Details





Titel:

20 JULI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de [adviesinstanties]en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets, vermeld in artikel [1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018] <BVR2014-12-12/08, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 22-01-2015> )<Opschrift ingevoegd bij BVR2019-04-26/48, art. 64, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-10-2006 en tekstbijwerking tot 20-12-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Nadere regels voor de toepassing van de watertoets.
Art. 2, 2/1, 3-4
HOOFDSTUK III. - Aanwijzing van de [1 adviesinstanties]1 en nadere regels voor de adviesprocedure.
Art. 5-8
HOOFDSTUK III/1. [1 - Nadere regels voor de informatieplicht]1
Art. 8/1, 8/2, 8/3, 8/4, 8/5
HOOFDSTUK III/2. [1 - Opname informatieplicht in gebouwenpas]1
Art. 8/6
HOOFDSTUK IV. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art. 9-10
BIJLAGEN.
Art. N1-N9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het decreet : het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid[3 , gecoördineerd op 15 juni 2018]3;
  2° adviesinstantie : de instantie die advies verleent bij de watertoets, vermeld in artikel [3 1.3.1.1]3, van het decreet;
  3° CIW : de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid, vermeld in artikel [3 1.5.2.2]3, van het decreet;
  4° compensatiemaatregelen : maatregelen die erop zijn gericht een betekenisvol nadelig effect dat wordt veroorzaakt door een vergunningsplichtige activiteit of een plan of programma op een andere plaats dan de plaats waar het schadelijke effect plaatsvindt te compenseren;
  5° [3 De Vlaamse Waterweg nv: het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, vermeld in artikel 3, § 1, van het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht;]3;
  6° dwingende redenen van groot maatschappelijk belang : redenen die aantonen dat projecten of planingrepen aantoonbaar onontbeerlijk zijn in het kader van onder meer één of meer van de hierna vermelde maatregelen, beleidsopties of activiteiten :
  a) maatregelen of beleidsopties die gericht zijn op de bescherming van voor het leven van de burger fundamentele waarden zoals gezondheid, veiligheid en milieu;
  b) fundamentele beleidsmaatregelen voor de staat en de samenleving;
  c) de uitvoering van economische of maatschappelijke activiteiten waardoor specifieke openbare dienstverplichtingen worden nagekomen;
  7° [1 ...]1
  8° Havenbedrijf : de publiekrechtelijke overheden vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens;
  9° herstelmaatregelen : maatregelen die erop zijn gericht een betekenisvol nadelig effect dat wordt veroorzaakt door een vergunningsplichtige activiteit of een plan of programma ter plaatse te herstellen;
  10° MOW : het Vlaams ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken;
  11° vergunningsplichtige activiteit : een activiteit waarvoor op grond van een wet, decreet of besluit, een vergunning, toestemming of machtiging is vereist;
  12° [1 waterbeheerplan: het stroomgebiedbeheerplan, vermeld in artikel [3 1.6.2.1 en 1.6.2.4]3 van het decreet;]1
  13° [1 ...]1
  14° [4 overstromingsgevoelig gebied: een gebied zoals vermeld in artikel 1.3.3.3.2, § 1, vijfde lid, van het decreet en vastgesteld in bijlage III, IV en V, die bij dit besluit zijn gevoegd]4;
  15° [4 publieke gracht: een gracht als vermeld in artikel 1, 12, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;]4
  16° [1 ...]1
  17° wateradvies : het advies bij de watertoets, vermeld in artikel [3 1.3.1.1]3, van het decreet;
  18° waterbeheerder : de beheerder van een onbevaarbare waterloop of een waterweg, de publiekrechtelijke rechtspersoon die [4 publieke]4 grachten beheert en de beheerder van het grondwater;
  19° [4 ...]4
  20° Vlaamse Milieumaatschappij : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaamse Milieumaatschappij, vermeld in artikel 10.2.1, § 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
  21° [3 ...]3
  22° [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-12/08, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 22-01-2015>
  (2)<BVR 2017-02-24/16, art. 107, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (3)<BVR 2019-04-26/48, art. 65, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BVR 2022-11-25/07, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK II. - Nadere regels voor de toepassing van de watertoets.
Art.2.[1 In uitvoering van artikel [2 1.3.1.1]2, van het decreet wordt de aanvullende lijst van vergunningen, plannen en programma's die aan de watertoets moeten worden onderworpen vastgesteld in de [3 bijlage II]3 die bij dit besluit is gevoegd.
   Voor de meldingsplichtige handelingen aangewezen in uitvoering van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, is met toepassing van artikel [2 1.3.1.1]2, van het decreet geen watertoets vereist.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-10-14/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (2)<BVR 2019-04-26/48, art. 66, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BVR 2022-11-25/07, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 2/1.[1 (Oud art. 2) § 1. [2 Op de overheid die beslist over een vergunning, een plan of een programma als vermeld in [3 artikel 1.3.1.1]3, § 5, van het decreet]2, rusten overeenkomstig [3 artikel 1.3.1.1]3, § 1, eerste lid van het decreet de volgende verplichtingen :
  1° ze legt alle voorwaarden op in de vergunning of ze gelast die aanpassingen aan het plan of programma die ze in het licht van de kenmerken van het watersysteem en de aard en omvang van de vergunningsplichtige activiteit, respectievelijk het plan of programma gepast acht om het schadelijke effect te voorkomen of te beperken;
  2° als dat niet mogelijk is, legt ze herstelmaatregelen op of, bij vermindering van de infiltratie van hemelwater of vermindering van ruimte voor het watersysteem, compensatiemaatregelen;
  3° als het schadelijke effect niet kan worden voorkomen, noch beperkt, en ook herstel of compensatie onmogelijk zijn, weigert ze de vergunning of weigert ze goedkeuring te verlenen aan het plan of programma.
  Op de overheid die beslist over een vergunning, een plan of een programma die afzonderlijk of in combinatie met een of meer bestaande vergunde activiteiten, plannen of programma's een mogelijk schadelijk effect op de kwantitatieve toestand van het grondwater veroorzaken, rusten overeenkomstig [3 artikel 1.3.1.1]3, § 1, tweede lid van het decreet de volgende verplichtingen :
  1° ze legt alle voorwaarden op in de vergunning of gelast aanpassingen aan het plan of programma die ze in het licht van de kenmerken van het watersysteem en de aard en omvang van de vergunningsplichtige activiteit, respectievelijk het plan of programma gepast acht om het schadelijke effect op de kwantitatieve toestand van het grondwater te voorkomen;
  2° als dat niet mogelijk is, oordeelt zij of de vergunningsplichtige activiteit of het plan of programma noodzakelijk is om dwingende redenen van groot maatschappelijk belang;
  3° als de vergunningsplichtige activiteit of het plan of programma niet noodzakelijk is om dwingende redenen van groot maatschappelijk belang, weigert ze de vergunning of weigert ze haar goedkeuring te verlenen aan het plan of programma;
  4° als de vergunningsplichtige activiteit of het plan of het programma noodzakelijk is om dwingende redenen van groot maatschappelijk belang, legt ze voorwaarden op om het schadelijke effect op de kwantitatieve toestand van het grondwater te beperken, te herstellen of te compenseren.
  § 2. De op te leggen voorwaarden om het schadelijke effect van een vergunningsplichtige activiteit te voorkomen of te beperken, kunnen betrekking hebben op onder meer :
  1° de gebruikte materialen, grond- en hulpstoffen of installaties;
  2° de wijze van bouwen of exploiteren;
  3° de omvang van de activiteit.
  § 3. De herstelmaatregelen en compensatiemaatregelen zijn in natura. Deze moeten door de initiatiefnemer worden doorgevoerd.
  Bij een vergunningsplichtige activiteit worden de herstelmaatregelen zodanig opgelegd dat het herstel wordt doorgevoerd zodra dat mogelijk is. De compensatiemaatregelen worden zodanig opgelegd dat ze uiterlijk worden uitgevoerd op het ogenblik waarop de uitvoering van de vergunningsplichtige activiteit waardoor het schadelijke effect wordt veroorzaakt een aanvang neemt.
  Bij plannen of programma's wordt tot het herstel of de compensatie beslist gelijktijdig met de definitieve vaststelling van het plan of programma. Het herstel wordt doorgevoerd na een activiteit ter uitvoering van het plan of programma zodra dat mogelijk is. De compensatiemaatregelen worden uiterlijk uitgevoerd op het ogenblik waarop een activiteit ter uitvoering van het plan of programma een aanvang neemt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2011-10-14/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (2)<BVR 2011-10-14/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (3)<BVR 2022-11-25/07, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.3.[1 § 1. Met behoud van de toepassing van de andere reglementaire bepalingen die ter zake van toepassing zijn, gaat de vergunningverlenende overheid na of er sprake kan zijn van een schadelijk effect als vermeld in artikel [3 1.1.3, § 2, 18° ]3 van het decreet. Wanneer blijkt dat bedoeld schadelijk effect er niet zal zijn, is het resultaat van de watertoets positief.
   § 2. [4 De vergunningverlenende overheid vraagt advies over de mogelijke schadelijke effecten op de toestand van het oppervlaktewater als vermeld in artikel 1.3.1.1, § 3, derde lid, van het decreet als het project waarvoor een vergunning of attest wordt aangevraagd:]4
   1° geheel of gedeeltelijk [4 opgenomen is op de advieskaart watertoets, opgenomen in bijlage I,]4 die bij dit besluit is gevoegd;
   2° en/of [4 betrekking heeft op de oprichting of het herbouwen van boven- of ondergrondse constructies of de aanleg of heraanleg van verhardingen, met een oppervlakte van]4 meer dan 1 hectare indien het project afwatert naar een bevaarbare waterloop of een onbevaarbare waterloop van de eerste categorie, of 0,1 hectare bij afwatering naar andere waterlopen;
   3° en/of geheel of gedeeltelijk gelegen is :
   a) binnen de bedding van een bevaarbare of onbevaarbare waterloop;
   b) op minder dan 50 meter afstand van de kruin van de talud van bestaande of geplande bevaarbare waterlopen;
   c) op minder dan 50 meter afstand van haveninfrastructuur binnen de afgebakende zeehavengebieden;
   d) op minder dan 20 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van eerste categorie;
   e) op minder dan 10 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van tweede categorie;
   f) op minder dan 5 meter afstand van de kruin van de talud van onbevaarbare waterlopen van derde categorie of van [4 een publieke gracht]4;
   g) binnen een afgebakende oeverzone;
   4° [4 ...]4
   [4 De vergunningverlenende overheid vraagt advies aan de adviesinstantie over de mogelijke schadelijke effecten op de toestand van het grondwater, vermeld in artikel 1.3.1.1, § 3, derde lid, van het decreet, als het project waarvoor een vergunning wordt aangevraagd binnen een beschermingszone voor drinkwaterwinning ligt en betrekking heeft op:]4
   1° [2 een [4 verkaveling]4 met een globale oppervlakte groter dan 1 ha, waarbij in de aanleg van wegen wordt voorzien;]2
   2° en/of [4 de oprichting of het herbouwen van boven- of ondergrondse constructies of de aanleg of heraanleg van verhardingen, met een oppervlakte van]4 meer dan 1 hectare;
   3° [2 en/of ondergrondse constructies, met uitzondering van funderingspalen en leidingen met een diameter tot 1 meter, [4 ...]4 die dieper gelegen zijn dan 5 meter onder het maaiveld en een ondergrondse horizontale lengte hebben van meer dan 100 meter.]2
   De minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan [4 ...]4 richtlijnen uitvaardigen voor het vaststellen van schadelijke effecten.
   § 3. De overheid die op basis van één of meer van de bepalingen vermeld in paragraaf 2 een schadelijk effect vaststelt, beslist over de vergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 2/1.
   § 4.[4 De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor openbare werken, zijn gemachtigd om samen bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd, aan te passen aan de actuele toestand na advies van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid. Dat advies wordt aan de vermelde ministers bezorgd van zodra voldoende informatie verzameld werd, die aanleiding geeft tot een actualisatie van de kaart.
   Minstens wordt de actualisatie zesjaarlijks uitgevoerd wanneer overeenkomstig artikel 1.6.2.2, § 2 van het decreet de stroomgebiedbeheerplannen herzien worden.
   De kaart, die conform het eerste lid wordt aangepast, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en elektronisch ter beschikking gesteld op www.waterinfo.be/watertoets, waar die tot op het niveau van kadastrale percelen geconsulteerd kan worden.]4
  [4 § 5. De instantie waaraan een adviesvraag wordt voorgelegd door de vergunningverlenende overheid conform bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd en artikel 5 wordt geacht bevoegd te zijn om daarover advies uit te brengen.
   De instantie, vermeld in het eerste lid, onderzoekt bij ontvangst van de adviesaanvraag, vermeld in het eerste lid, of ze bevoegd is. Als de instantie, vermeld in het eerste lid, vaststelt dat een andere instantie bevoegd is om advies uit te brengen doordat op basis van artikel 3, 4 en 4bis van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen een waterloop na actualisatie van bijlage I bij een andere categorie is ingedeeld, een waterloop is opgeheven of voor het eerst in een categorie is ingedeeld, stuurt die instantie de adviesvraag met het volledige vergunningsaanvraagdossier of een afschrift ervan door naar de bevoegde adviesinstantie. Tegelijkertijd brengt ze de overheid waarvan ze de adviesvraag heeft ontvangen, op de hoogte daarvan.]4
  ----------
  (1)<BVR 2011-10-14/07, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (2)<BVR 2014-12-12/08, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-01-2015>
  (3)<BVR 2019-04-26/48, art. 67, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BVR 2022-11-25/07, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.4.§ 1. Met behoud van de toepassing van de andere reglementaire bepalingen die ter zake van toepassing zijn, moet de motivering van de beslissing over een vergunningsaanvraag voor de toepassing van de watertoets een duidelijk aangegeven onderdeel bevatten, de waterparagraaf genoemd, waarbij, eventueel rekening houdend met het wateradvies, een uitspraak wordt gedaan over :
  1° de verenigbaarheid van de vergunningsplichtige activiteit met het watersysteem;
  2° [1 [3 in het geval een schadelijk effect zich kan voordoen, de beschrijving van de mogelijk schadelijke effecten,]3 de gepaste voorwaarden en maatregelen om het schadelijke effect dat kan ontstaan als gevolg van de vergunningsplichtige activiteit, te voorkomen, te beperken, te herstellen of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van het hemelwater of de vermindering van de ruimte voor het watersysteem, te compenseren;]1
  3° [1 de inachtneming van de relevante doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel [2 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4]2 van het decreet bij de beoordeling van de vergunningsplichtige activiteit en de opgelegde voorwaarden en maatregelen;]1
  [3 4° een beschrijving van de ligging van het project op de kaarten die zijn opgenomen in bijlage III, IV en V, die bij dit besluit zijn gevoegd. Als de vergunningverlener kennis heeft van overstromingen die om eender welke reden niet op de kaarten zouden zijn aangeduid, wordt dat ook weergegeven.]3
  § 2. De beslissing over een plan of programma bevat een waterparagraaf die met betrekking tot de planingreep ten minste de in § 1 vermelde gegevens omvat, met uitzondering van de gegevens over het wateradvies en de in artikel 3 vermelde [1 bepalingen]1.
  § 3. De bepalingen van § 1 en § 2 zijn niet van toepassing als de vergunning of de goedkeuring van het plan of programma al wordt geweigerd op andere gronden.
  ----------
  (1)<BVR 2011-10-14/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (2)<BVR 2019-04-26/48, art. 68, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BVR 2022-11-25/07, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK III. - Aanwijzing van de [1 adviesinstanties]1 en nadere regels voor de adviesprocedure.   ----------   (1)
Art.5.§ 1. Tenzij het anders bepaald is in de toepasselijke reglementering of in de in artikel 3 vermelde [1 bepalingen]1, zijn de adviesinstanties die overeenkomstig artikel [3 1.3.1.1]3, van het decreet advies uitbrengen over vergunningsaanvragen :
  1° de Vlaamse Milieumaatschappij als :
  a) de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een vergunningsplichtige activiteit die een schadelijk effect heeft of kan hebben op de toestand van het grondwater;
  b) de vergunningsplichtige activiteit waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, plaatsvindt in of in de nabijheid van een onbevaarbare waterloop van de eerste categorie, dan wel het oppervlaktewater in kwestie in die waterloop wordt verzameld;
  2° de provincie of, in voorkomend geval, de polder of watering als de vergunningsplichtige activiteit waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, plaatsvindt in of in de nabijheid van een onbevaarbare waterloop van de tweede categorie die onder hun respectievelijke beheer valt, dan wel het oppervlaktewater in kwestie in die waterloop wordt verzameld;
  3° de gemeente of, in voorkomend geval, de polder of watering als de vergunningsplichtige activiteit waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, plaatsvindt in of in de nabijheid van een onbevaarbare waterloop van de derde categorie of van een [4 publieke gracht in beheer bij de polder of watering]4, dan wel het oppervlaktewater in kwestie in die waterloop wordt verzameld;
  4° MOW of, in voorkomend geval,[3 De Vlaamse Waterweg nv]3 of een Havenbedrijf als de vergunningsplichtige activiteit waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, plaatsvindt in of in de nabijheid van een waterweg die onder hun respectievelijke beheer valt, dan wel het oppervlaktewater in kwestie in die waterweg wordt verzameld;
  5° de CIW als de vergunningsaanvraag uitgaat van een ruilverkavelingscomité gedurende de termijn als bedoeld in artikel 25, § 2 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet waarbij de bepalingen van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen niet van toepassing zijn in het ruilverkavelingsblok in kwestie.
  Dit geldt ook voor het ruilverkavelingscomité in het geval als bedoeld in artikel 38, § 2 van de Wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken, en voor het provinciaal comité voor ruilverkaveling in der minne in het geval als bedoeld in artikel 46, § 2 van de Wet van 10 januari 1978 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen in der minne.
  Als de vergunningsaanvraag uitgaat van een in het eerste lid 1° tot 4° vermelde waterbeheerder of van een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon waarin hij een participatie heeft, wordt het wateradvies verleend door :
  1° de CIW als de vergunningsaanvraag uitgaat van de Vlaamse Milieumaatschappij, MOW, [1 uitzondering van het Agentschap Wegen en Verkeer]1,[3 De Vlaamse Waterweg nv]3 of een Havenbedrijf;
  2° de Vlaamse Milieumaatschappij of, voor de gevallen waarin ze advies uitbrengen overeenkomstig het eerste lid, 4°, MOW,[3 De Vlaamse Waterweg nv]3 of een Havenbedrijf, als de vergunningsaanvraag uitgaat van een provincie;
  3° de provincie of, voor de gevallen waarin ze advies uitbrengen overeenkomstig het eerste lid, 1° en 4°, de Vlaamse Milieumaatschappij, MOW, [3 De Vlaamse Waterweg nv]3 of een Havenbedrijf, als de vergunningsaanvraag uitgaat van een gemeente of een polder of watering.
  § 2. [2 Binnen de haar toegekende adviestermijn kunnen de conform paragraaf 1 aangewezen adviesinstanties]2 adviezen inwinnen van andere bij het waterbeleid betrokken diensten en agentschappen, besturen en alle andere publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die belast zijn met taken van openbaar nut. De adviesinstantie voegt bij haar vraag om subadvies een afschrift van de relevante stukken van het aanvraagdossier. Die verlenen advies binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na ontvangst van de vraag om subadvies.
  De overeenkomstig § 1 aangewezen adviesinstantie dient in ieder geval een subadvies te vragen aan de bevoegde exploitant van de grondwaterwinning zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer indien de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een ingreep die plaatsvindt binnen een afgebakende beschermingszone type I of type II zoals bedoeld in artikel 20 van het besluit van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. Als er binnen de termijn van vijftien kalenderdagen geen advies is verleend, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
  § 3. [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2011-10-14/07, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (2)<BVR 2014-12-12/08, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 22-01-2015>
  (3)<BVR 2019-04-26/48, art. 69, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BVR 2022-11-25/07, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.6.§ 1. Tenzij het anders bepaald is in de toepasselijke reglementering, draagt de overheid die om een wateradvies vraagt er zorg voor dat een exemplaar van het volledige vergunningsaanvraagdossier of een afschrift ervan onverwijld met een aangetekende brief, door afgifte tegen ontvangstbewijs of door verzending op elektronische wijze wordt bezorgd aan de overeenkomstig artikel 5, § 1, aangewezen [1 adviesinstanties]1.
  In voorkomend geval wordt het verzoek om advies nader gespecificeerd door de in het eerste lid vermelde overheid.
  § 2. De ministers bevoegd voor het waterbeleid en de ruimtelijke ordening kunnen gezamenlijk het model van de adviesaanvraag vaststellen.
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-12/08, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 22-01-2015>

Art.7.§ 1. Het wateradvies bevat de volgende gegevens :
  1° [4 een korte beschrijving van de kenmerken van het watersysteem of bestanddelen ervan, waaronder een beschrijving van de ligging op basis van de kaarten die bijgevoegd zijn in bijlage III, IV en V, die kunnen worden beïnvloed door de vergunningsplichtige activiteit waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft. Als de adviesinstantie kennis heeft van overstromingen die om eender welke reden niet op de kaarten zouden zijn aangeduid, moet dat ook weergegeven worden]4;
  2° [4 ...]4
  3° [4 een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd met het watersysteem. Daarbij gaat de adviesinstantie, als dat relevant is voor de vergunningsplichtige activiteit, in op de aspecten, vermeld in artikel 1.2.2 van het decreet, behalve als de overheid haar vraag om advies uitdrukkelijk heeft beperkt tot een of meer van die aspecten. In voorkomend geval gaat de adviesinstantie bij de gemotiveerde beoordeling ook in op de maatregelen en acties uit de waterbeheerplannen die relevant zijn om de verenigbaarheid van de activiteit te beoordelen]4;
  4° in voorkomend geval, een gemotiveerd voorstel van de voorwaarden en maatregelen om het schadelijk effect dat kan ontstaan als gevolg van de vergunningsplichtige activiteit, te voorkomen, te beperken, te herstellen, of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van het hemelwater of de vermindering van de ruimte voor het watersysteem, te compenseren;
  5° [1 de inachtneming bij de beoordeling en het voorstel, vermeld in 3° en 4°, van de relevante doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel [3 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4"]3 van het decreet.]1
  § 2. De ministers bevoegd voor het waterbeleid en de ruimtelijke ordening kunnen gezamenlijk het model van het wateradvies vaststellen.
  ----------
  (1)<BVR 2011-10-14/07, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (2)<BVR 2014-12-12/08, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 22-01-2015>
  (3)<BVR 2019-04-26/48, art. 70, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BVR 2022-11-25/07, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.8.Tenzij het anders bepaald is in de toepasselijke reglementering, bezorgt de overheid die om een wateradvies heeft verzocht binnen tien kalenderdagen nadat ze een beslissing heeft genomen een afschrift van de beslissing aan [1 de adviesinstanties die een wateradvies hebben uitgebracht]1.
  ----------
  (1)<BVR 2014-12-12/08, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 22-01-2015>

HOOFDSTUK III/1. [1 - Nadere regels voor de informatieplicht]1   ----------   (1)
Art.8/1. [1 § 1. Met het oog op de uitvoering van de informatieplicht, vermeld in artikel 1.3.3.3.2 van het decreet, kan de ligging in overstromingsgevoelig gebied, in een afgebakend overstromingsgebied of een afgebakende oeverzone op de website www.waterinfo.be/informatieplicht geraadpleegd worden.
   § 2. De mate waarin het onroerend goed overstromingsgevoelig is, wordt bepaald door middel van een score:
   - de P-score geeft de ligging in overstromingsgevoelig gebied van een perceel weer;
   - de G-score geeft, indien van toepassing, de ligging in overstromingsgevoelig gebied van elk gebouw groter dan 25 m2 weer.
   De P-score en de G-score bestaan uit vier klassen (A, B, C en D), die op de volgende wijze worden bepaald:
   1° klasse A: geen overstroming gemodelleerd;
   2° klasse B: kleine kans op overstromingen onder de klimaatverandering 2050;
   3° klasse C: kleine kans op overstromingen onder het huidige klimaat;
   4° klasse D: middelgrote kans op overstromingen onder het huidige klimaat.
   De P-score en de G-score worden bepaald op basis van de overstromingsgevoeligheid in bijlage III, IV en V met de hoogste klasse voor het volledige perceel of het deel in kwestie ervan dat in overstromingsgevoelig gebied ligt. Voor de bepaling van de G-score wordt een bufferzone van één meter rond de buitenkant van het gebouw in overweging genomen. De P-score kan nooit lager zijn dan de G-score.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-11-25/07, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art.8/2. [1 Een deskundige overstromingsattest die conform artikel 6, 1°, h), van het VLAREL van 19 november 2010 erkend is, kan een overstromingsattest opmaken om de P-score en G-score te actualiseren op basis van de gebouwkenmerken, de bouwwijze of de genomen maatregelen voor de bescherming tegen overstromingen.
   De reden voor de actualisatie van de G-score en de P-score tijdens de publiciteit worden grondig gemotiveerd en beschreven in een overstromingsattest. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan de technische inhoud van het overstromingsattest verder bepalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-11-25/07, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art.8/3. [1 Indien van toepassing, wordt de vermelding dat een overstromingsattest werd bekomen, dat ten hoogste één jaar voor het verlijden van het document werd verleend, toegevoegd in de volgende documenten:
   1° de onderhandse of authentieke akte van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed;
   2° de onderhandse of authentieke akte van inbreng van een onroerend goed in een vennootschap;
   3° de onderhandse of authentieke akte van vestiging of overdracht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal;
   4° elke andere akte van een eigendomsoverdracht onder bezwarende titel, met uitzondering van huwelijkscontracten en de wijzigingen ervan en contracten over de mandeligheid.
   De geldigheidstermijn voor het overstromingsattest wordt gerekend vanaf de opmaak van het attest door de deskundige.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-11-25/07, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art.8/4. [1 Als de informatieplicht, vermeld in artikel 1.3.3.3.2 van het decreet, van toepassing is, worden de P-score en indien van toepassing de G-score meegedeeld in de onderhandse en de authentieke akte, vermeld in artikel 1.3.3.3.2, § 1, van het decreet. Er wordt altijd een schriftelijke vermelding van de P-score en indien van toepassing de G-score opgenomen in de publiciteit. Als er een geactualiseerde score beschikbaar is via een overstromingsattest, kan die geactualiseerde score bijkomend opgenomen worden, voor zover het overstromingsattest dat werd opgemaakt door de deskundige overstromingsattest maximum één jaar oud is.
   Voor percelen die conform artikel 8/1, § 2, een P-score hebben die onder klasse D valt, wordt bij de publiciteit het symbool gebruikt dat opgenomen is in bijlage VI, 1°, die bij dit besluit is gevoegd. Voor de gebouwen die conform artikel 8/1, § 2, een G-score hebben die onder klasse D valt, wordt bij de publiciteit gebruikgemaakt van het symbool dat opgenomen is in bijlage VI, 2°, die bij dit besluit is gevoegd.
   Op kleine publiciteitsinrichtingen op een onroerend goed, die zich hoofdzakelijk beperken tot een vermelding "te koop" of "te huur" en de contactgegevens van de verkoper of makelaar, is geen enkele vermelding vereist. In zoekertjes in gedrukte tijdschriften, kranten of weekbladen is enkel het gebruik van de symbolen opgenomen in bijlage VI verplicht, indien van toepassing, en is geen verdere vermelding vereist. In alle andere gevallen moeten de symbolen in bijlage VI gebruikt worden, indien van toepassing en een voluit geschreven vermelding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-11-25/07, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art.8/5. [1 De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor openbare werken, zijn gemachtigd om samen bijlage III, IV en V, die bij dit besluit zijn gevoegd, aan te passen aan de actuele toestand na advies van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid. Dat advies wordt aan de vermelde ministers bezorgd van zodra voldoende informatie verzameld werd, die aanleiding geeft tot een actualisatie van de kaart.
   Minstens wordt de actualisatie zesjaarlijks uitgevoerd wanneer overeenkomstig artikel 1.6.2.2, § 2 van het decreet de stroomgebiedbeheerplannen herzien worden.
   De kaarten die conform het eerste lid worden aangepast, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en elektronisch ter beschikking gesteld op www.waterinfo.be/informatieplicht, waar die tot op het niveau van kadastrale percelen geconsulteerd kunnen worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-11-25/07, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


HOOFDSTUK III/2. [1 - Opname informatieplicht in gebouwenpas]1   ----------   (1)
Art.8/6. [1 De P-score en indien van toepassing de G-score worden opgenomen in de gebouwenpas, vermeld in artikel 4 van het decreet van 30 november 2018 betreffende de gebouwenpas. Als een overstromingsattest wordt opgemaakt, wordt dat attest ook opgenomen in de gebouwenpas.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-11-25/07, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


HOOFDSTUK IV. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 november 2006.

Art.10. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-12-2022, p. 98146)]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-11-25/07, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. N2.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-12-2022, p. 98147)]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-11-25/07, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. N3.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-12-2022, p. 98149)]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-11-25/07, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. N4.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-12-2022, p. 98151)]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-11-25/07, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. N5.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-12-2022, p. 98152)]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-11-25/07, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. N6.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-12-2022, p. 98153)]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-11-25/07, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. N7.
  <Opgeheven bij BVR 2011-10-14/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>

Art. N8.
  <Opgeheven bij BVR 2011-10-14/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>

Art. N9.
  <Opgeheven bij BVR 2011-10-14/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2012>