14 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie binnen Defensie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-10-2013 en tekstbijwerking tot 07-02-2023)
Art. 1-11
Artikel 1.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° " de wet " : de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht;
2° " de minister " : de minister van [1 Defensie]1;
3° " de DGHR " : de directeur-generaal human resources;
4° " de beroepsinstantie " : de beroepsinstantie bedoeld in artikel 178/2 van de wet;
5° " de comparant " : de persoon die voor de beroepsinstantie moet verschijnen.
----------
(1)<KB 2016-01-29/11, art. 118, 002; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
Art.2.
<Opgeheven bij KB 2022-12-26/31, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2023>
Art.3. De leden van de beroepsinstantie mogen niet betrokken geweest zijn in de procedure die heeft geleid tot de betwiste beslissing.
Art.4. Een of meerdere plaatsvervangende leden worden aangewezen voor elk effectief lid van de beroepsinstantie. De plaatsvervangende leden moeten aan dezelfde aanwijzingsvoorwaarden voldoen als deze van de effectieve leden.
Art.5.§ 1. Onverminderd de bepalingen [2 van de paragrafen 3 tot 4]2 wijst de DGHR de militairen aan, belast met het uitoefenen van de functies van effectieve leden en plaatsvervangende leden gedurende één jaar :
1° behorend tot de algemene directie human resources;
2° [2 op voorstel van de bevoegde directeur-generaal, onderstafchef of commandant van de component, voor de militairen niet behorend tot de algemene directie human resources.]2
§ 2. [2 ...]2
§ 3. In de gevallen bedoeld in [2 artikel 178/2, zesde lid, 2°, van de wet]2, worden de vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties van het militair personeel in hun midden aangewezen.
§ 4. Wanneer in toepassing van de wet of van dit besluit, de voorzitter de DGHR, [1 ...]1 de chef defensie of de minister is, is geen enkele voorafgaande aanwijzing vereist.
----------
(1)<KB 2017-06-18/13, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2022-12-26/31, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2023>
Art.6. De beroepsinstantie wordt bijgestaan door een secretaris aangewezen door de voorzitter.
De DGHR of de autoriteit die hij aanwijst kan één of meerdere permanente secretariaten oprichten voor één of meerdere van de beslissingen bedoeld in artikel 178/2 van de wet.
Art.7. Naast de beslissingen die de beroepsinstantie kan nemen in toepassing van de artikelen 71 tot 72/2 en 101/1, tweede lid, van de wet, kan de beroepsinstantie één of meerdere van de volgende beslissingen nemen :
1° het bevestigen van de beslissing waartegen het beroep wordt ingediend;
2° het nemen van één van de andere beslissingen die de autoriteit, die de betwiste beslissing heeft genomen, kon nemen;
3° het geheel of gedeeltelijk tenietdoen van de beslissing.
Art.8. Het koninklijk besluit van 21 november 2007 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de beroepsinstantie die belast is met de behandeling van het beroep ingediend tegen een postbeoordeling met vermelding " onvoldoende " die het verlies van de hoedanigheid van militair tot gevolg heeft, wordt opgeheven.
Art.9. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt elke procedure betreffende een beroep ingediend tegen één van de beslissingen bedoeld in artikel 178/2 van de wet, begonnen vóór de inwerkingtreding van dit besluit, onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing waren de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 31 december 2013.
Art. 11. De minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.