Details





Titel:

28 DECEMBER 2011. - [Wet op het Afwikkelingsfonds] <W2016-06-27/09, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2011 en tekstbijwerking tot 23-07-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 1/1. [1 - Definities]1
Art. 1/1
HOOFDSTUK 2. - [1 Afwikkelingsfonds]1
Art. 2-6, 6/1, 6/2, 6/3, 6/4, 7
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 8
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2008003450 



Uitvoeringsbesluit(en):

2012003086  2012003364 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 1/1. [1 - Definities]1   ----------   (1)
Art.1/1.[1 § 1. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen wordt verstaan onder :
   1° ondernemingen die bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds : de kredietinstellingen naar Belgisch recht en de beursvennootschappen naar Belgisch recht die vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de Europese Centrale Bank wordt uitgeoefend overeenkomstig de GTM-verordening;
   2° ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds : in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen van een derde land evenals de beursvennootschappen naar Belgisch recht die niet vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de Europese Centrale Bank wordt uitgeoefend overeenkomstig de GTM-verordening;
   3° beursvennootschap : een beursvennootschap waarvan het aanvangskapitaal 730.000 euro moet bedragen in toepassing van de wet van 25 april 2014;
   4° beleggingsonderneming van een derde land : een onderneming die onder een derde land ressorteert die, in overeenstemming met het recht waaronder zij ressorteert, gemachtigd is om in haar staat van herkomst diensten aan te bieden en activiteiten uit te oefenen van een beursvennootschap;
   5° afwikkelingsautoriteit : de Nationale Bank van België of de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, volgens de bevoegdheidsverdeling vastgelegd door of krachtens Verordening nr. 806/2014;
   6° gewaarborgde deposito's : de gewaarborgde deposito's als gedefinieerd in artikel 3, 68° van de wet van 25 april 2014 [2 en de gelddeposito's beschermd onder de Belgische beleggersbeschermingsregeling bedoeld in artikel 384/2 juncto artikel 613 van de wet van 25 april 2014, ten belope van het niveau van dekking bepaald in artikel 615 van diezelfde wet]2;
   7° het Afwikkelingsfonds : het Fonds voor de Afwikkeling als omschreven in artikel 2;
   8° het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds : het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds als omschreven in deel III, titel V, hoofdstuk 2 van Verordening nr. 806/2014;
   9° het Afwikkelingscollege : het Afwikkelingscollege van de Nationale Bank van België ingesteld bij artikel 21ter van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;
   10 de wet van 25 april 2014 : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen;
   11° Verordening nr. 806/2014 : Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010;
   12° GTM-verordening : Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.
   § 2. De definities bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 april 2014 zijn van toepassing wanneer paragraaf 1 geen definitie bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2016-06-27/09, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
  (2)<W 2019-05-02/25, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>

HOOFDSTUK 2. - [1 Afwikkelingsfonds]1   ----------   (1)
Art.2.[1 Bij de [2 Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën]2 wordt een fonds genaamd "Afwikkelingsfonds" opgericht.
   Het Afwikkelingsfonds heeft tot doel de in artikel 6/1, § 1 omschreven taken van nationaal afwikkelingsfonds uit te voeren voor ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, en de bijdragen die verschuldigd zijn door de ondernemingen die bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds te innen en over te dragen aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Het Afwikkelingsfonds mag de inning van de bijdragen aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds delegeren aan deze laatste, indien die daarom verzoekt.
   Dienen zich aan te sluiten bij het Afwikkelingsfonds :
   1° de ondernemingen die bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds;
   2° de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
   De Koning regelt de organisatie en de werking van het in het eerste lid bedoelde fonds.]1
  ----------
  (1)<W 2016-06-27/09, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 357, 006; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.3.[1 Het Afwikkelingsfonds wordt gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van zijn aangesloten leden.
   De bijdrage aan het Afwikkelingsfonds is verschuldigd door de ondernemingen bedoeld in artikel 2, derde lid, 1° en 2°.
   De bijdrage die aan het Afwikkelingsfonds verschuldigd is door de in artikel 2, derde lid, 1° bedoelde ondernemingen financiert het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Deze bijdrage wordt bepaald door de afwikkelingsautoriteit, die er de betalingswijze van vaststelt. Het Afwikkelingsfonds stort deze bijdragen in het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
   De bijdrage aan het Afwikkelingsfonds die verschuldigd is door de in artikel 2, derde lid, 2° bedoelde ondernemingen, financiert het Afwikkelingsfonds. Deze bijdrage wordt bepaald door het Afwikkelingscollege, dat er de betalingswijze van vaststelt, rekening houdend met het in artikel 6/2, § 2 bedoelde streefniveau. De Koning kan bij besluit genomen op advies van het Afwikkelingscollege, de methodologie voor de berekening van de bijdrage aan het Afwikkelingsfonds specificeren. Het Afwikkelingsfonds draagt de bijdragen aan het afwikkelingsfonds die betaald zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, over aan de Schatkist.]1
  ----------
  (1)<W 2016-06-27/09, art. 39, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

Art.4.[1 Tenzij wanneer zij worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie te getuigen, mogen de ambtenaren van de [2 Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën]2 belast met het beheer van het Afwikkelingsfonds en met de opdrachten met betrekking tot het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, en eenieder die betrokken is bij het beheer van of het toezicht op het beheer van het Afwikkelingsfonds, aan geen enkele persoon noch autoriteit de vertrouwelijke gegevens meedelen waarover zij op grond van die functies beschikken.]1
  [1 Op het verbod van het eerste lid wordt een uitzondering gemaakt voor het bezorgen van gegevens aan de toezichthouder en aan de afwikkelingsautoriteit, in het kader van de noodzakelijke samenwerking met deze autoriteiten.]1
  Overtredingen van dit artikel worden bestraft met de straffen bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.
  De voorschriften van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op elke overtreding van dit artikel.
  ----------
  (1)<W 2016-06-27/09, art. 40, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 358, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.5.
  <Opgeheven bij W 2021-06-27/09, art. 359, 006; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.6.[1 De bedragen die door het Afwikkelingsfonds aan de Schatkist worden overgemaakt, vormen de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.
   De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling financiert de in artikel 6/1 van deze wet bedoelde taken. Deze reserve bestaat uit alle bijdragen aan het afwikkelingsfonds die betaald zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, waarvan de betalingen worden afgetrokken die het Afwikkelingsfonds voor deze taken heeft verricht.
   [2 Op haar website geeft de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën]2 een algemeen overzicht van het Afwikkelingsfonds en van de evolutie van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.]1
  ----------
  (1)<W 2016-06-27/09, art. 41, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 360, 006; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.6/1.[1 § 1. Het Afwikkelingsfonds maakt enkel gebruik van zijn interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling in het kader van een afwikkelingsprocedure met betrekking tot een onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, op verzoek van het Afwikkelingscollege, voor één of meer van de volgende doeleinden :
   1° om de activa of de passiva van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer te garanderen;
   2° voor het verstrekken van leningen aan een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;
   3° voor de aankoop van activa van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds;
   4° om bij te dragen aan een overbruggingsinstelling en een vehikel voor activabeheer;
   5° voor het compenseren van aandeelhouders of schuldeisers van een onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds overeenkomstig artikel 284 van de wet van 25 april 2014; en
   6° om een bijdrage te leveren aan een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, in plaats van het afschrijven of omzetten van vorderingen van bepaalde schuldeisers wanneer het instrument van interne versterking wordt toegepast en het Afwikkelingscollege besluit bepaalde schuldeisers uit te sluiten van het toepassingsgebied van het instrument van interne versterking.
   De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling mag gebruikt worden om in de context van het instrument van verkoop van de onderneming, als bedoeld in de artikelen 256 tot 259 van de wet van 25 april 2014, de in het eerste lid bedoelde maatregelen te nemen met betrekking tot de verkrijger.
   De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling van het Afwikkelingsfonds mag niet gebruikt worden om rechtstreeks de verliezen op te vangen van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen of haar moederonderneming, noch om een dergelijke onderneming te herkapitaliseren.
   Wanneer het gebruik van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling van het Afwikkelingsfonds er indirect toe leidt dat verliezen van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen, of haar moederonderneming, overgedragen worden, zijn de voorwaarden van paragraaf 2 van toepassing.
   § 2. Het Afwikkelingsfonds levert enkel een bijdrage uit hoofde van paragraaf 1, 6° indien de volgende voorwaarden vervuld zijn :
   1° de waarde van de instrumenten die met toepassing van het instrument van interne versterking of het instrument van afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten of anderszins worden omgezet of afgeschreven, bedraagt meer dan 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, van de instelling in afwikkeling, gemeten aan de hand van de waardering die met toepassing van de artikelen 246 tot 249 van de wet van 25 april 2014 werd verricht; en
   2° de bijdrage van het Afwikkelingsfonds bedraagt niet meer dan 5 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, van de instelling in afwikkeling, gemeten aan de hand van de waardering die met toepassing van de artikelen 246 tot 249 van de wet van 25 april 2014 werd verricht.
   In buitengewone omstandigheden, wanneer de in het eerste lid, 2°, bedoelde limiet van 5 % is bereikt en op voorwaarde dat alle ongedekte niet-bevoorrechte passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito's, volledig zijn afgeschreven of omgezet, kan het Afwikkelingscollege alternatieve financieringsmiddelen trachten te verkrijgen of vragen dat het Afwikkelingsfonds gebruikmaakt van zijn interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling om de in paragraaf 1, 6° bedoelde taak te financieren.
   § 3. In afwijking van paragraaf 2 kan het Afwikkelingsfonds ook een bijdrage leveren uit hoofde van paragraaf 1, 6° indien de volgende voorwaarden vervuld zijn :
   1° de waarde van de instrumenten die met toepassing van het instrument van interne versterking of het instrument van afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten of anderszins worden omgezet of afgeschreven, bedraagt ten minste 20 % van het totaal van de risicoposten van de instelling in afwikkeling, als gedefinieerd in artikel 92, § 3 van Verordening nr. 575/2013;
   2° de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling is minstens gelijk aan een bedrag van 3 % van de gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds; en
   3° de instelling in afwikkeling heeft minder dan 900 miljard euro aan activa op geconsolideerde basis.
   § 4. De bijdrage die door het Afwikkelingsfonds wordt geleverd uit hoofde van paragraaf 1, 6° is ofwel bedoeld om eventuele verliezen te dekken die niet door [2 bail-inbare schulden]2 zijn opgevangen, en om de nettowaarde van de activa van de instelling in afwikkeling tot nul terug te brengen, ofwel om aandelen of andere eigendomsinstrumenten of kapitaalinstrumenten van de instelling in afwikkeling te verwerven, met als doel de instelling te herkapitaliseren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2016-06-27/09, art. 42, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
  (2)<W 2021-07-11/08, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 23-07-2021>

Art.6/2. [1 § 1. De bijdragen die door het Afwikkelingsfonds worden geleverd uit hoofde van artikel 6/1, § 1 worden gefinancierd :
   1° in de eerste plaats uit de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling;
   2° wanneer de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling is uitgeput, uit buitengewone achteraf te betalen bijdragen, als omschreven in paragraaf 5, die over een periode van drie jaar worden geïnd; en
   3° wanneer de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling is uitgeput, en de in paragraaf 5 omschreven buitengewone achteraf te betalen bijdragen die over een periode van drie jaar worden geïnd niet volstaan, uit alternatieve financieringsmiddelen als bedoeld in artikel 6/3, § 1.
   § 2. De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling bereikt uiterlijk op 31 december 2024 het streefniveau van 1 % van de gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Op verzoek van het Afwikkelingscollege verlengt het Afwikkelingsfonds deze periode met vier jaar indien het Afwikkelingsfonds in het kader van de in artikel 6/1, § 1 bedoelde taken gecumuleerde uitbetalingen heeft verricht van meer dan 0,5 % van de gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
   De inning van de bijdragen aan het afwikkelingsfonds die verschuldigd zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, wordt opgeschort wanneer het streefniveau is bereikt. Indien de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling na een interventie van het Afwikkelingsfonds daalt tot onder het streefniveau, worden de bijdragen aan het afwikkelingsfonds die verschuldigd zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, opnieuw geïnd. De bijdragen worden vastgesteld op een niveau dat het mogelijk maakt het streefniveau binnen een maximumtermijn van zes jaar te bereiken.
   Bij een in Ministerraad overlegd besluit, genomen op advies van het Afwikkelingscollege, kan de Koning het in het eerste lid bedoelde streefniveau van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling verhogen. Dit besluit wordt van rechtswege opgeheven indien het niet bij wet wordt bekrachtigd binnen twaalf maanden volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
   § 3. Het Afwikkelingsfonds kan beslissen dat een deel van de bijdrage aan het afwikkelingsfonds die verschuldigd is door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, vervangen wordt door een onherroepelijke betalingstoezegging die volledig is gedekt door activa met een laag risico die niet met rechten van derden zijn bezwaard, en die ter beschikking wordt gesteld van het Afwikkelingsfonds. Het aandeel van de onherroepelijke betalingstoezeggingen is niet hoger dan 30% van het totaalbedrag van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling. Bij besluit genomen op advies van het Afwikkelingscollege, kan de Koning de voorwaarden vastleggen waaronder een onherroepelijke betalingstoezegging kan aanvaard worden.
   § 4. Onverminderd de artikelen 245 en 255 tot 267 van de wet van 25 april 2014 worden de bedragen die door het Afwikkelingsfonds worden geïnd bij de instelling in afwikkeling of bij de overbruggingsinstelling, evenals de rente, beleggingsopbrengsten en andere winst die door het Afwikkelingsfonds wordt gerealiseerd in het kader van de uitvoering van de in artikel 6/1, § 1 bedoelde taken, toegewezen aan de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.
   § 5. Wanneer de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling ontoereikend is om de verliezen, kosten of andere uitgaven in het kader van de in artikel 6/1, § 1 bedoelde taken te dekken, int het Afwikkelingsfonds op vraag van het Afwikkelingscollege buitengewone achteraf te betalen bijdragen bij de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
   Het bedrag van de buitengewone achteraf te betalen bijdrage die verschuldigd is door elke onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, wordt vastgesteld door het Afwikkelingscollege.
   Het totaal aan buitengewone achteraf te betalen bijdragen dat in de loop van een jaar wordt geïnd, bedraagt niet meer dan drie keer het jaarlijkse bedrag aan bijdragen dat krachtens artikel 3, vierde lid werd geïnd in de loop van het voorgaande jaar of in de loop van het laatste jaar waarin ze werden geïnd.
   Op verzoek van een onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds kan het Afwikkelingscollege de betaling door deze onderneming van haar buitengewone achteraf te betalen bijdrage geheel of gedeeltelijk opschorten wanneer deze betaling de liquiditeit of de solvabiliteit van deze onderneming zou bedreigen. Deze opschorting wordt niet verleend voor een periode langer dan zes maanden, maar kan op verzoek van de instelling worden verlengd. De overeenkomstig deze paragraaf opgeschorte betaling wordt later verricht, wanneer zij de liquiditeit of de solvabiliteit van de instelling niet langer bedreigt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2016-06-27/09, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>


Art.6/3.[1 § 1. Op verzoek van het Afwikkelingscollege kan het Afwikkelingsfonds in de vorm van leningen of andere vormen van steun alternatieve financieringsmiddelen van kredietinstellingen of andere derden verkrijgen wanneer :
   1° de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling ontoereikend is om verliezen, kosten of andere uitgaven in het kader van de uitvoering van een in artikel 6/1, § 1 bedoelde taak te dekken; en
   2° de buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet volstaan om die taak uit te voeren.
   § 2. Op verzoek van het Afwikkelingscollege mag het Afwikkelingsfonds een verzoek indienen om te lenen van een andere financieringsregeling in de Europese Unie en in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die een of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die bedoeld in artikel 6/1, § 1 wanneer :
   1° de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling ontoereikend is om verliezen, kosten of andere uitgaven in het kader van de uitvoering door het Afwikkelingsfonds van een in artikel 6/1, § 1 bedoelde taak te dekken;
   2° de buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet volstaan om die taak uit te voeren; en
   3° de in artikel 6/2, § 3 bedoelde alternatieve financieringsmiddelen niet onmiddellijk beschikbaar zijn onder redelijke voorwaarden.
   § 3. Het Afwikkelingsfonds kan op verzoek een lening verstrekken aan een andere financieringsregeling in de Europese Unie en in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die een of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die bedoeld in artikel 6/1, § 1. Leningen aan andere financieringsregelingen worden gefinancierd uit de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.
   De beslissing om een lening te verstrekken wordt ter kennis gebracht van :
   1° de minister van Financiën, die zich ertegen kan verzetten binnen een termijn van 48 uur indien hij van oordeel is dat de voorgenomen lening een significante budgettaire weerslag heeft; en
   2° het Afwikkelingscollege, dat zich ertegen kan verzetten binnen een termijn van 48 uur indien het van oordeel is dat het verstrekken van deze lening zijn vermogen tot uitvoering van zijn taken als omschreven in artikel 12ter van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België aanzienlijk beperkt.
   Het door het Afwikkelingsfonds geleende bedrag staat in verhouding tot het bedrag aan gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, met betrekking tot het totaal aan gewaarborgde deposito's in de lidstaten van de afwikkelingsfinancieringsregelingen van de deelnemers aan de lening. De hoogte van deze bijdrage kan variëren indien alle deelnemende financieringsregelingen daarmee instemmen.
   Een lening aan een afwikkelingsfinancieringsregeling van een andere lidstaat wordt afgetrokken van het te bereiken streefniveau als omschreven in artikel 6/2, § 2.]1
  [2 § 4. De rentevoet, de aflossingsperiode en de overige voorwaarden van de leningen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 worden bepaald door de lenende financieringsregeling en de andere financieringsregelingen die besloten hebben deel te nemen. De leningen van elke deelnemende financieringsregeling hebben dezelfde rentevoet, aflossingsperiode en overige voorwaarden, tenzij alle deelnemende financieringsregelingen anders bepalen.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2016-06-27/09, art. 44, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
  (2)<W 2019-05-02/25, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>

Art.6/4. [1 § 1. Wanneer krachtens artikel 465 van de wet van 25 april 2014 een groepsafwikkelingsregeling wordt toegepast, levert het Afwikkelingsfonds onmiddellijk zijn bijdrage aan de financiering van de groepsafwikkeling in overeenstemming met het krachtens artikel 465, § 1, 4°, van dezelfde wet opgestelde financieringsplan.
   De Koning kan de regels en procedures vastleggen om het bepaalde in het eerste lid te waarborgen.
   § 2. Alle opbrengsten of voordelen die het gebruik van een groepsfinancieringsregeling opleveren, worden aan het Afwikkelingsfonds en de andere nationale financieringsregelingen toegewezen naar ratio van hun bijdrage aan de financiering van de groepsafwikkeling.
   § 3. Het Afwikkelingsfonds kan alle overeenkomstig artikel 6/3, § 1, aangegane leningen garanderen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-12-05/04, art. 79, 004; Inwerkingtreding : 28-12-2017>


Art.7.[1 Het Afwikkelingscollege deelt aan het Afwikkelingsfonds jaarlijks het bedrag mee van de bijdrage aan het Afwikkelingsfonds die verschuldigd is door elke onderneming die bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds en door elke onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
   Vóór 1 september van elk jaar en na elke significante wijziging deelt het Afwikkelingsfonds aan het Afwikkelingscollege het niveau mee van zijn interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.]1
  ----------
  (1)<W 2016-06-27/09, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 16-07-2016>

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art.8. In artikel 8 van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's en de levensverzekeringen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd door de programmawet van 23 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° § 1, 1° wordt vervangen als volgt :
  " 1° een bijdrage van 0,10 % van het bedrag op 31 december van het vorige jaar, van de deposito's die in aanmerking komen voor terugbetaling, voor de instellingen bedoeld in artikel 4, § 1, 2° en 3°, met uitzondering van de beleggingsondernemingen met het statuut van vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, en voor de in artikel 4, § 1, 1° bedoelde bijkantoren van kredietinstellingen die niet ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte. Voor de bijdrage verschuldigd in 2012 bedraagt het bijdragepercentage 0,245 %. Voor de bijdrage verschuldigd in 2013 bedraagt het bijdragepercentage 0,15 % ";
  2° in § 1 wordt 1° bis ingevoegd, luidende :
  " 1° bis voor de kredietinstellingen naar Belgisch recht bedoeld in artikel 4, § 1, 1°, wordt de bijdrage berekend volgens de volgende formule :
  (Tekst en formules niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-12-2011, p. 81821)
  De volgende kernindicatoren moeten worden gebruikt voor de berekening van risicoafhankelijke bijdragen :
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-12-2011, p. 81822)
  De Koning legt intervallen vast die de score bepalen die aan elke risico-indicator moet worden toegekend op basis van zijn waarde.
  De volgende risicogewichten (coëfficiënten) moeten aan een deelnemer worden toegekend afhankelijk van zijn samengestelde score :
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 30-12-2011, p. 81822)
  De Nationale Bank van België deelt jaarlijks aan het Bijzonder Beschermingsfonds, op zijn verzoek, de scores mee van de kredietinstellingen naar Belgisch recht bedoeld in artikel 4, § 1, 1° ; ".

HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 9.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2012.