2 APRIL 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, ter vereenvoudiging van de werkkaarten
Art. 1-5
Artikel 1. In Artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, wordt in 4°, e), het woord "alfa" tweemaal vervangen door het symbool;".
Art.2. In artikel 18 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 maart 2006 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de bepalingen onder 2°, 3° en 4° vervangen als volgt :
"2° voor de tewerkstelling van een jongere een forfaitair bedrag G1 tijdens het kwartaal van indienstneming en de zeven daarop volgende kwartalen en een forfaitair bedrag G2 gedurende de resterende kwartalen dat de jongere wordt tewerkgesteld bij dezelfde werkgever, voor zover de aangeworven jongere tegelijk aan de volgende voorwaarden voldoet :
a) hij is op de dag van indienstneming minder dan zesentwintig jaar;
b) hij is een laag geschoolde jongere zoals bedoeld in artikel 24, 1°, van de wet van 24 december 1999.
3° voor de tewerkstelling van een jongere een forfaitair bedrag G1 tijdens het kwartaal van indienstneming en de vijftien daarop volgende kwartalen en een forfaitair bedrag G2 gedurende de resterende kwartalen dat de jongere wordt tewerkgesteld bij dezelfde werkgever, voor zover de aangeworven jongere tegelijk aan de volgende voorwaarden voldoet :
a) hij is op de dag van indienstneming minder dan zesentwintig jaar;
b) hij is een erg laag geschoolde jongere zoals bedoeld in artikel 24, 2°, van de wet van 24 december 1999.
4° voor de tewerkstelling van een jongere een forfaitair bedrag G1 tijdens het kwartaal van indienstneming en de vijftien daarop volgende kwartalen en een forfaitair bedrag G2 gedurende de resterende kwartalen dat de jongere wordt tewerkgesteld bij dezelfde werkgever, voor zover de aangeworven jongere tegelijk aan de volgende voorwaarden voldoet :
a) hij is op de dag van indienstneming minder dan zesentwintig jaar;
b) hij is een laaggeschoolde jongere zoals bedoeld in artikel 24, 1°, van de wet van 24 december 1999, die bovendien beantwoordt aan de definitie van artikel 23, § 1bis, eerste of tweede lid, van de wet van 24 december 1999.";
2° het vierde lid wordt vervangen als volgt :
"Voor de toepassing van het eerste lid, 2° tot 4°, en het tweede en derde lid, wordt als kwartaal van indienstneming beschouwd het kwartaal waarin een jongere voor het eerst bij de betrokken werkgever wordt tewerkgesteld.";
3° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende :
"Voor de toepassing van het eerste lid, 2° tot 4°, wordt beschouwd als dag van indienstneming, 1 januari van het jaar waarin de jongere negentien jaar wordt, indien hij reeds vóór deze datum in dienst was bij dezelfde werkgever.
De periode waarin de doelgroepvermindering bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4° wordt toegekend, eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de jongere zesentwintig wordt.".
Art.3. In artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 januari 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden het tweede, derde en vierde lid vervangen als volgt :
"De doelgroepvermindering bedoeld in artikel 18, eerste lid, 2°, wordt enkel toegekend indien de werkkaart bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 attesteert dat de betrokken jongere voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 18, eerste lid, 2°, op de dag van indienstneming.
De doelgroepvermindering bedoeld in artikel 18, eerste lid, 3°, wordt enkel toegekend indien de werkkaart bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 attesteert dat de betrokken jongere voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 18, eerste lid, 3°, op de dag van indienstneming.
De doelgroepvermindering bedoeld in artikel 18, eerste lid, 4°, wordt enkel toegekend indien de werkkaart bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 attesteert dat de betrokken jongere voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 18, eerste lid, 4°, op de dag van indienstneming.";
2° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 3 en 4, luidende :
"§ 3. Onverminderd de bepalingen van § 1, kan een werkgever genieten van de voordelen voorzien in artikel 18, eerste lid, 2°, 3° en 4° indien hij een jongere in dienst neemt tijdens de duur van de geldigheid van de werkkaart bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001.
De aanvraag van de werkkaart die betrekking heeft op de attestering bedoeld in paragraaf 1, wordt onontvankelijk verklaard wanneer de aanvraag gebeurt vóór 1 januari van het jaar waarin de jongere negentien jaar wordt of op een ogenblik waarop de jongere nog studies met een volledig leerplan volgt in het dagonderwijs.
Wanneer de tewerkstelling van de jongere aanving vóór 1 januari van het jaar waarin de jongere negentien jaar wordt en vanaf deze datum wordt verder gezet, kan in afwijking van artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 enkel de werkgever van de betrokken nieuwe werknemer een werkkaart vragen die betrekking heeft op de attestering bedoeld in paragraaf 1. Deze aanvraag wordt enkel aanvaard indien zij individueel wordt opgesteld en de identiteit van de werkgever vermeldt, evenals de identiteit van de werknemer, zijn woonplaats en identificatienummer van de sociale zekerheid en de datum van de indienstneming.
De in het vorig lid bedoelde aanvraag van werkkaart moet ten laatste op 31 januari van het jaar waarin de nieuwe werknemer negentien jaar wordt bij het bevoegd werkloosheidsbureau ingediend worden.
Wanneer de aanvraag van de werkkaart wordt ingediend buiten de termijn voorzien in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 of in het vierde lid, wordt, in afwijking van de bepalingen van artikel 18, eerste lid, 2°, 3° of 4°, de periode gedurende dewelke de doelgroepverminderingen bedoeld in artikel 18, eerste lid, 2°, 3° en 4°, kan worden toegekend, verminderd met een periode die aanvangt op de dag van de indienstneming en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de datum gesitueerd is van de laattijdige indiening van de aanvraag van de werkkaart.
§ 4. Voor de toepassing van artikel 18, eerste lid, 2°, 3° en 4°, wordt de jongere die op het moment van de aanvraag van de werkkaart bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 voldoet aan de voorwaarden van artikel 18, eerste lid, 2°, 3° en 4°, gelijkgesteld aan een jongere die voldoet aan deze voorwaarden op het moment van de indienstneming."
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2010.
In afwijking van het eerste lid heeft artikel 1 uitwerking met ingang van 1 april 2007.
Art. 5. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en de Minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 20 april 2010.
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen,
Mevr. J. MILQUET