 ondertekend worden door de erkende bedrijfsadviseur en de landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool.
  [1 De minister kan nadere regels bepalen over de inhoud van het contract, vermeld in het eerste lid, de te volgen procedure, en de wijze van ondertekening, afsluiting en indiening van het contract.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 116, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Art.6. De hoogte van het contractbedrag en de aangevraagde subsidie voor een bedrijfsadvisering wordt in het contract tussen de landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool en de erkende bedrijfsadviseur vastgelegd. Het contractbedrag is het bedrag van de voorziene adviesverlening exclusief BTW.

Art.7.[1 ...]1
  De bevoegde entiteit wordt ten minste twee werkdagen op voorhand in kennis gesteld van de plaats en het tijdstip van de bedrijfsbezoeken waarvoor een subsidie wordt aangevraagd.
  In uitzonderlijke omstandigheden en wegens gegronde redenen kan de bevoegde entiteit toestemming verlenen om af te wijken van de termijn van twee werkdagen.
  Als een bedrijfsbezoek niet kan plaatsvinden, wordt dit aan de bevoegde entiteit doorgegeven voor het oorspronkelijke bedrijfsbezoek plaatsvindt.
  [1 ...]1
  [1 De minister kan de wijze waarop de kennisgeving, vermeld in dit artikel, moet gebeuren, bepalen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 117, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Art.8.Na de datum van het laatste bedrijfsbezoek in het kader van de bedrijfsadvisering dient de erkende adviesdienst een [1 ...]1 uitbetalingsaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
  De minister bepaalt de gegevens die de uitbetalingsaanvraag moet bevatten en de documenten die toegevoegd moeten worden.
  De minister kan nadere voorwaarden en modaliteiten voor het aanvragen en het uitbetalen van de subsidie [1 en de wijze waarop de aanvraag ingediend moet worden]1 bepalen.
  [1 Uiterlijk na de datum van het laatste bedrijfsbezoek in het kader van de bedrijfsadvisering bezorgt de erkende adviesdienst het schriftelijk verslag of de schriftelijke verslagen van de geleverde bedrijfsadvisering aan de betrokken landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of land- en tuinbouwschool.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 118, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Art.9.Na het laatste bedrijfsbezoek wordt door de landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool [1 ...]1 aangegeven welke van de vooropgestelde [1 advieselementen]1 wel degelijk naar wens en in voldoende mate aan bod kwamen. [1 ...]1
  De minister kan nadere voorwaarden en modaliteiten voor de evaluatie [1 en de wijze waarop de evaluatie ingediend moet worden]1 bepalen.
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 119, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Art.10.[1 De erkende adviesdienst moet altijd op het advies en in alle communicatievormen over de activiteiten, vermeld in dit besluit, het door de bevoegde entiteit ter beschikking gestelde logo vermelden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 120, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

HOOFDSTUK 3. - Criteria voor de erkenning van de adviesdiensten voor bedrijfsadvisering in de biologische landbouw
Afdeling 1. - Erkenning van centra voor bedrijfsadvisering in de biologische landbouw
Art.11. Een erkenning kan worden aangevraagd ofwel voor de types omschakelingsadvies en biobedrijfsplan ofwel voor de types startersadvies en bedrijfsadvies ofwel voor de vier voormelde types.
  De minister erkent de centra op voorstel van de bevoegde entiteit.

Art.12. Om door de minister erkend te worden moet het centrum:
  1° een zetel of een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest hebben met een permanent secretariaat waar alle gegevens, nodig voor de controle en de uitvoering van de aangelegenheden van dit besluit, ter beschikking zijn;
  2° de administratieve en financiële controle van de bevoegde entiteit aanvaarden;
  3° over een administratieve uitrusting beschikken die het in staat stelt alle nodige gegevens op papier en op elektronische drager aan de landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool en de bevoegde entiteit ter beschikking te stellen;
  4° over voldoende expertise beschikken over bedrijfsadvisering.
  Het centrum voldoet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 4°, als het één of meer erkende bedrijfsadviseurs in dienst heeft of een overeenkomst voor onderaanneming voor een periode van minstens drie jaar heeft afgesloten met één of meer erkende bedrijfsadviseurs.
  Als het erkende centrum in de loop van haar erkenning op een bepaald ogenblik geen erkende bedrijfsadviseur meer in dienst heeft of geen overeenkomst voor onderaanneming met een erkende bedrijfsadviseur meer heeft, dan heeft het erkende centrum één jaar tijd om opnieuw aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 4°, te voldoen. Als het erkende centrum binnen een jaar niet voldoet aan die voorwaarde, vervalt de erkenning.
  Als het erkende centrum gedurende een periode geen erkende bedrijfsadviseur meer in dienst heeft of geen overeenkomst voor onderaanneming met een erkende bedrijfsadviseur meer heeft, dan kan tijdens deze periode geen subsidie worden toegekend.
  Als het erkende centrum gedurende een periode van drie jaar geen gesubsidieerde bedrijfsadvisering verleende, vervalt de erkenning.
  Als het erkende centrum opnieuw erkend wil worden, moet een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend worden.

Art.13. Om erkend te worden, dient het centrum een erkenningsaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
  De minister bepaalt de gegevens die de erkenningsaanvraag moet bevatten en de documenten die toegevoegd moeten worden.

Art.14.[1 Op de website van de Vlaamse overheid wordt van elk erkend centrum een beschrijving weergegeven]1 van zijn erkenning als centrum voor bedrijfsadvisering met inbegrip van de erkende bedrijfsadviseurs die in dienst zijn of waarmee het een overeenkomst voor onderaanneming heeft afgesloten, alsook de vermelding van het type bedrijfsadvisering waarin het erkend is.
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 121, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Art.15.Het erkende centrum brengt de bevoegde entiteit onverwijld in kennis van wijzigingen van de in dienst of in onderaanneming zijnde erkende bedrijfsadviseurs, inclusief contractbeëindigingen met erkende bedrijfsadviseurs [1 en van wijzigingen aan de gegevens, vermeld in artikel 12, eerste lid]1.
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 122, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Art.16.De erkenning kan worden opgeheven in de gevallen dat het centrum een verklaring heeft afgelegd die, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk [1 niet correct]1 blijkt te zijn of [1 als het centrum niet meer voldoet]1 aan de voorwaarden van dit besluit. Het erkende centrum zal steeds gehoord worden door de bevoegde entiteit vooraleer tot opheffing kan worden overgegaan. De subsidies voor geleverde prestaties voor contracten die afgesloten werden voor de datum van de opheffing en die voldoen aan alle bepalingen van dit besluit, kunnen worden uitbetaald.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 123, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Afdeling 2. - Erkenning van een bedrijfsadviseur in de biologische landbouw
Art.17.[1 Een erkenning kan worden aangevraagd ofwel voor de types omschakelingsadvies en biobedrijfsplan ofwel voor de types startersadvies en bedrijfsadvies ofwel voor de vier voormelde types.
   Een erkenning voor omschakelingsadvies en biobedrijfsplan wordt per sector toegekend.
   Een erkenning voor startersadvies en bedrijfsadvies wordt per sector of per thema toegekend.
   De sectoren, vermeld in het tweede en derde lid, zijn:
   1° groenteteelt;
   2° glastuinbouw;
   3° akkerbouw;
   4° varkenshouderij;
   5° pluimveehouderij;
   6° melkveehouderij;
   7° geiten en schapen;
   8° vleesvee;
   9° pit- en steenfruit;
   10° kleinfruit;
   11° andere veehouderij;
   12° voederteelten;
   13° andere teelten;
   De thema's, vermeld in het derde lid, zijn:
   1° bodembeheer;
   2° afzet en marketing;
   3° bedrijfsmanagement;
   4° bedrijfseconomie, kostprijsberekening en bedrijfseconomische berekening.
   De minister erkent de bedrijfsadviseurs op voorstel van de bevoegde entiteit.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 124, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Art.18. Om erkend te worden door de minister, moet de bedrijfsadviseur voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° een zetel of een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest hebben met een permanent secretariaat waar alle gegevens, nodig voor de controle en de uitvoering van de aangelegenheden van dit besluit, ter beschikking zijn;
  2° de administratieve en financiële controle van de bevoegde entiteit aanvaarden;
  3° beschikken over een getuigschrift of diploma van een studie om in staat te zijn bedrijfsadvisering te geven;
  4° beschikken over ervaring opgebouwd in of studies in de biologische landbouw;
  5° beschikken over bepaalde competenties;
  6° over een administratieve uitrusting beschikken die hem in staat stelt alle nodige gegevens op papier en op elektronische drager aan de landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool en de bevoegde entiteit ter beschikking te stellen.
  De minister bepaalt over welke competenties een bedrijfsadviseur moet beschikken.
  Een beoordelingscommissie beoordeelt aan de hand van een proef of de bedrijfsadviseur beschikt over de competenties, vermeld in het eerste lid, 5°.
  De minister kan de nadere procedure en regels bepalen voor de proef.
  De minister bepaalt de samenstelling van de beoordelingscommissie.

Art.19. Om erkend te worden, dient de bedrijfsadviseur een erkenningsaanvraag in bij de bevoegde entiteit. De bedrijfsadviseur kan zich aansluiten bij verschillende erkende centra.
  De minister bepaalt de gegevens die de erkenningsaanvraag moet bevatten en de documenten die toegevoegd moeten worden.

Art.20.[1 Op de website van de Vlaamse overheid wordt van de erkende bedrijfsadviseurs een beschrijving weergegeven]1 van hun erkenning als bedrijfsadviseur in de biologische landbouw met inbegrip van de vermelding van het type bedrijfsadvisering en de sectoren of de thema's waarin ze erkend zijn en in voorkomend geval bij welk erkend centrum de adviseur in dienst is of waarmee ze een overeenkomst voor onderaanneming heeft afgesloten.
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 125, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Art.21. Als een erkende bedrijfsadviseur gedurende een periode van drie jaar geen gesubsidieerde bedrijfsadvisering verleende, vervalt de erkenning.
  Als de bedrijfsadviseur opnieuw erkend wil worden, moet een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend worden.

Art.21/1. [1 De erkende bedrijfsadviseur brengt de bevoegde entiteit onmiddellijk op de hoogte van wijzigingen van de gegevens, vermeld in artikel 18, eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-09-14/16, art. 126, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>


Art.22.De erkenning kan worden opgeheven in de gevallen dat de bedrijfsadviseur een verklaring heeft afgelegd die, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk [1 niet correct]1 blijkt te zijn, of [1 als de bedrijfsadviseur niet meer voldoet]1 aan de voorwaarden van dit besluit. De erkende bedrijfsadviseur zal steeds gehoord worden door de bevoegde entiteit vooraleer tot opheffing kan worden overgegaan. De subsidies voor geleverde prestaties voor contracten die afgesloten werden voor de datum van de opheffing en die voldoen aan alle bepalingen van dit besluit, kunnen worden uitbetaald.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 127, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

HOOFDSTUK 4. - Subsidies voor bedrijfsadvisering
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.23.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan de minister een subsidie toekennen aan een erkende adviesdienst voor bedrijfsadvisering in de biologische landbouw.
  De minister kan de bevoegdheid tot het toekennen van die subsidies delegeren aan een personeelslid van [1 de bevoegde entiteit]1, tot op het meest functionele niveau.
  [2 Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet van de bedrijfsadvisering een schriftelijk verslag gegeven worden.]2
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 160, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<BVR 2018-09-14/16, art. 128, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Afdeling 2. - Subsidie omschakelingsadvies
Art.24. De minister kan een subsidie toekennen aan erkende adviesdiensten voor het geven van omschakelingsadvies.

Art.25. De erkende adviesdienst kan een subsidie ontvangen voor het geven van omschakelingsadvies aan:
  1° gangbare landbouwers;
  2° land- en tuinbouwscholen zonder biologische productiemethode;
  3° kandidaat-biologische landbouwers.
  De hoogte van de aangevraagde subsidie per omschakelingsadvies is binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 26, vrij te kiezen.

Art.26.De toe te kennen subsidie voor omschakelingsadvies bedraagt maximaal 75% van het contractbedrag en kan voor alle subsidies voor omschakelingsadvies samen in totaal per gangbare landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of land- en tuinbouwschool zonder biologische productiemethode 510 euro niet overschrijden.
  De subsidie moet volledig ten goede komen aan de gangbare landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool zonder biologische productiemethode en moet duidelijk vermeld worden als korting op alle documenten ter attentie van de gangbare landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool zonder biologische productiemethode.
  De minister bepaalt de minimale inhoud van het omschakelingsadvies en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de te volgen procedure.
  [1 De minister kan maximale subsidiebedragen per omschakelingsadvies bepalen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 129, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Afdeling 3. - Subsidie voor een biobedrijfsplan
Art.27. De minister kan een subsidie toekennen aan erkende adviesdiensten voor het opmaken van een biobedrijfsplan.

Art.28.De erkende adviesdienst kan een subsidie ontvangen voor het opmaken van een biobedrijfsplan voor:
  1° kandidaat-biologische landbouwers;
  2° gangbare landbouwers;
  3° startende biologische landbouwers;
  4° biologische landbouwers;
  5° land- en tuinbouwscholen.
  [1 ...]1
  De hoogte van de aangevraagde subsidie per biobedrijfsplan is binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 29, vrij te kiezen.
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 130, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Art.29.De toe te kennen subsidie voor een biobedrijfsplan bedraagt maximaal 75% van het contractbedrag en kan voor alle subsidies voor het biobedrijfsplan in totaal per landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of land- en tuinbouwschool 960 euro niet overschrijden.
  De subsidie moet volledig ten goede komen aan de landbouwer, kandidaat-biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool en moet duidelijk vermeld worden als korting op alle documenten ter attentie van de landbouwer, kandidaat biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool.
  De minister bepaalt de minimale inhoud van het biobedrijfsplan en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de te volgen procedure.
  [1 De minister kan maximale subsidiebedragen per biobedrijfsplan bepalen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 131, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Afdeling 4. - Subsidie startersadvies
Art.30. De minister kan een subsidie toekennen aan een erkende adviesdienst voor het geven van startersadvies.

Art.31. De erkende adviesdienst kan een subsidie ontvangen voor het geven van startersadvies aan :
  1° startende biologische landbouwers;
  2° startende land- en tuinbouwscholen;
  De hoogte van de aangevraagde subsidie per startersadvies is binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 32, vrij te kiezen.

Art.32.De toe te kennen subsidie voor startersadvies bedraagt maximaal 75% van het contractbedrag en kan voor alle subsidies voor startersadvies samen in totaal per startende biologische landbouwer of startende land- en tuinbouwschool 3200 euro niet overschrijden.
  De subsidie moet volledig ten goede komen aan de startende biologische landbouwer of de startende land- en tuinbouwschool en moet duidelijk vermeld worden als korting op alle documenten ter attentie van de landbouwer of de land- en tuinbouwschool.
  De minister bepaalt de minimale inhoud van het startersadvies en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de te volgen procedure.
  [1 De minister kan maximale subsidiebedragen per starters bepalen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 132, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Afdeling 5. - Subsidie voor bedrijfsadvies
Art.33. De minister kan een subsidie toekennen aan een erkende adviesdienst voor het geven van bedrijfsadvies.

Art.34. De erkende adviesdienst kan een subsidie ontvangen voor het geven van bedrijfsadvies aan:
  1° biologische landbouwers;
  2° land- en tuinbouwschool met een biologische productiemethode.
  De hoogte van de aangevraagde subsidie per bedrijfsadvies is binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 35, vrij te kiezen.

Art.35.De toe te kennen subsidie voor bedrijfsadvies bedraagt maximaal 50% van het contractbedrag en kan voor alle subsidies voor bedrijfsadvies samen in totaal per biologische landbouwer of land- en tuinbouwschool met een biologische productiemethode 4000 euro niet overschrijden.
  De subsidie moet volledig ten goede komen aan de biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool met een biologische productiemethode en moet duidelijk vermeld worden als korting op alle documenten ter attentie van de biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool met een biologische productiemethode.
  De minister bepaalt de minimale inhoud van het bedrijfsadvies en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de te volgen procedure.
  [1 De minister kan maximale subsidiebedragen per bedrijfsadvies bepalen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 133, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

HOOFDSTUK 5. - Kwaliteitsbewaking en controle
Art.36.Overeenkomstig artikel 11 en 12 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, heeft de bevoegde entiteit voor de uitoefening van haar controleopdracht het recht om tijdens de bedrijfsbezoeken in het kader van de gesubsidieerde bedrijfsadvisering aanwezig te zijn en de nodige vaststellingen te doen betreffende de inhoud en het verloop van de bedrijfsadvisering. De bevoegde entiteit kan bij de landbouwer, kandidaat biologische landbouwer of de land- en tuinbouwschool informeren naar het verloop en het resultaat van de bedrijfsadvisering.
  Op vraag van de bevoegde entiteit moet de erkende adviesdienst de bevoegde entiteit bij controle begeleiden. De erkende adviesdienst moet alle documenten en inlichtingen, noodzakelijk voor de controle, verstrekken.
  [1 ...]1
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 134, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>
  (2)<BVR 2018-09-14/16, art. 135, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

Art.36/1. [1 Als de voorwaarden van dit besluit en zijn uitvoeringsbepalingen niet zijn nagekomen, of als de kwaliteit van het gegeven advies onvoldoende is, wordt de erkende adviesdienst daarvan op de hoogte gebracht en wordt de subsidie geheel of gedeeltelijk niet uitbetaald of teruggevorderd overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2018-09-14/16, art. 136, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>


HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.37.De steunregelingen, vermeld in dit besluit, vallen onder de bepalingen van [1 artikel 22 van verordening (EU) nr. 702/2014 van de commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (L 193/1) van 1 juli 2014]1.
  ----------
  (1)<BVR 2018-09-14/16, art. 137, 003; Inwerkingtreding : 30-12-2018>

Art.38. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 houdende de erkenning en subsidiëring van centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006;
  2° het ministerieel besluit van 20 april 2001 betreffende de voorwaarden tot het subsidiëren van bedrijfsontwikkelingsplannen en bedrijfsbegeleidingen in de biologische landbouw, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006.

Art.39. Overeenkomsten voor het opstellen van bedrijfsontwikkelingsplannen of voor het verzorgen van bedrijfsbegeleidingen die afgesloten zijn voor de datum van de opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 houdende de erkenning en subsidiëring van centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw en het ministerieel besluit van 20 april 2001 betreffende de voorwaarden tot het subsidiëren van bedrijfsontwikkelingsplannen en bedrijfsbegeleidingen in de biologische landbouw worden afgehandeld met toepassing van de voormelde besluiten.

Art.40. De centra die op 1 april 2014 erkend zijn met toepassing van artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 houdende de erkenning en subsidiëring van centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw, behouden hun erkenning als zij uiterlijk 1 april 2014, aantonen dat ze voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 12, eerste lid, 4°, van dit besluit. Als de centra op die datum geen bewijs ingediend hebben, waaruit blijkt dat men ten minste één erkende bedrijfsadviseur in dienst heeft of met tenminste één erkende bedrijfsadviseur een overeenkomst voor onderaanneming is afgesloten, zal de erkenning door de minister worden opgeheven.

Art.41. De landbouwer of de kandidaat-biologische landbouwer kan slechts contracten sluiten met een erkende adviesdienst die in aanmerking komen voor subsidiëring op grond van dit besluit, wanneer de contracten die de landbouwer of de kandidaat-biologische landbouwer gesloten heeft met een erkend centrum in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2001 houdende de erkenning en subsidiëring van centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw en haar uitvoeringsbesluit, zijn uitgevoerd en afgewerkt.

Art.42. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2014, met uitzondering van artikel 1, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22 en 40, die in werking treden de tiende dag na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 43. De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.