20 APRIL 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de aanwijzing van een persoon die de minderjarige bijstaat bij de uitoefening van zijn rechten in de integrale jeugdhulp wanneer de minderjarige en zijn ouders tegenstrijdige belangen hebben en de minderjarige niet in staat is om zelf een [vertrouwenspersoon] aan te wijzen of niemand het ouderlijk gezag uitoefent. <BVR2014-02-21/05, art. 128, 003; Inwerkingtreding : 28-02-2014> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-05-2012 en tekstbijwerking tot 28-02-2014)
Art. 1-9
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° [2 vertrouwenspersoon]2 : de persoon, vermeld in artikel 2, die is aangeduid om de minderjarige bij te staan bij de uitoefening van zijn rechten, opgenomen in het decreet van 7 mei 2004;
2° decreet van 7 mei 2004 : het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp;
3° directeur : de natuurlijke persoon die belast is met de dagelijkse leiding van een jeugdhulpvoorziening;
4° jeugdhulpverlener : een persoon die binnen een jeugdhulpvoorziening belast is met jeugdhulpverlening;
5° jeugdhulpvoorziening : een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als vermeld in artikel 4 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp;
[2 6° toegangspoort: het orgaan, vermeld in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
7° personeelslid van de toegangspoort: het personeelslid van het team Indicatiestelling of het team Jeugdhulpregie van de toegangspoort, dat de verantwoordelijkheid draagt voor de voortgang van het dossier van de minderjarige.]2
----------
(1)<BVR 2013-09-06/02, art. 39, 1°, 002; Inwerkingtreding : 16-09-2013>
(2)<BVR 2014-02-21/05, art. 129, 003; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
Art.2.In de gevallen, vermeld in artikel 24, § 2, van het decreet van 7 mei 2004, kan de directeur van een jeugdhulpvoorziening die betrokken is bij de jeugdhulpverlening, ongeacht of de jeugdhulpvoorziening op dat ogenblik jeugdhulpverlening verstrekt aan de minderjarige [2 of kan het personeelslid van de toegangspoort]2, één persoon aanwijzen om de minderjarige bij te staan bij de uitoefening van de rechten die in het voormelde decreet zijn opgesomd.
De directeur, vermeld in het eerste lid, [2 ...]2 , kan een personeelslid van de jeugdhulpvoorziening mandateren om de opdrachten opgenomen in artikel 2 tot 5 uit te voeren.
De [2 vertrouwenspersoon]2 moet beantwoorden aan de vereisten, vermeld in artikel 24, § 2, van voormeld decreet, en moet de directeur [2 of het personeelslid van de toegangspoort]2 een uittreksel uit het strafregister bezorgen, dat een model 2 omvat.
----------
(1)<BVR 2013-09-06/02, art. 39, 2°, 3°, 4°, 002; Inwerkingtreding : 16-09-2013>
(2)<BVR 2014-02-21/05, art. 130, 003; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
Art.3.§ 1. [2 De directeur of het personeelslid van de toegangspoort, vermeld in artikel 2, wijst de vertrouwenspersoon aan bij een gemotiveerde beslissing.]2
Hij pleegt vooraf overleg met :
1° de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken van de minderjarige, naargelang het geval, tenzij ze aan de uitnodiging tot overleg geen gevolg geven;
2° ten minste twee jeugdhulpverleners die betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening aan de minderjarige;
3° de aan te wijzen persoon.
Hij hoort de minderjarige vooraf, rekening houdend met de mogelijkheden van de minderjarige.
§ 2. [2 ...]2
§ 3. [2 ...]2
----------
(1)<BVR 2013-09-06/02, art. 39, 5°, 6°, 002; Inwerkingtreding : 16-09-2013>
(2)<BVR 2014-02-21/05, art. 131, 003; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
Art.4.[2 De directeur of het personeelslid van de toegangspoort, vermeld in artikel 2, reikt aan de vertrouwenspersoon]2 een attest van zijn aanstelling uit, conform het model dat de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid hebben vastgesteld.
----------
(1)<BVR 2013-09-06/02, art. 39, 7°, 002; Inwerkingtreding : 16-09-2013>
(2)<BVR 2014-02-21/05, art. 132, 003; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
Art.5.[2 De directeur of het personeelslid van de toegangspoort, vermeld in artikel 2, kan]2 de aanstelling van de [2 vertrouwenspersoon]2 beëindigen. Behalve als de aanstelling wordt beëindigd op verzoek van de bijstandspersoon, hoort hij vooraf de bijstandspersoon en de minderjarige, rekening houdend met zijn mogelijkheden.
Als aan zijn aanstelling een einde is gesteld, bezorgt de betrokkene het attest, vermeld in artikel 4, onmiddellijk terug aan [2 de directeur die of het personeelslid van de toegangspoort dat het vernietigt]2 .
----------
(1)<BVR 2013-09-06/02, art. 39, 8°, 9°, 002; Inwerkingtreding : 16-09-2013>
(2)<BVR 2014-02-21/05, art. 133, 003; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
Art.6.Als verschillende jeugdhulpvoorzieningen betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening aan de minderjarige, brengt de [1 vertrouwenspersoon]1 de andere jeugdhulpvoorzieningen onmiddellijk op de hoogte van zijn aanstelling en, in voorkomend geval, van de beëindiging van zijn aanstelling.
----------
(1)<BVR 2014-02-21/05, art. 134, 003; Inwerkingtreding : 28-02-2014>
Art.7. De beslissingen, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, worden toegevoegd aan het dossier van de minderjarige dat de jeugdhulpvoorziening bijhoudt overeenkomstig artikel 20 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2012.
Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.