Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 JULI 2011. - [Koninklijk besluit tot bepaling van de vereisten van toepassing op de spoorweginfrastructuur] <KB2011-10-13/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 06-11-2011>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-07-2011 en tekstbijwerking tot 27-10-2011)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011014241 



Artikels:

Artikel 1. De vereisten van toepassing op de spoorweginfrastructuur worden aangenomen als veiligheidsvoorschrift. Deze vereisten worden vastgelegd overeenkomstig de tekst in bijlage bij dit besluit.

Art.2. De Minister bevoegd voor het Spoorvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 1 juli 2011.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  Y. LETERME
  De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
  E. SCHOUPPE

BIJLAGE.
Art. N.[1 Vereisten van toepassing op de spoorweginfrastructuur]1
  [1 De vereisten van toepassing op de spoorweginfrastructuur bestaan uit 3 delen :
   Deel A. : Van toepassing zijnde vereisten op het subsysteem Infrastructuur
   Deel B. : Van toepassing zijnde vereisten op het subsysteem Energie
   Deel C. : Van toepassing zijnde vereisten op het subsysteem Besturing en Seingeving]1

  Deel A. : Van toepassing zijnde vereisten op het subsysteem Infrastructuur
  1. Gebruikte afkortingen



  
  
AfkortingBetekenis
  
TSITechnische Specificatie inzake interoperabiliteit
  
TSI HSTSI High Speed (van toepassing op het Trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem)
  
TSI CRTSI Conventional Rail (van toepassing op het Trans-Europees conventioneel spoorwegsysteem)
  
TEN-lijn/infrastructuurLijn/infrastructuur die deel uitmaakt van het Trans-Europees netwerk (Trans European Network)

  2. Referentiedocumenten
  2.1. Technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI)
  - TSI INS HS : Technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "infrastructuur" van het Trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem gepubliceerd in het Europees publicatieblad L77/1 van 19 maart 2008 door beschikking van de Commissie van 20 december 2007 - ref : 2008/217/EG, of ieder volgend document dat dit vervangt;
  - TSI INS CR : Technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "infrastructuur" van het Trans-Europees conventioneel spoorwegsysteem gepubliceerd in het Europees publicatieblad L126 van 14 mei 2011 door beschikking van de Commissie van 26 april 2011 - ref : 2011/275/EU, of ieder volgend document dat dit vervangt;
  2.2. Europese-normen
  - EN 15273 -3 : Spoorwegtoepassingen - Omgrenzingsprofielen - Deel 3 : Vrije ruimteprofiel;
  - EN 13848-1 : Railtoepassingen - Bovenbouw - Geometrische kwaliteit van het spoor - Deel. 1 : Beschrijving van de spoorgeometrie;
  - NBN EN ISO 9001 : Kwaliteitsmanagementsystemen - Eisen.
  Opmerking : Tenzij anders vermeld, is het steeds de laatste versie van de norm die van toepassing is.
  2.3. Andere documenten
  - Ministerieel besluit van 30 juli 2010 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden;
  - De Netverklaring van de infrastructuurbeheerder;
  - Het Register van de Infrastructuur.
  De infrastructuurbeheerder onderhoudt de nodige interne reglementaire technische voorschriften om de conformiteit met de eisen van de TSI en met de nationale regels te waarborgen.
  3. Nationale regels van toepassing
  3.1. Technische en functionele specificaties
  3.1.1. Lijncategorieën
  De TEN-lijnen werden gedefinieerd door de Beslissing 884/2004/EC van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 29 april 2004, die de Beslissing 1692/96/EC verandert.
  De kaart met de lijnen opgenomen in het Trans-Europees netwerk staat in de Netverklaring en haar bijlagen.
  Voor projecten voor een nieuwe infrastructuur of de verbetering van een bestaande infrastructuur, zal de classificatie van de infrastructuur in het " basis "-TEN-net of in de " andere " TEN-lijnen bepaald worden conform de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Gemeenschap en zijn uitvoeringsbesluiten.
  3.1.2. Prestatieparameters
  De minimum prestatieparameters zijn opgenomen in de TSI CR INS en TSI HS INS.
  Naast deze grenswaarden zijn volgende prestatieniveaus van kracht voor projecten voor een nieuwe infrastructuur, of de verbetering van een bestaande infrastructuur :
  * Profiel van vrije ruimte BE1 volgens EN15273-3 zal vrijgemaakt worden. Dit omvat het profiel van vrije ruimte GA;
  * De aslast zal minstens [1 22,5 ton/as]1 bedragen;
  * Voor de lengte van de treinen is geen verificatie mogelijk;
  * Als snelheid zal de refertesnelheid toegepast worden behoudens lokale beperkingen.
  3.1.3. Basisparameters die subsysteem Infrastructuur bepalen
  De basisparameters zijn opgenomen in de TSI's.
  3.1.4. Lijnontwerp
  3.1.4.1. Profiel van vrije ruimte
  Het toe te passen profiel van vrije ruimte is in overeenstemming met TSI's en de norm EN15273-3.
  3.1.4.2. Tussenspoor en tussenspoor as op as
  De tussensporen en tussensporen as op as dienen te voldoen aan het addendum.
  Het grenstussenspoor dient in alle gevallen vrijgehouden te worden. Het nominaal tussenspoor dient toegepast waar dit economisch te verantwoorden is.
  Het nominaal tussenspoor houdt rekening met aerodynamische effecten zoals vereist door de TSI's.
  3.1.4.3. Spoorbreedte
  De nominale spoorbreedte bedraagt 1 435 mm.
  3.1.4.4. Equivalente coniciteit
  Teneinde de equivalente coniciteit te verzekeren worden in lopend spoor spoorstaven (60E1, 50E2 of equivalent) op dwarsliggers geplaatst op spoorbreedte van 1 435 of 1 437 mm met een spoorstaafhelling van 1/20.
  Conform de toepassingsgids voor de TSI's, wordt er van uitgegaan dat deze combinatie de vereisten van TSI's vervult.
  3.1.4.5. Spoorstijfheid
  Er bestaan geen nationale regels ter zake.
  3.1.5 Weerstand van het spoor aan de toegepaste belasting
  De grenswaarden van de TSI's zijn van toepassing.
  Er wordt uitgegaan van het feit dat ballastspoor met betonnen dwarsliggers met een raveling van minimum 1 500 dwarsliggers/km voldoet aan de eisen van de TSI's.
  Sporen en spoortoestellen zijn niet compatibel met remmingsystemen die onafhankelijk van de adhesie werken.
  3.1.6. Geometrische kwaliteit van het spoor en grenswaarden voor geïsoleerde fouten
  3.1.6.1. Bepaling van de waarden voor onmiddellijke tussenkomst, interventie en alarm
  De grenswaarden van de TSI's zijn van toepassing.
  De infrastructuurbeheerder dient te beschikken over een onderhoudsplan dat de naleving van die grenswaarden vrijwaart.
  De meetmiddelen dienen overeen te komen met de eisen van hoofdstuk 5 van EN 13848-1.
  3.1.6.2. Waarden voor onmiddellijke tussenkomst voor scheluwte
  De grenswaarden van de TSI's zijn van toepassing.
  3.1.7. Perrons
  De grenswaarden van de TSI's zijn van toepassing.
  De hoogtes van de perrons bedragen 55 of 75 cm.
  De inplanting van de perronboorden dienen de omtrekken GA, GB en GC te respecteren zowel als deze voor BE1, BE2 en BE3 overeenkomstig EN15273-3.
  3.1.8. Veiligheid, gezondheid en milieu
  De grenswaarden van de TSI's zijn van toepassing.
  De richtlijnen omtrent problemen van trillingen en geluid zijn open punten. Er bestaan geen nationale regels.
  3.1.9. Uitrustingen ten behoeve van de uitbating
  Kilometerpalen worden langs het spoor ingeplant.
  3.1.10. Vaste installaties ten behoeve van het onderhoud van het rollend materieel
  Voor zover de infrastructuurbeheerder deze diensten ter beschikking stelt, gelden de voorschriften van de TSI.
  3.2. Technische en functionele specificaties voor interfaces
  De verschillende interfaces worden bepaald door de TSI.
  3.2.1. Interfaces met het subsysteem Energie
  De weerstand van de bevestigingen bedraagt 10 kOhm per bevestiging.
  De weerstand van het spoor voor de terugstroom wordt verzekerd door de doorsnede van minimum één spoorstaaf. In het geval dat de spoorstaaf de terugstroom niet kan verzekeren, is een equivalente koperdoorsnede nodig van 4 x 95 mm2.
  Addendum. Tussensporen
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-07-2011, p. 42698)

  Deel B. : Van toepassing zijnde vereisten op het subsysteem Energie
  1. Gebruikte afkortingen



  
  
AfkortingBetekenis
  
TSITechnische Specificatie inzake interoperabiliteit
  
TSI HSTSI High Speed (van toepassing op het Trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem)
  
TSI CRTSI Conventional Rail (van toepassing op het Trans-Europees conventioneel spoorwegsysteem)

  2. Referentiedocumenten
  2.1. Technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI)
  - TSI ENE HS : Technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "energie" van het Trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem gepubliceerd in het Europees publicatieblad L104 van 14 april 2008 door beschikking van de commissie van 6 maart 2008 - ref : 2008/284/EG, of ieder volgend document dat dit vervangt;
  - TSI ENE CR : Technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "energie" van het Trans-Europees conventioneel spoorwegsysteem gepubliceerd in het Europees publicatieblad L126 van 14 mei 2011 door beschikking van de Commissie van 26 april 2011 - ref : 2011/274/EU, of ieder volgend document dat dit vervangt;
  2.2. Europese-normen
  - EN 15273 -1 : Railway applications - Gauges - Part 1 : General - Common rules for infrastructure and rolling stock;
  - EN 15273 -2 : Railway applications - Gauges - Part 2 : Rolling stock gauges;
  - EN 15273 -3 : Railway applications - Gauges - Part 3 : Structure gauges;
  - EN 50119 : Railway applications - Fixed installations - Electric traction overhead contact lines;
  - EN 50149 : Railway applications - Fixed installations - Copper and copper alloy grooved contact wires;
  - EN 50163 en EN 50163/A1 : Railway applications - Supply voltage of traction systems;
  - EN 50367 : Railway applications - Current collection systems - Technical criteria for the interaction between pantograph and overhead line (to achieve free access);
  - EN 50388 : Railway applications - Power supply and rolling stock - Technical criteria for the coordination between power supply (substation) and rolling stock to achieve interoperability;
  - NBN EN ISO 9001 : Kwaliteitsmanagementsystemen - Eisen.
  Opmerking : Tenzij anders vermeld, is het steeds de laatste versie van de norm die van toepassing is.
  2.3. Andere documenten
  - Ministerieel besluit van 30 juli 2010 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden.
  - De Netverklaring van de infrastructuurbeheerder;
  - Het Register van de infrastructuur.
  De infrastructuurbeheerder onderhoudt de nodige interne reglementaire technische voorschriften om de conformiteit met de eisen van de TSI en met de nationale regels te waarborgen.
  3. Nationale regels in gebruik
  3.1. Functionele en technische specificaties
  3.1.1. Spanning en frequentie
  De volgende voedingssystemen worden gebruikt op het netwerk :
  - 3 kV DC;
  - 25 kV AC 50 Hz;
  - 15 kV AC 16,7 Hz.
  De spanning en frequentie van de hierboven vermelde voedingssystemen voldoen aan de bepalingen uit § 4 van EN 50163 en § 4.2 van EN 50163/A1.
  3.1.2. Prestaties van het systeem en geïnstalleerd vermogen
  Het geïnstalleerde vermogen van elke installatie en de belastbaarheid van de verschillende baanvakken zijn beschreven in de Netverklaring van Infrabel en het Register Infrastructuur.
  3.1.3. Recuperatieremming
  De recuperatieremming is toegelaten, zowel onder 3 kV als onder 25 kV volgens de voorwaarden van het ministerieel besluit tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden.
  3.1.4. Emissie van harmonischen naar de elektriciteitsleverancier
  De huidige TSI's leggen geen voorwaarden op m.b.t. de emissie van harmonischen [1 naar de elektriciteitsleverancier]1. De toegelaten waarden voor deze emissie maken evenwel deel uit van de Technische Reglementen van de elektrische netbeheerders.
  3.1.5. Externe EMC
  De infrastructuurbeheerder stelt alles in het werk om te voldoen aan de vereisten van de toekomstige nieuwe versie van de norm EN 50388. Van zodra die norm verschenen is, zal het netwerk daar dus aan voldoen.
  3.1.6. Continuïteit van de stroomvoorziening bij storingen
  De sectioneringsplannen dienen als basis voor de conformiteitstudies m.b.t. de continuïteit van de voeding bij storingen.
  3.1.7. Bescherming van het milieu
  De te respecteren voorwaarden maken deel uit van de bouw- of exploitatievergunning, die voor elke afzonderlijke installatie wordt afgeleverd.
  3.1.8. Conformiteit van de bovenleiding met het profiel van vrije ruimte van de infrastructuur
  Het profiel van vrije ruimte van de spoorlijnen wordt beschreven in het deel A.
  3.1.9. Materiaal van de rijdraden
  De rijdraden en de gebruikte materialen voldoen aan de bepalingen uit de norm EN 50149.
  3.1.10. Contactkrachten
  Volgende bepalingen zijn van toepassing voor de contactkrachten tussen stroomafnemer en bovenleiding :
  - HS : TSI ENE HS, § 4.2.15;
  - CR : TSI ENE CR, § 4.2.15.
  3.1.11. Dynamisch gedrag en kwaliteit van de stroomafname
  Volgende bepalingen zijn van toepassing voor het dynamisch gedrag en de kwaliteit van de stroomafname :
  - HS : TSI ENE HS, § 4.2.16;
  - CR : TSI ENE CR, § 4.2.16.
  3.1.12. Toegelaten stroomafname
  De toegelaten stroomafname per trein is afhankelijk van het baanvak en is opgenomen in het infrastructuurregister.
  3.1.13. Tussenafstand voor de stroomafnemers
  De tussenafstand voor de stroomafnemers moet voldoen aan de bepalingen uit het ministerieel besluit tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden.
  3.1.14. Fasescheidingszones
  - HS : de fasescheidingen voldoen aan de algemene bepalingen uit § 4.2.21 van TSI ENE HS en zijn uitgevoerd volgens § A.1.3 van EN 50367, behalve voor L.1 waarvoor een 'special case' is gedefinieerd in § 7.4.2 van TSI ENE HS;
  - CR : de fasescheidingen voldoen aan de algemene bepalingen uit § 4.2.19 van TSI ENE CR en zijn uitgevoerd volgens § A.1.4 van EN 50367.
  3.1.15. Systeemscheidingszones
  Op het volledige netwerk worden de systeemscheidingszones steeds met neergelaten stroomafnemers overschreden en zijn uitgevoerd volgens de bepalingen uit :
  - HS : § 4.2.22.1 en 4.2.22.3 van TSI ENE HS;
  - CR : § 4.2.20 van TSI ENE CR.
  3.1.16. Maximale stroomafname en contactkracht van de stroomafnemer bij stilstand
  De norm EN 50367, § 7.1 is van toepassing.
  3.1.17. Toegelaten materialen voor de sleepstukken van de stroomafnemers
  Volgende materialen zijn toegelaten :
  * koolstof;
  * verkoperde koolstof;
  * gemetalliseerde koolstof;
  * koper staal (*);
  * staalstrips gecombineerd met strips van de bovenvermelde types (*).
  (*) Deze types mogen samen slechts een beperkt percentage van de stroomafnemers van de operator uitmaken. De afspraken daaromtrent worden vastgelegd in een afzonderlijke " Service Level Agreement " met iedere operator.
  3.2. Functionele en technische specificaties van de raakvlakken (interfaces)
  3.2.1. Raakvlakken met het subsysteem Infrastructuur
  De raakvlakken met het subsysteem Infrastructuur zijn beschreven in :
  - HS : § 4.3.2 van TSI ENE HS;
  - CR : § 4.3.3 van TSI ENE CR.
  3.2.2. Raakvlakken met het subsysteem Rollend Materieel
  De raakvlakken met het subsysteem Rollend Materieel zijn beschreven in :
  - HS : § 4.3.1 van TSI ENE HS;
  - CR : § 4.3.2 van TSI ENE CR.
  3.2.3. Raakvlakken met het subsysteem CCS
  De raakvlakken met het subsysteem CCS zijn beschreven in :
  - HS : § 4.3.3 van TSI ENE HS;
  - CR : § 4.3.4 van TSI ENE CR.
  3.2.4. Raakvlakken met het subsysteem Exploitatie
  De raakvlakken met het subsysteem Exploitatie zijn beschreven in :
  - HS : § 4.3.4 van TSI ENE HS;
  - CR : § 4.3.5 van TSI ENE CR.
  3.2.5. Raakvlakken met het subsysteem SRT
  De raakvlakken met het subsysteem SRT zijn beschreven in :
  - HS : § 4.3.5 van TSI ENE HS;
  - CR : § 4.3.6 van TSI ENE CR.
  3.3. Exploitatievoorschriften
  Het toezicht en de technische exploitatie van de vaste installaties met elektrische tractie zijn onder normale omstandigheden verzekerd van op afstand door de "Verdeler ES" (een term die in gebruik is bij de infrastructuurbeheerder) die in de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen en haar uitvoeringsbesluiten benoemd wordt met "Verdeler Tractiestroom". Hiertoe zijn de Verdelers ES uitgerust met telebediening.
  De verrichting kan ook ter plaatse uitgevoerd worden door het personeel dat hiervoor is opgeleid. Deze verrichtingen worden uitgevoerd onder veilige omstandigheden en conform de richtlijnen van de interne reglementering (o.a. Reglementaire technische voorschriften en werkinstructies,...).
  Deze verrichtingen, evenals de aanvragen voor de buiten spanningstelling en de incidenten, moeten gemeld worden aan de Verdelers ES. Geen enkele verrichting mag uitgevoerd worden zonder opdracht of goedkeuring van de Verdeler ES, behalve degene die voorzien zijn in bijzondere instructies (lokale onderrichtingen voor bundels, werkplaatsen, schouwplatformen voor stroomafnemers..., waarin ten minste de verantwoordelijkheden en de nodige opleidingen beschreven worden en waarbij een voedingschema van de betrokken zone bijgevoegd wordt).
  3.4. Onderhoudsplan
  Voor het gehele net worden onderhoudsplannen opgesteld op basis van de interne reglementering van de infrastructuurbeheerder. De toepassing en opvolging ervan wordt gewaarborgd door een elektronisch opvolgsysteem en een kwaliteitsbeheersysteem volgens de norm NBN EN ISO 9001.

  [1 Deel C. : Van toepassing zijnde vereisten op het subsysteem Besturing en Seingeving
   1. Gebruikte afkortingen


AfkortingBetekenis
  
CCSBesturing en seingeving
  
TSITechnische Specificatie inzake Interoperabiliteit
  
TSI HSTSI High Speed (met betrekking tot het trans-Europese HS-hogesnelheidsnet)
  
TSI CRTSI Conventional Rail (met betrekking tot het conventionele trans-Europese spoornet)
  
TEN-lijn/
   infrastructuur
Lijn/infrastructuur die deel uitmaakt van het trans-Europees netwerk (Trans European Network)

   2. Referentiedocumenten
   2.1. Technische specificaties inzake interoperabiliteit
   * TSI CCS HS : technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende het subsysteem " besturing en seingeving " van het trans-Europese hogesnelheidsnet gepubliceerd in het Europees publicatieblad L245 van 12 september 2002 door beschikking van de Commissie van 30 mei 2002 - ref. : 2002/731/EG, of ieder volgend document dat die vervangt;
   * TSI CCS CR : technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende het subsysteem " besturing en seingeving " van het conventionele trans-Europese spoorwegnet, gepubliceerd in het Europees publicatieblad L284 van 16 oktober 2006 door beschikking van de Commissie van 28 maart 2006 - ref. : 2006/679/EG, of ieder volgend document dat die vervangt;
   2.2. Europese normen (EN)
   De normen waarnaar verwezen wordt in de hierboven vermelde TSI's, en ook :
   * EN 50121 : Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit (delen 1, 2, 3, 4 en 5)
   * EN 50238 : Railtoepassingen - Compatibiliteit tussen rollend materieel en treindetectiesystemen
   * EN 50125-3 : Railtoepassingen - Omgevingsomstandigheden voor uitrusting (deel 3 : Uitrusting voor signalering en telecommunicatie)
   * EN 50159-1 : Spoorwegtoepassingen - Communicatie-, signalerings- en afhandelingssystemen
   Opmerking : behoudens andersluidende bepaling is steeds de meeste recente versie van de normen van toepassing.
   3. Toepassingsgebied
   De bepalingen die in deze bijlage worden beschreven, zijn van toepassing op de spoorlijnen die vermeld worden in de netverklaring, bedoeld in artikel 21 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, en haar bijlagen.
   4. Essentiële eisen
   De installaties van het subsysteem CCS moeten voldoen aan de essentiële eisen (veiligheid, betrouwbaarheid, beschikbaarheid, gezondheid, milieubescherming, technische compatibiliteit) die beschreven worden in de TSI's CCS.
   Bovendien moeten ze ook conform zijn aan de bepalingen die vermeld worden in de veiligheidsvergunning die door de nationale veiligheidsinstantie wordt afgeleverd.
   5. Vereisten met betrekking tot de weersomstandigheden
   De toepasselijke vereisten met betrekking tot de weersomstandigheden worden beschreven in de norm EN 50125-3 (deel 3).
   6. Vereisten inzake elektromagnetische compatibiliteit
   De installaties van het subsysteem CCS moeten niet enkel beantwoorden aan de algemene bepalingen inzake elektromagnetische compatibiliteit die beschreven worden in de TSI's, maar ook aan de specifieke vereisten die worden bepaald door de Infrastructuurbeheerder en ze houden rekening met de specifieke kenmerken van het net en het rollend materieel dat op het net rijdt.
   7. Onderdelen van het subsysteem besturing en seingeving
   Het subsysteem besturing en seingeving bestaat uit :
   * De uitrusting voor de sturing en het beheer van het verkeer
   * De uitrusting die de bewegingstoelatingen genereert
   * De uitrusting die de bewegingstoelatingen doorgeeft
   * De telecommunicatie-uitrusting
   7.1. De uitrusting voor de sturing en het beheer van het verkeer
   De uitrusting CCS voor de sturing en het beheer van het verkeer bevindt zich in de seinposten. Deze uitrusting centraliseert de gegevens over het treinverkeer voor haar actiezone en stelt aan de infrastructuurgebruikers de gegevens ter beschikking die ze nodig hebben om het verkeer te beheren en te regelen.
   Deze uitrusting staat in verbinding met de verkeersleiding en de beheerder elektrische tractie energie van de infrastructuurbeheerder en ook met de infrastructuurgebruikers.
   7.2 De uitrusting die de bewegingstoelatingen genereert
   Op voorwaarde dat de infrastructuurgebruikers ze strikt naleven, stellen de bewegingstoelatingen de treinen in staat om hun snelheid te regelen, rekening te houden met de gevaarlijke punten en de technische uitrusting op de gepaste manier te gebruiken (tractie, telecommunicatie, remuitrusting,...).
   De productie van bewegingstoelatingen vraagt de inzet van gematerialiseerde middelen met interfaces naar de installaties voor het beheer van het verkeer, naar de laterale seininrichting en naar de systemen van klasse A en B volgens de TSI's die conform de volgende bepalingen worden aangewend.
   Deze uitrusting bestaat meestal uit een centraal deel en een lokaal deel langs de sporen.
   De bewegingstoelatingen steunen zich op vereisten eigen aan de verschillende aanwezige infrastructuurcomponenten. De onderstaande lijst is geen volledige opsomming, maar het gaat in het bijzonder om :
   * De spoorvrijmeldingstoestellen
   De infrastructuur is uitgerust met gematerialiseerde detectiesystemen " vrij spoor ". De spoorweginfrastructuurbeheerder bepaalt de technologie en haar aanwending, rekening houdend met de kenmerken van het rollend materieel en de andere aanwezige subsystemen.
   * De elementen die verband houden met het vrijeruimteprofiel;
   * De beweegbare elementen in het spoor : spoortoestellen, beweegbare bruggen, ontspoortoestellen,...;
   * De elementen van de elektrische tractie, de bovenleiding en de voeding ervan;
   * De kenmerken van het rollend materieel en voor het besturen ervan;
   * De rijzin van de treinen;
   * Specifieke lokale voorwaarden.
   7.3 De uitrusting die de bewegingstoelatingen doorgeeft
   De baanuitrusting van het subssysteem CCS geeft de bewegingstoelatingen en hun verschillende componenten ervan door aan de bestuurders. De spoorweginfrastructuurbeheerder gebruikt hiervoor een laterale seininrichting, stuurpostsignalisatie of een combinatie van beide.
   * Laterale seininrichting
   De laterale seininrichting bestaat uit vaste seinen en mobiele seinen die in het spoor of in de buurt ervan zijn ingeplant. Deze seininrichting wordt ondersteund door uitrusting van de klasse A en B conform de bepalingen van de TSI's CCS en de specifieke bepalingen die de spoorweginfrastructuurbeheerder vastlegt voor hun gebruik op het net.
   De laterale seininrichting wordt aangevuld en ondersteund met het nationale besturingshulpsysteem TBL1+ dat voldoet aan de door de spoorweginfrastructuur-beheerder vastgelegde bepalingen.
   * Stuurpostsignalisatie
   De stuurpostsignalisatie is verplicht voor de infrastructuur waarop aan meer dan 160 km/u. gereden wordt. De inrichting bestaat uit uitrusting van klasse A en B die voldoet aan de bepalingen van de TSI's CCS en de specifieke bepalingen die door de spoorweginfrastructuurbeheerder werden vastgelegd.
   * Combinatie van laterale seininrichting en stuurpostsignalisatie
   De spoorweginfrastructuurbeheerder mag de laterale seininrichting en de stuurpostsignalisatie combineren.
   7.4 De telecommunicatie-uitrusting
   De spoorweginfrastructuurbeheerder rust het net uit met een mobiel telecommunicatiesysteem van het type GSM-R, conform de geldende TSI's, reglementering en normen. Het systeem wordt aangevuld met conventionele telecommunicatie-uitrusting. Het geheel :
   * maakt de werking van alle subsystemen van de infrastructuur mogelijk;
   * maakt mondelinge communicatie en gegevensoverdracht mogelijk (vereist in het kader van het gebruik van de infrastructuur door de spoorwegondernemingen).
   7.5 Andere elementen van de infrastructuur CCS
   * Systemen voor het detecteren van warme asbussen
   Niettegenstaande de voorschriften van de TSI's is de infrastructuur uitgerust met een systeem voor het detecteren van warme asbussen. De spoorweginfrastructuurbeheerder bepaalt welke uitrusting nodig is evenals de vereisten waaraan de gebruikte producten en systemen moeten voldoen.
   * Overwegen en soortgelijke inrichtingen
   Deze installaties zorgen ervoor dat de weggebruikers de sporen op een veilige manier kunnen oversteken. De algemene en lokale bepalingen met betrekking tot de overwegen worden vermeld in de overeenkomstige wetgeving.
   * Afhankelijk van de behoeften die de spoorweginfrastructuurbeheerder identificeert, kan het subsysteem voor CCS ook andere uitrusting omvatten, zoals installaties om het personeel te beveiligen dat aan of in de buurt van de sporen werkt, diagnose-uitrusting, enz.
   8. Exploitatievoorschriften
   De spoorweginfrastructuurbeheerder stelt de documentatie op die vereist is voor de bediening van de installaties voor CCS en beheert die.
   De spoorweginfrastructuurbeheerder verduidelijkt welke maatregelen er genomen moeten worden in geval van werken, storingen, enz. aan de installaties voor CCS. Als " werken " worden alle, al dan niet geplande, interventies beschouwd met betrekking tot de infrastructuur, ongeacht het betrokken subsysteem, die een impact kunnen hebben op het prestatieniveau of het transportplan.
   9. Beheer van de installaties
   De spoorweginfrastructuurbeheerder beheert de installaties van het subsysteem voor CCS over de volledige levenscyclus. Daarom stelt hij een onderhoudsplan op met daarin de voorwaarden om aan de essentiële eisen te voldoen gedurende hun volledige levensduur.
   Daarnaast stelt hij ook de interne reglementering op over de verschillende activiteiten voor het subsysteem CCS en de coördinatie met de andere subsystemen en beheert hij die.
   10. Interface met de gebruikers van de spoorweginfrastructuur
   De spoorweginfrastructuurbeheerder stelt de reglementering op ten behoeve van de infrastructuurgebruikers over de verschillende elementen van het subsysteem CCS die voor het rijden van treinen nodig is, en beheert die.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-10-13/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 06-11-2011>

  Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 1 juli 2011 tot aanneming van een bestek voor de spoorweginfrastructuur.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  Y. LETERME
  De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
  E. SCHOUPPE