14 OKTOBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, wat betreft de toepassingsregels voor de watertoets; van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001 tot aanwijzing van de instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen, wat betreft de overstromingsgevoelige gebieden; en van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1994 houdende aanwijzing van de besturen en openbare instellingen die advies geven over de gemeentelijke plannen van aanleg
Art. 1-15
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. In het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid wordt voor artikel 2, dat artikel 2/1 wordt, een nieuw artikel 2 ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 2. In uitvoering van artikel 8, § 5, van het decreet wordt de aanvullende lijst van vergunningen, plannen en programma's die aan de watertoets moeten worden onderworpen vastgesteld in de bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd.
Voor de meldingsplichtige handelingen aangewezen in uitvoering van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, is met toepassing van artikel 8, § 5, derde lid, van het decreet geen watertoets vereist. ".
Art.2. In artikel 2, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " Op de overheid die beslist over een vergunning, een plan of een programma die een mogelijk schadelijk effect veroorzaken " vervangen door de woorden " Op de overheid die beslist over een vergunning, een plan of een programma als vermeld in artikel 8, § 5, van het decreet ".
Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 3. § 1. Met behoud van de toepassing van de andere reglementaire bepalingen die ter zake van toepassing zijn, gaat de vergunningverlenende overheid na of er sprake kan zijn van een schadelijk effect als vermeld in artikel 3, § 2, 17° van het decreet. Wanneer blijkt dat bedoeld schadelijk effect er niet zal zijn, is het resultaat van de watertoets positief.
§ 2. De vergunningverlenende overheid moet in uitvoering van artikel 8, § 3, derde lid van het decreet advies vragen aan de adviesinstantie met betrekking tot mogelijke schadelijke effecten op de toestand van het oppervlaktewater indien het project waarvoor een vergunning wordt aangevraagd :
1° geheel of gedeeltelijk gelegen is in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied volgens de kaart, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;
2° en/of leidt tot een toename van het totaal van de horizontale dakoppervlakte van gebouwen en de verharde oppervlakte met meer dan 1 hectare indien het project afwatert naar een bevaarbare waterloop of een onbevaarbare waterloop van de eerste categorie, of 0,1 hectare bij afwatering naar andere waterlopen;
3° en/of geheel of gedeeltelijk gelegen is :
a) binnen de bedding van een bevaarbare of onbevaarbare waterloop;
b) op minder dan 50 meter afstand van de kruin van de talud van bestaande of geplande bevaarbare waterlopen;
c) op minder dan 50 meter afstand van haveninfrastructuur binnen de afgebakende zeehavengebieden;
d) op minder dan 20 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van eerste categorie;
e) op minder dan 10 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van tweede categorie;
f) op minder dan 5 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van derde categorie of van een niet-geklasseerde onbevaarbare waterloop in beheer van een polder of een watering;
g) binnen een afgebakende oeverzone;
4° en/of een vegetatiewijziging betreft zoals bedoeld in artikel 13 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
De vergunningverlenende overheid moet in uitvoering van artikel 8, § 3, derde lid van het decreet advies vragen aan de adviesinstantie met betrekking tot mogelijke schadelijke effecten op de toestand van het grondwater indien het project waarvoor een vergunning wordt aangevraagd :
1° een verkavelingsaanvraag met aanleg van nieuwe wegenis betreft;
2° en/of leidt tot een toename van het totaal van de horizontale dakoppervlakte van gebouwen en de verharde oppervlakte met meer dan 1 hectare;
3° en/of ondergrondse constructies (met uitzondering van funderingspalen en leidingen met een diameter tot 1 meter) bevat die dieper gelegen zijn dan 5 meter of een horizontale lengte hebben van meer dan 50 meter.
De minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan op voordracht van de CIW richtlijnen uitvaardigen voor het vaststellen van schadelijke effecten.
§ 3. De overheid die op basis van één of meer van de bepalingen vermeld in paragraaf 2 een schadelijk effect vaststelt, beslist over de vergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 2/1. ".
§ 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor openbare werken, en de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, worden gemachtigd om gezamenlijk bijlage 1 aan te passen.
Art.4. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt punt 2 vervangen door wat volgt :
" 2° in voorkomend geval, de gepaste voorwaarden en maatregelen om het schadelijke effect dat kan ontstaan als gevolg van de vergunningsplichtige activiteit, te voorkomen, te beperken, te herstellen of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van het hemelwater of de vermindering van de ruimte voor het watersysteem, te compenseren; ";
2° in paragraaf 1 wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
" 3° de inachtneming van de relevante doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 5, 6 en 7 van het decreet bij de beoordeling van de vergunningsplichtige activiteit en de opgelegde voorwaarden en maatregelen; ".
3° In paragraaf 2 wordt het woord " beoordelingsschema's " vervangen door het woord " bepalingen ".
Art.5. In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord " beoordelingsschema's " vervangen door het woord " bepalingen ";
2° in het derde lid, 1°, wordt tussen de woorden " MOW " en de zinsnede " Waterwegen en Zeekanaal " de woorden " met uitzondering van het Agentschap Wegen en Verkeer " ingevoegd.
Art.6. In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit wordt punt 5° vervangen door wat volgt :
" 5° de inachtneming bij de beoordeling en het voorstel, vermeld in 3° en 4°, van de relevante doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 5, 6 en 7 van het decreet. "
Art.7. Bijlagen I en II van hetzelfde besluit worden vervangen door bijlage 1 en 2, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Art.8. Bijlage III tot en met XV van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.9. De verplichting om advies te vragen, vermeld in artikel 3, is van toepassing op vergunningsaanvragen ingediend na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.10. In de artikelen 2, 11°, e) ; 2, 12°, g) ; 2, 13°, c) en 2, 22°, c) van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001 tot aanwijzing van de instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, worden de woorden " bijlage IX " vervangen door de woorden " bijlage 1 ".
Art.11. In hetzelfde besluit wordt art. 2, 12°, h), ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, vervangen door wat volgt :
" h) de gronden, gelegen binnen de begrenzing van het uitvoeringsplan, geheel of ten dele gelegen zijn in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied op de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en voor zover binnen het plan een oppervlakte van meer dan 1 ha een bestemming als woongebied, industriegebied, bedrijventerrein, recreatiegebied, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, gebied voor wegeninfrastructuur of gebied voor spoorwegeninfrastructuur verkrijgt in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen; ".
Art.12. In de artikelen 1, B, 6, e); 16, f); 19, c) en 21, b) van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1994 houdende aanwijzing van de besturen en openbare instellingen die advies geven over de gemeentelijke plannen van aanleg, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, worden de woorden " bijlage IX " vervangen door de woorden " bijlage 1 ".
Art.13. In hetzelfde besluit wordt art. 1, B, 16, g), ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, vervangen door wat volgt :
" g) de gronden, gelegen binnen de begrenzing van het gemeentelijk plan, geheel of ten dele gelegen zijn in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied op de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en voor zover binnen het plan een oppervlakte van meer dan 1 ha een bestemming als woongebied, industriegebied, bedrijventerrein, recreatiegebied, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, gebied voor wegeninfrastructuur of gebied voor spoorwegeninfrastructuur verkrijgt in afwijking van de bestaande plannen van aanleg of uitvoeringsplannen; ".
Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2012.
Art.15. De Vlaamse minister, bevoegd voor openbare werken, de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, en de Vlaamse minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 oktober 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
H. CREVITS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur
J. SCHAUVLIEGE
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,
P. MUYTERS
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid
Bijlage 1. - Kaart overstromingsgevoelige gebieden
(Kaart niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-11-2011, p. 68254)
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, wat betreft de toepassingsregels voor de watertoets; van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001 tot aanwijzing van de instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen, wat betreft de overstromingsgevoelige gebieden; en van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1994 houdende aanwijzing van de besturen en openbare instellingen die advies geven over de gemeentelijke plannen van aanleg.
Brussel, 14 oktober 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
H. CREVITS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur
J. SCHAUVLIEGE
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,
P. MUYTERS
Art. N2. Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid
Bijlage 2. - Positieve lijst van vergunningen, plannen en programma's, in aanvulling op de lijst opgenomen in artikel 8, § 5 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid
1. Vergunningen :
Voor zover het voorwerp van de betrokken vergunning een schadelijk effect als vermeld in artikel 3, § 2, 17°, van het decreet kan veroorzaken, worden de volgende vergunningen onderworpen aan de watertoets :
1° het conformiteitattest bodemsaneringsproject en het conformiteitsattest risicobeheersplan, vermeld in het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;
2° de machtigingen ecologische bosfunctie en bosreservaten, voor het aspect waterhuishouding, vermeld in artikel 20 en 30 van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
3° de ontheffing verbod in het Vlaams Ecologisch Netwerk, vermeld in artikel 25 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
4° de afwijking verbod in het Natuurdecreet en het uitvoeringsbesluit ervan, vermeld in artikel 56 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
5° de toestemming voor werken of handelingen in beschermde landschappen, vermeld in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg.
2. Plannen en programma's :
Voor zover het plannen en programma's of delen ervan betreft waarvan de realisatie een schadelijk effect als vermeld in artikel 3, § 2, 17°, van het decreet kan veroorzaken, worden de volgende plannen en programma's geheel of gedeeltelijk onderworpen aan de watertoets :
1° beheerplannen natuurreservaten als vermeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
2° bosbeheerplannen, zowel langetermijnplannen als uitvoeringsplannen, als vermeld in het decreet van 18 mei 1999 houdende wijziging van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
3° de bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen als vermeld in het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstoffen;
4° een projectrapport natuurinrichting en een projectuitvoeringsplan natuurinrichting als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wat betreft de natuurinrichtingsprojecten;
5° een ruilverkavelingsplan als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 1994 tot vaststelling van de bijdrage van het Vlaamse Gewest in de uitgaven voor de werken, uitgevoerd door de ruilverkavelingscomités;
6° een herwaarderingsplan beschermd stads- of dorpsgezicht, vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten;
7° een beheersplan beschermd landschap of erfgoedlandschap, als vermeld in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, wat betreft de toepassingsregels voor de watertoets; van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001 tot aanwijzing van de instellingen en administraties die adviseren over voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen, wat betreft de overstromingsgevoelige gebieden; en van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1994 houdende aanwijzing van de besturen en openbare instellingen die advies geven over de gemeentelijke plannen van aanleg.
Brussel, 14 oktober 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
H. CREVITS
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur
J. SCHAUVLIEGE
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,
P. MUYTERS