12 JUNI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 december 2009 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiering toekent aan de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 15 december 2009 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering een financiering toekent aan de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging, worden de woorden " van 0,19 euro " geschrapt.
Art.2. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 6. § 1. Onder voorbehoud van overlegging ten laatste op 31 maart door de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging van alle ter verantwoording dienende boekhoudkundige stukken en van alle inlichtingen bedoeld in artikel 7, § 2, aan de Directeur-generaal van het voormelde Directoraat-generaal, wordt de jaarlijkse financiering die de opdrachten bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging, met uitzondering van de opdracht bedoeld in artikel 9, d), van hetzelfde besluit op forfaitaire wijze dekt, ten laatste op 1 juni van het desbetreffende jaar aan elk van de erkende geïntegreerde diensten voor thuisverzorging gestort.
De boekhoudkundige stukken die worden bezorgd ter attentie van de Directeur-generaal van het voormelde Directoraat-generaal ter verantwoording van de ontvangen financiering, moeten uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die verricht zijn in het kader van de opdrachten, bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 van het bovenvermelde koninklijk besluit, met uitzondering van het artikel 9, d).
§ 2. Wanneer de ter verantwoording dienende boekhoudkundige stukken en alle inlichtingen bedoeld in artikel 7, § 2, na 31 maart worden bezorgd, wordt de jaarlijkse financiering aan de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging ten vroegste gestort op de 60e dag volgend op de datum van ontvangst door de Directeur-generaal van het voormelde Directoraat-generaal.
§ 3. De geïntegreerde dienst voor thuisverzorging zal worden gesubsidieerd a rato van het aantal maanden van het desbetreffende jaar waarvoor hij de bijzondere erkenning waarvan sprake in het voornoemde koninklijk besluit van 8 juli 2002 verkregen heeft.
§ 4. Indien voor het jaar in kwestie, het bedrag dat door de boekhoudkundige stukken van het voorgaande jaar is verantwoord, lager is dan de toegekende forfaitaire financiering, wordt het verschil onverwijld terugbetaald door de betrokken geïntegreerde dienst voor thuisverzorging. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering mag een nog niet terugbetaald verschil aftrekken van een volgende subsidie die door de betrokken geïntegreerde dienst voor thuisverzorging zal worden ontvangen.
§ 5. De investeringskosten (namelijk de aankoop van goederen) mogen enkel deel uitmaken van de voormelde financiering, in de mate waarin ze werden verantwoord in het kader van de gefinancierde activiteiten, goedgekeurd na evaluatie, door de Directeur-generaalvan het voormelde Directoraat-generaal. Die verantwoording zal schriftelijk worden gemotiveerd. In geval van verkoop van gesubsidieerde investeringsgoederen, wordt de niet afgeschreven resterende waarde terugbetaald. De kosten voor de terugbetaling van een lening komen niet in aanmerking. ".
Art.3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende :
" Art. 6/1. In afwijking van artikel 1 en artikel 6, § 1, zonder afbreuk te doen aan de naleving van elke andere bepaling die van toepassing is :
- ontvangen de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging die erkend zijn na 1 maart van het jaar in kwestie hun jaarlijkse financiering tussen 1 juli en 31 december, op voorwaarde dat het erkenningsbesluit voor 30 juni van het jaar in kwestie werd bezorgd aan de Directeur-generaal van het voormelde Directoraat-generaal;
- wanneer het erkenningsbesluit na 30 juni van het jaar in kwestie werd bezorgd aan de Directeur-generaal van het voormelde Directoraat-generaal, ontvangen de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging die erkend zijn na 1 maart van het jaar in kwestie hun jaarlijkse financiering uiterlijk op 1 juni van het daaropvolgende jaar. "
Art.4. In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, worden de woorden " tegen 31 januari van elk jaar " vervangen door de woorden " tegen 31 maart van elk jaar ";
2° § 2 wordt aangevuld met een 5°, luidend als volgt :
" 5° alle originele stukken van het vorige boekjaar met het oog op het verantwoorden van de ontvangen financiering. "
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende :
" Artikel. 8/1. § 1. Het forfaitair bedrag bedoeld in art. 5, § 2 bedraagt voor de jaren 2009, 2010 en 2011 0,1900 euro. Voor het jaar 2012 bedraagt dit 0,1911 euro.
§ 2. Het bedrag van 0,1911 euro wordt verbonden met de gezondheidsindex, zoals bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 december 1997 tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, en wordt aangepast elk jaar, vanaf 1 januari 2013, met toepassing van artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit. "
Art. 6. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Volksgezondheid, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juni 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
Mevr. L. ONKELINX