1 FEBRUARI 2010. - [Koninklijk besluit tot vaststelling van de specifieke indexcijfers bedoeld in artikel 204, § 3, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen] <Opschrift vervangen door KB2016-03-18/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-02-2010 en tekstbijwerking tot 25-03-2016)
Art. 1-10
Artikel 1.[1 De specifieke indexcijfers, bedoeld in artikel 204, § 3, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen worden, in overeenstemming met artikel 6, één keer per jaar vastgesteld.
De verzekeringsonderneming kan de premie en/of de vrijstelling en/of de prestaties van de verzekeringsovereenkomst of, wanneer de overeenkomst dekking verleent aan verschillende verzekerden, de premie en/of de vrijstelling en/of de prestaties die op eenieder betrekking hebben, ten hoogste aanpassen aan het percentage dat de evolutie weergeeft tussen de laatste specifieke indexcijfers die van toepassing zijn op de lopende overeenkomsten op de vervaldag en de specifieke indexcijfers die een jaar vroeger in werking zijn, zoals bepaald in de artikelen 6 en 7.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van het specifieke indexcijfer bedoeld in artikel 204, § 3, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, dient de vergelijking tussen het indexcijfer der consumptieprijzen en het specifieke indexcijfer voor dezelfde periode te gebeuren.]1
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.2.[1 § 1. De verzekeringsonderneming is ertoe gehouden elke ziektekostenverzekering, andere dan een beroepsgebonden ziektekostenverzekering, toe te wijzen aan een van de hierna opgesomde waarborgtypes.
De in aanmerking te nemen waarborgen zijn :
1° de waarborg " eenpersoonskamer ";
2° de waarborg "twee- en meerpersoonskamer ";
3° de waarborg " ambulante zorgen ";
4° de waarborg " tandverzorging ".
De waarborg die het zwaarst doorweegt in de bepaling van de jaarpremie bepaalt de waarborg waaraan de verzekeringsovereenkomst wordt aangehecht.
§ 2. Bovendien kan iedere verzekerde worden toegewezen aan een leeftijdscategorie. Zo niet kan de verzekeringsonderneming op de overeenkomst het specifieke indexcijfer toepassen dat voortvloeit uit de waarden vastgesteld bij artikel 6, § 3, tweede lid en § 4.
De leeftijdsklassen die in aanmerking worden genomen zijn :
1° van 0 tot 19 jaar;
2° van 20 tot 34 jaar;
3° van 35 tot 49 jaar;
4° van 50 tot 64 jaar;
5° 65 jaar en meer.]1
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.3.§ 1. De verzekeraar is er toe gehouden op het jaarlijkse vervaldagbericht de waarborg en, in voorkomend geval, de leeftijdsklasse te vermelden waartoe elke verzekerde behoort.
Hij is er toe gehouden in de overeenkomst en op het vervaldagbericht de toegepaste indexatiemethode nader aan te duiden.
Bij gebreke aan een dergelijke vermelding is de toepassing van het specifieke indexcijfer op de premie [1 en/of de vrijstelling en/of de prestaties]1 van de verzekeringsovereenkomst niet toegelaten.
§ 2. Ingeval van een verkeerde toewijzing, van de overeenkomst aan een waarborg en van een verzekerde aan een leeftijdsklasse, voert de verzekeraar de vereiste verbeteringen uit en desgevallend betaalt hij aan de verzekeringnemer het verschil terug dat uit die verbetering voortvloeit, of vordert hij van deze laatste het verschil terug.
Het door de verzekeraar betaalde bedrag wordt verhoogd met de wettelijke interest indien de verbetering meer dan één jaar na de verkeerde vaststelling van de premie heeft plaatsgevonden. De interest loopt vanaf het ogenblik dat de verkeerde premie werd geïnd.
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.4.§ 1. [1 De verzekeringsondernemingen andere dan de maatschappijen van onderlinge bijstand enerzijds en de maatschappijen van onderlinge bijstand anderzijds, zijn ertoe gehouden aan de FSMA, of respectievelijk de CDZ, en de FOD Economie de bruto schadelast mede te delen per waarborg (hospitalisatiekosten in eenpersoonskamer, hospitalisatiekosten in twee- en meerpersoonskamer, ambulante kosten, tandverzorgingskosten) en per leeftijdsklasse voor de ziektekostenverzekeringen, andere dan de beroepsgebonden ziektekosten verzekeringen. Onder bruto schadelast wordt het factuurbedrag verminderd met de tussenkomst van het RIZIV verstaan. De gegevens inzake de bruto schadelast hebben betrekking op de facturen ontvangen voor april voor de schadegevallen die zich hebben voorgedaan in de periode tussen 1 oktober van het tweede jaar voorafgaand aan deze rapportering en 30 september van het jaar voorafgaand aan deze rapportering.
De verzekeraar deelt eveneens het aantal verzekerden per waarborg en per leeftijdsklasse mee.
De leeftijd van de verzekerde wordt bepaald door het jaartal voorafgaand aan de rapportering te verminderen met het geboortejaar van de verzekerde.
De gegevens worden meegedeeld in de loop van maand april.]1
§ 2. Onverminderd artikel 2, worden de gegevens bedoeld in § 1, eerste lid, meegedeeld onder de vorm van een anonieme tabel en gestructureerd in overeenstemming met het onderscheid vastgesteld in artikel 2.
§ 3. [1 Deze gegevens worden gecertificeerd door de revisor die is erkend door de Nationale Bank van België. Deze certificatie heeft tot gevolg dat de verzekeringsonderneming de gegevens mag toezenden. De erkende revisor is er onverwijld toe gehouden aan de FSMA of respectievelijk de CDZ elke gebeurtenis of elk feit mede te delen dat de certificatie van de gegevens verhindert.
Wanneer de FSMA of respectievelijk de CDZ, op basis van het rapport van de revisor of op eigen initiatief de afwezigheid van een certificatie vaststelt, waarschuwt zij de FOD Economie en wijst de verzekeringsonderneming op het gebrek. De verzekeringsonderneming zendt zo snel mogelijk de gegevens door volgens het voorschrift van de FSMA of respectievelijk de CDZ.]1
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.5.[1 De FSMA in samenspraak met de CDZ gaat na of de verkregen gegevens betrekking hebben op ten minste drie verzekeringsondernemingen die 75 % van het incasso van de Belgische markt omvatten van de ziektekostenverzekeringen, andere dan de beroepsgebonden ziektekostenverzekeringen.
De FSMA en de CDZ brengen de FOD Economie hiervan op de hoogte, ten laatste op de laatste dag van de maand mei.
De FOD Economie berekent de medische index op basis van alle gegevens die het ontvangt van de FSMA en de CDZ en waarvan de FSMA of respectievelijk de CDZ hebben vastgesteld dat ze gecertificeerd zijn in overeenstemming met artikel 4, § 3.
Wanneer de FSMA of de CDZ vaststellen dat de gegevens niet gecertificeerd zijn in overeenstemming met artikel 4, § 3, of dat aan de voorwaarden van het eerste lid niet werd tegemoet gekomen, stellen zij hiervan de FOD Economie op de hoogte. In deze gevallen verlengt de FOD Economie de geldigheid van de laatst gekende tabel met de specifieke indexcijfers voor een niet-hernieuwbare duur van één jaar en maakt daarvan melding in het Belgisch Staatsblad evenals op zijn website op de in artikel 7 bepaalde datum.]1
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.6.[1 § 1. De FOD Economie voegt de tabellen bedoeld in artikel 4, § 2, samen en maakt een globale tabel per waarborg en per leeftijdsklasse rekening houdende met het meegedeelde aantal verzekerden per waarborg en per leeftijdsklasse.
§ 2. De FOD Economie bepaalt elk jaar de waarden van de globale tabel per waarborg en per leeftijdsklasse door de gemiddelde bruto schadelast per verzekerde te berekenen.
§ 3. De waarde van de basis indexcijfers bestaat uit het vastgestelde percentage van verandering voor elk van de waarden van de globale tabel.
Bovendien wordt voor elk van de in aanmerking genomen waarborgen de waarde die losstaat van de leeftijdsklassen toegevoegd aan de globale tabel met de basisindexcijfers, als zijnde het gewogen gemiddelde volgens het aantal verzekerden van de leeftijdsgebonden basisindexcijfers.
§ 4. De globale tabel per waarborg en per leeftijdsklasse met de specifieke indexcijfers wordt berekend uit de globale tabel per waarborg en per leeftijdsklasse met de basisindexcijfers. De startwaarden zijn dezelfde. De jaarlijkse evoluties van de specifieke indexcijfers worden berekend door de jaarlijkse evoluties van de basisindexcijfers te vermenigvuldigen met een factor 1,5. De jaarlijkse evolutie van de specifieke indexcijfers mag maximum 2 procentpunten hoger liggen dan de jaarlijkse evolutie van de basisindexcijfers. Indien de jaarlijkse evolutie van één of meerdere specifieke indexcijfer(s) negatief is, verlengt de FOD Economie de geldigheid van dit (deze) laatst gepubliceerde specifieke indexcijfer(s) voor een duur van één jaar.]1
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.7.[1 De FOD Economie publiceert de globale tabel met de specifieke indexcijfers bedoeld in artikel 6 in het Belgisch Staatsblad, op de eerste werkdag van juli. Zowel de FOD Economie als de FSMA en de CDZ zijn er toe gehouden ze te publiceren op hun website.]1
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.8.[1 De startindex 100 wordt bepaald op basis van de gecertificeerde gegevens inzake het aantal verzekerden en inzake de bruto schadelast die betrekking heeft op de facturen ontvangen voor 1 april 2015 voor de schadegevallen die zich hebben voorgedaan in de periode tussen 1 oktober 2013 en 30 september 2014.]1
----------
(1)<KB 2016-03-18/01, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 04-04-2016>
Art.9. Een evaluatieverslag van dit besluit wordt opgemaakt door de ministers die bevoegd zijn voor de Verzekeringen en de Sociale Zaken, ten laatste twee jaar na zijn inwerkingtreding.
Art. 10. De minister bevoegd voor Verzekeringen, de minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.