26 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende satellietgrondstations en tot opheffing van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende satellietgrondstations
Art. 1-13
HOOFDSTUK 2. - Opheffingsbepaling
Art. 14
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 15
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende satellietgrondstations
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende satellietgrondstations, gewijzigd door het koninklijk besluit van 2 februari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 2° worden de woorden "die voorgeschreven is bij artikel 3, § 1 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving" vervangen door de woorden "die is afgegeven door het Instituut op basis van artikel 4 van dit besluit";
2° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt :
" 3° satellietgrondstation : radiocommunicatiestation bestemd om te communiceren met een of meer ruimtestations; ";
3° de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt :
"11° ruimtestation : radiocommunicatiestation dat geplaatst is op een voorwerp dat zich verder dan het voornaamste deel van de aardatmosfeer bevindt, dat bestemd is om daar te gaan of dat daar is gegaan; ";
4° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 13° tot 18°, luidende :
"13° ECO : "European Communications Office", het permanente bureau van de CEPT;
14° ECC/DEC/(05)09 : besluit van de CEPT, geheten "ECC Decision of 24 June 2005 on the free circulation and use of Earth Stations on board Vessels operating in Fixed Satellite service networks in the frequency bands 5925-6425 MHz (Earth-to-space) and 3700-4200 MHz (space-to-Earth)", aangenomen te Reykjavik op 24 juni 2005;
15° ECC/DEC/(05)10 : besluit van de CEPT, geheten "ECC Decision of 24 June 2005 on the free circulation and use of Earth Stations on board Vessels operating in fixed satellite service networks in the frequency bands 14-14.5 GHz (Earth-to-space), 10.7-11.7 GHz (space-to-Earth) and 12.5-12.75 GHz (space-to-Earth)", aangenomen te Reykjavik op 24 juni 2005;
16° ECC/DEC/(05)11 : besluit van de CEPT, geheten "ECC Decision of 24 June 2005 on the free circulation and use of Aircraft Earth Stations (AES) in the frequency bands 14-14.5 GHz (Earth-to-space), 10.7-11.7 GHz (space-to-Earth) and 12.5-12.75 GHz (space-to-Earth)", aangenomen te Reykjavik op 24 juni 2005;
17° ECC/DEC/(13)01 : besluit van de CEPT, geheten "ECC Decision on the harmonized use, free circulation and exemption from individual licensing of Earth Stations On Mobile Platforms (ESOMPs) within the frequency bands 17.3-20.2 GHz and 27.5-30.0 GHz", aangenomen te Bratislava op 8 maart 2013;
18° COSPAS-SARSAT-systeem : internationaal systeem van radiobakens voor plaatsbepaling van rampen per satelliet.".
Art.2. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, 2°, wordt opgeheven;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 3. § 1. Voor de volgende satellietgrondstations is de vergunning bedoeld in artikel 39, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie niet vereist.
§ 2. Er wordt geen enkele bescherming tegen storingen in verband met andere radiocommunicatiestations geboden aan de satellietgrondstations opgenomen in de bijlage.
Een verzoek om bescherming van een vast satellietgrondstation kan worden ingediend tegen een storing die verband houdt met andere radiocommunicatiestations dan de satellietgrondstations. Dit verzoek noodzaakt de verlening van een vergunning op basis van artikel 4.".
Art.4. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt :
" 1° de naam, het adres van de aanvrager, natuurlijke persoon of rechtspersoon; ";
b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :
"2° de datum en de handtekening van de natuurlijke persoon, van de vertegenwoordiger van de rechtspersoon, of van de gemachtigde van deze persoon. De vertegenwoordiger van een rechtspersoon maakt zijn hoedanigheid bekend en bewijst zijn bevoegdheid. De gemachtigde legt de volmacht die hij gekregen heeft, over.";
c) de bepalingen onder 3°, 4° en 6° worden opgeheven;
d) in de bepaling onder 5° wordt het woord " 5° " vervangen door het woord " 3° ";
2° in paragraaf 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de woorden " de Europese Gemeenschap " worden vervangen door de woorden " de Europese Unie ";
b) de paragraaf wordt aangevuld met de woorden " of van elke andere overeenkomst die de Europese Unie verbindt ";
3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
" § 3. Het Instituut beslist over de aanvraag van een vergunning binnen zes weken na de ontvangst van de volledige aanvraag.
Een aanvraag is volledig wanneer zij de informatie bevat vermeld in paragraaf 1 van dit artikel en wanneer aan de voorwaarden vermeld in artikel 5, § 1, is voldaan.
Het Instituut kan de aanvraag van een vergunning afwijzen in de volgende gevallen :
1° een vergunning van de aanvrager is geschorst of ingetrokken om de redenen die vermeld zijn in artikel 8;
2° de aanvrager heeft verzuimd een bedrag dat overeenkomstig hoofdstuk IV aan het Instituut verschuldigd is, geheel of gedeeltelijk te betalen.
De termijn van zes weken kan worden verlengd met vijf maanden indien voor het grondstation een frequentiecoördinatie nodig is. Een bijkomende termijn kan worden opgelegd door het Instituut in geval van problemen bij de coördinatie. In dat geval wordt een voorlopige vergunning opgesteld. ".
Art.5. In artikel 5, § 1, 1°, van datzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 2 februari 2005, wordt de zin " De operatoren en aanbieders van openbare telecommunicatiediensten publiceren de exacte en passende technische specificaties van hun interfaces in overeenstemming met artikel 92quater van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. " opgeheven.
Art.6. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden " en staat van kenmerkende gegevens of van een eensluidend verklaard afschrift van die bescheiden " opgeheven;
2° in het tweede lid worden de woorden " Die documenten moeten worden getoond " vervangen door de woorden " Dit document moet worden getoond ".
Art.7. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen (Justel leest "aangevuld") als volgt :
" Wanneer het Instituut voornemens is de vergunning te schorsen, wordt de gebruiker van de vergunning door het Instituut gehoord, tenzij een onmiddellijke schorsing gerechtvaardigd is door bijvoorbeeld hoogdringendheid of wanneer de feiten onweerlegbaar zijn. ";
2° het derde lid wordt vervangen als volgt :
" De gebruiker van wie de vergunning werd geschorst, wordt door het Instituut gehoord. Het Instituut kan beslissen om de schorsing op te heffen, de schorsing te bekrachtigen voor een bepaalde duur of de vergunning in te trekken. ";
3° het vijfde lid wordt vervangen als volgt :
" noch de intrekking van de verschuldigde rechten ";
4° het artikel wordt aangevuld met een lid luidend als volgt :
"De verdere regels voor controle worden uitgevoerd conform de bepalingen inzake controle vastgelegd in het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen.".
Art.8. In datzelfde besluit wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende :
" Art. 8/1. Het houden en het verhandelen van radiocommunicatieapparatuur gebruikt voor de satellietgrondstations worden onderworpen aan de voorwaarden vastgelegd in het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netwerken en netten met gedeelde middelen. ".
Art.9. In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "100 euro per PLB" worden geschrapt;
2° het artikel wordt aangevuld met vier leden, luidende :
" Elke aanpassing van de vergunning door het Instituut houdt de betaling van halve dossierkosten in.
Wanneer een aanvraag wordt ingediend minder dan twintig werkdagen voor de gewenste datum van indienstneming, worden de dossierrechten verhoogd met 50 %. Wanneer een aanvraag wordt ingediend minder dan vijf werkdagen voor de gewenste datum van indienstneming, worden de dossierrechten verdubbeld.
In het geval van tijdelijke vergunningen worden de termijnen respectievelijk vastgelegd op vijf en twee werkdagen.
De beschouwde datum is deze van de poststempel in geval van een aanvraag via brief en de datum van ontvangst door het Instituut in geval van een aanvraag via fax of e-mail. ".
Art.10. In artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 1° wordt opgeheven;
2° in de bepaling onder 2° wordt het woord " 2° " vervangen door het woord " 1° ";
3° in de bepaling onder 3° wordt het woord " 3° " vervangen door het woord " 2° " en het woord " totale " door het woord " maximale ".
Art.11. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid, eerste zin, wordt het woord " 1996 " vervangen door het woord " 2006 ";
2° in het tweede lid wordt de zin " Na de toepassing van de coëfficiënt worden de in artikel 12 vermelde bedragen afgerond tot de hogere euro, de in artikel 13 vermelde bedragen worden afgerond tot het hogere veelvoud van 12 cent. " opgeheven.
Art.12. In datzelfde besluit wordt een artikel 14/1 ingevoegd, luidende :
" Art. 14/1. De rechten waarin artikel 12 en artikel 13 voorzien zijn niet verschuldigd voor satellietgrondstations die in dienst worden gesteld door :
1° de openbare radio- en televisieomroepdiensten voor de behoeften van hun uitzendingen;
2° de meteorologische dienst per satelliet;
3° het Europees Ruimteagentschap voor het volgen en de controle van de satellieten;
4° de volg- en controlestations van het Europese plaatsbepalingssysteem GALILEO. ".
Art.13. In hetzelfde besluit wordt een bijlage ingevoegd die wordt bijgevoegd als bijlage bij dit besluit.
HOOFDSTUK 2. - Opheffingsbepaling
Art.14. Het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.15. De minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 november 2013.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Economie,
J. VANDE LANOTTE
BIJLAGE.
Art. N. Soorten satellietgrondstations waarvoor geen vergunning vereist is zoals bedoeld in artikel 39, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Artikel 1. Enig artikel. Voor de volgende satellietgrondstations is geen vergunning vereist zoals bedoeld in artikel 39, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie :
1° de radiobakens voor plaatsbepaling per satelliet van rampen geregistreerd in het COSPAS-SARSAT-systeem;
2° de grondstations die louter kunnen ontvangen;
3° de vaste grondstations die werken in de frequentiebanden 14,00 - 14,25 GHz of 29,50-30,00 GHz voor de transmissie, en in de frequentiebanden 10,70 - 12,75 GHz of 19,7 - 20,2 GHz voor de ontvangst :
a) met een EIUV van maximaal 34 dBW;
b) met een EIUV tussen 34 en 50 dBW en gebruikt op meer dan 500 m van de grenzen van een luchthaven of vliegveld;
c) met een EIUV tussen 50 en 55,3 dBW en gebruikt op meer dan 1 800 m van de grenzen van een luchthaven of vliegveld;
d) met een EIUV tussen 55,3 en 57 dBW en gebruikt op meer dan 2 300 m van de grenzen van een luchthaven of vliegveld;
e) met een EIUV tussen 57 en 60 dBW en gebruikt op meer dan 3 500 m van de grenzen van een luchthaven of vliegveld;
4° de satellietgrondstations aan boord van vaartuigen die werken in de frequentiebanden 5925-6425 MHz voor de transmissie en in de frequentiebanden 3700-4200 MHz voor de ontvangst, en die werken in een satellietnetwerk dat werd gemeld aan het ECO conform het besluit ECC/DEC/(05)09 van de CEPT;
5° de satellietgrondstations aan boord van vaartuigen met een antenne die een diameter heeft van meer dan 60 cm en die werken in de frequentiebanden 14,00-14,25 GHz voor de transmissie en in de frequentiebanden 10,70-11,70 GHz of 12,50-12,75 GHz voor de ontvangst, en die werken in een satellietnetwerk dat werd gemeld aan het ECO conform het besluit ECC/DEC/(05)10 van de CEPT;
6° de satellietgrondstations aan boord van luchtvaartuigen die werken in de 14,00 - 14,50 GHz-band voor de transmissie en in de 10,70 - 11,70 GHz of 12,50 - 12,75 GHz-banden voor de ontvangst :
a) met een EIUV lager dan of gelijk aan 50 dBW; en
b) toegestaan in het land waarin het luchtvaartuig is ingeschreven; en
c) conform de aanbeveling UIT-R M.1643 van de Internationale Telecommunicatie Unie - afdeling Radiocommunicatie; en
d) die werden gemeld aan het ECO conform het besluit ECC/DEC/(05)11 van de CEPT;
7° de satellietgrondstations die enkel uitzenden en die werken in de frequentiebanden 1613,8-1626,5 MHz :
a) met een EIUV lager dan of gelijk aan 30 dBm; en
b) conform 5.364 van het Radioreglement; en
c) waarvoor de ratio van de tijd gedurende eender welke periode van een uur, tijdens dewelke het toestel actief uitzendt, niet groter is dan 1%; en
d) conform tabel 1 van bijlage 1 bij de aanbeveling UIT-R M.1343-1 van de Internationale Telecommunicatie Unie - afdeling Radiocommunicatie;
8° de satellietgrondstations die tegelijk uitzenden en ontvangen, met uitzondering van de vaste stations aan boord van vaartuigen of luchtvaartuigen, die worden gecontroleerd door een satellietnetwerk en werken in de volgende frequentiebanden :
a) 1518-1525 MHz voor de ontvangst;
b) 1525-1544 MHz voor de ontvangst;
c) 1545-1559 MHz voor de ontvangst;
d) 1610-1626,5 MHz voor de transmissie;
e) 1613,8-1626,5 MHz voor de ontvangst;
f) 1626,5-1645,5 MHz voor de transmissie;
g) 1645,5-1660,5 MHz voor de transmissie;
h) 1670-1675 MHz voor de transmissie;
i) 1980-2010 MHz voor de transmissie;
j) 2170-2200 MHz voor de ontvangst;
k) 2483,5-2.500 MHz voor de ontvangst;
9° de satellietgrondstations aan boord van mobiele platformen die werken in de frequentiebanden 28,4445-28,9485 GHz of 29,4525-30,0000 GHz voor de transmissie, en in de frequentieband 17,3-20,2 GHz voor de ontvangst, conform de bijlagen 1 tot 4 van het besluit ECC/DEC/(13)01 van de CEPT;
10° de satellietgrondstations in dienst gesteld door het Instituut voor de uitbating van zijn diensten;
11° de satellietgrondstations van het wereldwijde nood- en veiligheidssysteem aan boord van vaartuigen of luchtvaartuigen van buitenlandse nationaliteit die :
a) hernomen zijn op de vergunning voor het vaartuig- of luchtvaartuigstation uitgereikt door de overheid van het land waaronder het vaartuig of luchtvaartuig ressorteert;
b) conform zijn met het door het Instituut gepubliceerde frequentieplan.
Gezien om gevoegd te worden bij ons koninklijk besluit van 26 november 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations en tot opheffing van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Economie,
J. VANDE LANOTTE