26 SEPTEMBER 2011. - Koninklijk besluit betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-10-2011 en tekstbijwerking tot 10-03-2014)
Art. 1-5
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 [1 en bij Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011]1.
----------
(1)<KB 2012-07-20/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
Art.2.Als vertegenwoordigers van de federale overheidsdiensten met bevoegdheid op zee zoals bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, van de wet van 27 juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven, worden aangewezen :
1° voor de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer : de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer;
2° voor de Federale Overheidsdienst Financiën : de door de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën aangewezen vertegenwoordiger;
3° voor de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu : de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Leefmilieu;
4° voor de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking : de door de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aangewezen vertegenwoordiger;
5° voor de Federale Overheidsdienst Justitie : de door de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie aangewezen vertegenwoordiger;
6° voor het Ministerie van Landsverdediging : de door de Chef van de Defensiestaf aangewezen vertegenwoordiger;
7° voor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie : de door de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie aangewezen vertegenwoordiger;
8° voor de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken : de Directeur-generaal van de Algemene Directie Crisiscentrum;
9° voor de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid : de door de Voorzitter van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid aangewezen vertegenwoordiger;
10° [1 ...]1
De vertegenwoordigers van de federale overheidsdiensten met bevoegdheid op zee, bedoeld in het eerste lid, wijzen hun plaatsvervangers aan.
----------
(1)<KB 2014-02-21/11, art. 13,7°, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
Art.3.Overeenkomstig artikel 6, § 1, eerste lid, van de wet van 27 juli 2011 betreffende de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven, kan de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven de volgende niet-exhaustief opgesomde maatregelen nemen :
1° de bewegingen van het schip beperken of het schip gelasten een bepaalde koers te volgen. Deze eis laat de verantwoordelijkheid van de kapitein voor een veilige behandeling van zijn schip onverlet;
2° de kapitein van het schip gelasten een einde te maken aan de bedreiging van het milieu of van de maritieme veiligheid;
3° een evaluatieteam aan boord brengen om de omvang van het risico vast te stellen, de kapitein bij te staan bij het zoeken naar een oplossing en het bevoegde kuststation van een en ander op de hoogte te houden;
4° de kapitein gelasten een toevluchtsoord te zoeken in geval van direct gevaar, dan wel bewerkstelligen dat het schip wordt geloodst of gesleept.
[1 Indien een schip wordt gesleept onder een sleep- of bergingsovereenkomst, kunnen de door de bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven krachtens het eerste lid, onder 1° en 4°, genomen maatregelen ook worden toegepast op de betrokken bijstands-, bergings- en sleepvaartondernemingen.]1
----------
(1)<KB 2012-07-20/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 16-03-2012>
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 30 november 2010.
Art. 5. De Minister bevoegd voor Maritieme Zaken, de Minister bevoegd voor de Douane, de Minister bevoegd voor Leefmilieu, de Minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken, de Minister bevoegd voor Justitie, de Minister bevoegd voor Wetenschapsbeleid, de Minister bevoegd voor Landsverdediging, de Minister bevoegd voor Duurzame Ontwikkeling, de Minister bevoegd voor Economische Zaken en de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.