Details





Titel:

19 JULI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van strategische transformatiesteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2013 en tekstbijwerking tot 12-12-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1
Afdeling 2. - Definitie van kleine, middelgrote en grote ondernemingen
Art. 2-4, 4/1
Afdeling 3. - Algemene voorwaarden
Art. 5-9
HOOFDSTUK 2. - Steun voor transformatieopleidingen
Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. 10-11
Afdeling 2. - Start en beëindiging van de transformatieopleidingen
Art. 12-13
Afdeling 3. - Steunintensiteit
Art. 14-18
Afdeling 4. - Procedure
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 19-20
Onderafdeling 2. - Ontvankelijkheidscriteria
Art. 21
Onderafdeling 3. - Beoordelingscriteria
Art. 22-23
Onderafdeling 4. - Beslissingsbevoegdheid
Art. 24
HOOFDSTUK 3. - Steun voor transformatie-investeringen
Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. 25-26
Afdeling 2. - Start en beëindiging van de transformatie-investeringen
Art. 27-28
Afdeling 3. - Steunintensiteit
Art. 29-33
Afdeling 4. - Procedure
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 34-35
Onderafdeling 2. - Ontvankelijkheidscriteria
Art. 36
Onderafdeling 3. - Beoordelingscriteria
Art. 37-38
Onderafdeling 4. - Beslissingsbevoegdheid
Art. 39
HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling en verjaring
Art. 40-41, 41/1, 42
HOOFDSTUK 4/1. [1Controle]1
Art. 42/1
HOOFDSTUK 5. - Terugvordering
Art. 43-44
HOOFDSTUK 5/1. [1 Terugbetaalbaar voorschot ]1
Art. 44/1
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 45-48
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2008200836 





Artikels:

[Opgeheven] <BVR 2016-02-05/12, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016 (MB 2016-03-07/15, art. 7)>     Art. 4/1.[1 [2 Een onderneming komt alleen voor steun in aanmerking als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoet:   1° de onderneming is een natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;   2° de onderneming is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid van privaat recht;   3° de onderneming is een buitenlandse onderneming met een statuut dat gelijkwaardig is aan het statuut, vermeld in punt 1° en 2°.]2   Om voor steun in aanmerking te komen moet de onderneming over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest beschikken of zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen. De minister kan een uitzondering toestaan.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-02-05/12, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016 (MB 2016-03-07/15, art. 7)>   (2)<BVR 2021-02-26/20, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-03-2021>   Afdeling 3. - Algemene voorwaarden  Art. 5.Er wordt geen steun verleend aan ondernemingen die niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.  [3 De onderneming mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, geen onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, 18, van de algemene vrijstellingsverordening, en geen procedure op basis van Europees, nationaal of regionaal recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.]3  [2 In afwijking van het tweede lid geldt de voorwaarde over ondernemingen in moeilijkheden niet voor een starter als vermeld in artikel 22, 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Het maximale steunbedrag, vermeld in artikel 22, lid 3, c), en lid 5, van de voormelde verordening, wordt alleen toegepast als dat lager is dan de maximale steunintensiteit, vermeld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan. ]2  ----------  (1)<BVR 2015-03-20/08, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>   (2)<BVR 2018-12-14/23, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>   (3)<BVR 2021-02-26/20, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-03-2021>   Art. 6.Met behoud van de toepassing van [1 artikel 14, punt 5,]1 van de algemene vrijstellingsverordening gaat de termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 7 van het decreet van 16 maart 2012, in vanaf het beëindigen van de investeringen.  ----------  (1)<BVR 2015-03-20/08, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>   Art. 7.Er kan geen steun verleend worden aan ondernemingen als een administratieve overheid als vermeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, over een dominerende invloed beschikt. Er is een vermoeden van dominerende invloed als de onderneming voor 50 % of meer van het kapitaal [2 , de inbreng]2 of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid.  Dat vermoeden kan weerlegd worden als de onderneming kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de onderneming. Het [1 Agentschap Innoveren en Ondernemen]1 neemt daarover een beslissing bij de ontvankelijkheidscontrole.  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2015>   (2)<BVR 2021-02-26/20, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-03-2021>   Art. 8.§ 1. [2 Een individuele onderneming of minstens drie samenwerkende ondernemingen kunnen per kalenderjaar meerdere dossiers indienen die zowel een luik met opleidingen, als een luik met investeringen moet bevatten die verband houden met het door te voeren transformatieproject]2.  Elk ingediend transformatieproject moet een afgelijnd geheel vormen en moet de uitvoering zijn van een aparte strategische beslissing van de onderneming of van meerdere ondernemingen die gaan samenwerken. [2 De ondernemingen, vermeld in het eerste lid, kunnen maximaal een keer per transformatieproject een dossier indienen.]2  De samenwerkende ondernemingen mogen geen partner- of verbonden ondernemingen zijn in de zin van de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in bijlage I van de algemene vrijstellingsverordening.  § 2. [3 Er wordt een basissteun toegekend voor het transformatieproject]3.  [3 Met behoud van de toepassing van artikel 9 bedraagt het plafond voor de totale basissteun, bestaande uit de som van de basissteun voor het in aanmerking komende opleidingsbedrag en de basissteun voor het in aanmerking komende investeringsbedrag, vijfhonderdduizend euro (500.000 euro) per aanvragende onderneming en per kalenderjaar. Voor transformatieprojecten met een uitzonderlijk belang op vlak van duurzaamheid of klimaat, bedraagt dit plafond één miljoen euro (1.000.000 euro) per aanvragende onderneming en per kalenderjaar]3   De steun wordt proportioneel verdeeld over de begunstigde ondernemingen op basis van het in aanmerking komende opleidingsbedrag en het in aanmerking komende investeringsbedrag per begunstigde onderneming, zoals die worden bepaald door het [1 Agentschap Innoveren en Ondernemen]1.  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2015>   (2)<BVR 2018-12-14/23, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>   (3)<BVR 2021-10-29/22, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 9. Als het gaat om een project van uitzonderlijk belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, kan de Vlaamse Regering binnen de maximale Europese grenzen, afwijkingen toestaan op de in dit besluit opgenomen beperkingen.  HOOFDSTUK 2. - Steun voor transformatieopleidingen  Afdeling 1. - Toepassingsgebied  Art. 10. Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan steun worden verleend aan ondernemingen voor opleidingen die verband houden met het ingediende transformatieproject onder de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 24 van het decreet van 16 maart 2012 en in dit besluit.  Art. 11. Alleen ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit op de indieningsdatum van de steunaanvraag behoort tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.  De minister kan die bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving.  Afdeling 2. - Start en beëindiging van de transformatieopleidingen  Art. 12. De opleidingen die verband houden met het ingediende transformatieproject starten op zijn vroegst op de datum vermeld in de ontvangstmelding en uiterlijk zes maanden na die datum.  [1 De opleidingsperiode heeft een duur van maximaal drie jaar, die loopt vanaf de werkelijke startdatum. De vroegst mogelijke startdatum is de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de steunaanvraag wordt ingediend.]1  De opleidingen starten op de datum van de aanvang van de eerste opleiding.  [1 De minister kan de termijnen, vermeld in dit artikel, op gemotiveerd verzoek en op advies van de administratie, verlengen.]1  ----------  (1)<BVR 2016-02-05/12, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016 (MB 2016-03-07/15, art. 7)>      Art. 13. [1 De toegekende steun moet een stimulerend effect hebben.   [2 Dat betekent dat de opleidingen op zijn vroegst mogen starten op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de steunaanvraag wordt ingediend.   De steun vervalt volledig als de opleidingen starten voor de dag, vermeld in het tweede lid.]2]1  ----------  (1)<BVR 2015-03-20/08, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>   (2)<BVR 2016-02-05/12, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016 (MB 2016-03-07/15, art. 7)>      Afdeling 3. - Steunintensiteit  Art. 14.De steun wordt toegekend in de vorm van een basissteun voor het transformatieproject [1 ...]1.  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 15. De basissteun bedraagt 20 % van de in aanmerking komende additionele kosten.  De minister kan, binnen de grenzen van de algemene vrijstellingsverordening, de maximale steunintensiteit, vermeld in het eerste lid, aanpassen.  Art. 16. De kosten die maximaal in aanmerking komen, zijn die welke zijn opgenomen in artikel 23, tweede lid van het decreet van 16 maart 2012. De minister kan die kosten beperken.  Art. 17. Voor projecten ingediend door individuele ondernemingen bedragen de minimale in aanmerking komende opleidingskosten respectievelijk honderdduizend euro (100.000 euro) voor een project ingediend door een individuele kleine onderneming, tweehonderdduizend euro (200.000 euro) voor een project ingediend door een individuele middelgrote onderneming en driehonderdduizend euro (300.000 euro) voor een project ingediend door een individuele grote onderneming.  Voor projecten ingediend door meerdere ondernemingen bedragen de minimale in aanmerking komende opleidingskosten voor het totale project, in afwijking van het eerste lid, respectievelijk driehonderdduizend euro (300.000 euro) als het wordt ingediend door meerdere kleine ondernemingen, vierhonderdduizend euro (400.000 euro) als het wordt ingediend door meerdere samenwerkende ondernemingen waaronder minstens een middelgrote onderneming en zevenhonderdduizend euro (700.000 euro) als het wordt ingediend door meerdere samenwerkende ondernemingen waaronder minstens een grote onderneming. De minimale in aanmerkende komende opleidingskosten voor elk van de samenwerkende ondernemingen bedragen vijftigduizend euro (50.000 euro).  Art. 18.§ 1. [1 De basissteun wordt geplafonneerd op vijfhonderdduizend euro (500.000 euro) per aanvragende onderneming en op één miljoen euro (1.000.000 euro) per aanvragende onderneming voor transformatieprojecten met een uitzonderlijk belang op vlak van duurzaamheid of klimaat, met behoud van de toepassing van artikel 8, § 2, tweede lid]1.  [1 ...]1  § 2. [1 ...]1  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Afdeling 4. - Procedure  Onderafdeling 1. - Algemeen  Art. 19.De ondernemingen moeten een aanvraag tot het verkrijgen van steun indienen aan de hand van een formulier dat daarvoor ter beschikking wordt gesteld.  Het [1 Agentschap Innoveren en Ondernemen]1 brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag door middel van een ontvangstmelding.  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2015>   Art. 20.De steunaanvraag wordt individueel getoetst aan ontvankelijkheids- en beoordelingscriteria als vermeld in artikel 21 tot en met 23.  [2 Het Agentschap Innoveren en Ondernemen brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van de beslissing over de onontvankelijkheid, vermeld in artikel 24, eerste lid, en van de beslissing over de steunverlening, vermeld in artikel 24, tweede en derde lid]2.  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2015>   (2)<BVR 2021-10-29/22, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Onderafdeling 2. - Ontvankelijkheidscriteria  Art. 21.De aanvraag tot toekenning van steun is ontvankelijk als cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan :  1° het dossier is volledig;  2° bij het aanvraagformulier is een kwalitatief transformatieplan met een opleidingsluik gevoegd dat, voor zover in de onderneming een ondernemingsraad aanwezig is, aan de ondernemingsraad is voorgelegd;  3° de aanvragende onderneming beschikt over voldoende financieringscapaciteit op basis van een geloofwaardig financieel plan [1 ...]1;  4° [2 De onderneming beschikt over een kwalitatief transformatieplan dat bestaat uit volgende rubrieken:   a) de managementsamenvatting;   b) de voorstelling van de individuele onderneming of van alle samenwerkende ondernemingen waarin het transformatieproject wordt gerealiseerd;   c) de beschrijving van het transformatieproject dat altijd een investeringsdeel, een opleidingsdeel, een deel financieringsmiddelen, een deel duurzaamheid en een deel tewerkstelling in het Vlaamse Gewest bevat;   d) de beschrijving van het stimulerende effect en de noodzaak van de steun;   e) de beschrijving van de wijze waarop de individuele onderneming of samenwerkende ondernemingen de verschillende beoordelingscriteria van het transformatieproject concreet invullen]2;  5° het transformatieproject valt op afdoende wijze binnen het beoogde toepassingsgebied van dit besluit.  [2 6° de onderneming is niet uitgesloten van steun conform de voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.]2  De aanvragende onderneming toont in het bijgevoegde transformatieplan aan dat de aangevraagde steun noodzakelijk is en een stimulerend effect heeft voor het opleidingsluik. Enkel het additionele gedeelte van de opleidingen dat essentieel is voor het kunnen doorvoeren van het totale transformatieproject, komt in aanmerking.  De minister kan de uitvoeringsvoorwaarden van de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in het eerste en het tweede lid, bepalen.  ----------  (1)<BVR 2018-12-14/23, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>   (2)<BVR 2021-10-29/22, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Onderafdeling 3. - Beoordelingscriteria  Art. 22.[1 De mate waarin het strategische transformatieproject voldoet aan de kenmerken van transformatie wordt met een transformatietoets beoordeeld. Het transformatieproject wordt daarbij beoordeeld op basis van al de volgende criteria:   1° de mate waarin het project innovatief is;   2° de mate waarin het project bijdraagt tot de internationale competitiviteit van de onderneming;   3° de mate waarin het project bijdraagt tot de verduurzaming op ecologisch vlak of tot het terugdringen van de broeikasgasuitstoot of aan de adaptatie aan klimaatverandering en tot de verduurzaming op sociaal vlak;   4° de mate waarin het project bijdraagt tot de verankering van de onderneming en de tewerkstelling en de algemene versterking van de onderneming in haar interne en externe waardeketen;   5° de mate waarin het project bijdraagt tot de versterking van de waardeketen of cluster die voor Vlaanderen van strategisch belang is, en tot de versterking van de Vlaamse economie.   De minister bepaalt de invulling en het gewicht van de beoordelingscriteria, vermeld in het eerste lid, en de methodiek en praktische organisatie van de transformatietoets, vermeld in het eerste lid, rekening houdend met de beleidsprioriteiten en de beschikbare middele ]1.  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 23. De ondernemingen worden opgedeeld in groepen, naargelang de sterkte van het transformatieproject. Afhankelijk van de quotering worden de projecten niet gesteund, onmiddellijk gesteund of komen ze op een wachtlijst terecht.  Periodiek zal worden nagegaan of er nog voldoende budget beschikbaar is om de projecten op de wachtlijst in aanmerking te laten komen voor steun. De minister bepaalt deze periodiciteit, waarna over deze projecten kan worden beslist met toepassing van artikel 24. De minister bepaalt de prioriteiten voor de toekenning van steun aan de projecten op de wachtlijst.  Onderafdeling 4. - Beslissingsbevoegdheid  Art. 24.[1 Het Agentschap Innoveren en Ondernemen beslist over de (on)ontvankelijkheid van de steunaanvraag.]1  De minister beslist over de steunverlening als de steun minder of gelijk is aan vijfhonderdduizend euro (500.000 euro).  De Vlaamse Regering beslist over de steunverlening als de steun meer bedraagt dan vijfhonderdduizend euro (500.000 euro).  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   HOOFDSTUK 3. - Steun voor transformatie-investeringen  Afdeling 1. - Toepassingsgebied  Art. 25.[1 Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan steun worden verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen in het Vlaamse Gewest voor initiële investeringen als vermeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 16 maart 2012 die verband houden met het ingediende transformatieproject, onder de voorwaarden, vermeld in artikel 10 tot en met 12 van het decreet van 16 maart 2012 en dit besluit.]1  [1 Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan steun worden verleend aan grote ondernemingen in het Vlaamse Gewest voor initiële investeringen ten behoeve van een nieuwe economische activiteit als vermeld in artikel 6, tweede lid, van het decreet van 16 maart 2012. Die investeringen moeten gebeuren in de regionale steungebieden en moeten verband houden met het ingediende transformatieproject, onder de voorwaarden, vermeld in artikel 10 tot en met 12 van het decreet van 16 maart 2012 en dit besluit.]1  [2 Overeenkomstig artikel 14, lid 16, van de algemene vrijstellingsverordening voeren de grote ondernemingen, vermeld in het eerste lid, gedurende twee jaar voor de steunaanvraag tot twee jaar na de beëindiging van de investeringen geen verplaatsing uit.]2  [2 In dit artikel wordt verstaan onder verplaatsing: de verplaatsing, vermeld in artikel 2, punt 61bis, van de algemene vrijstellingsverordening.]2  De minister beslist over de uiterste indieningsdatum voor de transformatieprojecten ingediend door grote ondernemingen zodat een beslissing in deze dossiers kan worden genomen voor het aflopen van de regionale steunkaart, vermeld in artikel 3, 7°, van het decreet van 16 maart 2012.  ----------  (1)<BVR 2015-03-20/08, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>   (2)<BVR 2018-01-12/06, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>   Art. 26. Alleen ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit op de indieningsdatum van de steunaanvraag behoort tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.  De minister kan die bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving.  Afdeling 2. - Start en beëindiging van de transformatie-investeringen  Art. 27.§ 1. De investeringen die verband houden met het ingediende transformatieproject starten op zijn vroegst op de datum vermeld in de ontvangstmelding en uiterlijk zes maanden na die datum.  [1 De investeringsperiode heeft een duur van maximaal drie jaar, die loopt vanaf de werkelijke startdatum. De vroegst mogelijke startdatum is de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de steunaanvraag wordt ingediend.]1  De investeringen starten ofwel op de datum van de eerste factuur, ofwel op de datum van de akte van de verwerving van een onroerend goed, ofwel op de datum van het leasingcontract.  [1 De minister kan de termijnen, vermeld in deze paragraaf, op gemotiveerd verzoek en op advies van de administratie, verlengen.]1  § 2. In afwijking van paragraaf 1, starten de investeringen van een grote onderneming, die verband houden met een transformatietraject van meer dan vijftig miljoen euro (50.000.000 euro) in aanmerking komende investeringen, op zijn vroegst op de datum vermeld in de [2 ontvangstmelding]2 en uiterlijk zes maanden na die datum.  ----------  (1)<BVR 2016-02-05/12, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016 (MB 2016-03-07/15, art. 7)>   (2)<BVR 2021-10-29/22, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 28. [1 De toegekende steun moet een stimulerend effect hebben.   [2 Dat betekent dat de investeringen op zijn vroegst mogen starten op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de steunaanvraag wordt ingediend.   De steun vervalt volledig als de investeringen starten voor de dag, vermeld in het tweede lid.]2]1  ----------  (1)<BVR 2015-03-20/08, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>   (2)<BVR 2016-02-05/12, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016 (MB 2016-03-07/15, art. 7)>      Afdeling 3. - Steunintensiteit  Art. 29.De steun wordt toegekend in de vorm van een basissteun voor het transformatieproject [1 ...]1.  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 30. De basissteun bedraagt 8 % van de in aanmerking komende additionele investeringen.  De minister kan, binnen de grenzen van de algemene vrijstellingsverordening, de maximale steunintensiteit, vermeld in het eerste lid, aanpassen.  Art. 31.§ 1. De in aanmerking komende investeringen mogen alleen de aankoopprijs omvatten, met uitsluiting van lasten en belastingen.  § 2. De materiële investeringen en de immateriële investeringen, vermeld in artikel 11 van het decreet van 16 maart 2012, komen in aanmerking in de mate dat ze bijdragen aan de transformatie. De waarde van het grondaandeel is niet subsidiabel.  Die investeringen moeten op de volgende rubrieken van de jaarrekening geboekt worden :  1° 21 immateriële vaste activa;  2° 22 terreinen en gebouwen;  3° 23 installaties, machines en uitrusting;  4° 24 rollend materieel;  5° 25 vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht;  6° 26 andere materiële vaste activa;  7° 27 vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen.  § 3. Die investeringen komen in aanmerking met behoud van de bijzondere Europese regelgeving betreffende de verlening van staatssteun in specifieke sectoren.  Voor de rubriek rollend materieel komt voor het goederenvervoer over de weg voor derden alleen getrokken materieel in aanmerking dat bestemd is voor gecombineerd vervoer waarbij verschillende transportmodi betrokken zijn.  § 4. De volgende investeringen komen niet in aanmerking :  1° de investeringen die de steunaanvragende onderneming gratis of onder bezwarende titel ter beschikking stelt aan derden, met uitzondering van de ter beschikkingstelling aan een kennisinstelling of aan een van de andere steunaanvragende ondernemingen waarmee wordt samengewerkt;  2° de investeringen, voorheen geactiveerd en opgenomen in een afschrijvingstabel, die verworven worden van onderneming waarin de steunaanvragende :  a) een onderneming waarin de steunaanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks participeert;  b) een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de steunaanvragende onderneming;  De minister kan afwijken van dit punt indien de steunaanvragende onderneming opgericht is binnen het jaar voor de steunaanvraag en nog niet over voldoende financiële middelen kan beschikken om de noodzakelijke investeringen te financieren. In dat geval kan de minister toestaan dat aan deze voorwaarde slechts dient voldaan te zijn op het einde van de in artikel 27 vermelde termijnen, waarbij zal worden gekeken naar de identiteit van de aandeelhouders en bestuurders van de voorlaatste eigenaar van de verworven activa;  3° de investeringen die verworven worden van een zaakvoerder, een bestuurder of een aandeelhouder van de steunaanvragende onderneming of van een andere onderneming met dezelfde zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder;  De minister kan afwijken van dit punt indien de steunaanvragende onderneming opgericht is binnen het jaar voor de steunaanvraag en nog niet over voldoende financiële middelen kan beschikken om de noodzakelijke investeringen te financieren. In dat geval kan de minister toestaan dat aan deze voorwaarde slechts dient voldaan te zijn op het einde van de in artikel 27 vermelde termijnen, waarbij zal worden gekeken naar de identiteit van de aandeelhouders en bestuurders van de voorlaatste eigenaar van de verworven activa;  4° de investeringen die in geval van aankoop niet verworven worden in volle eigendom;  5° de investeringen met betrekking tot de exploitatie van een bedrijvencentrum of een doorgangsgebouw;  6° [1 de uitgaven waarvoor al staatssteun, in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is verleend op basis van andere steunregelingen of -beslissingen]1.  § 5. De minister kan de lijst van investeringen die niet in aanmerking komen, vermeld in paragraaf 4, aanpassen.  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 32. Voor projecten ingediend door individuele ondernemingen bedraagt het minimale in aanmerking komende investeringsbedrag respectievelijk een miljoen euro (1.000.000 euro) voor een project ingediend door een individuele kleine onderneming, twee miljoen euro (2.000.000 euro) voor een project ingediend door een individuele middelgrote onderneming en drie miljoen euro (3.000.000 euro) voor een project ingediend door een individuele grote onderneming.  Voor projecten ingediend door meerdere ondernemingen bedraagt het minimale in aanmerking komende investeringsbedrag voor het totale project, in afwijking van het eerste lid, respectievelijk drie miljoen euro (3.000.000 euro) als het project wordt ingediend door meerdere kleine ondernemingen, vier miljoen euro (4.000.000 euro) als het project wordt ingediend door meerdere samenwerkende ondernemingen waaronder minstens een middelgrote onderneming en zeven miljoen euro (7.000.000 euro) als het project wordt ingediend door meerdere samenwerkende ondernemingen waaronder minstens een grote onderneming. Het minimale in aanmerking komende investeringsbedrag voor elk van de samenwerkende ondernemingen bedraagt vijfhonderdduizend euro (500.000 euro).  Art. 33.§ 1. [1 De basissteun wordt geplafonneerd op vijfhonderdduizend euro (500.000 euro) per aanvragende onderneming en op één miljoen euro (1.000.000 euro) per aanvragende onderneming voor transformatieprojecten met een uitzonderlijk belang op vlak van duurzaamheid of klimaat, met behoud van de toepassing van artikel 8, § 2, tweede lid]1.  [1 ...]1.  § 2.[1 ...]1  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 12, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Afdeling 4. - Procedure  Onderafdeling 1. - Algemeen  Art. 34.Ondernemingen moeten een aanvraag tot het verkrijgen van de steun indienen aan de hand van een formulier dat daarvoor ter beschikking wordt gesteld.  Het [1 Agentschap Innoveren en Ondernemen]1 brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag door middel van een ontvangstmelding.  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2015>   Art. 35.De steunaanvraag wordt individueel getoetst aan ontvankelijkheids- en beoordelingscriteria.  [2 Het Agentschap Innoveren en Ondernemen brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van de beslissing over de onontvankelijkheid, vermeld in artikel 39, eerste lid, en van de beslissing over de steunverlening, vermeld in artikel 39, tweede en derde lid.]2.  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2015>   (2)<BVR 2021-10-29/22, art. 13, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Onderafdeling 2. - Ontvankelijkheidscriteria  Art. 36.De aanvraag tot toekenning van steun is ontvankelijk als cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan :  1° het dossier is volledig;  2° bij het aanvraagformulier is een kwalitatief transformatieplan met een investeringsluik gevoegd;  3° [1 ...]1;  4° [2 De onderneming beschikt over een kwalitatief transformatieplan dat bestaat uit volgende rubrieken:   a) de managementsamenvatting;   b) de voorstelling van de individuele onderneming of van alle samenwerkende ondernemingen waarin het transformatieproject wordt gerealiseerd;   c) de beschrijving van het transformatieproject dat altijd een investeringsdeel, een opleidingsdeel, een deel financieringsmiddelen, een deel duurzaamheid en een deel tewerkstelling in het Vlaamse Gewest bevat;   d) de beschrijving van het stimulerende effect en de noodzaak van de steun;   e) de beschrijving van de wijze waarop de individuele onderneming of samenwerkende ondernemingen de verschillende beoordelingscriteria van het transformatieproject concreet invullen]2;  5° het transformatieproject valt op afdoende wijze binnen het beoogde toepassingsgebied van dit besluit.  [2 6° de onderneming is niet uitgesloten van steun conform de voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.]2  De aanvragende onderneming toont in het bijgevoegde transformatieplan aan dat de aangevraagde steun noodzakelijk is en een stimulerend effect heeft voor het investeringsluik. Enkel het additionele gedeelte van de investeringen dat essentieel is voor het kunnen doorvoeren van het totale transformatieproject, komt in aanmerking. Grote ondernemingen moeten aantonen dat de steun hun lokalisatiegedrag naar de regionale steungebieden beïnvloedt.  De minister kan de uitvoeringsvoorwaarden van de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in het eerste en het tweede lid, bepalen.  ----------  (1)<BVR 2018-12-14/23, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>   (2)<BVR 2021-10-29/22, art. 14, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Onderafdeling 3. - Beoordelingscriteria  Art. 37.[1 De mate waarin het strategische transformatieproject voldoet aan de kenmerken van transformatie wordt met een transformatietoets beoordeeld. Het transformatieproject wordt daarbij beoordeeld op basis van al de volgende criteria:   1° de mate waarin het project innovatief is;   2° de mate waarin het project bijdraagt tot de internationale competitiviteit van de onderneming;   3° de mate waarin het project bijdraagt tot de verduurzaming op ecologisch vlak of tot het terugdringen van de broeikasgasuitstoot of aan de adaptatie aan klimaatverandering en tot de verduurzaming op sociaal vlak;   4° de mate waarin het project bijdraagt tot de verankering van de onderneming en de tewerkstelling en de algemene versterking van de onderneming in haar interne en externe waardeketen;   5° de mate waarin het project bijdraagt tot de versterking van de waardeketen of cluster die voor Vlaanderen van strategisch belang is, en tot de versterking van de Vlaamse economie.   De minister bepaalt de invulling en het gewicht van de beoordelingscriteria, vermeld in het eerste lid, en de methodiek en praktische organisatie van de transformatietoets, vermeld in het eerste lid, rekening houdend met de beleidsprioriteiten en de beschikbare middelen ]1.  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 15, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 38. De ondernemingen worden opgedeeld in groepen, naargelang de sterkte van het transformatieproject. Afhankelijk van de quotering worden de projecten niet gesteund, onmiddellijk gesteund of komen ze op een wachtlijst terecht.  Periodiek zal worden nagegaan of er nog voldoende budget beschikbaar is om de projecten op de wachtlijst in aanmerking te laten komen voor steun. De minister bepaalt deze periodiciteit, waarna over deze projecten kan worden beslist met toepassing van artikel 39. De minister bepaalt de prioriteiten voor de toekenning van steun aan de projecten op de wachtlijst.  Onderafdeling 4. - Beslissingsbevoegdheid  Art. 39.[1 Het Agentschap Innoveren en Ondernemen beslist over de (on)ontvankelijkheid van de steunaanvraag.]1   De minister beslist over de steunverlening als de steun minder of gelijk is aan vijfhonderdduizend euro (500.000 euro).  De Vlaamse Regering beslist over de steunverlening als de steun meer bedraagt dan vijfhonderdduizend euro (500.000 euro).  ----------  (1)<BVR 2021-10-29/22, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling en verjaring  Art. 40.De basissteun wordt aan de onderneming uitbetaald in drie schijven :  1° een bedrag van 30 % wordt op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de steun uitbetaald, op voorwaarde dat de onderneming :  a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;  b) [2 het transformatieproject voor 30% heeft gerealiseerd;]2  2° een bedrag van 30 % wordt op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de steun uitbetaald, op voorwaarde dat de onderneming :  a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;  b) verklaart dat het transformatieproject voor 60 % is gerealiseerd;  3° een resterend bedrag van 40 % wordt op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de steun uitbetaald, na de volledige realisatie van het transformatieproject, op voorwaarde dat :  a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;  b) het [1 Agentschap Innoveren en Ondernemen]1 de mogelijkheid heeft gehad om vast te stellen dat :  1) de in aanmerking komende transformatieopleidingen volledig zijn gerealiseerd;  2) de in aanmerking komende transformatie-investeringen volledig zijn gerealiseerd en deze investeringen in en door de aanvragende onderneming worden geëxploiteerd;  3) [3 ...]3;  4) [4 de in het transformatieplan beschreven doelstelling over tewerkstelling in het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 21, derde lid, c), en artikel 36, derde lid, c), volledig is behaald]4;  5) aan alle voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012 en in dit besluit, is voldaan.  Als de opleidingen of investeringen, vermeld in punt 3°, b), 1) en 2), niet volledig zijn gerealiseerd, wordt de steun voor de opleidingen of investeringen pro rata verminderd.  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/42, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2015>   (2)<BVR 2016-02-05/12, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2016 (MB 2016-03-07/15, art. 7)>   (3)<BVR 2018-12-14/23, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>   (4)<BVR 2021-10-29/22, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 41.  <Opgeheven bij BVR 2021-10-29/22, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   Art. 41/1.[1 Er wordt geen subsidie uitbetaald aan ondernemingen die een procedure op basis van [2 Europees, nationaal of regionaal]2 recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.]1[2 Als er een procedure tot terugvordering loopt, wordt de uitbetaling van de subsidie opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat het terug te vorderen bedrag is terugbetaald of de procedure tot terugvordering is afgelopen.]2  ----------  (1)<Ingevoegd bij BVR 2015-03-20/08, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>   (2)<BVR 2018-12-14/23, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>   Art. 42.Met toepassing van artikel 39 van het decreet van 16 maart 2012 worden de aanvragen tot uitbetaling ingediend binnen [1 twaalf]1 maanden na het beëindigen van het totale transformatieproject voor de basissteun [2 ...]2.  ----------  (1)<BVR 2018-12-14/23, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>   (2)<BVR 2021-10-29/22, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   HOOFDSTUK 4/1. [1Controle]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-10-13/19, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 13-10-2023>   Art. 42/1. [1 Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan vanaf de indiening van de steunaanvraag op elk moment controleren, op basis van de opgevraagde stukken of ter plaatse, of de voorwaarden van het decreet van 16 maart 2012, van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan worden nageleefd.   De controle, vermeld in het eerste lid, heeft afhankelijk van het feit of de steun al dan niet is toegekend, één van de volgende beslissingen tot gevolg:   1° weigering van de subsidie;   2° niet-uitbetaling of terugvordering van de toegekende subsidie]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-10-13/19, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 13-10-2023>   HOOFDSTUK 5. - Terugvordering  Art. 43.De steun wordt teruggevorderd [3 ...]3 in geval van :  1° faillissement, vereffening, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaaleconomische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg binnen zeven jaar na het beëindigen van de investeringen en opleidingen;  2° vervreemding of wijziging van de oorspronkelijke bestemming of het gebruik van de investeringen binnen vijf jaar na het beëindigen van de investeringen, met behoud van de toepassing van [1 artikel 14, punt 5,]1 van de algemene vrijstellingsverordening;  3° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen zeven jaar na het beëindigen van de investeringen en opleidingen;  4° niet-naleving van de voorwaarden die zijn opgelegd bij het decreet van 16 maart 2012, dit besluit of de uitvoeringsbesluiten binnen een periode van vijf jaar na het beëindigen van de investeringen en opleidingen.  [2 Als het strategisch transformatieproject niet wordt uitgevoerd conform de beschrijving in het transformatieplan van de concrete invulling van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 22, eerste lid en 37, eerste lid, de minimale in aanmerking komende opleidingskosten, vermeld in artikel 17, of het minimale in aanmerking komende investeringsbedrag, vermeld in artikel 32, niet worden gerealiseerd, wordt de steun volledig teruggevorderd.   Als de opleidingen of investeringen, vermeld in het eerste lid, 3°, b), 1) en 2), niet volledig zijn gerealiseerd, wordt de steun voor de opleidingen of investeringen pro rata verminderd en gedeeltelijk niet uitbetaald of geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.]2  ----------  (1)<BVR 2015-03-20/08, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>   (2)<BVR 2021-10-29/22, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>   (3)<BVR 2023-10-13/19, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 13-10-2023>   Art. 44. In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast.  HOOFDSTUK 5/1. [1 Terugbetaalbaar voorschot ]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-04-30/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2021>      Art. 44/1. [1 In dit artikel wordt verstaan onder terugbetaalbaar voorschot: het terugbetaalbaar voorschot, vermeld in artikel 2, 21, van de algemene vrijstellingsverordening.   De steun kan ook toegekend worden in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot.   Als de steun wordt toegekend in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot, kunnen de maximale steunintensiteiten, vermeld in dit besluit, worden verhoogd conform de voorwaarden, vermeld in artikel 7, lid 5, van de voormelde verordening. De minister bepaalt de maximale verhoogde steunintensiteit.   De steun wordt toegekend conform de voorwaarden, vermeld in dit besluit, met uitzondering van de voorwaarden over de procedure, de uitbetaling en de terugvordering. De minister bepaalt de voorwaarden over de procedure, de uitbetaling, de terugvordering en de terugbetaling van het terugbetaalbaar voorschot. ]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-04-30/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2021>      HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen  Art. 45. Het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2008 tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009, 3 april 2009, 17 december 2010, het ministerieel besluit van 1 juli 2011 en het ministerieel besluit van 24 april 2013, wordt opgeheven.  Art. 46. Het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2008 tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest blijft van toepassing op de steunaanvragen, ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.  Art. 47. De Vlaamse minister, bevoegd voor Economie, bepaalt de datum waarop dit besluit in werking treedt.  Art. 48. De Vlaamse minister, bevoegd voor Economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.  BIJLAGE.  Art. N.[1 Bijlage]1   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-01-2022, p. 578)  Gewijzigd bij :  (1)<MB 2021-12-22/11, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 10-01-2022>   <MB 2023-07-18/01, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2023>