27 FEBRUARI 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 122 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de gelijkgestelde perioden
Art. 1-12
Artikel 1. Artikel 24bis van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 2006, wordt aangevuld met de punten 6, 7, 8 en 9, luidende :
" 6. Voor de toepassing van artikel 34, § 1, A, 1° wordt, in afwijking van punt 1, het fictief loon dat betrekking heeft op de derde vergoedingsperiode bedoeld bij artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 24 september 2012 tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen beperkt tot het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996.
De in het vorige lid bedoelde beperking is niet van toepassing :
1° als deze derde vergoedingsperiode betrekking heeft op personen die op 1 november 2012 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt en zich op deze datum reeds in deze vergoedingsperiode bevinden;
2° op het deel van de derde vergoedingsperiode gelegen na de 55e verjaardag, als de eerste vergoedingsperiode, gedefinieerd in de bijlage bij artikel 114, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ten vroegste in het jaar van de 50e verjaardag begint.
Dit punt 6 is van toepassing op de kalenderjaren na 31 december 2011.
7. Voor de toepassing van artikel 34, § 1, A, 4° wordt, in afwijking van punt 1, het fictief loon dat betrekking heeft op perioden van brugpensioen of van werkloosheid met bedrijfstoeslag beperkt tot het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996. Deze beperking geldt tot en met de maand van de 59e verjaardag van de begunstigde.
De in het vorige lid bedoelde beperking is niet van toepassing op de perioden van brugpensioen of van werkloosheid met bedrijfstoeslag bedoeld in :
1° het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
2° hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag;
3° artikel 3, §§ 1, 3, 6 en 7 van het voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007.
De in het eerste lid bedoelde beperking is evenmin van toepassing op de personen die vóór 28 november 2011 ontslagen werden om onder het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag te vallen en op de personen die zich, op 28 november 2011, al onder het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag bevonden.
Dit punt 7 is van toepassing op de kalenderjaren na 31 december 2011.
8. Voor de toepassing van artikel 34, § 1, A, 1° wordt, in afwijking van punt 1, het fictief loon dat betrekking heeft op de perioden tijdens dewelke aan de werknemer de aanvullende vergoedingen op sociale uitkeringen bedoeld in artikel 114, 3°, a) van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen worden uitbetaald, beperkt tot het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996. Deze beperking geldt tot en met de maand van de 59e verjaardag van de begunstigde.
Dit punt 8 is van toepassing op de kalenderjaren na 31 december 2011.
9. Voor de toepassing van artikel 34, § 1, O, wordt, in afwijking van punt 1, het fictief loon beperkt tot het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996.
De in het vorige lid bedoelde beperking is niet van toepassing op :
1° de gelijkgestelde dagen geregistreerd in tijdskrediet of loopbaanonderbreking voor de personen bedoeld in artikel 124, 2° en 3° van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen;
2° de gelijkgestelde dagen gelegen in perioden van tijdskrediet toegekend in geval van een bedrijf in moeilijkheden of herstructurering zoals bedoeld in artikel 6, § 7 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking;
3° de gelijkgestelde dagen gelegen in perioden van tijdskrediet toegekend aan de werknemers die actief zijn geweest in een zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 6, §§ 5 en 6, eerste lid, 1°, van het voormelde koninklijk besluit van 12 december 2001;
4° de gelijkgestelde dagen gelegen in perioden van loopbaanonderbreking toegekend aan de werknemers die actief zijn geweest in een zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 8, §§ 3 en 4, eerste lid, eerste streep van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen;
5° 312 gelijkgestelde dagen in voorliggend geval verminderd met de gelijkgestelde dagen voor welke de werknemer, na 31 december 2011, van de bepalingen van artikel 4 § 3 van het voormeld koninklijk besluit van 12 december 2001 geniet;
6° de gelijkgestelde dagen waarvan de werknemer nog kan genieten na toepassing van de beperkingsregels voorzien in artikel 34, § 1, N;
7° de eerste 312 gelijkgestelde dagen die vallen onder de toepassing van artikel 34, § 1, O, en die volgen op de maand van de 60e verjaardag.
Dit punt 9 is van toepassing op de kalenderjaren na 31 december 2011. " .
Art.2. In artikel 34, § 1, A, 4° van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001, worden de woorden "de perioden van conventioneel brugpensioen en van halftijds brugpensioen" vervangen door de woorden "de perioden van conventioneel brugpensioen, van halftijds brugpensioen en van werkloosheid met bedrijfstoeslag. " .
Art.3. In artikel 34, § 1, N, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden de woorden "behoudens de in het volgende lid vermelde gevallen," geschrapt;
2° in het derde lid wordt de eerste zin die aanvangt met de woorden "De duur van de gelijkstelling" en eindigt met de woorden "wordt verlengd." vervangen als volgt :
" In afwijking van het vorige lid, wordt de duur van de gelijkstelling voor de perioden van inactiviteit gelegen voor 1 januari 2012 verlengd, zonder dat ze in het totaal zestig maanden kan overschrijden : "
3° een lid wordt tussen het vijfde en het zesde lid ingevoegd, luidende :
" De bepalingen van het derde tot en met het vijfde lid zijn eveneens van toepassing op de perioden van loopbaanonderbreking die zich situeren na 31 december 2011 en die geregistreerd worden voor de personen bedoeld in artikel 124, 2° en 3° van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen. ";
4° het vroegere zesde lid, dat het zevende lid wordt, wordt vervangen als volgt :
" In geval van gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking gelegen vóór 1 januari 2012, worden de in de vorige leden bedoelde perioden gelegen vóór 1 januari 2012 gespreid over verschillende kalenderjaren, en dit in verhouding tot de duur van de onderbreking van de loopbaan vergeleken met een volledige beroepsloopbaanonderbreking. ";
5° het wordt aangevuld met drie leden, luidende :
" In geval van gedeeltelijke loopbaanonderbreking gelegen na 31 december 2011, is de in het vorige lid bedoelde spreiding ook van toepassing op de perioden die zich situeren na 31 december 2011 en die geregistreerd worden voor de personen bedoeld in artikel 124, 2° en 3° van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen.
In geval van gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking gelegen na 31 december 2011 tijdens dewelke de voltijdse prestaties met 1/5e worden verminderd en die niet bedoeld wordt in het vorige lid, wordt de in het tweede lid bedoelde beperking tot twaalf maanden gespreid over verschillende kalenderjaren, en dit in verhouding tot de duur van de onderbreking van de beroepsloopbaan vergeleken met een volledige beroepsloopbaanonderbreking.
In afwijking van het tweede lid wordt, in geval van gedeeltelijke loopbaanonderbreking gelegen na 31 december 2011 tijdens dewelke de prestaties met de helft worden verminderd en die niet bedoeld wordt in het achtste lid, de beperking tot twaalf maanden verlengd met ten hoogste twaalf maanden, indien tijdens deze vermindering de werknemer een verhoogd maandbedrag van de onderbrekingsuitkering heeft ontvangen zoals bedoeld in artikel 8, § 1, derde lid, D en vierde lid, D, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. " .
Art.4. In artikel 34, § 1, Nbis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de bepaling onder 1° wordt het tweede lid vervangen als volgt :
" De gelijkstelling is beperkt tot twaalf maanden. ";
2° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met een lid, luidende :
" In afwijking van het tweede lid is de duur van de gelijkstelling beperkt tot zesendertig maanden :
1° voor de perioden gelegen vóór 1 januari 2012, indien, bij collectieve arbeidsovereenkomst op sector- of ondernemingsniveau, de duur van het recht op tijdskrediet wordt opgetrokken;
2° voor de perioden die zich situeren na 31 december 2011 en die geregistreerd worden voor de personen bedoeld in artikel 124, 2° en 3° van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, indien, bij collectieve arbeidsovereenkomst op sector- of ondernemingsniveau, de duur van het recht op tijdskrediet wordt opgetrokken. ";
3° de bepaling onder Nbis wordt aangevuld met de bepalingen onder 3°, 4° en 5° luidende :
" 3° de perioden van inactiviteit wegens uitoefening van het recht op tijdskrediet zoals voorzien in artikel 3, § 1, 1° en 2° van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.
4° de perioden van inactiviteit wegens uitoefening van het recht op loopbaanvermindering voorzien in artikel 3, § 1, 3° van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103.
5° de perioden van gemotiveerd tijdskrediet, zoals gedefinieerd in artikel 1, 2° van het koninklijk besluit van 24 september 2012 tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen. " .
Art.5. In artikel 34, § 1 van hetzelfde besluit wordt een punt Nter ingevoegd, luidende :
" Nter. de perioden van thematisch verlof, zoals gedefinieerd in artikel 1, 3° van het koninklijk besluit van 24 september 2012 tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en de vierde maand ouderschapsverlof, opgenomen voor kinderen geboren of geadopteerd vóór 8 maart 2012, ongeacht of de werknemer recht had op een onderbrekingsuitkering. ".
Art.6. In artikel 34, § 1, O, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 januari 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "het koninklijk besluit van 14 maart 1996 betreffende de toekenning van onderbrekingsvergoedingen" worden vervangen door de woorden "het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen";
2° de bepaling onder O wordt aangevuld met een lid, luidende :
" De perioden van inactiviteit die een aanvang nemen vanaf 1 januari 2012 en vanaf de leeftijd voorzien, naar gelang het geval, in artikel 8, §§ 2 tot en met 4 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen of in artikel 6, §§ 1, 2, 5, 6 en 7 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wegens uitoefening van het recht op loopbaanvermindering of vermindering van arbeidsprestaties als voorzien in artikel 9 van de in Nbis genoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis of wegens de uitoefening van het recht op loopbaanvermindering zoals voorzien in artikel 8 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 of gedurende dewelke de werknemer zijn arbeidsprestaties heeft verminderd overeenkomstig de in artikel 102 van de voornoemde herstelwet voorziene voorwaarden. ".
Art.7. Het artikel 34, § 1, Q, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997, wordt aangevuld met de volgende zin :
" Wordt gelijkgesteld met een deeltijdse werknemer die geniet van het bij de werkloosheidsreglementering voorziene statuut "deeltijdse werknemer met behoud van rechten", de rechthebbende op een voltijds conventioneel brugpensioen of een voltijds stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag die een deeltijdse arbeid als werknemer herneemt. ".
Art.8. In artikel 34, § 2, 4, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "N, Nbis en O" worden vervangen door de woorden "N, Nbis, Nter en O";
2° het wordt aangevuld met een lid, luidende :
" In afwijking van het eerste lid wordt de in § 1, Nter, beoogde vierde maand ouderschapsverlof, opgenomen voor kinderen geboren of geadopteerd vóór 8 maart 2012, gelijkgesteld, ongeacht of de werknemer recht had op een onderbrekingsuitkering. ".
Art.9. Het artikel 34, § 2, 6, a) van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 januari 2001, wordt aangevuld met de volgende zin :
" Hetzelfde geldt voor de rechthebbende op een voltijds conventioneel brugpensioen of een voltijds stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag die een deeltijdse arbeid als werknemer herneemt en die gelijkgesteld wordt met de deeltijdse werknemer met behoud van rechten. ".
Art.10. Dit besluit is van toepassing op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2013 ingaan met uitzondering van de artikelen 7 en 9 die van toepassing zijn op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste zijn ingegaan op 1 januari 2007.
Voor de toepassing van de artikelen 7 en 9, kan de gepensioneerde die al een definitieve beslissing inzake zijn pensioenrechten heeft ontvangen, bij de Rijksdienst voor Pensioenen een aanvraag tot herziening doen conform de bepalingen van hoofdstuk 2, afdelingen 2 en 3, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
Deze aanvraag moet ingediend worden binnen een termijn van 6 maanden te rekenen vanaf de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
De nieuwe beslissing heeft uitwerking vanaf de ingangsdatum van de definitieve beslissing bedoeld in het tweede lid.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 met uitzondering van :
1° artikel 4, 3°, voor wat betreft de punten 3° en 4° inzake de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen, die ingevoegd worden in artikel 34, § 1, Nbis, van hetzelfde besluit die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2012;
2° de artikelen 7 en 9 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2007.
Art. 12. De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 februari 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Pensioenen,
A. DE CROO