Details





Titel:

26 AUGUSTUS 2010. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, van dezelfde wet (NOTA : art. 4 tot en met 14 opgeheven bij KB2021-07-14/21, art. 26; Inwerkingtreding : in werking voor de verkiezing met betrekking tot de betrokken mandaten met het oog op de hernieuwing, in 2022 en in volgende jaren, van de samenstelling van de algemene vergadering van de maatschappijen van onderlinge bijstand en van de raad van bestuur van deze entiteiten) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-09-2010 en tekstbijwerking tot 25-08-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Leden van een maatschappij van onderlinge bijstand
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Organen van de maatschappij van onderlinge bijstand
Afdeling 1. - Algemene vergadering
Art. 4-10
Afdeling 2. - De raad van bestuur
Art. 11-14
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 15-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2018012318  2021021602 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt begrepen onder :
  1° "de wet van 6 augustus 1990" : de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
  2° "het koninklijk besluit van 7 maart 1991" : het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

HOOFDSTUK II. - Leden van een maatschappij van onderlinge bijstand
Art.2.[1 Onder "lid van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 7, van de wet van 6 augustus 1990", moet verstaan worden de persoon die lid is, in de zin van artikel 2, 1° of 2°, van het voornoemde koninklijk besluit van 7 maart 1991, van een ziekenfonds dat aangesloten is bij deze maatschappij van onderlinge bijstand en die, met inachtneming van de van de toepassing zijnde wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen, aangesloten is bij een of meerdere diensten van deze maatschappij van onderlinge bijstand.
   Een lid, in de zin van artikel 2, 3°, van het voornoemde koninklijk besluit van 7 maart 1991, van een ziekenfonds dat aangesloten is bij deze maatschappij van onderlinge bijstand kan slechts lid worden of opnieuw worden van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 7, van de wet van 6 augustus 1990 bedoeld in het vorige lid indien het in regel is met de bijdragen sinds de aanvang van de periode bedoeld in artikel 2quater, derde lid, van het voornoemde koninklijk besluit van 7 maart 1991 voor de diensten die erin bedoeld worden.
   Bij vertraging van 6 maanden in de betaling van deze bijdragen sinds de aanvang van de periode bedoeld in artikel 2quater, derde lid, van het voornoemd koninklijk besluit van 7 maart 1991 voor de diensten die erin bedoeld worden, verliest deze persoon haar hoedanigheid van lid van de maatschappij van onderlinge bijstand.
   Deze periode van 6 maanden wordt opgeschort :
   1° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, door de wet verhinderd is te betalen omdat hij zich in een toestand van collectieve schuldregeling of van faillissement bevindt;
   2° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin heeft verloren en persoon ten laste is van een gerechtigde die niet in regel is met de betaling van de bijdragen voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-05-08/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.3.
  <Opgeheven bij KB 2021-07-14/21, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 30-06-2021>

HOOFDSTUK III. - Organen van de maatschappij van onderlinge bijstand
Afdeling 1. - Algemene vergadering
Art.4. De algemene vergadering van een bovenvermelde maatschappij van onderlinge bijstand is samengesteld uit ten minste twintig afgevaardigden van de aangesloten ziekenfondsen.
  Elk aangesloten ziekenfonds is er vertegenwoordigd in verhouding tot het aantal leden in de zin van artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, die eveneens lid zijn van de maatschappij van onderlinge bijstand, met ten minste drie afgevaardigden en ten hoogste dertig afgevaardigden.

Art.5. Om verkozen te kunnen worden als afgevaardigde in de algemene vergadering van een dergelijke maatschappij van onderlinge bijstand, moet men aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° lid zijn van de maatschappij van onderlinge bijstand;
  2° meerderjarig of ontvoogd zijn en van goed zedelijk gedrag zijn;
  3° in regel zijn met de bijdragen bij de maatschappij van onderlinge bijstand;
  4° geen lid zijn van het personeel van de maatschappij van onderlinge bijstand of van een aangesloten ziekenfonds.

Art.6. De afgevaardigden van de ziekenfondsen die de algemene vergadering van een bovenvermelde maatschappij van onderlinge bijstand samenstellen, worden voorgedragen door de raad van bestuur van het aangesloten ziekenfonds waarvan zij afgevaardigd zijn en worden gekozen door de algemene vergadering van dat ziekenfonds.

Art.7. De vertegenwoordigers van de leden en van de personen ten laste in de algemene vergadering van de aangesloten ziekenfondsen die verkozen willen worden tot afgevaardigde voor de algemene vergadering van dergelijke maatschappij van onderlinge bijstand moeten zich per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van hun ziekenfonds kandidaat stellen, ten laatste vijftien dagen vóór de datum van de algemene vergadering van het ziekenfonds dat de stemming zal uitvoeren, de poststempel dient hierbij als bewijs.

Art.8. § 1. De afgevaardigden worden verkozen door de algemene vergadering van het betrokken ziekenfonds op basis van de lijst van de kandidaturen die geldig ingediend zijn.
  § 2. Plaatsvervangende afgevaardigden kunnen onder dezelfde voorwaarden als effectieve afgevaardigden worden verkozen.
  De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand bepalen in voorkomend geval de verkiezingsmodaliteiten van de plaatsvervangende afgevaardigden, alsook de voorwaarden waarin zij effectieve afgevaardigden kunnen vervangen.

Art.9. De stemming is geheim. De kandidaten worden verkozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen. Bij gelijkheid van stemmen tussen meerdere kandidaten voor het laatste mandaat, wordt het mandaat toegekend aan de oudste kandidaat, behoudens indien de statuten er anders over beslissen.

Art.10. De algemene vergadering van een bovenvermelde maatschappij van onderlinge bijstand kan ten hoogste tien raadgevers aanduiden. Zij hebben raadgevende stem.
  De directieleden van de maatschappij van onderlinge bijstand kunnen de algemene vergadering met raadgevende stem bijwonen.

Afdeling 2. - De raad van bestuur
Art.11. De raad van bestuur van de bovenvermelde maatschappij van onderlinge bijstand is samengesteld uit ten minste tien bestuurders en ten hoogste een aantal bestuurders dat de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van deze maatschappij van onderlinge bijstand niet mag overtreffen.
  Minstens één lid van de raad van bestuur moet, behoudens in de hypothese van artikel 14ter, derde lid, van de wet van 9 juli 1975 op de controle der verzekeringsondernemingen, een onafhankelijk bestuurder zijn in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen die bovendien beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit.
  Bovendien kan een maatschappij van onderlinge bijstand vrijwillig in haar statuten voorzien dat één of twee leden van de raad van bestuur onafhankelijke bestuurders in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen dienen uit te maken. In dat geval bepaalt de maatschappij van onderlinge bijstand de criteria waaraan deze bestuurders dienen te beantwoorden en neemt zij deze criteria in haar statuten op.
  Ieder aangesloten ziekenfonds is in de raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand vertegenwoordigd in verhouding tot het aantal van zijn leden, in de zin van het artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, die ook lid zijn van deze maatschappij van onderlinge bijstand.
  Voor de toepassing van het vorige lid, wordt geen rekening gehouden met de onafhankelijke bestuurders die bedoeld zijn in het tweede en derde lid.

Art.12. § 1. De raad van bestuur wordt verkozen door de algemene vergadering van deze maatschappij van onderlinge bijstand onder de bij artikel 18 van de wet van 6 augustus 1990 voorziene voorwaarden, zoals van toepassing verklaard op deze maatschappijen van onderlinge bijstand door artikel 70, § 9, van de wet van 6 augustus 1990.
  In de hypotheses bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid, wordt overgegaan tot verkiezing van de onafhankelijke bestuurders op grond van een lijst van al de kandidaten die aan de voorwaarden voldoen om in deze hoedanigheid verkozen te worden, vooraleer over te gaan tot de verkiezing van de andere bestuurders.
  § 2. De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand verduidelijken de praktische modaliteiten volgens dewelke de oproep tot de kandidaten, het neerleggen van en het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de kandidaturen, alsook de wijze van stemming betreffende de verkiezing van de leden van de raad van bestuur geschieden.
  § 3. Onverminderd het recht van de leden van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand om zich kandidaat te stellen voor een mandaat van bestuurder, kan de raad van bestuur van een ziekenfonds of van een landsbond aan de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand een eigen lijst van kandidaten voorleggen.
  § 4. Plaatsvervangende bestuurders kunnen onder dezelfde voorwaarden als effectieve bestuurders worden verkozen.
  De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand bepalen in voorkomend geval de verkiezingsmodaliteiten van de plaatsvervangende bestuurders, alsook de voorwaarden waaronder zij effectieve bestuurders kunnen vervangen.

Art.13. De raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand kan ten hoogste vijf raadgevers aanduiden. Zij hebben raadgevende stem.
  De directieleden van de maatschappij van onderlinge bijstand kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bijwonen.

Art.14. De statuten van bovenvermelde maatschappijen van onderlinge bijstand bepalen het maximum aantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht. De totaliteit van de mandaten kan evenwel niet toegekend worden aan personen van eenzelfde geslacht.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art.15. Om de Controledienst de mogelijkheid te bieden de hem bij artikel 52, eerste lid, 2°, van de wet van 6 augustus 1990 toegewezen opdracht te vervullen, zenden de bovenvermelde maatschappijen van onderlinge bijstand en, in voorkomend geval, de aangesloten ziekenfondsen, hem tegelijk de publicaties, berichten, brieven en omzendbrieven toe die zij aan hun leden toesturen.

Art.16. Overeenkomstig artikel 52, eerste lid, 10°, van de wet van 6 augustus 1990, kan iedere klacht in verband met de toepassing van dit besluit worden voorgelegd aan de Controledienst.
  De klachten moeten, bij aangetekend schrijven, gericht worden aan de Controledienst binnen de tien werkdagen volgend op de datum van, naargelang het geval, de betwiste beslissing, het betwiste verloop van de verkiezingen of de bekendmaking van het betwiste resultaat van de verkiezingen.
  De Controledienst beschikt over dertig kalenderdagen om zijn beslissing aan de betrokken partijen ter kennis te brengen.
  Hij behoudt zich het recht voor deze partijen op te roepen om ze te horen in hun verdedigingsmiddelen.

Art.17. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en dit, onverminderd artikel 75, tweede, derde, en vierde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) wat de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 7, van de wet van 6 augustus 1990 betreft.
  De samenstelling van de algemene vergaderingen en de raden van bestuur van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 7, van de wet van 6 augustus 1990 moet evenwel slechts hernieuwd worden volgens de modaliteiten voorzien in dit besluit, bij de volgende hernieuwing in 2016 van de organen van de landsbonden en van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990.

Art. 18. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.