21 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, tot invoering van een gelijkstelling in geval van ernstige aandoening van een kind en in geval van palliatieve zorgen gegeven aan een kind of aan zijn partner
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 28, § 3, vierde lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 1974 en 21 april 1999, wordt aangevuld met de bepalingen onder f) en g), luidende :
" f) een zelfstandige activiteit in de loop van het kwartaal van gelijkstelling bedoeld in het artikel 37bis, eerste lid;
g) een zelfstandige activiteit in de loop van het kwartaal van gelijkstelling bedoeld in het artikel 37bis, derde lid. ".
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 37bis ingevoegd, luidende :
" Art. 37bis. Wordt gelijkgesteld met een periode van bezigheid de periode van tijdelijke onderbreking van de zelfstandige bezigheid in het geval van ernstige ziekte van het kind overeenkomstig de voorwaarden van artikel 50, § 2 van het koninklijk besluit van 19 december 1967. De zelfstandige kan slechts eenmaal deze maatregel genieten voor hetzelfde kind. De gelijkgestelde periode is het kwartaal dat volgt op het kwartaal in de loop waarvan de onderbreking van de beroepsbezigheid een aanvang heeft genomen.
De aanvraag beschreven in artikel 50, § 2, 2 van het koninklijk besluit van 19 december 1967 geldt als aanvraag tot gelijkstelling.
Wordt gelijkgesteld met een periode van bezigheid de periode van tijdelijke onderbreking van de zelfstandige bezigheid om palliatieve zorgen te verlenen aan zijn partner of aan zijn kind overeenkomstig de voorwaarden van artikel 50, § 3 van het koninklijk besluit van 19 december 1967. De gelijkgestelde periode is het kwartaal dat volgt op het kwartaal in de loop waarvan de onderbreking van de beroepsbezigheid een aanvang heeft genomen.
De aanvraag beschreven in artikel 5 van het koninklijk besluit van 22 januari 2010 houdende toekenning van een uitkering ten voordele van de zelfstandige die tijdelijk zijn activiteit stopzet om palliatieve zorgen te geven aan een kind of aan zijn partner geldt als aanvraag tot gelijkstelling. "
Art.3. Artikel 46ter, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1997 en gewijzigd bij de Koninklijke besluiten van 15 december 1998 en 21 november 2005, wordt aangevuld met de bepalingen onder F., luidende :
" F. Voor de kwartalen bedoeld in artikel 37bis is het fictief inkomen gelijk aan de bedrijfsinkomsten, eventueel beperkt overeenkomstig artikel 5, § 2, laatste lid van het koninklijk besluit van 30 januari 1997, die als basis dienen voor de berekening van de laatste bijdrage die de betrokkene krachtens het koninklijk besluit nr. 38 is verschuldigd op het ogenblik waarop de gelijkgestelde periode aanvangt.
Indien de gelijkstelling het eerste kwartaal van een bepaald jaar dekt, is het fictief inkomen gelijk aan de bedrijfsinkomsten, eventueel beperkt overeenkomstig artikel 5, § 2, laatste lid, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997, die als basis dienen voor de berekening van de eerste bijdrage die de betrokkene krachtens het koninklijk besluit nr. 38 is verschuldigd na het einde van de gelijkgestelde periode. "
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.
Art. 5. De Minister bevoegd voor zelfstandigen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 februari 2010.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Zelfstandigen,
Mevr. S. LARUELLE
De Minister van Pensioenen,
M. DAERDEN