11 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot regeling van het statuut van de wapenhandelaar(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-06-2011 en tekstbijwerking tot 05-05-2020)
HOOFDSTUK I. - De aanvraag tot erkenning als wapenhandelaar
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het beroepsbekwaamheidsexamen
Art. 2-7
HOOFDSTUK III. - De deontologische code
Art. 8
Afdeling 1. - Beroepsplichten van de wapenhandelaar
Art. 9-15
Afdeling 2. - Verantwoordelijkheid van de wapenhandelaar
Art. 16-17
Afdeling 3. - Onverenigbaarheden
Art. 18
HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling
Art. 19
HOOFDSTUK I. - De aanvraag tot erkenning als wapenhandelaar
Artikel 1. De persoon die een erkenning als wapenhandelaar aanvraagt, voegt bij zijn aanvraag een attest, waaruit blijkt dat hij geslaagd is in het beroepsbekwaamheidsexamen.
HOOFDSTUK II. - Het beroepsbekwaamheidsexamen
Art.2. De kandidaat die wenst deel te nemen aan het beroepsbekwaamheidsexamen richt een aangetekende zending of een elektronisch aangetekende zending aan de Federale wapendienst, die hem uitnodigt voor het eerstvolgende examen dat tijdens het eerste en het derde trimester van het jaar wordt georganiseerd. Bij een te groot aantal inschrijvingen kan een bijkomend examen worden georganiseerd.
De kandidaat mag geen andere datum vragen om het examen af te leggen.
De niet-deelname aan een examen moet vooraf of binnen vijf werkdagen na het examen worden gewettigd door middel van een afdoende gemotiveerde brief gericht aan de Federale wapendienst. Bij gebrek hieraan staat de afwezigheid gelijk met een mislukking die wordt meegedeeld aan de kandidaat, die wordt uitgesloten van deelname aan een examen dat wordt georganiseerd binnen een periode van een jaar volgend op de datum van het proces-verbaal van het examen waarvoor hij ingeschreven was. De oproeping voor het examen maakt uitdrukkelijk melding van deze regels.
De uitsluiting wordt aan de betrokkene betekend bij aangetekend schrijven.
Art.3. Het examen bestaat uit :
1° een schriftelijke proef met betrekking tot de kennis van de na te leven regelgeving en van de techniek;
2° een mondelinge proef met betrekking tot de kennis van de beroepsdeontologie, aan de hand van de confrontatie met situaties die zich kunnen voordoen bij de uitoefening van het beroep, en van het gebruik van wapens.
De gestelde vragen staan in verband met de activiteit waarvoor de kandidaat een erkenning heeft gevraagd.
De jury verbetert de schriftelijke proef en beoordeelt de mondelinge proef.
Om te slagen voor het examen moet de kandidaat minimum 14/20 behalen voor elk van de proeven.
Art.4. De jury is samengesteld uit :
1° een ambtenaar van de Federale wapendienst, die desgevallend voor de vertaling kan zorgen;
2° de directeur van de Proefbank of zijn gemachtigde;
3° een vertegenwoordiger van het Centraal Wapenregister, of bij gebrek daaraan, een politieambtenaar met specifieke kennis van wapens, aangeduid door de andere leden van de jury in onderlinge overeenstemming;
4°een Nederlandstalige vertegenwoordiger en een Franstalige vertegenwoordiger van en voorgesteld door representatieve beroepsorganisaties van wapenhandelaars en aangeduid door de Minister van Justitie. Hun taalaanhorigheid wordt bepaald door de taal gebruikt op hun identiteitskaart. Hun aanwezigheid in de jury is waardevol omwille van hun kennis en ervaring betreffende de materie. Zij zetelen niet in de jury als concurrenten van de kandidaten.
De jury zetelt onder het voorzitterschap van het lid van de Federale wapendienst.
Art.5. De beraadslaging van de jury gebeurt bij consensus. Bij gebrek daaraan wordt de beslissing genomen door de meerderheid. In geval van gelijkheid heeft de voorzitter van de jury een doorslaggevende stem.
Art.6. Het proces-verbaal met het resultaat van het examen wordt ondertekend door de leden van de jury en bewaard bij de Federale wapendienst.
De Federale wapendienst reikt een attest dat gedurende twee jaar geldig is uit aan de kandidaat die geslaagd is voor het examen.
In geval van mislukking licht de Federale wapendienst de betrokkene in. Deze laatste laat binnen drie maanden aan de Federale wapendienst weten of hij aan het volgende examen deelneemt.
Art.7. De kandidaat die geslaagd is voor één van de twee proeven en die deelneemt aan de volgende examenzittijd wordt vrijgesteld van de proef waarvoor hij al is geslaagd.
De kandidaat die een erkenning beoogt die betrekking heeft op meerdere aspecten van het beroep, maar die niet kan bewijzen dat hij voldoende kennis in alle domeinen heeft, zal een attest van slagen krijgen dat beperkt is tot de gekende domeinen. Hij krijgt de kans dit attest tijdens de volgende zittijd uit te breiden, door het afleggen van een examen dat specifiek over de niet gekende domeinen gaat.
HOOFDSTUK III. - De deontologische code
Art.8. Deze deontologische code is samengesteld uit regels die een waardige, integere en verantwoordelijke uitoefening van het beroep van wapenhandelaar moeten garanderen.
De veronachtzaming van de deontologische code kan, in geval van gevaar voor de openbare orde, de weigering, de intrekking, de schorsing of de beperking van de erkenning door de gouverneur met zich meebrengen.
Enkel de veronachtzaming van de artikelen 12 en 13 maakt ook een strafbaar feit uit.
Als de bevoegde diensten een inbreuk op deze code vaststellen, verwittigen ze de gouverneur daarvan.
Afdeling 1. - Beroepsplichten van de wapenhandelaar
1. Plichten tegenover de klant
Art.9. De wapenhandelaar helpt de klant zijn behoeften te formuleren en analyseert ze.
Hij informeert de klant correct over de reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de verkochte zaken. Met dit doel informeert de wapenhandelaar zichzelf regelmatig en behoorlijk over de toepasselijke regelgeving en haar evolutie.
Voor elke overdracht van wapens of munitie geeft hij richting aan de keuzes van zijn klant en adviseert hij hem met name de wapens en de munitie te verwerven die het meest aangewezen zijn in functie van het beoogde doel.
Daarnaast licht de wapenhandelaar de klant in over de mogelijke gevaren van het gebruik van wapens en munitie, evenals over de in acht te nemen veiligheidsmaatregelen die deze gevaren kunnen beperken.
2. Verantwoordelijkheid tegenover de samenleving
Art.10.De wapenhandelaar kan zich niet beroepen op zijn functie om in te staan voor een onwettelijke handeling en onthoudt zich van elke handeling die het niet naleven van de regelgeving door zijn klanten uitlokt. Hij werkt niet mee aan verrichtingen waarvan hij vermoedt of moest weten dat ze de integriteit of de veiligheid van personen in gevaar brengen.
[1 Wapenhandelaren kunnen weigeren om transacties met het oog op de verwerving van wapens, laders, essentiële onderdelen of volledige patronen of onderdelen van munitie af te ronden wanneer zij die redelijkerwijze verdacht vinden vanwege de aard of de schaal, en melden elke poging tot dergelijke transacties bij de lokale politie bevoegd voor hun plaats van vestiging.]1
----------
(1)<KB 2020-04-23/18, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 05-06-2020>
Art.11. De wapenhandelaar en zijn personeel zijn verplicht aan de toezichthoudende overheden alle informatie te geven die noodzakelijk is voor een afdoende controle.
3. Technische uitoefeningsmodaliteiten
(a) Algemeenheden
Art.12. De wapenhandelaar oefent zijn activiteit uit in de domeinen waarvoor hij zijn beroepsbekwaamheid heeft bewezen.
Als hij andere activiteiten uitoefent waarvoor hij ten privaten titel wapens voorhanden heeft, waakt hij erover dat er geen enkele verwarring bestaat op het vlak van het beheer van zijn handelszaak.
Als hij houder is van een erkenning als verzamelaar, behoudt hij een strikte scheiding tussen zijn beide vermogens.
De rechtspersonen zijn verplicht een bestuurder aan te wijzen die binnen de onderneming verantwoordelijk is voor alle vragen betreffende de regelgeving.
Art.13. De wapenhandelaar vervult zijn administratieve plichten op zorgvuldige wijze. Hij vult onverwijld zijn registers en de andere reglementair bepaalde documenten in, op een duidelijke, leesbare en systematische wijze.
De wapenhandelaar moet op zijn documenten en op zijn website vermelden :
- zijn adres, erkennings- en ondernemingsnummer;
- in geval van een rechtspersoon : benaming, rechtsvorm en naam van de personen die hem mogen vertegenwoordigen;
- de wettelijk verplichte vermeldingen.
(b) Publiciteit
Art.14. Alle publiciteitsmiddelen mogen worden gebruikt mits de naleving van de van kracht zijnde regelgeving.
Bij het voeren van publiciteit leeft de wapenhandelaar zijn informatieplicht ten aanzien van de klant na, hij informeert hem correct over de regelgeving, over de aan het product verbonden gevaren en over de technische aspecten ervan.
Art.15. Gepubliceerde en voor het publiek zichtbare aankondigingen moeten minstens de naam of de handelsbenaming van de wapenhandelaar bevatten.
Als de publiciteit zaken betreft die minderjarigen niet mogen verwerven, vermeldt ze dat zij niet op het aanbod kunnen ingaan.
Afdeling 2. - Verantwoordelijkheid van de wapenhandelaar
1. Algemeenheden
Art.16. De wapenhandelaar organiseert zijn handel in functie van een wettelijke uitoefening van zijn activiteit, en hij lokt geen illegale activiteiten uit.
Hij gaat niet in op vragen van derden die uit zijn op een onwettig of immoreel voordeel, of die misbruik willen maken van zijn diensten.
De wapenhandelaar waakt erover dat hij alleen activiteiten aanvaardt, nastreeft of verderzet waarvan de aard of het voorwerp verenigbaar is met deze Code, en meer algemeen met de openbare orde.
2. Verantwoordelijkheid voor de personen die werken voor de wapenhandelaar
Art.17. De wapenhandelaar informeert, coördineert en houdt toezicht op de personen waarvoor hij verantwoordelijk is.
Hij waakt erover dat de aangestelden beschikken over een opleiding, die enerzijds is aangepast aan de activiteiten van wapenhandelaar die ze uitvoeren onder zijn gezag, en anderzijds conform is met de deontologische plichten, waaraan hij is onderworpen.
Afdeling 3. - Onverenigbaarheden
Art.18. De wapenhandelaar mag geen andere beroepsactiviteit uitoefenen in de lokalen waar hij wapens, munitie of onderdelen daarvan verhandelt of tentoonstelt, als door de combinatie van de beide activiteiten een risico voor de openbare orde kan ontstaan.
Hij onthoudt zich van handelstransacties met personen waarvan hij weet of waarvan het algemeen bekend is dat ze in milieus verkeren die de democratische beginselen niet naleven zoals ze met name worden verwoord in de Grondwet of het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd.
Hij onthoudt zich van elke handeling die, of elk gedrag dat hem vatbaar kan maken voor chantage en hij neemt niet deel aan kansspelen in casino's.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling
Art. 19. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.