10 NOVEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 4, derde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-12-2012 en tekstbijwerking tot 24-04-2024)
HOOFDSTUK I. - Definitie
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Aan te leggen reservefondsen
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. [1 - Aan te leggen reservefondsen in de 4 laatste boekjaren waarvoor de aangesloten spaarders nog een spaarbedrag kunnen storten]1
Art. 4/1, 4/2, 5-6
HOOFDSTUK I. - Definitie
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de dienst " voorhuwelijkssparen ", de dienst ingericht met toepassing van artikel 7, § 4, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.
HOOFDSTUK II. - Aan te leggen reservefondsen
Art.2. De voor de dienst " voorhuwelijkssparen " aan te leggen reservefondsen omvatten :
1° technische voorzieningen, namelijk de middelen nodig om de uitvoering van de statutaire verbintenissen van de landsbonden van ziekenfondsen tegenover de leden te waarborgen;
2° een solvabiliteitsmarge, om het hoofd te bieden aan minder voorspelbare incidenties.
Art.3. Het niveau van de technische voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 2, 1°, beantwoordt aan het equivalent van de actuele waarde van de statutaire verbintenissen, zijnde de op de berekeningsdatum gewaarborgde voordelen aan de op deze datum aangesloten spaarders op de door hen gestorte en nog te storten spaargelden.
Art.4. Het niveau van de op het einde van een boekjaar samen te stellen solvabiliteitsmarge stemt overeen met het equivalent van 15 % van de technische voorzieningen bedoeld in artikel 3 indien de leden die aansluiten na 31 december van het jaar waarvoor de solvabiliteitsmarge moet samengesteld worden, volgens de statuten dezelfde voordelen zullen verkrijgen als alle andere personen die op dat ogenblik lid zijn van de dienst.
Indien het geheel der leden die reeds op 31 december van het jaar waarvoor de solvabiliteitsmarge moet samengesteld worden, niet allen genieten van dezelfde voordelen, stemt het niveau van de samen te stellen solvabiliteitsmarge overeen met het bedrag van de waarde S, gedefinieerd door :
S = 9 % . TV + 6 % . TV' . (16/n)
waar :
TV de technische voorzieningen, bedoeld in artikel 3, vertegenwoordigt die dienen samengesteld per einde van het betrokken boekjaar, voor het geheel van de leden van de dienst op dat ogenblik;
TV' het gedeelte van TV vertegenwoordigt dat betrekking heeft op de leden die genieten van de meest recente voordelen;
n het aantal volledige jaren vertegenwoordigt gedurende dewelke de meest recente voordelen reeds van kracht zijn op 31 december van het jaar waarvoor de solvabiliteitsmarge dient samengesteld te worden.
Indien de leden die aansluiten na 31 december van het jaar waarvoor de solvabiliteitsmarge dient samengesteld te worden, volgens de statuten andere voordelen zullen verkrijgen dan de leden die voorheen aansloten, stemt het niveau van de op dat ogenblik samen te stellen solvabiliteitsmarge overeen met het bedrag van de waarde S, gedefinieerd door :
S = 9 % . TV + 6 % . TV'' . 16
waar :
TV de technische voorzieningen, bedoeld in artikel 3, vertegenwoordigt die dienen samengesteld per einde van het betrokken boekjaar, voor het geheel van de leden van de dienst op dat ogenblik;
TV'' een simulatie vertegenwoordigt van de technische voorzieningen, berekend met de gegevens betreffende de leden die minder dan één jaar anciënniteit tellen op 31 december van het jaar waarvoor de solvabiliteitsmarge dient samengesteld te worden en op grond van de voordelen die, volgens de statuten, worden toegekend aan de leden die aansluiten na 31 december van het jaar waarvoor de solvabiliteitsmarge dient samengesteld te worden.
Indien de dienst de aansluiting van nieuwe leden niet meer toelaat, stemt het niveau van de op het einde van een boekjaar samen te stellen solvabiliteitsmarge overeen met het equivalent van 9 % van de technische voorzieningen bedoeld in artikel 3.
HOOFDSTUK III. [1 - Aan te leggen reservefondsen in de 4 laatste boekjaren waarvoor de aangesloten spaarders nog een spaarbedrag kunnen storten]1
----------
(1)
Art.4/1. [1 Ter aanvulling van artikel 3, voor de boekjaren X-3, X-2 en X-1, moet de berekening van het bedrag van de technische voorzieningen uitgaan van het principe dat alle spaarders aangesloten blijven tot hun dertigste verjaardag, het maximale jaarlijkse spaarbedrag storten en uittreden naar aanleiding van een gebeurtenis die recht geeft op het hoogste statutaire voordeel in functie van hun aansluitingsduur.
Boekjaar X is het laatste boekjaar waarvoor de aangesloten spaarders nog een spaarbedrag kunnen storten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-09/16, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.4/2. [1 In afwijking van artikel 4, dient voor de boekjaren X-3, X-2 en X-1 geen solvabiliteitsmarge aangelegd.
Boekjaar X is het laatste boekjaar waarvoor de aangesloten spaarders nog een spaarbedrag kunnen storten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-09/16, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.5. Dit besluit is van toepassing vanaf het boekjaar 2012.
Art. 6. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2012.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
Mevr. L. ONKELINX