15 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (aangehaald als : het Soortenbesluit)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-08-2009 en tekstbijwerking tot 10-10-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1
Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art. 2-4
HOOFDSTUK 2. - Inventarisatie en registratie
Art. 5-8
HOOFDSTUK 3. - Soortenbescherming
Afdeling 1. - Beschermde soorten
Art. 9
Afdeling 2. - Verbodsbepalingen
Onderafdeling 1. - Verbodsbepalingen ten aanzien van specimens of eieren van beschermde soorten
Art. 10-11
Onderafdeling 2 - Verbodsbepalingen betreffende het onder zich hebben, het vervoeren en het verhandelen
Art. 12-13
Onderafdeling 3. - Verbodsbepalingen ten aanzien van nesten, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van beschermde dieren
Art. 14-15
Onderafdeling 4. - Verbodsbepalingen betreffende middelen, installaties en methoden voor het doden of vangen van dieren
Art. 16
Onderafdeling 5. - Verbodsbepalingen betreffende het introduceren in het wild
Art. 17-18
Onderafdeling 6. - Afwijkingsmogelijkheden
Art. 19-23
Afdeling 3. - Soortenbehoud
Art. 24-27, 27bis
HOOFDSTUK 4. - Soortenbeheer
Art. 28-31
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Aanpak van uitheemse soorten]1
Afdeling 1. [1 - Aanpak van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1
Art. 31/1, 31/2, 31/3, 31/4, 31/5, 31/6, 31/7, 31/8, 31/9
Afdeling 2. [1 - Aanpak van voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1
Art. 31/10
Afdeling 3. [1 - Aanpak van overige uitheemse soorten]1
Art. 31/11
HOOFDSTUK 5. - Werking van opvangcentra voor wilde dieren
Afdeling 1. - Erkenning van opvangcentra voor wilde dieren
Art. 32-36
Afdeling 2. - Subsidiëring van erkende opvangcentra voor wilde dieren
Art. 37-40
HOOFDSTUK 5/1. [1 Werking van taxidiensten voor wilde dieren ]1
Afdeling 1. [1 Erkenning van taxidiensten voor wilde dieren ]1
Art. 40/1, 40/2, 40/3, 40/4, 40/5, 40/6
Afdeling 2. [1 Subsidiëring van taxidiensten voor wilde dieren ]1
Art. 40/7, 40/9
HOOFDSTUK 6. - Het houden van beschermde soorten in gevangenschap
Afdeling 1. - Het houden van beschermde vogelsoorten in gevangenschap
Art. 41-48
Afdeling 2. - Het houden van andere beschermde soorten dan vogels in gevangenschap
Art. 49
HOOFDSTUK 7. - Toezicht
Art. 50-51
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
Art. 52-55
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 56-59
BIJLAGEN.
Art. N1-N3, N3/1, N4-N5
1976021604 1980092210 1981001973 1993035875 1998036441 2004036372 2008035627
2009203685 2011035399 2011035522 2014036939 2014202322 2016036179 2019031037 2019040122 2019041972 2020031031 2020043729 2021020575 2021030011 2021030016 2021030017 2021040298 2021040299 2022042337 2022042342 2023020005 2023030304 2023046122 2024009337
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° soort : een verzameling organismen die in alle belangrijk geachte kenmerken met elkaar en hun nakomelingen overeenkomen, daarbij inbegrepen alle ondersoorten, rassen en variëteiten;
2° inheemse soort : een soort die van nature in het wild voorkomt of is voorgekomen in het Vlaamse Gewest, of er reeds lang is ingeburgerd;
3° uitheemse soort : een soort die niet van nature in het wild voorkomt in het Vlaamse Gewest;
4° invasieve soort : een uitheemse soort die zich massaal verbreidt of kan verbreiden in zijn nieuwe omgeving en zodoende een bedreiging kan vormen, hetzij voor het vermogen van het natuurlijk milieu om in menselijke behoeften te voorzien, hetzij voor de inheemse biodiversiteit;
5° specimen : elk dier of elke plant, levend of dood, elk deel van een dier of een plant of elk daaruit verkregen product, alsmede alle andere goederen, indien uit een begeleidend document de verpakking, een merk of een etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van dieren en planten of daaruit verkregen producten;
6° eieren : zowel volledige als uitgeblazen eieren en eierschalen van de soorten die onder de bepalingen van dit besluit vallen;
7° rustplaats : een plaats die essentieel is voor het behoud van een dier of een groep van dieren als ze niet actief zijn, ook al wordt die plaats niet permanent gebruikt;
8° voortplantingsplaats : een plaats die door een dier wordt gebruikt om te paren en zich voort te planten, alsook de onmiddellijke omgeving van die plaats, als die nodig is voor de eerste levensfasen van de jongen van dat dier;
9° beheerregeling : een geheel van maatregelen van soortenbeheer, gericht op het voorkomen of herstellen van hinder, risico of schade, veroorzaakt door bepaalde soorten dieren of planten;
10° rode lijst : een lijst van inheemse soorten, waarbij deze op basis van objectieve criteria worden ingedeeld in klassen, naargelang hun graad van bedreiging;
11° soortenbeschermingsprogramma : een programma van soortenbehoudsmaatregelen dat met name gericht is op het verkrijgen van de gunstige staat van instandhouding van een inheemse soort of een groep van soorten in het gebied waarop het programma van toepassing is;
12° introduceren in het wild : het vrijlaten van dieren of het aanplanten of uitzaaien van planten op alle terreinen en plaatsen, ongeacht de aard of de bedekking van die plaatsen, en als die niet zijn afgesloten door een doorlopende constructie die de verspreiding van de dieren of planten naar omliggende terreinen en plaatsen onmogelijk maakt;
13° opvangcentrum : een opvangcentrum voor wilde dieren, met als hoofdactiviteit de verzorging en revalidatie van uit het wild afkomstige, hulpbehoevende dieren;
14° beheerder : de persoon die belast is met het dagelijkse beheer van een opvangcentrum voor wilde dieren;
15° Vogelrichtlijn : richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;
16° Habitatrichtlijn : richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora;
17° verdrag van Bern : verdrag van Bern van 19 september 1979 inzake het behoud van wilde dieren en planten in hun natuurlijke leefomgeving in Europa;
18° decreet van 21 oktober 1997 : het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
19° Bosdecreet : het Bosdecreet van 13 juni 1990;
20° Jachtdecreet : het Jachtdecreet van 24 juli 1991;
21° agentschap : het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid;
22° instituut : het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;
23° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud.
[1 24° taxidienst : een taxidienst voor wilde dieren, met als hoofdactiviteiten het ophalen of wegvangen en vervolgens vervoeren van hulpbehoevende wilde dieren, alsook het vervoeren en terug vrijlaten van gerevalideerde wilde dieren;
25° hoofd dierenzorg : de persoon die binnen een opvangcentrum verantwoordelijk is voor de dierenzorg.]1
----------
(1)<BVR 2024-07-19/46, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art.2. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Art.3.§ 1. Dit besluit is van toepassing op :
1° inheemse soorten;
2° uitheemse vogelsoorten die van nature in het wild voorkomen op het Europese grondgebied van de Europese Unie, of andere uitheemse soorten dan vogels, die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in bijlage II van het verdrag van Bern;
3° overige uitheemse soorten, voor de introductie van specimens van die soorten in het wild of de toepassing van [2 maatregelen]2 met betrekking tot in het wild voorkomende populaties ervan;
[2 4° invasieve uitheemse soorten die voorkomen op de lijst van voor de Europese Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten vermeld in artikel 4, lid 1, van verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten. In het geval dat een soort onder zowel punt 3° als punt 4° valt, gelden bij voorrang de bepalingen van hoofdstuk 4/1, afdeling 1.]2
[2 5° voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.]2
§ 2. In afwijking van § 1 is dit besluit niet van toepassing op :
1° gedomesticeerde soorten, rassen of variëteiten. Dat zijn soorten, of rassen of variëteiten van een soort, die het resultaat zijn van menselijke domesticatieprocessen en die zich door middel van uiterlijke kenmerken onderscheiden van soorten, of rassen of variëteiten van soorten, die van nature in het wild voorkomen;
2° de genetisch gewijzigde organismen, vermeld in artikel 2, 2° van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten;
3° de diersoorten die onder het jachtwild vallen, vermeld in artikel 3 van het Jachtdecreet, behalve voor aspecten die niet geregeld worden in de regelgeving op het vlak van de jacht;
4° de diersoorten die vallen onder de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, behalve voor aspecten die niet geregeld worden in de regelgeving op het vlak van de riviervisserij;
5° de dier- en plantensoorten die vallen onder het koninklijk besluit van 19 november 1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen;
6° de uitheemse soorten, voor de in-, uit- en doorvoer, vermeld in artikel 6, § 1, III, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Als de soorten, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, wordt er categorie 4 bij aangekruist.
[2 Deze paragraaf geldt niet voor de soorten vermeld in paragraaf 1, 4°, behoudens voor de soorten, vermeld in het eerste lid, 6°.]2
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.4.Als dat noodzakelijk is vanwege wijzigingen van de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het verdrag van Bern of andere voor de soortenbescherming relevante internationale verdragen, met inbegrip van Europese richtlijnen, draagt de minister zonder uitstel aanpassingen voor betreffende [2 de bijlagen 1, 2, 3 of 3/1]2, met het oog op vaststelling ervan door de Vlaamse Regering.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
HOOFDSTUK 2. - Inventarisatie en registratie
Art.5.Het instituut coördineert de inventarisatie van de soorten die onder het toepassingsgebied vallen van dit besluit, met het oog op :
1° het toezicht op de staat van instandhouding van inheemse soorten;
2° [2 de opmaak van rode lijsten betreffende inheemse soorten, waarbij die soorten worden ingedeeld in onder meer de klassen: "uitgestorven", "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar" en "bijna in gevaar"]2;
3° het opvolgen van de toestand van invasieve soorten en potentieel invasieve soorten.
Rode lijsten worden door of onder coördinatie van het instituut opgemaakt, waarna ze door de minister worden vastgesteld.
Bestaande rode lijsten moeten ten minste om de tien jaar worden geëvalueerd, met het oog op een eventuele aanpassing aan de veranderde staat van instandhouding van de soorten die er in zijn opgenomen. Aanpassingen worden doorgevoerd op voordracht van het instituut, waarna de aangepaste rode lijst opnieuw door de minister wordt vastgesteld.
De termijn van tien jaar is een termijn van orde.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.6.Het agentschap registreert de toevallige vangst of doding van soorten waarbij categorie 3 is aangekruist in bijlage 1.
Het agentschap registreert de afwijkingen die toegestaan worden op basis van artikel 20 tot en met 23, evenals [1 de aanvragen en de gemotiveerde beslissingen over afwijkingen van de verbodsbepalingen vermeld in de artikelen 10, 12 of 16]1.
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.7. Elke administratieve overheid stelt, op eenvoudig verzoek of uit eigen beweging, alle nuttige informatie en kennis waarvan ze eigenaar is ter beschikking met het oog op de opmaak van in dit hoofdstuk bedoelde inventarisaties en registraties.
Art.8. Een overzicht en synthese van de op grond van dit hoofdstuk verkregen informatie wordt, als onderdeel van het natuurrapport, zoals vermeld in hoofdstuk III, afdeling 2 van het decreet, elke twee jaar openbaar gemaakt. Deze informatie wordt op permanente wijze consulteerbaar gehouden voor het publiek.
Op basis van de op grond van dit hoofdstuk verkregen informatie, en rekening houdend met de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het verdrag van Bern of andere voor de soortenbescherming relevante internationale verdragen betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, voert het agentschap ten minste elke vijf jaar een evaluatie uit van de lijsten, opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit of van de categorisering van de soorten die er in is opgenomen, en van bijlage 3 bij dit besluit.
De eerste van deze evaluaties wordt doorgevoerd binnen het jaar na vaststelling van dit besluit. De termijn van vijf jaar is een termijn van orde.
Die evaluaties worden bezorgd aan de minister, die op basis daarvan voorstellen van aanpassing van voormelde bijlagen voordraagt.
HOOFDSTUK 3. - Soortenbescherming
Afdeling 1. - Beschermde soorten
Art.9.De beschermde soorten zijn de soorten waarbij categorie 1, 2 of 3 is aangekruist in bijlage 1.
Tot de beschermde soorten worden eveneens de andere soorten gerekend dan de soorten die als dusdanig zijn opgenomen in voormelde bijlage, als het gaat om van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie in het wild voorkomende vogelsoorten zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, om andere [2 ...]2 soorten dan vogels, die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, of om andere [2 ...]2 soorten dan vogels, die zijn opgenomen in bijlage II van het verdrag van Bern.
De beschermingsbepalingen van dit hoofdstuk die van toepassing zijn op specimens van de beschermde soorten, gelden ongeacht de levensfase waarin die specimens zich bevinden.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Afdeling 2. - Verbodsbepalingen
Onderafdeling 1. - Verbodsbepalingen ten aanzien van specimens of eieren van beschermde soorten
Art.10. § 1. Ten aanzien van specimens van beschermde diersoorten zijn de volgende handelingen verboden :
1° het opzettelijk doden;
2° het opzettelijk vangen;
3° het opzettelijk en betekenisvol verstoren, in het bijzonder tijdens de perioden van de voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek.
Het is verboden de eieren van beschermde diersoorten opzettelijk te vernielen, te beschadigen of te verzamelen.
§ 2. Ten aanzien van specimens van beschermde plantensoorten of andere soorten organismen zijn de volgende handelingen verboden :
1° het opzettelijk plukken of verzamelen;
2° het opzettelijk afsnijden;
3° het opzettelijk ontwortelen;
4° het opzettelijk vernielen;
5° het verplanten.
Art.11. § 1. Conform artikel 9 van het decreet, mogen de verbodsbepalingen, bedoeld in artikel 10, voor wat betreft de soorten waarbij categorie 1 is aangekruist in bijlage 1, geen beperkingen inhouden die absoluut werken, of die handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, of die absoluut de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen of de realisatie van de algemene bestemming betekenisvol in het gedrang brengen.
De verbodsbepalingen van artikel 10, § 2, gelden niet voor beheerwerkzaamheden die geen nadelige invloed hebben op de staat van instandhouding van de populaties van de soorten in kwestie.
§ 2. Een handeling zoals beschreven in artikel 10 wordt onder meer geacht onopzettelijk te zijn wanneer de verantwoordelijke voor deze handeling niet wist en redelijkerwijze niet hoorde te weten dat deze handeling kon leiden tot de in artikel 10 beschreven negatieve gevolgen voor specimens van beschermde diersoorten of plantensoorten.
Onderafdeling 2 - Verbodsbepalingen betreffende het onder zich hebben, het vervoeren en het verhandelen
Art.12. Het onder zich hebben, het vervoeren, het verhandelen of ruilen of het te koop of in ruil aanbieden van specimens of eieren van beschermde diersoorten of van specimens van beschermde plantensoorten of andere organismen is verboden.
Art.13. De verbodsbepalingen van artikel 12 gelden niet :
1° voor het onder zich hebben of het vervoeren van opgezette specimens van beschermde dieren, als het om zeer kleine aantallen specimens gaat, die bestemd zijn voor educatieve of wetenschappelijke activiteiten in onderwijsinstellingen, in educatieve centra die beheerd worden door instanties die duidelijk educatieve activiteiten met de soorten in kwestie tot doel hebben of in openbare onderzoeksorganismen, of als ze vermeld zijn op een inventaris die voor 1 november 1972 werd geviseerd door de burgemeester van de gemeente waar de dieren in kwestie onder zich worden gehouden;
2° met betrekking tot specimens van soorten waarbij categorie 5 is aangekruist in bijlage 1, op voorwaarde dat er kan worden aangetoond dat ze op geoorloofde wijze werden verkregen buiten het Vlaamse Gewest, maar op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie, en dat die specimens er op een geoorloofde wijze zijn gedood of gevangen of op een andere geoorloofde wijze zijn verkregen.
Onderafdeling 3. - Verbodsbepalingen ten aanzien van nesten, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van beschermde dieren
Art.14. § 1. Het is verboden de nesten van beschermde vogelsoorten of de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van andere beschermde diersoorten dan vogels opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen.
§ 2. Het vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, voorplantingsplaatsen of rustplaatsen van beschermde diersoorten wordt onder meer geacht onopzettelijk te zijn wanneer de verantwoordelijke voor deze handeling niet wist en redelijkerwijze niet hoorde te weten dat deze handeling kon leiden tot de in § 1 beschreven negatieve gevolgen voor nesten, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen.
Ten aanzien van de diersoorten waarbij categorie 3 is aangekruist in bijlage 1 is evenwel ook het onopzettelijk vernielen of beschadigen van de voortplantingsplaatsen of de rustplaatsen verboden.
§ 3. Onder nesten worden begrepen de bewoonde nesten, de nesten die in aanbouw zijn als voorbereiding op het komende broedseizoen, alsook de nesten die in de regel jaar na jaar tijdens het broedseizoen hergebruikt worden.
Art.15. Conform artikel 9 van het decreet, mogen de verbodsbepalingen, bedoeld in artikel 14, voor wat betreft de soorten waarbij categorie 1 is aangekruist in bijlage 1, geen beperkingen inhouden die absoluut werken, of die handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, of die absoluut de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen of de realisatie van de algemene bestemming betekenisvol in het gedrang brengen.
Onderafdeling 4. - Verbodsbepalingen betreffende middelen, installaties en methoden voor het doden of vangen van dieren
Art.16. § 1. Het is verboden om voor het doden of vangen van in het wild levende dieren in het kader van dit besluit gebruik te maken van de middelen, installaties of methoden, vermeld in bijlage 2, A.
Het is eveneens verboden om voor het doden of vangen van die dieren andere middelen, installaties of methoden te gebruiken dan die welke vermeld zijn in bijlage 2, A, als die middelen, installaties of methoden er op gericht zijn om dieren te vangen of te doden op een massale of niet-selectieve wijze, of om bij dat vangen of doden vermijdbaar leed te veroorzaken.
§ 2. Het is verboden om voor het doden of vangen van in het wild levende dieren in het kader van dit besluit de vervoermiddelen te gebruiken, vermeld in bijlage 2, B.
§ 3. Het is verboden om de middelen, vermeld in bijlage 2, C, onder zich te hebben, te vervoeren, te verhandelen, te ruilen, te koop aan te bieden of in ruil aan te bieden.
Onderafdeling 5. - Verbodsbepalingen betreffende het introduceren in het wild
Art.17. Het is verboden om specimens van soorten die onder het toepassingsgebied vallen van dit besluit, opzettelijk te introduceren in het wild.
Art.18.De verbodsbepaling van artikel 17 geldt niet ten aanzien van :
1° specimens van plantensoorten die gezaaid, geplant, geteeld of anderszins ingezet worden in het kader van [2 ...]2 bosbouw-, landbouw- of tuinbouwactiviteiten of in het kader van [2 tuin-, park- of landschapsbeheer]2;
2° [2 specimens van soorten die in landbouwkundige of industriële toepassingen door professionelen of particulieren worden gebruikt met het oog op bestuiving, op biologische bestrijding of geïntegreerde bestrijding]2;
3° specimens van vissoorten die gepoot worden in vijvers, visputten of andere afgesloten viswateren, waarbij de vissen die er leven zich, als gevolg van permanente, natuurlijke of van kunstmatige hindernissen, niet vrij kunnen bewegen tussen deze wateren en openbare wateren.
[2 Voor uitheemse soorten, is de vrijstelling, vermeld in het eerste lid, 2°, alleen van toepassing op soorten die voorkomen op een lijst die wordt vastgesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor leefmilieu, in samenspraak met de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid. De hiervoor vermelde lijst wordt voor advies voorgelegd aan het instituut en het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek. Op de lijst kunnen enkel soorten voorkomen waarvoor een voorafgaand impactonderzoek aantoont dat er geen risico bestaat dat ze ongunstige gevolgen kunnen hebben voor de in het Vlaamse Gewest voorkomende natuurlijke habitats in hun natuurlijke verspreidingsgebied of voor de inheemse dier- of plantensoorten. Tijdens het onderzoek, vermeld in het eerste lid, vinden het overleg en de informatie-uitwisseling plaats, vermeld in artikel 3 van beschikking M (83) 27 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 17 oktober 1983. Er wordt ook overleg gepleegd met de Europese Commissie als de aanvraag betrekking heeft op vogelsoorten die niet van nature in het wild leven op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.]2
Wie gebruik maakt van de uitzonderingsmogelijkheden van dit artikel neemt alle redelijke voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat de geïntroduceerde specimens zich kunnen verspreiden of verbreiden in het wild.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Onderafdeling 6. - Afwijkingsmogelijkheden
Art.19.Het agentschap kan, op basis van een aanvraag, specifieke handelingen toestaan die afwijken van de verbodsbepalingen, vermeld in onderafdeling 1 tot en met 5, onder de voorwaarden, vermeld in deze onderafdeling.
[2 Bovendien kunnen handelingen die afwijken van de in artikel 10 vermelde verbodsbepalingen betreffende doding of vangst van beschermde soorten, het in artikel 12 vermelde vervoersverbod of de in artikel 16 vermelde verbodsbepalingen betreffende middelen, installaties en methoden voor het doden of vangen van dieren, uitgevoerd worden op basis van een gemotiveerde beslissing over afwijkingen van de verbodsbepalingen, indien deze handelingen specimens betreffen van soorten vermeld in bijlage 3, onder de daar vermelde voorwaarden.]2
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.20. § 1. Met betrekking tot de beschermde soorten kunnen er specifieke afwijkingen verleend worden van de bepalingen in onderafdeling 1 tot en met 4 om een of meer van de volgende redenen :
1° in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;
2° in het kader van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale en economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
3° in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
4° ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren of aan andere goederen in eigendom of gebruik;
5° ter bescherming van de wilde fauna of flora, of ter instandhouding van de natuurlijke habitats;
6° voor doeleinden in verband met onderzoek of onderwijs, repopulatie of herintroductie, alsook voor de daartoe benodigde kweek;
7° om het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt en vastgesteld aantal van bepaalde specimens te vangen, te plukken of in bezit te hebben.
§ 2. Ten aanzien van de beschermde soorten, waarbij categorie 1 is aangekruist in bijlage 1, kunnen er bovendien ook afwijkingen verleend worden om redenen van economische, sociale of culturele aard, of vanwege regionale of lokale bijzonderheden.
§ 3. Ten aanzien van de vogelsoorten vermeld in bijlage 1, zijn de volgende mogelijkheden tot afwijking niet van toepassing :
1° de mogelijkheid vermeld in § 1, 2°;
2° de mogelijkheid vermeld in § 1, 4°, wat de voorkoming aangaat van belangrijke schade aan andere goederen dan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren.
§ 4. Afwijkingen op grond van dit artikel kunnen alleen maar toegestaan worden als de volgende voorwaarden zijn vervuld :
1° er mag geen andere bevredigende oplossing bestaan;
2° de afwijking mag geen afbreuk doen aan het streefdoel om de populaties van de soort in kwestie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, op lokaal niveau of op Vlaams niveau.
Art.21.§ 1. [2 Specifieke afwijkingen van het verbod tot introductie, vermeld in onderafdeling 5, kunnen, met betrekking tot inheemse soorten, alleen verleend worden in één van de volgende gevallen:
1° in het kader van een soortenbeschermingsprogramma als vermeld in artikel 26, derde lid;
2° in het kader van een specifieke afwijking met het oog op translocatie.
In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder translocatie: de opzettelijke en overwogen verplaatsing van een of meer specimens van een soort binnen zijn actueel verspreidingsareaal. De translocatie moet voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 20.
In geval van een translocatie, vermeld in het eerste lid, 2°, moeten de volgende aspecten mee in overweging genomen worden:
1° de geschiktheid van de biotoop;
2° het tijdstip van vangst en vrijlating;
3° het risico op de verspreiding van ziekten bij in het wild levende dieren vermeld in het Wildedierenziektendecreet van 28 maart 2014;
4° de genetische impact;
5° het lokale maatschappelijke draagvlak;
6° de overlevingskans van de betrokken specimens voor en na de translocatie;
7° de mogelijke impact van de verplaatste populatie op de omgeving;
8° de duurzaamheid van de ingreep.
In het geval van een translocatie gelden de volgende voorwaarden:
1° er wordt een advies ingewonnen bij het instituut;
2° specimens die gevangen en verplaatst worden, ondergaan een gezondheidscheck en worden zo veel mogelijk voorzien van een markering;
3° er is een voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar en, in voorkomend geval, de gebruiker of gebruikers, van het terrein waar de dieren worden vrijgelaten;
4° een translocatie is in voorkomend geval verenigbaar met een goedgekeurd natuurbeheerplan van type drie of type vier als vermeld in artikel 16ter van het decreet van 21 oktober 1997;
5° een translocatie is in voorkomend geval verenigbaar met een goedgekeurd soortbeschermingsprogramma voor de betrokken soort.]2
§ 2. Voor de introductie van uitheemse soorten kunnen er specifieke afwijkingen verleend worden ten aanzien van het verbod tot introductie in het wild, vermeld in onderafdeling 5, op voorwaarde dat er, op basis van een voorafgaand impactonderzoek, wordt aangetoond dat er geen kans bestaat op ongunstige gevolgen voor de in het Vlaamse Gewest voorkomende natuurlijke habitats in hun natuurlijke verspreidingsgebied of voor de diersoorten of plantensoorten die van nature in het wild voorkomen in het Vlaamse Gewest.
Tijdens het onderzoek, vermeld in het eerste lid, vinden het overleg en de informatie-uitwisseling plaats, vermeld in artikel 3 van beschikking M (83) 27 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 17 oktober 1983. Er wordt ook overleg gepleegd met de Europese Commissie als de aanvraag betrekking heeft op vogelsoorten die niet van nature in het wild leven op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.22.§ 1. [2 De aanvragen voor de specifieke afwijkingen, vermeld in artikel 20 en 21, worden naar het agentschap gestuurd met een elektronisch formulier via het e-loket op [3 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap ]3 of met een papieren formulier, dat aangetekend wordt verstuurd. Het model van beide formulieren wordt ter beschikking gesteld op [4 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]4.]2
§ 2. Het agentschap moet een gemotiveerde beslissing nemen over aanvragen tot afwijking binnen de volgende termijn, te rekenen vanaf de ontvangstdatum van de aangetekende brief :
1° binnen een termijn van vijf werkdagen voor aanvragen tot afwijking als vermeld in artikel 20, § 1, 1°, 3° of 4°, op voorwaarde dat er sprake is van gemotiveerde hoogdringendheid. Deze termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal met vijf werkdagen worden verlengd;
2° binnen een termijn van twintig werkdagen voor andere aanvragen tot afwijking op grond van artikel 20 dan die, welke zijn vermeld in 1°. Deze termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal met twintig werkdagen worden verlengd;
3° binnen een termijn van drie maanden, voor de aanvragen tot afwijking, vermeld in artikel 21, § 2. Die termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal verlengd worden, voor ten hoogste nog eens drie maanden.
§ 3. Een beslissing die een afwijking toestaat bevat de volgende onderdelen :
1° de beschermde soorten waarvoor op grond van artikel 20 mag worden afgeweken van beschermingsbepalingen, dan wel de uitheemse soorten waarvoor op grond van artikel 21 mag worden afgeweken van het verbod op introductie;
2° de personen die de afwijking mogen doorvoeren;
3° de middelen, installaties of methoden die mogen worden gebruikt om de afwijking door te voeren;
4° de omstandigheden van tijd en plaats waaronder de afwijking mag plaatsvinden;
5° in voorkomend geval, de voorwaarden en de lasten waaronder de afwijking mag worden doorgevoerd, in relatie tot de reden waarvoor de afwijking wordt toegestaan;
6° de controles die zullen worden uitgevoerd.
§ 4. Het agentschap betekent de beslissing aan de aanvrager.
§ 5. Tegen een weigering tot het verlenen van een afwijking, kan er binnen een termijn van dertig kalenderdagen beroep worden ingesteld bij de minister. De minister neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art.23.Bepaalde vergunningen, ontheffingen of plannen kunnen eveneens specifieke afwijkingen bevatten als vermeld in artikel 20 of 21, als aan de drie volgende voorwaarden is voldaan :
1° op voorwaarde dat het beoordelingskader, opgelegd in artikel 20 of 21, in acht wordt genomen;
2° op voorwaarde dat de bedoelde vergunningen, ontheffingen of plannen de elementen bevatten die vermeld zijn in artikel 22, § 3;
3° [4 op voorwaarde dat het advies van het agentschap wordt ingewonnen en met zijn advies wordt rekening gehouden]4.
Onder vergunningen, ontheffingen en plannen wordt verstaan :
1° [5 een vergunning]5, verleend op grond van artikel 13, § 3, van het decreet van 21 oktober 1997, voor een handeling, werk of gebruikswijziging, waarvoor tevens een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in de vergunning of afwijking;
2° een ontheffing, verleend op grond van artikel 25, § 3 van het decreet van 21 oktober 1997, waarvoor tevens een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in in de individuele ontheffing;
3° [5 natuurbeheerplannen als vermeld in artikel 16ter van het decreet van 21 oktober 1997 en goedgekeurd overeenkomstig artikel 16octies, alsook de beheerplannen, vermeld in artikel 107, eerste lid, van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, voor specifieke activiteiten die uitdrukkelijk in dat plan zijn opgenomen, waarvoor ook een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in het plan]5.
4° een projectuitvoeringsplan van een natuurinrichtingsproject, vastgesteld op grond van artikel 47 van het decreet van 21 oktober 1997, voor de in dat plan opgenomen acties en maatregelen waarvoor er tevens een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en de lasten, vermeld in het plan;
5° [4 ...]4;
6° [5 ...]5
7° [5 ...]5
8° [3 een omgevingsvergunning, verleend met toepassing van artikel 6, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, voor een project of voor een verandering van een project waarvoor ook een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in de vergunning of afwijking;]3
9° [3 ...]3
[4 10° een faunabeheerplan, verleend conform artikel 44 van het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014;]4
[4 11° een beheersplan, verleend conform artikel 8.1.6 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014.]4
----------
(1)<BVR 2013-01-11/09, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 23-02-2013>
(2)<BVR 2016-06-17/27, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(3)<BVR 2015-11-27/29, art. 652, 004; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
(4)<BVR 2019-01-25/08, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(5)<BVR 2024-07-19/46, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Afdeling 3. - Soortenbehoud
Art.24.Boven op het beschermende statuut dat voortvloeit uit de verbodsbepalingen van afdeling 2, kan de minister, [2 voor soorten die beschermd zijn als vermeld in artikel 9 of voor soorten die opgenomen zijn in de klassen "uitgestorven", "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar" en "bijna in gevaar" van een rode lijst als vermeld in artikel 5]2, soortenbehoudsmaatregelen nemen of soortenbeschermingsprogramma's vaststellen om :
1° een goede staat van instandhouding te bereiken van die soorten of groepen van soorten, in voorkomend geval op grond van de in dat verband vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen;
2° te verzekeren dat het bij toeval vangen of doden van de soorten, waarbij categorie 3 aangekruist is in voormelde bijlage 1, geen significant ongunstige weerslag heeft op de staat van instandhouding van soorten in kwestie.
[2 ...]2
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.25. De soortenbehoudsmaatregelen voor bepaalde soorten of groepen van soorten, vermeld in artikel 24, kunnen, binnen de perken van de daartoe vastgestelde begrotingsmiddelen, betrekking hebben op :
1° het uitvoeren van sensibiliseringsacties, daarbij inbegrepen het uitbrengen van codes van goede praktijk;
2° het verrichten van specifieke verwervings-, inrichtings- of beheeractiviteiten;
3° het toekennen van subsidies;
4° het sluiten van overeenkomsten met administratieve overheden of met rechtsonderhorigen, organisaties of verenigingen, om regionale of plaatselijke soortenbehoudsinitiatieven te ondersteunen.
De soortenbehoudsmaatregelen, vermeld in artikel 24, kunnen bovendien, naast de maatregelen vermeld in het eerste lid, betrekking hebben op afwijkingen van de verbodsbepalingen van afdeling 2, op voorwaarde dat ze opgenomen zijn in een geheel van maatregelen in de vorm van een soortenbeschermingsprogramma, als vermeld in artikel 26 en 27.
Voor wat betreft de soorten waarbij categorie 3 is aangekruist in bijlage 1, kunnen de soortenbehoudsmaatregelen, vermeld in artikel 24, bovendien ook betrekking hebben op aanvullende, specifieke verbodsbepalingen, boven op de verbodsbepalingen vermeld in afdeling 2, op voorwaarde dat ze opgenomen zijn in een soortenbeschermingsprogramma, als vermeld in artikel 26 en 27, dat bovendien vastgesteld is door de Vlaamse Regering.
Art.26.Een soortenbeschermingsprogramma wordt opgemaakt op basis van een rapport dat ten minste de volgende onderdelen bevat :
1° een synthese van de kennis over de soort of soorten in kwestie, waarbij aandacht wordt besteed aan het voorkomen, de beschermingsstatus en de ecologische vereisten van de soort;
2° de concrete doelstellingen voor het bereiken of behouden van een gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie in het Vlaamse Gewest, in voorkomend geval op grond van de in dat verband vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen;
3° de bedreigingen voor de gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie;
4° de mogelijkheden om de gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie te bereiken;
5° een beschrijving van de actoren die te maken hebben met de soort of soorten in kwestie en die invloed kunnen hebben op de staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie;
6° een beschrijving van de concrete maatregelen die kunnen worden ondernomen om bij te dragen tot een gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie in het Vlaamse Gewest;
7° een verslag van het overleg dat gevoerd is met de actoren, [2 vermeld]2 in 5°, over de maatregelen, vermeld in 6°;
8° een voorstel van begroting, planning en prioritering van de acties en maatregelen;
9° een beschrijving van de vast te leggen voortgangscontrole en evaluatie van het programma, met inbegrip van monitoring, met het oog op een eventuele bijsturing van de maatregelen;
10° een sensibilisatie- of communicatiestrategie.
Als het soortenbeschermingsprogramma afwijkingen bevat van de verbodsbepalingen vermeld in afdeling 2, onderafdeling 1 tot en met 4, moet bij de opmaak van het rapport vermeld in het eerste lid, het beoordelingskader, vermeld in artikel 20, in acht wordt worden genomen.
Als het soortenbeschermingsprogramma met betrekking tot inheemse soorten afwijkingen bevat van de in afdeling 2, onderafdeling 5, vermelde verbodsbepalingen betreffende het introduceren in het wild, dan moeten bij de opmaak van het rapport, vermeld in het eerste lid, de volgende aanvullende elementen opgenomen worden :
1° een effectinschatting, waaruit, onder meer op basis van ervaringen in andere lidstaten van de Europese Unie en elders, blijkt dat het toestaan van die afwijking een doeltreffende bijdrage kan leveren aan het herstel van de gunstige staat van instandhouding van de soort in kwestie;
2° een evaluatie van de potentieel geschikte leefgebieden;
3° een bepaling van het geschikte genetische profiel;
4° de vaststelling dat er gesteund kan worden op geschikte kweek- en uitzetprogramma's.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.27. § 1. Een ontwerp van soortenbeschermingsprogramma wordt opgemaakt door of in opdracht van het agentschap.
Een beschermingsinitiatief als vermeld in artikel 25, eerste lid, 4°, kan beschouwd worden als een ontwerp van soortenbeschermingsprogramma, op voorwaarde dat het gebaseerd is op een rapport als vermeld in artikel 26, eerste lid, en op voorwaarde dat het beschermingsinitiatief minstens betrekking heeft op een functionele ecologische eenheid. Een functionele ecologische eenheid is een gebied dat minimaal nodig is voor de instandhouding van een levensvatbare populatie van een bepaalde soort.
§ 2. De minister stelt een soortenbeschermingsprogramma vast, daarbij rekening houdend met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met relevante regionale en lokale bijzonderheden.
Als het soortenbeschermingsprogramma afwijkingen bevat van de verbodsbepalingen vermeld in afdeling 2, onderafdeling 1 tot en met 4, moet de beslissing over het programma de elementen bevatten, vermeld in artikel 22, § 3.
Een soortenbeschermingsprogramma wordt na vaststelling meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
Als een ontwerp van soortenbeschermingsprogramma maatregelen bevat als vermeld in artikel 25, derde lid, wordt het voor vaststelling voorgedragen aan de Vlaamse Regering, na advies dienaangaande van de Strategische Adviesraad Minaraad en de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij.
§ 3. Een soortenbeschermingsprogramma is geldig voor een periode van maximaal vijf jaar. Het kan verlengd worden.
Als bij de uitvoering van het soortenbeschermingsprogramma, naar aanleiding van de opvolging en evaluatie, vermeld in artikel 26, eerste lid, 9°, blijkt dat de vastgestelde acties en maatregelen ontoereikend zijn of dat de voorwaarden voor de op grond van artikel 27, § 2 toegestane afwijkingen niet worden nageleefd, kan de minister het plan doen wijzigen, opschorten of stopzetten.
Art. 27bis. [1 Boven op het beschermende statuut dat voortvloeit uit de verbodsbepalingen van afdeling 2, kan de minister een captatieverbod voor oppervlaktewater opleggen om schade aan beschermde soorten en hun leefgebieden door aanhoudende droogte te voorkomen, voor de duur van deze droogte, en na eensluidend advies van het Instituut en de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid. Dit heeft enkel betrekking op ruimtelijk kwetsbare gebieden conform artikel 1.1.2., 10° van de VCRO, en voor zover de beschermde soort is opgenomen in een besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten voor een aangewezen speciale beschermingszone. Het captatieverbod geldt niet voor onttrekkingen met weidepompen in functie van drenking van vee en onttrekkingen van water bestemd voor menselijke consumptie.
In dit artikel wordt verstaan onder capteren: het met alle mogelijke middelen onttrekken van water uit de waterweg.
In dit artikel wordt verstaan onder oppervlaktewater: de definitie zoals gehanteerd in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 1.1.3., § 2, 3°. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
HOOFDSTUK 4. - Soortenbeheer
Art.28.§ 1. Een [4 beheerregeling]4 voor een bepaalde soort of voor een bepaalde groep van soorten wordt, op initiatief van de minister, opgemaakt door of in opdracht van het agentschap.
Als een beheerregeling opgemaakt wordt met het oog op het voorkomen of herstellen van hinder, risico of schade aan landbouwgewassen of landbouwactiviteiten, dan kan ook de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid het initiatief nemen in dit verband.
§ 2. Een beheerregeling kan, binnen de perken van de daartoe vastgestelde begrotingsmiddelen, de volgende maatregelen bevatten :
1° het uitvoeren van sensibiliseringsacties, daarbij inbegrepen het uitbrengen van codes van goede praktijk;
2° het verrichten, het laten verrichten of het opleggen van specifieke [3 beheer-]3 of bestrijdingsacties;
3° het sluiten van overeenkomsten met provinciale of lokale overheden of met rechtsonderhorigen, organisaties of verenigingen, met het oog op het opzetten van regionale of plaatselijke beheer- of bestrijdingsacties;
4° als het gaat over invasieve soorten, het beperken of verbieden van het onder zich hebben, het vervoeren, het verhandelen of het ruilen, te koop of in ruil aanbieden van specimens of eieren van de soorten in kwestie [3 , het kweken, het toestaan zich voort te planten, te worden gekweekt of geteeld]3.
§ 3. De minister stelt de beheerregeling vast, na advies dienaangaande van de Strategische Adviesraad Minaraad.
Als een [4 beheerregeling]4 opgemaakt wordt met het oog op het voorkomen of herstellen van hinder, risico of schade aan landbouwgewassen of landbouwactiviteiten, dan wordt er ook advies gevraagd aan de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij. Deze beheerregeling wordt vastgesteld door de minister, samen met de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid.
[3 Als een beheerregeling opgemaakt wordt waarin maatregelen worden opgenomen zoals vermeld in paragraaf 2, 4°, moeten die maatregelen in overeenstemming zijn met het principe van het vrij verkeer van goederen, zoals vastgesteld in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Over deze beheerregeling wordt advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de Strategische adviesraad Landbouw en Visserij. Deze beheerregeling wordt vastgesteld door de minister, samen met de Vlaamse ministers, bevoegd voor landbouw en economie.]3
Een vastgestelde beheerregeling wordt steeds meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
§ 4. [3 Als de [4 beheerregeling]4 voorstellen bevat van acties die een afwijking inhouden van de verbodsbepalingen uit hoofdstuk 3, afdeling 2, dan worden die afwijkingen in de beheerregeling verleend op grond van de bepalingen, vermeld in artikel 20 tot en met 23.]3
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2016-06-17/27, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(3)<BVR 2019-01-25/08, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(4)<BVR 2019-01-25/08, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.29.Een [4 beheerregeling]4 bevat altijd de volgende onderdelen :
1° de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn;
2° de personen of de categorieën van personen die de [3 maatregelen]3 zullen uitoefenen;
3° de [3 maatregelen]3 die zullen mogen of moeten worden uitgevoerd, en de middelen of methoden die daarbij zullen mogen of moeten worden gebruikt;
4° [3 in voorkomend geval,]3 de te verlenen afwijkingen van de beschermingsbepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2, die met het oog op die [3 maatregelen]3 worden toegestaan, of de door te voeren aanvullingen en wijzigingen aan bijlage 3 van het besluit [5 , specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn]5;
[5 4° /1 in voorkomend geval, de te verlenen afwijkingen van de beperkingen van bijlage 3/1, die met het oog op die maatregelen worden toegestaan, of de door te voeren aanvullingen en wijzigingen van bijlage 3/1 bij dit besluit, specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn;]5
5° de omstandigheden van tijd en plaats waaronder de [3 maatregelen]3 zullen mogen worden uitgevoerd;
6° in voorkomend geval, de voorwaarden en lasten waaronder de [3 maatregelen]3 zullen mogen worden uitgevoerd;
7° de controles die zullen worden uitgevoerd;
8° een sensibilisatie- of communicatiestrategie.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2016-06-17/27, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(3)<BVR 2019-01-25/08, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(4)<BVR 2019-01-25/08, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(5)<BVR 2024-07-19/46, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art.30.§ 1. Een [4 beheerregeling]4 gaat vergezeld van een motiveringsnota waarin aangetoond wordt dat de maatregelen van een beheerregeling niet disproportioneel zijn en geen significant ongunstige impact hebben op de biodiversiteit of op de staat van instandhouding van [3 ...]3 inheemse soorten.
§ 2. Wanneer de [4 beheerregeling]4 beschermde soorten betreft, moet er aangetoond worden dat :
1° er geen andere bevredigende oplossing bestaat;
2° het aannemelijk is dat de maatregelen effectief bijdragen tot een oplossing met het oog op de redenen waarvoor de maatregelen worden genomen;
3° de maatregelen geen afbreuk doen aan het streefdoel om de populaties van de soort in kwestie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
§ 3. Wanneer de [4 beheerregeling]4 beschermde soorten betreft, waarbij categorie 2 of 3 van bijlage 1 is aangekruist, dan moet er bovendien worden aangetoond dat deze beheerregeling wordt vastgesteld om één of meerdere van de volgende redenen :
1° in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;
2° in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
3° ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij, wateren en andere goederen in eigendom of gebruik;
4° ter bescherming van de wilde fauna of flora, of voor de instandhouding van de natuurlijke habitats.
De mogelijkheid tot afwijking ter voorkoming van belangrijke schade aan andere goederen in eigendom of gebruik, als vermeld in 3°, geldt niet voor vogelsoorten.
§ 4. Voor de uitheemse soorten, voor de niet-beschermde inheemse soorten of voor de beschermde soorten waarbij categorie 1 van bijlage 1 is aangekruist, kan er een beheerregeling worden vastgesteld met het oog op het tegengaan van de negatieve ecologische of economische impact die de soorten of de groep van soorten kunnen hebben, of vanwege hun feitelijk of potentieel invasieve karakter.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2016-06-17/27, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(3)<BVR 2019-01-25/08, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(4)<BVR 2019-01-25/08, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.31. Een beheerregeling is geldig voor een periode van maximaal vijf jaar. Zij kan verlengd worden.
Als naar aanleiding van de controles vermeld in artikel 29, 7°, blijkt dat er niet langer wordt tegemoetgekomen aan de voorwaarden voor de beheerregeling in kwestie, vermeld in artikel 29 en 30, kan de minister de beheerregeling doen wijzigen, opschorten of stopzetten.
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Aanpak van uitheemse soorten]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Aanpak van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1
----------
(1)
Art. 31/1.[1 In deze afdeling wordt verstaan onder:
1° voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort: een invasieve uitheemse soort waarvan de negatieve effecten zodanig zijn dat overeenkomstig artikel 4, lid 3 van verordening 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, gezamenlijk optreden op het niveau van de Unie vereist is;
2° specimens die in een gesloten omgeving worden gehouden: specimens die worden gehouden in een omgeving die voldoet aan de volgende voorwaarden:
a) de specimens zijn fysiek geïsoleerd en kunnen niet ontsnappen, zich verspreiden of door onbevoegden worden verwijderd uit de omgeving waar ze worden gehouden;
b) schoonmaak-, afvalbeheer- en onderhoudsprotocollen waarborgen dat er geen specimens of reproduceerbare onderdelen kunnen ontsnappen, zich verspreiden of door onbevoegden kunnen worden verwijderd;
c) de specimens worden zodanig uit de omgeving verwijderd, afgevoerd, vernietigd of op humane wijze gedood, dat verspreiding of voortplanting buiten de omgeving waar ze gehouden worden onmogelijk is.
Onverminderd het eerste lid gelden in dit hoofdstuk de definities, vermeld in artikel 3 van verordening 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art. 31/2.[1 Ten aanzien van specimens van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zijn de volgende handelingen verboden:
1° het onder zich houden, ook in een gesloten omgeving;
2° het kweken, ook in een gesloten omgeving;
3° het vervoeren, behalve om in het kader van de uitroeiing van de specimens naar voorzieningen te worden vervoerd;
4° het in de handel brengen;
5° het gebruiken of uitwisselen;
6° het toestaan om zich voort te planten, te kweken of te telen, ook in een gesloten omgeving;
7° het vrijlaten in het milieu.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art. 31/3.[1 Het agentschap kan specifieke afwijkingen verlenen van de verboden handelingen, vermeld in artikel 31/2, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, in functie van onderzoek of ex situ bewaring en in functie van productie van producten die afkomstig zijn van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten en het daaropvolgend geneeskundig gebruik van deze producten als deze producten onvermijdelijk zijn om de menselijke gezondheid te bevorderen. Er dient steeds aan de volgende voorwaarden voldaan te zijn:
1° de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten worden gehouden en behandeld in een gesloten omgeving;
2° de activiteit waarvoor een afwijking wordt gevraagd, wordt uitgevoerd door personeel met aantoonbare ervaring met de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten of nauw verwante soorten;
3° het vervoer naar en van de gesloten omgeving vindt plaats onder in de afwijking vastgelegde omstandigheden die de ontsnapping van de invasieve uitheemse soorten onmogelijk maken;
4° als de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten dieren zijn, worden ze gemarkeerd, of waar nodig op een andere doeltreffende wijze geïdentificeerd, met behulp van methoden die geen vermijdbare pijn, spanning of lijden veroorzaken;
5° het risico op ontsnapping, verspreiding of verwijdering wordt op doeltreffende wijze beheerst, rekening houdend met de identiteit, de biologie en de verspreidingsvormen van de soort, de activiteit en de beoogde gesloten omgeving, de interactie met het milieu en andere relevante factoren;
6° de aanvrager van een afwijking stelt een continu surveillancesysteem en een noodplan met inbegrip van een uitroeiingsplan op, voor het geval dat specimens ontsnappen of zich verspreiden. De aanvrager legt het noodplan aan het agentschap ter goedkeuring voor. Als zich een ontsnapping of verspreiding voordoet, voert de aanvrager het noodplan onmiddellijk uit en brengt hij het agentschap hiervan meteen op de hoogte.
Bij een afwijkingsaanvraag verstrekt de aanvrager alle noodzakelijke stukken om het agentschap in staat te stellen te beoordelen of aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid is voldaan.
De afwijking wordt beperkt tot het aantal invasieve specimens dat de capaciteit van de gesloten omgeving niet overschrijdt.
De verleende afwijkingen worden publiekelijk bekend gemaakt op [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2 waarbij minstens de volgende aspecten worden vermeld:
1° de wetenschappelijke en gebruikelijke naam van de soort waarvoor de afwijking werd verleend;
2° het aantal of volume van het specimen waarvoor de afwijking is verleend;
3° het doel waarvoor de afwijking is verleend;
4° de gecombineerde nomenclatuurcodes conform verordening 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijke douanetarief.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(2)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 31/4.[1 In uitzonderlijke gevallen van dwingend algemeen belang, onder andere van sociale of economische aard, kan het agentschap afwijkingen verlenen en toestaan om andere activiteiten te verrichten dan de activiteiten vermeld in artikel 31/3, eerste lid. Een dergelijke afwijking is onderworpen aan de procedure vermeld in artikel 9 van de verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten alsook aan de voorwaarden, vermeld in artikel 31/3, eerste lid.
Een afwijkingsaanvraag als vermeld in het eerste lid bevat de volgende elementen:
1° de gegevens van de instelling of groep van instellingen die de afwijking aanvraagt, met inbegrip van hun naam en adres;
2° de wetenschappelijke en gebruikelijke namen van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvoor een toelating wordt aangevraagd;
3° de gecombineerde nomenclatuurcodes conform verordening 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
4° het aantal of het volume van de betrokken specimens;
5° de redenen voor de gevraagde afwijking;
6° een beoordeling van het risico op ontsnapping of verspreiding uit de voorzieningen waar de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort in gesloten omgeving zal worden gehouden en behandeld, inclusief een gedetailleerde omschrijving van de vastgelegde maatregelen om ontsnapping of verspreiding uit deze voorzieningen onmogelijk te maken, alsook van de maatregelen die genomen worden om ontsnappingen uit te sluiten bij een eventueel noodzakelijk vervoer van de soort;
7° een beschrijving van het vastgelegde surveillancesysteem en van het noodplan dat wordt opgezet om een mogelijke ontsnapping of verspreiding aan te pakken, indien nodig met inbegrip van een uitroeiingsplan;
8° een beschrijving van de relevante nationale wetgeving die van toepassing is op de instelling of op de groep van instellingen.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art. 31/5.[1 § 1. In afwijking van artikel 31/2, 4°, kan het agentschap door middel van een afwijking het commerciële gebruik van reeds gevestigde invasieve uitheemse soorten, als dat strikt gemotiveerd wordt, tijdelijk toestaan als onderdeel van de beheermaatregelen die zijn gericht op de uitroeiing, populatiebeheersing of indamming ervan, op voorwaarde dat alle passende controles aanwezig zijn om verdere verspreiding te vermijden.
§ 2. In afwijking van artikel 31/2, 1° en 3°, kan het agentschap afwijking verlenen aan eigenaren van gezelschapsdieren die niet worden gehouden voor commerciële doeleinden en die behoren tot de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, om die dieren te houden tot de natuurlijke dood ervan, op voorwaarde dat ontegensprekelijk kan worden aangetoond dat voldaan is aan de volgende voorwaarden:
1° de dieren werden al gehouden voor ze werden opgenomen in de Unielijst;
2° de dieren worden in een gesloten omgeving gehouden en de eigenaar neemt alle passende maatregelen om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken.
De minister kan nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop kan worden aangetoond dat er voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid. Nadat die regels zijn vastgesteld worden ze meegedeeld aan de Vlaamse Regering.]1
[2 § 3. In afwijking van artikel 31/2, 1°, 3° en 5°, kan het agentschap toestemming tot afwijking verlenen aan erkende voorzieningen voor de opvang van dieren om specimens van invasieve uitheemse soorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, te houden en onderling uit te wisselen. Er moet altijd aan al de volgende voorwaarden voldaan zijn:
1° de invasieve uitheemse diersoorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, worden op elk moment gehouden en behandeld in een gesloten omgeving, en alle passende maatregelen worden genomen om voortplanting onmogelijk te maken;
2° de activiteit waarvoor een afwijking wordt gevraagd, wordt uitgevoerd door personeel met aantoonbare ervaring met de invasieve uitheemse diersoorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, of met nauw verwante soorten;
3° het vervoer naar en van de gesloten omgeving vindt plaats onder omstandigheden die in de afwijking vastgelegd zijn en die de ontsnapping van de invasieve uitheemse diersoorten onmogelijk maken;
4° de invasieve uitheemse diersoorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, worden gemarkeerd of, als dat nodig is, op een andere doeltreffende wijze geïdentificeerd, met behulp van methoden die geen vermijdbare pijn, spanning of lijden veroorzaken;
5° het risico op ontsnapping, verspreiding of verwijdering wordt op doeltreffende wijze beheerst, rekening houdend met de identiteit, de biologie en de verspreidingsvormen van de soort, de activiteit en de beoogde gesloten omgeving, de interactie met het milieu en andere relevante factoren;
6° de aanvrager van een afwijking stelt een continu surveillancesysteem en een noodplan, met inbegrip van een uitroeiingsplan, op voor het geval dat specimens ontsnappen of zich verspreiden. De aanvrager legt het noodplan ter goedkeuring voor aan het agentschap. Als er zich een ontsnapping of verspreiding voordoet, voert de aanvrager het noodplan onmiddellijk uit en brengt hij het agentschap daarvan meteen op de hoogte.
Bij een afwijkingsaanvraag verstrekt de aanvrager alle noodzakelijke stukken om het agentschap in staat te stellen te beoordelen of aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan.
De afwijking wordt beperkt tot het aantal invasieve specimens dat de capaciteit van de gesloten omgeving niet overschrijdt.
De afwijking kan niet verleend worden voor specimens van invasieve uitheemse soorten die vallen onder artikel 16, 2.a en 2.b van verordening (EU) nr. 1143/2014.
De afwijking kan wel verleend worden voor specimens van invasieve uitheemse soorten die vallen onder artikel 19 en 31, 4 van verordening (EU) nr. 1143/2014.]2
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(2)<BVR 2024-07-19/46, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 31/6.[1 Overeenkomstig artikel 32 van Verordening 1143/2014 mogen de houders van een commerciële voorraad specimens van invasieve uitheemse soorten die zijn verworven voor ze werden opgenomen in de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, vermeld in artikel 3, § 1, 4°, levende specimens of reproduceerbare delen van die soorten tot maximaal twee jaar na het opnemen van de soort op die lijst houden en vervoeren voor verkoop of overdracht aan een instelling die zich bezig houdt met onderzoek of bewaring ex situ, of voor geneeskundige activiteiten als vermeld in artikel 31/3, als de specimens in een gesloten omgeving gehouden en vervoerd worden en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping te voorkomen, of mogen die specimens slachten of op humane wijze doden ter uitputting van de voorraad.
De houders, vermeld in het eerste lid, mogen hun voorraad levende specimens verkopen of overdragen aan niet-commerciële gebruikers tot één jaar nadat de soorten zijn opgenomen in de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, op voorwaarde dat de specimens in een gesloten omgeving gehouden en vervoerd worden, en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art. 31/7.[1 § 1. De aanvragen van de afwijkingen vermeld in deze afdeling worden naar het agentschap gestuurd met een papieren formulier, dat aangetekend wordt verstuurd of met een elektronisch formulier via het e-loket op [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2 . Het model van de formulieren wordt ter beschikking gesteld op [3 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]3.
Het agentschap neemt een gemotiveerde beslissing over de aanvragen binnen een termijn van drie maanden. Die termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal verlengd worden voor ten hoogste drie maanden.
Een beslissing die een afwijking toestaat bevat de volgende onderdelen:
1° de soorten waarvoor met toepassing van artikel 31/3, 31/4 of 31/5 mag worden afgeweken van de verbodsbepalingen, vermeld in artikel 31/2;
2° de personen of instellingen waaraan de afwijking wordt toegekend;
3° de middelen, installaties of methoden die mogen worden gebruikt in het kader van de afwijking;
4° de omstandigheden, de tijd en plaats waaronder de afwijking mag plaatsvinden;
5° in voorkomend geval, de voorwaarden en de lasten waaronder de afwijking mag worden doorgevoerd, in relatie tot de reden waarvoor de afwijking wordt toegestaan;
6° de controles die zullen worden uitgevoerd.
§ 2. Het agentschap betekent de beslissing aan de aanvrager.
§ 3. Tegen een weigering tot het verlenen van een afwijking kan er binnen een termijn van dertig kalenderdagen beroep worden ingesteld bij de minister. De minister neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden.
§ 4. De afwijkingen, vermeld in artikel 31/3, 31/4 en 31/5 moeten op elk moment bij de soort gevoegd zijn zolang die soort zich op het grondgebied van de Unie bevindt.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(2)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 31/8.[1 Met behoud van artikel 31/2 tot en met 31/7, kunnen in het wild voorkomende voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten op de volgende wijzen worden aangepakt:
1° door de opmaak van een beheerregeling conform de bepalingen van hoofdstuk 4;
2° door bestrijding conform bijlage 3/1.]1
[2 Een beheerregeling kan aanvullende beperkingen opleggen op de in bijlage 3/1 bepaalde uitvoering van de bestrijding in de tijd, de middelen waarmee de bestrijding kan worden uitgevoerd, de personen die de bestrijding kunnen uitvoeren, en de verwerking van kadavers, specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn.]2
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(2)<BVR 2024-07-19/46, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 31/9.[1 Voor de aanpak van prioritaire introductieroutes, vermeld in artikel 13 van de verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, wordt een beheerregeling opgemaakt. Daarvoor wordt voorzien in publieke inspraak op de volgende wijze:
1° het agentschap stelt een ontwerp van beheerregeling op, wijzigt of herziet een bestaande beheerregeling en betrekt bij de opmaak van dat ontwerp de meest belanghebbende overheidsorganen, instellingen, privaatrechtelijke organisaties en sociale en maatschappelijke groeperingen;
2° een ontwerp van beheerregeling of een ontwerp van wijziging of herziening van een beheerregeling wordt, na goedkeuring door de minister, door het agentschap, bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met daarbij de bekendmaking gevoegd van de wijze waarop het ontwerp onderworpen zal worden aan de actieve consultatie van het publiek. Het agentschap zorgt ook voor de bekendmaking van de wijze waarop de actieve consultatie van het publiek zal plaatsvinden via de voor het agentschap gebruikelijke kanalen, zoals elektronische middelen en media, waaronder de publicatie in twee dagbladen, en via [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2. Bij de bekendmaking wordt er gewezen op het recht op inspraak van het publiek in de besluitvorming over de beheerregelingen op het vlak van introductieroutes, en wordt er vermeld dat vragen en opmerkingen als vermeld in dit artikel gericht moeten worden aan het agentschap. Gedurende een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, kan het publiek bezwaren of opmerkingen schriftelijk indienen bij het agentschap volgens de modaliteiten, vermeld bij de bekendmaking;
3° tegelijkertijd met de bekendmaking wordt een ontwerp bezorgd aan de Strategische Adviesraad Minaraad, die een met redenen omkleed advies uitbrengt binnen een vervaltermijn van een maand nadat hij het ontwerp heeft ontvangen. Het advies is niet bindend;
4° de beheerregeling of de wijziging of herziening ervan wordt vastgesteld door de minister, rekening houdend met de gegeven adviezen en met de ingediende bezwaren of opmerkingen. Als de minister een door een adviesorgaan uitgebracht advies of de door het publiek ingediende bezwaren en opmerkingen geheel of gedeeltelijk niet volgt wordt dat verantwoord in een verslag dat gevoegd wordt bij de bekendmaking vermeld in punt 5° ;
5° een conform punt 4° door de minister vastgestelde beheerregeling of een wijziging of herziening ervan wordt, samen met het verslag, vermeld in punt 4°, bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bekendmaking bij uittreksel gebeurt ook via de publicatie in twee dagbladen en via [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(2)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Afdeling 2. [1 - Aanpak van voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1
----------
(1)
Art. 31/10.[1 Op voorstel van de minister stelt de Vlaamse Regering een lijst van voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten vast als vermeld in artikel 12 van verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve.
Het van toepassing verklaren van de bepalingen van afdeling 1 van dit hoofdstuk op de soorten van de in het eerste lid vermelde lijst kan een deel uitmaken van het voorstel van de minister.]1
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Afdeling 3. [1 - Aanpak van overige uitheemse soorten]1
----------
(1)
Art. 31/11.[1 In het wild voorkomende uitheemse soorten die niet vallen onder afdeling 1 en 2, van dit hoofdstuk, kunnen aangepakt worden op een van de volgende wijzen:
1° door de opmaak van een beheerregeling conform de bepalingen van hoofdstuk 4;
2° door bestrijding conform bijlage 3/1.]1
[2 Een beheerregeling kan aanvullende beperkingen opleggen op de in bijlage 3/1 bepaalde uitvoering van de bestrijding in de tijd, de middelen waarmee de bestrijding kan worden uitgevoerd, de personen die de bestrijding kunnen uitvoeren, en de verwerking van kadavers, specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn.]2
----------
(1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(2)<BVR 2024-07-19/46, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
HOOFDSTUK 5. - Werking van opvangcentra voor wilde dieren
Afdeling 1. - Erkenning van opvangcentra voor wilde dieren
Art.32. Opvangcentra kunnen erkend worden door het agentschap, voor een periode van maximaal drie jaar.
Art.33.[1 Om erkend te worden als opvangcentrum moet het opvangcentrum aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° het opvangcentrum is opgericht op particulier initiatief in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
2° de zetel van het opvangcentrum is gevestigd in het Vlaamse Gewest; In geval het een nieuw initiatief betreft, is het opvangcentrum gelegen in een regio die niet afgedekt wordt door een bestaand erkend opvangcentrum en waar aldus behoefte is aan een substantiële uitbreiding van de opvangcapaciteit voor wilde dieren. Het hoofd van het agentschap stelt ter uitvoering daarvan een kaart op met de regio's waar er nood is aan bijkomende opvangcapaciteit. Deze kaart staat op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap;
3° het opvangcentrum voldoet aan de werkingsvoorwaarden, opgenomen in bijlage 4;
4° het opvangcentrum voldoet aan de Belgische verenigings- en vennootschapswetgeving.
Om een erkenning als opvangcentrum te verkrijgen, moet de aanvraag de volgende gegevens bevatten :
1° naam en adres van het opvangcentrum;
2° voor- en achternaam van de beheerder en van het hoofd dierenzorg;
3° de statuten van de vereniging, bedoeld in het eerste lid, 1° ;
4° de beslissing van het bestuursorgaan of algemene vergadering van de vereniging bedoeld in het eerste lid, 1°, om een aanvraag tot erkenning in te dienen;
5° bij een eerste aanvraag : het aantonen van drie jaar werking op het vlak van opvang, verzorging en revalidatie van gekwetste en hulpbehoevende wilde dieren. Dat moet gestaafd worden met de nodige bewijsstukken, onder andere werkingsverslag over de voorbije drie jaar en een financieel verslag van de voorbije drie kalenderjaren;
6° de kwalificaties en ervaring van de beheerder en van het hoofd dierenzorg. Voor het hoofd dierenzorg wordt minstens het diploma van bachelor in de dierenzorg, of een gelijkgesteld opleidingsniveau, of gelijkgestelde ervaring verstaan. Bij een eerste aanvraag wordt dit verder aangevuld met een verslag van de doorlopen stage door het hoofd dierenzorg van minimaal vier maanden bij een erkend opvangcentrum;
7° een opsomming en een plan van de aanwezige accommodatie;
8° een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts waarin die zich ertoe verbindt regelmatig toezicht te houden en alle nodige diergeneeskundige handelingen op zich te nemen.
De erkenning kan verlengd worden. De aanvraag tot verlenging van de erkenning moet minstens drie maanden voor de lopende erkenning afloopt worden ingediend bij het agentschap.
Bovengenoemde persoonsgegevens worden, conform artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, slechts in identificeerbare vorm bewaard gedurende 10 jaar, zoals gestipuleerd in artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek. Na afloop van deze bewaartermijn worden alle persoonsgegevens verwijderd en enkel niet-identificeerbare data bewaard voor statistische doeleinden ]1.
----------
(1)<BVR 2024-07-19/46, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art.34.De beheerder zorgt ervoor dat de werkzaamheden in het centrum verlopen in overeenstemming met alle wettelijke verplichtingen, inzonderheid de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij en het dierenwelzijn.
De erkenning kan, nadat de beheerder voorafgaandelijk gehoord is, op elk ogenblik worden ingetrokken als blijkt dat :
1° de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;
2° de beheerder of het erkende opvangcentrum de opgelegde voorwaarden niet naleeft of er niet langer aan voldoet;
3° [1 de beheerder of het hoofd dierenzorg van het erkende opvangcentrum]1 wordt veroordeeld wegens overtredingen van de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij of het dierenwelzijn.
----------
(1)<BVR 2024-07-19/46, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art.35.§ 1. Erkende opvangcentra mogen voor het vangen, het tijdelijk onder zich houden, het doden, het vervoeren of het opnieuw vrijlaten van specimens van beschermde diersoorten afwijken van de volgende bepalingen, op voorwaarde dat het gekwetste of hulpbehoevende dieren betreft waarvoor er geen andere bevredigende oplossing bestaat :
1° artikel 10, [2 12, 16 en 17]2. De afwijkingsmogelijkheid van artikel 12 heeft betrekking op het verbod om specimens van beschermde soorten onder zich te hebben of te vervoeren;
2° artikel 19, 23, 26 en 29 van het Jachtdecreet.
De afwijking moet worden uitgevoerd volgens de werkingsvoorwaarden, opgenomen in bijlage 4.
§ 2. Dieren kunnen gevangen of vervoerd worden van en naar het opvangcentrum door medewerkers van het opvangcentrum of door derden na voorafgaande melding aan het opvangcentrum waar de dieren zullen worden heen gebracht. De medewerkers moeten in het bezit zijn van een identificatiebewijs dat uitgereikt is door het opvangcentrum.
Dat identificatiebewijs is persoonlijk en op naam, en het is opgemaakt volgens het model, opgenomen in bijlage 5.
Het erkende opvangcentrum houdt een register bij van de uitgereikte identificatiebewijzen en bezorgt jaarlijks voor 31 maart een afschrift van dat register aan het agentschap.
§ 3. Opgevangen dieren mogen vervoerd worden van of naar een geschikte bestemming binnen of buiten het Vlaamse Gewest, indien er, op de oorspronkelijke locatie waar de dieren zijn opgevangen, geen geschikte of onvoldoende opvangmogelijkheid bestaat om de dieren te verzorgen, of indien er in de nabijheid van het opvangcentrum geen geschikte biotoop in het natuurlijke verspreidingsgebied beschikbaar is om de dieren, na revalidatie, terug vrij te laten.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.36.Dieren die voor verzorging en revalidatie zijn opgenomen in een erkend opvangcentrum, moeten opnieuw worden vrijgelaten in het wild of moeten worden geplaatst [2 of gedood]2, conform de voorwaarden opgenomen in bijlage 4, D.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Afdeling 2. - Subsidiëring van erkende opvangcentra voor wilde dieren
Art.37. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering subsidies verlenen aan de erkende opvangcentra.
Art.38.§ 1. Elk erkend opvangcentrum kan aanspraak maken op een jaarlijkse werkingssubsidie van 4500 euro.
§ 2. [2 De jaarlijkse werkingssubsidie kan verhoogd worden met 2000 euro als het opvangcentrum in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het opvangcentrum heeft minimaal driehonderd betalende leden;
2° het opvangcentrum geeft een publicatieblad uit dat minstens vier keer is verschenen.
De jaarlijkse werkingssubsidie kan ook verhoogd worden met 2000 euro als het opvangcentrum in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het opvangcentrum biedt een educatieve, sensibiliserende en informatieve werking aan voor schoolklassen en andere groepen, waarbij ten minste twintig groepen van tenminste vijftien personen ontvangen worden;
2° het opvangcentrum organiseert eenmaal per jaar een open dag voor het grote publiek.]2
[3 De jaarlijkse werkingssubsidie kan ook verhoogd worden met een bedrag dat overeenkomt met 50% van de bewezen kosten voor de inzet van een dierenarts, tot een maximaal bedrag van 15000 euro. Dit bedrag dient besteed te worden aan courante ondersteuning door een dierenarts ter plaatse in het opvangcentrum, conform de noodzakelijke kwaliteitsstandaarden zoals bedoeld onder bijlage 4, A, 10°. De aanwezigheid van de dierenarts in het opvangcentrum wordt bijgehouden in een logboek dat te allen tijde door het agentschap raadpleegbaar moet zijn.]3
§ 3. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd volgens de onderstaande formule, waarbij het indexcijfer gebaseerd wordt op de gezondheidsindex.
(bedrag x nieuw indexcijfer) / indexcijfer van datum 1 juni 2004
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.39.§ 1. Het erkende opvangcentrum kan een subsidie aanvragen voor de personeelskosten die verbonden zijn aan het inrichten en het functioneren van het opvangcentrum, ten bedrage van de loonkosten van een halftijdse medewerker. Als het opvangcentrum door de inbreng van eigen middelen van de halftijdse betrekking een voltijdse betrekking maakt, kan het een subsidie aanvragen voor de personeelskosten van een tweede, aanvullende halftijdse medewerker. Als het opvangcentrum door de inbreng van eigen middelen een tweede voltijdse betrekking creëert, kan het een subsidie aanvragen voor de personeelskosten van een derde halftijdse medewerker.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald conform [3 de salarisschaal in de graad van deskundige van het Vlaamse Gewest]3.
§ 2. Het opvangcentrum dat wil gebruikmaken van de subsidie, vermeld in § 1, moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° [3 het opvangcentrum is erkend door het agentschap]3;
2° [3 ...]3
3° [3 ...]3
4° het opvangcentrum heeft een netwerk van ten minste [3 zestig]3 vrijwillige medewerkers uitgebouwd;
5° het opvangcentrum vangt jaarlijks minstens [3 duizendvijfhonderd]3 [2 inheemse]2 wilde dieren op.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.40.§ 1. Het opvangcentrum dient een aanvraag voor subsidiëring in bij het agentschap, voor 31 augustus van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
§ 2. De aanvraag bevat :
1° het bewijs van erkenning;
2° [2 de nodige bewijsstukken om te kunnen toetsen of men in aanmerking komt voor de verschillende onderdelen van de subsidies vermeld in artikel 38 en 39]2;
3° bij een eerste aanvraag van de subsidie : de nodige bewijsstukken waaruit de jaren van activiteit blijken;
4° een jaarplanning, inzonderheid voor de publicatie van het periodieke publicatieblad en voor de educatieve, sensibiliserende en informatieve werking;
5° een begroting van de werkingskosten en eventueel van de personeelskosten;
6° een rekeningnummer van de vereniging waarop de subsidie gestort mag worden.
§ 3. Het agentschap brengt het opvangcentrum binnen negentig dagen op de hoogte van de beslissing van de minister over de toekenning van de subsidie en het bedrag van de toegekende subsidie.
De subsidie wordt als volgt uitbetaald :
1° 90 % bij de ondertekening van de beslissing die de subsidie toekent;
2° 10 % na de voorlegging van de stukken, vermeld in § 4.
§ 4. Voor 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bezorgt het opvangcentrum de volgende documenten aan het agentschap :
1° een gedetailleerd financieel verslag van het voorbije kalenderjaar. De uitgavenbewijsstukken moeten bij het opvangcentrum bewaard blijven gedurende twee jaar na de subsidieaanvraag voor eventuele controle ter plaatse door de bevoegde ambtenaren;
2° [3 een werkingsverslag over het voorbije jaar, waarin duidelijk gemaakt wordt dat het opvangcentrum blijvend voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor erkenning en subsidiëring. Dit verslag wordt opgesteld conform het sjabloon van het hoofd van het agentschap, dat op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap staat]3;
3° een jaarbalans voor de opname van wilde dieren tijdens het voorbije werkjaar.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
HOOFDSTUK 5/1. [1 Werking van taxidiensten voor wilde dieren ]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 Erkenning van taxidiensten voor wilde dieren ]1
----------
(1)
Art. 40/1. [1 Taxidiensten voor wilde dieren kunnen erkend worden door het agentschap, voor een periode van maximaal drie jaar. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 40/2. [1 Om erkend te worden als taxidienst voor wilde dieren moet de taxidienst aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de taxidienst is opgericht op particulier initiatief;
2° de zetel van de taxidienst is gevestigd in het Vlaamse Gewest;
3° de taxidienst heeft een samenwerkingsovereenkomst met één of meerdere erkende opvangcentra, waarin minstens volgende zaken vermeld worden:
a) de wijze waarop de taxidienst een interventie voorafgaand aan het opvangcentrum meldt;
b) de wijze waarop het opvangcentrum een efficiënte informatiedoorstroom inzake dierenwelzijn, wetgeving, epidemiologie, quarantainemaatregelen en bioveiligheid aan de taxidienst levert;
4° de taxidienst voldoet aan de werkingsvoorwaarden opgenomen in Bijlage 4, punten A, 10°, B en D, die eveneens gelden voor opvangcentra voor wilde dieren.
Om een erkenning als taxidienst te verkrijgen, moet de aanvraag de volgende gegevens bevatten :
1° naam en adres van de taxidienst;
2° voor- en achternaam van de coördinator;
3° de statuten van de vereniging, bedoeld in het eerste lid, 1° ;
4° de beslissing van het bestuursorgaan of algemene vergadering van de vereniging, bedoeld in het eerste lid, 1°, om een aanvraag tot erkenning in te dienen;
5° de kwalificaties en ervaring van de coördinator inzake het vangen, hanteren en vervoeren van wilde dieren;
6° een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst met één of meerdere erkende opvangcentra.
De erkenning kan verlengd worden. De aanvraag tot verlenging van de erkenning moet minstens drie maanden voor de lopende erkenning afloopt worden ingediend bij het agentschap. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 40/3. [1 De coördinator zorgt ervoor dat de activiteiten van de taxidienst verlopen in overeenstemming met alle wettelijke verplichtingen, inzonderheid de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij en het dierenwelzijn.
De erkenning kan, nadat de beheerder voorafgaandelijk gehoord is, op elk ogenblik worden ingetrokken als blijkt dat:
1° de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;
2° de coördinator of de taxidienst de opgelegde voorwaarden niet naleeft of er niet langer aan voldoet;
3° de coördinator wordt veroordeeld wegens overtredingen van de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij of het dierenwelzijn. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 40/4. [1 § 1. Erkende taxidiensten mogen voor het vangen, hanteren, vervoeren of vrijlaten van specimens van beschermde diersoorten afwijken van de volgende bepalingen, op voorwaarde dat het gekwetste of hulpbehoevende dieren betreft waarvoor er geen andere bevredigende oplossing bestaat :
1° artikel 10, 12, 16 en 17. De afwijkingsmogelijkheid van artikel 12 heeft betrekking op het verbod om specimens van beschermde soorten onder zich te hebben of te vervoeren;
2° artikel 19, 23, 26 en 29 van het Jachtdecreet.
§ 2. De medewerkers moeten in het bezit zijn van een identificatiebewijs dat uitgereikt is door de taxidienst. Dat identificatiebewijs is persoonlijk en op naam. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 40/5. [1 § 1. De dieren worden rechtstreeks van de vindplaats naar een erkend opvangcentrum overgebracht waarbij voorkeur wordt gegeven aan het opvangcentrum dat het snelst bereikt kan worden, ook al is dit niet het opvangcentrum waarmee de taxidienst een samenwerkingsovereenkomst heeft. Dit sluit niet uit dat sommige dieren naar een andere opvangcentrum kunnen worden vervoerd, bijvoorbeeld wanneer dit opvangcentrum een specifieke expertise of infrastructuur bezit die het herstel van het dier beter ten goede komt.
§ 2. De taxidienst houdt een register bij waarin de volgende gegevens worden opgenomen :
a) de binnengebrachte dieren per opvangcentrum, met vermelding van de datum en plaats waarop ze zijn opgehaald;
b) de weer vrijgelaten dieren per opvangcentrum, met vermelding van de datum en de plaats van vrijlating.
Onverminderd de reguliere rapportageverplichting moet het register te allen tijde door het agentschap raadpleegbaar zijn.
§ 3. Dieren die tijdens het transport sterven, worden alsnog overgebracht naar het opvangcentrum. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 40/6. [1 Voor 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bezorgt de taxidienst de volgende documenten aan het agentschap :
1° een werkingsverslag over het voorbije jaar, waarin duidelijk gemaakt wordt dat de taxidienst blijvend voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de erkenning. Dit verslag wordt opgesteld conform het sjabloon van het hoofd van het agentschap, dat op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap staat;
2° een afschrift van het register van de wilde dieren die vervoerd werden tijdens het afgelopen kalenderjaar;
3° een afschrift van het register van uitgereikte identificatiebewijzen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Afdeling 2. [1 Subsidiëring van taxidiensten voor wilde dieren ]1
----------
(1)
Art. 40/7.[1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering subsidies verlenen aan de erkende taxidiensten. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art. 40/9. [1 § 1. De taxidienst dient een aanvraag voor subsidiëring in bij het agentschap, voor 31 augustus van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
§ 2. De aanvraag bevat :
1° het bewijs van erkenning;
2° een kaart die duidelijk het werkingsgebied van de taxidienst weergeeft;
3° een rekeningnummer van de taxidienst waarop de subsidie gestort mag worden.
§ 3. Het agentschap brengt de taxidienst binnen negentig dagen op de hoogte van de beslissing van de minister over de toekenning van de subsidie en het bedrag van de toegekende subsidie.
De subsidie wordt als volgt uitbetaald :
1° 90 % bij de ondertekening van de beslissing die de subsidie toekent;
2° 10 % na de voorlegging van de stukken, vermeld in Art. 40/6. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
HOOFDSTUK 6. - Het houden van beschermde soorten in gevangenschap
Afdeling 1. - Het houden van beschermde vogelsoorten in gevangenschap
Art.41.§ 1. Houders van specimens van beschermde vogelsoorten kunnen voor die specimens de verboden handelingen stellen, vermeld in artikel 10 en 12, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan :
1° het gaat om specimens die in het Vlaamse Gewest in gevangenschap zijn geboren en gekweekt. Dat wordt aangetoond met een gesloten pootring die voldoet aan de bepalingen van artikel 42, 43 en 44;
2° het gaat om specimens die afkomstig zijn uit een ander Belgisch gewest of uit een andere lidstaat van de Europese Unie en die er op een legale wijze onder zich werden gehouden. Dat wordt aangetoond met een van de onderstaande merkingsmethoden :
a) een gesloten pootring die voldoet aan de relevante regelgeving van een ander Belgisch gewest of een lidstaat van de Europese Unie en die aantoonbaar rechtmatig is afgegeven;
b) een ander rechtmatig afgegeven merkteken dan een gesloten pootring, dat voldoet aan de relevante regelgeving van een ander Belgisch gewest of een lidstaat van de Europese Unie en dat aantoonbaar rechtmatig is afgegeven;
[2 3° het gaat om specimens van fazant of patrijs die door professionele kwekers worden gekweekt en gehouden met het oog op consumptiedoeleinden;]2;
[2 De minister kan nadere regels vaststellen voor de wijze waarop kan worden aangetoond dat er voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2°. Nadat die regels zijn vastgesteld, worden ze meegedeeld aan de Vlaamse Regering.]2
Die vrijstelling, als vermeld in het eerste lid, geldt niet voor het verbod inzake het vervoer of de verhandeling van de eieren van die vogelsoorten.
§ 2. [3 ...]3
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art.42.De gesloten pootring vermeld in artikel 41, § 1, 1° moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de ring moet niet-vervormbaar en slijtvast zijn;
2° de ring moet naadloos zijn, dat wil zeggen een ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid;
3° de ring moet voorzien zijn van een uniek merkteken;
4° het formaat van de ring moet zodanig zijn dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet meer kan worden verwijderd van de poot zonder beschadiging of verandering wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt. Bij het bevestigen van de ring mag de poot niet worden verwond.
[1 De gesloten pootring, vermeld in artikel 41, § 1, 1°, moet voldoen aan de voorwaarden die de minister vastgesteld heeft en die gericht zijn op de kenmerken en de kwaliteit van de ring, om fraude te vermijden]1.
----------
(1)<BVR 2024-07-19/46, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Art.43.De gesloten pootring, vermeld in artikel 41, § 1, mag alleen worden afgeleverd door een vogelhoudersvereniging die erkend is volgens de bepalingen van artikel 45.
Een erkende vogelhoudersvereniging, als vermeld in het eerste lid, mag alleen gesloten pootringen afleveren als voldaan is aan de volgende voorwaarden :
1° [2 de aanvraag tot het verkrijgen van ringen, die gericht is aan een vereniging, bevat een ondertekende clausule waarin de aanvrager verklaart de voorbije vijf jaar geen veroordeling of geen bestuurlijke geldboete te hebben opgelopen wegens overtredingen van de regelgeving inzake het houden van vogels in gevangenschap;]2
2° de aanvraag tot het verkrijgen van een hoeveelheid ringen, die gericht is aan een vereniging, bevat een ondertekende clausule waarin de aanvrager verklaart ook werkelijk een vergelijkbare hoeveelheid specimens in gevangenschap te kweken die behoren tot soorten waarvoor die gesloten pootringen vereist zijn;
3° [2 de aanvraag tot het verkrijgen van een hoeveelheid ringen, die gericht is aan een vereniging, bevat het adres van de locatie waar de vogels waarvoor de ringen worden aangevraagd worden gehouden, alsook het adres van de woonplaats van de aanvrager.]2
De verenigingen wijzen een aanvraag tot het verkrijgen van pootringen geheel of gedeeltelijk af als redelijkerwijze vermoed kan worden dat de aanvrager in strijd zal handelen met de bepalingen van dit besluit of als de aanvrager een overmatig aantal pootringen aanvraagt. Ze melden dat [2 onverwijld]2 aan het agentschap.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.44. De gesloten pootringen, vermeld in artikel 41, § 1, zijn persoonlijk. Ze mogen door de vogelhouders die ze hebben aangevraagd niet worden verhandeld, geruild of ter beschikking gesteld aan derden om vogels te ringen die niet door de aanvrager zelf gekweekt werden.
Vogels die in het Vlaamse Gewest in gevangenschap geboren zijn, moeten worden geringd met pootringen die zijn afgeleverd conform artikel 43. De vogels mogen alleen worden geringd met ringen waarop het jaar waarin de vogels zijn geboren is weergegeven, als onderdeel van het unieke merkteken bedoeld in artikel 42, eerste lid, 3°.
Gesloten pootringen die conform artikel 43 zijn aangevraagd bij een erkende vogelhoudersvereniging, mogen alleen worden aangebracht bij vogels die in gevangenschap zijn geboren in het jaar dat op de ring is weergegeven, als onderdeel van het unieke merkteken bedoeld in artikel 42, eerste lid, 3°, en die in overeenstemming met dit besluit geringd moeten worden met een gesloten pootring.
Art.45. § 1. Het agentschap kan vogelhoudersverenigingen erkennen voor een periode van maximaal drie jaar.
De erkenning kan verlengd worden. De aanvraag tot verlenging van de erkenning moet minstens drie maanden voor de lopende erkenning afloopt, worden ingediend bij het agentschap.
§ 2. Om erkend te worden als vogelhoudersvereniging, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan :
1° de vereniging groepeert personen of rechtspersonen die zich toeleggen op het houden of het kweken van vogels in gevangenschap;
2° de vereniging bezit rechtspersoonlijkheid;
3° de vereniging is sinds minstens drie jaar onafhankelijk actief in ten minste twee Vlaamse provincies en toont daarbij aan dat ze gedurende die periode in staat was om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 47.
§ 3. Om een erkenning als vogelhoudersvereniging te verkrijgen, moet de aanvraag, naast de stukken die aantonen dat is voldaan aan de voorwaarden van § 2, de volgende gegevens bevatten :
1° naam en adres van de vereniging;
2° voor- en achternaam en adres van de voorzitter van de vereniging;
3° de statuten van de vereniging;
4° de beslissing van de raad van bestuur of algemene vergadering om een aanvraag tot erkenning in te dienen.
§ 4. De erkenning kan, nadat de vereniging voorafgaandelijk gehoord is, worden ingetrokken als blijkt dat :
1° de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;
2° de vereniging niet langer aan voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
3° de vereniging overtredingen van de bepalingen van dit besluit pleegt, doet plegen, bevordert of tolereert.
Art.46. § 1. Op voordracht van het agentschap kan de minister een lijst van op het Europese grondgebied van de Europese Unie van nature in het wild voorkomende vogelsoorten vaststellen, waarvan de wilde populaties kwetsbaar zijn voor de onttrekking van specimens uit het wild met het oog op het frauduleus in de handel brengen ervan, alsof ze in gevangenschap zijn geboren en gekweekt.
Een vogelsoort kan aangemerkt worden als kwetsbaar voor onttrekking uit het wild als vermeld in het eerste lid, als de vogelsoort voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria :
1° de soort in kwestie is zodanig zeldzaam of bedreigd in de Europese Unie dat elke onttrekking van specimens ervan uit het wild een significant ongunstige impact kan hebben op de staat van instandhouding van de soort in de Europese Unie;
2° van de soort in kwestie is algemeen aanvaard dat ze moeilijk te kweken is in gevangenschap;
3° specimens van de soort in kwestie hebben een relatief hoge geldwaarde in de vogelhandel.
§ 2. Ten aanzien van het houden van specimens van soorten die op die lijst opgenomen worden, gelden de registratieverplichtingen, vermeld in artikel 47 en 48.
Op basis van de aldus verkregen gegevens en na overleg met de Europese Commissie, legt de minister aanvullende voorwaarden, beperkingen of verbodsbepalingen, inzake het houden in gevangenschap of het verhandelen van als kwetsbaar aangemerkte vogelsoorten, voor vaststelling voor aan de Vlaamse Regering.
Art.47.Ten aanzien van erkende vogelhoudersverenigingen gelden de volgende administratieve verplichtingen :
1° ze houden een gegevensbestand bij van de door hen verstrekte gesloten pootringen [2 , vermeld in artikel 43, eerste lid]2. Daarin is ten minste de volgende informatie opgenomen : het aantal afgeleverde ringen per verschillend ringtype, de datum van afgifte, de namen en adressen van de personen aan wie de ringen zijn afgeleverd;
2° ze sturen elk jaar, uiterlijk op 30 april, per provincie, de volgende gegevens naar de provinciale hoofden van het agentschap :
a) een lijst met vermelding van het aantal verstrekte gesloten pootringen, evenals de namen en adressen van de vogelhouders die bij de vereniging gesloten pootringen hebben besteld. Die lijst heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande kalenderjaar;
b) een overzicht met vermelding van naam, adres en lidnummer van hun leden die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een daartoe door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.48.Ten aanzien van individuele vogelhouders en vogelhandelaars die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1, gelden de volgende administratieve verplichtingen :
1° ze houden een overzichtslijst bij voor elk kalenderjaar waarin ze specimens van die soorten onder zich hebben, met de volgende gegevens :
a) een overzicht van de specimens van die soorten die ze onder zich hebben;
b) als specimens werden aangekocht of op een andere wijze werden verworven : de datum van verwerving en bij wie die specimens werden verworven;
c) als specimens werden verkocht of op een andere wijze werden afgestaan : de datum van afstand en aan wie die specimens zijn afgestaan;
2° ze sluiten die overzichtslijst jaarlijks af op 31 december van het kalenderjaar waarop de lijst betrekking heeft, en vervolgens delen ze mee dat ze voor dat jaar een dergelijke lijst afgesloten hebben aan :
a) de erkende vogelhoudersvereniging waarvan ze lid zijn, uiterlijk op 28 februari.
b) [3 het agentschap]3, uiterlijk op 30 april, als ze geen lid zijn van een erkende vogelhoudersvereniging.
3° ze houden die overzichtslijsten tot vijf jaar na het afsluiten ervan in hun bezit, met het oog op controle door de personen die belast zijn met het toezicht op dit besluit.
[2 De minister stelt een model vast van de overzichtslijst vermeld in het eerste lid.]2
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
(3)<BVR 2024-07-19/46, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
Afdeling 2. - Het houden van andere beschermde soorten dan vogels in gevangenschap
Art.49.Houders van specimens van andere beschermde diersoorten dan vogels kunnen de verboden handelingen, vermeld in artikel 10 en 12, stellen, op voorwaarde dat ontegensprekelijk kan worden aangetoond dat is voldaan aan één van de volgende voorwaarden :
1° de specimens zijn in gevangenschap geboren of gekweekt;
2° de specimens waren al legaal uit het wild onttrokken voor de inwerkingtreding van de Habitatrichtlijn, namelijk op 10 juni 1994;
3° de specimens zijn afkomstig uit een ander Belgisch Gewest of uit een andere lidstaat van de Europese Unie, waar zij op een legale wijze onder zich werden gehouden;
[2 4° het gaat om specimens van boommarter, bunzing, hermelijn of wezel die al legaal onder zich werden gehouden voor de inwerkingtreding van het aankruisen van die soorten in categorie 1 van bijlage 1.]2
De minister kan nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop kan worden aangetoond dat er voldaan is aan de in het eerste lid vermelde voorwaarden. Nadat die regels zijn vastgesteld, worden ze meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
HOOFDSTUK 7. - Toezicht
Art.50.§ 1. [2 ...]2
§ 2. Het agentschap kan alle nodige onderzoeken verrichten om te bepalen of een in gevangenschap gehouden specimen van een beschermde soort wel degelijk van kweek afkomstig is. Als uit het onderzoek blijkt dat een specimen niet van kweek afkomstig is, vallen de kosten van het onderzoek ten laste van de degene die het specimen onder zich heeft.
----------
(1)<BVR 2016-06-17/27, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
(2)<BVR 2019-01-25/08, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
Art.51.Zangwedstrijden, tentoonstellingen of andere openbare activiteiten met specimens van soorten, als vermeld in artikel 41 of 49, moeten minstens één week op voorhand worden gemeld aan [1 het agentschap ]1.
De organisatoren van die evenementen zijn verplicht de controle te aanvaarden van de personen die belast zijn met het toezicht op dit besluit en zijn verplicht alle maatregelen te nemen om het toezicht te vergemakkelijken. Het toezicht gebeurt op een wijze die het evenement zo min mogelijk verstoort.
----------
(1)<BVR 2024-07-19/46, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
Art.52. § 1. Aan bijlage II van het decreet van 21 oktober 1997, met als titel " Bijlage II. De dier- en plantensoorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn, die voorkomen in Vlaanderen ", worden de volgende soorten toegevoegd :
1° in de lijst van de zoogdieren : " 1337, Castor fiber, Europese bever ";
2° in de lijst van de vissen : " 1103, Alose falax falax, Fint ";
3° in de lijst van de vissen : " 1106, Salmo salar, Atlantishe zalm ";
3° in de lijst van de insecten : " 1078, Callimorpha quadripunctaria, Spaanse vlag ";
4° in de lijst van de mollusken : " 4056, Anisus vorticulus, platte schijfhoren ".
§ 2. Aan bijlage III van het decreet van 21 oktober 1997, met als titel " Bijlage III. De dier- en plantensoorten van communautair belang van de Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, die voorkomen in Vlaanderen ", worden de volgende soorten toegevoegd :
1° in de lijst van de zoogdieren : " Castor fiber, Europese bever ";
2° in de lijst van de amfibieën : " Rana lessonae, poelkikker of kleine groene kikker ";
3° in de lijst van de geleedpotigen : " Gomphus flavipes, rivierrombout ";
4° in de lijst van de mollusken : " Anisus vorticulus, platte schijfhoren ".
§ 3. Aan bijlage IV van het decreet van 21 oktober 1997, met als titel " Bijlage IV. De vogelsoorten van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn die voorkomen in Vlaanderen " :
1° " Charadrius alexandrinus, strandplevier ".
Art.53. In het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend, wordt er, aan artikel 5, een vijfde lid toegevoegd dat luidt als volgt :
" In geval bijzondere bejaging beoogd wordt met betrekking tot soorten die verband houden met een soortenbeschermingsprogramma of een beheerregeling in uitvoering van het Decreet van 21 oktober 1997 op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu, dan dient uit de melding te blijken dat er rekening is gehouden met dit soortenschermingsprogramma of deze beheerregeling. "
Art.54. In hetzelfde besluit worden, in artikel 25, § 2, de woorden " koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de keuring van en de handel in vlees van gekweekt wild " vervangen door de woorden " Koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong ".
Art.55. In hetzelfde besluit wordt artikel 27 gewijzigd als volgt :
1° Het tweede lid wordt opgeheven;
2° Het eerste en derde lid worden samen hernummerd als § 1;
3° Er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 2. In toepassing van artikel 36 van het decreet is handel en vervoer van wild dat afkomstig is van kweek in gevangenschap, het hele jaar toegelaten. De bewijslast ter zake berust bij de betrokken handelaar of invoerder ".
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.56. De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 16 februari 1976 houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild groeiende plantensoorten;
2° het koninklijk besluit van 22 september 1980 houdende maatregelen, van toepassing in het Vlaamse Gewest, ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten, die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1987, 9 september 1992, 13 juli 2001 en 4 juni 2004;
3° het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest, laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 1993 betreffende de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van Vlaamse opvangcentra voor vogels en wilde dieren en houdende toekenning van subsidies.
Art.57. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.
Afwijkingen of erkenningen die werden verleend ter uitvoering van de normen die worden opgeheven op basis van artikel 56, en die nog niet ten einde zijn gelopen bij de inwerkingtreding van dit besluit, blijven hun geldigheid behouden tot het einde van hun looptijd.
Art.58. Dit besluit wordt aangehaald als : het Soortenbesluit.
Art.59. De Vlaamse minister, bevoegd voor Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage 1. Soorten waarop de beschermingsbepalingen van dit besluit van toepassing zijn en categorisering van die soorten
Deze bijlage bevat vijf categorieën, die worden weergegeven door middel van kolommen achter de namen van de, op de Nederlandstalige benaming alfabetisch gerangschikte, soorten.
Voor de vogelsoorten zijn alleen de soorten opgenomen die:
1° regelmatig voorkomen in het Vlaamse Gewest of waarvan al minimaal twintig aanvaarde gevallen zijn vastgesteld op het moment dat dit besluit in werking is getreden;
2° niet regelmatig voorkomen in het Vlaamse Gewest, maar wel behoren tot categorie 5.
Voor de groepen van soorten, die in deze bijlage zijn aangegeven met de term "alle soorten": de bepalingen van het besluit zijn alleen van toepassing op de inheemse soorten van die groepen van soorten.
Let wel, behalve de soorten opgenomen in deze bijlage zijn ook de soorten beschermd die worden vermeld in artikel 9, tweede lid van het besluit.
Categorie 1: soorten waarop de basisbeschermingsbepalingen van het besluit van toepassing zijn. Van die beschermingsbepalingen kan worden afgeweken onder de voorwaarden van artikel 20, § 1, § 2 en § 4. Bovendien gelden voor die soorten de aan planologische bestemming verbonden vrijstellingen, vermeld in artikel 11 en 15.
Categorie 2: soorten waarop de basisbeschermingsbepalingen van toepassing zijn. Van die beschermingsbepalingen kan er worden afgeweken onder de voorwaarden van artikel 20, § 1, § 3 en § 4.
Categorie 3: soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, en die voorkomen of kunnen voorkomen in het Vlaamse Gewest. Als gevolg van hun aanwezigheid op de vermelde bijlage van de Habitatrichtlijn genieten die soorten van de strengste beschermingsregeling. Van de beschermingsregeling ten aanzien van deze soorten kan worden afgeweken onder de voorwaarden van artikel 20, § 1 en § 4.
Categorie 4: soorten als vermeld in artikel 3, § 2, 3° en 4°, waarop dit besluit alleen van toepassing is als het gaat over aspecten die niet geregeld worden in de jacht- of visserijregelgeving.
Categorie 5: soorten die in aanmerking komen voor vervoer als vermeld in artikel 13, 2°.
wetenschappelijke naam | Nederlandse naam | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
DIERSOORTEN | ||||||
GEWERVELDEN | ||||||
MAMMALIA | ZOOGDIEREN | |||||
Myotis mystacinus | baardvleermuis | X | ||||
Myotis bechsteinii | Bechsteins vleermuis | X | ||||
Castor fiber | bever | X | ||||
Martes martes | boommarter | X | X | |||
Sorex araneus | bosspitsmuis | X | ||||
Nyctalus leisleri | bosvleermuis | X | ||||
Myotis brandtii | Brandts vleermuis | X | ||||
Mustela putorius | bunzing | X | X | |||
Dama dama | damhert | X | ||||
Meles meles | das | X | ||||
Pipistrellus pipistrellus | dwergvleermuis | X | ||||
Cervus elaphus | edelhert | X | ||||
Eliomys quercinus | eikelmuis | X | ||||
Myotis nattereri | franjestaart | X | ||||
Sorex minutus | gewone dwergspitsmuis | X | ||||
Plecotus auritus | gewone grootoorvleermuis | X | ||||
Phoca vitulina | gewone zeehond | X | ||||
[<font color="red">1</font> Canis aureus | goudjakhals]<font color="red">1</font> | |||||
Plecotus austriacus | grijze grootoorvleermuis | X | ||||
Halichoerus grypus | grijze zeehond | X | ||||
Apodemus flavicollis | grote bosmuis | X | ||||
Rhinolophus ferrumequinum | grote hoefijzerneus | X | ||||
Lepus europaeus | haas | X | ||||
Cricetus cricetus | hamster | X | ||||
Muscardinus avellanarius | hazelmuis | X | ||||
Mustela erminea | hermelijn | X | X | |||
Crocidura russula | huisspitsmuis | X | ||||
Myotis emarginatus | ingekorven vleermuis | X | ||||
Pipistrellus pygmaeus | kleine dwergvleermuis | X | ||||
Oryctolagus cuniculus | konijn | X | ||||
Eptesicus serotinus | laatvlieger | X | ||||
Lynx lynx | lynx | X | ||||
Myotis dasycneme | meervleermuis | X | ||||
Ovis musimon | moeflon | X | ||||
Barbastrella barbastrellus | mopsvleermuis | X | ||||
Lutra lutra | otter | X | ||||
Capreolus capreolus | ree | X | ||||
Sciurus vulgaris | rode eekhoorn | X | ||||
Nyctalus noctula | rosse vleermuis | X | ||||
Pipistrellus nathusii | ruige dwergvleermuis | X | ||||
Martes foina | steenmarter | X | ||||
Sorex coronatus | tweekleurige bosspitsmuis | X | ||||
Vespertilio murinus | tweekleurige vleermuis | X | ||||
Myotis myotis | vale vleermuis | X | ||||
Crocidura leucodon | veldspitsmuis | X | ||||
Vulpes vulpes | vos | X | ||||
Cetacea spp | walvisachtigen - alle soorten | X | ||||
Neomys fodiens | waterspitsmuis | X | ||||
Myotis daubentonii | watervleermuis | X | ||||
Erinaceus europaeus | West-Europese egel | X | ||||
Mustela nivalis | wezel | X | X | |||
Sus scrofa | wild zwijn | X | ||||
Felis silvestris | wilde kat | X | ||||
Canis lupus lupus | Europese wolf | X | ||||
AVES | VOGELS | |||||
Phalacrocorax carbo | aalscholver | X | ||||
Alca torda | alk | X | ||||
Apus melba | Alpengierzwaluw | X | ||||
Coccothraustes coccothraustes | appelvink | X | ||||
Panurus biarmicus | baardmannetje | X | ||||
Alectoris barbara | Barbarijse patrijs | X | ||||
Carduelis flammea synklepton | barmsijs soortencomplex | X | ||||
Turdus torquatus | beflijster | X | ||||
Tadorna tadorna | bergeend | X | ||||
Phylloscopus bonelli | bergfluiter | X | ||||
Merops apiaster | bijeneter | X | ||||
Phylloscopus inornatus | bladkoning | X | ||||
Luscinia svecica | blauwborst | X | ||||
Circus cyaneus | blauwe kiekendief | X | ||||
Ardea cinerea | blauwe reiger | X | ||||
Hirundo rustica | boerenzwaluw | X | ||||
Lymnocryptes minimus | bokje | X | X | |||
Charadrius hiaticula | bontbekplevier | X | ||||
Calidris alpina | bonte strandloper | X | ||||
Ficedula hypoleuca | bonte vliegenvanger | X | ||||
Sitta europaea | boomklever | X | ||||
Certhia brachydactyla | boomkruiper | X | ||||
Lullula arborea | boomleeuwerik | X | ||||
Anthus trivialis | boompieper | X | ||||
Falco subbuteo | boomvalk | X | ||||
Acrocephalus palustris | bosrietzanger | X | ||||
Tringa glareola | bosruiter | X | ||||
Strix aluco | bosuil | X | ||||
Sylvia curruca | braamsluiper | X | ||||
Branta leucopsis | brandgans | X | ||||
Limicola falcinellus | breedbekstrandloper | X | ||||
Bucephala clangula | brilduiker | X | ||||
Phylloscopus fuscatus | bruine boszanger | X | ||||
Circus aeruginosus | bruine kiekendief | X | ||||
Remiz pendulinus | buidelmees | X | ||||
Buteo buteo | buizerd | X | ||||
Branta canadensis | Canadese gans | X | X | |||
Cettia cetti | Cetti's zanger | X | ||||
Emberiza cirlus | cirlgors | X | ||||
Tachybaptus ruficollis | dodaars | X | ||||
Sterna dougallii | Dougalls stern | X | ||||
Jynx torquilla | draaihals | X | ||||
Rissa tridactyla | drieteenmeeuw | X | ||||
Calidris alba | drieteenstrandloper | X | ||||
Anthus campestris | duinpieper | X | ||||
Anser erythropus | dwerggans | X | ||||
Emberiza pusilla | dwerggors | X | ||||
Larus minutus | dwergmeeuw | X | ||||
Sterna albifrons | dwergstern | X | ||||
Somateria mollissima | eidereend | X | ||||
Pica pica | ekster | X | ||||
Serinus serinus | Europese kanarie | X | ||||
Phasianus colchicus | fazant | X | X | |||
Phylloscopus trochilus | fitis | X | ||||
Phylloscopus sibilatrix | fluiter | X | ||||
Carduelis flavirostris | frater | X | ||||
Podiceps cristatus | fuut | X | ||||
Garrulus glandarius | gaai | X | ||||
Emberiza citrinella | geelgors | X | ||||
Larus michahellis | geelpootmeeuw | X | ||||
Phoenicurus phoenicurus | gekraagde roodstaart | X | ||||
Motacilla flava | gele kwikstaart | X | ||||
Podiceps nigricollis | geoorde fuut | X | ||||
Calidris melanotos | gestreepte strandloper | X | ||||
Apus apus | gierzwaluw | X | ||||
Parus palustris | glanskop | X | ||||
Regulus regulus | goudhaantje | X | ||||
Pluvialis apricaria | goudplevier | X | X | |||
Pyrrhula pyrrhula | goudvink | X | ||||
Sylvia communis | grasmus | X | ||||
Anthus pratensis | graspieper | X | ||||
Cisticola juncidis | graszanger | X | ||||
Phalaropus lobatus | grauwe franjepoot | X | ||||
Anser anser | grauwe gans | X | X | |||
Miliaria calandra | grauwe gors | X | ||||
Circus pygargus | grauwe kiekendief | X | ||||
Lanius collurio | grauwe klauwier | X | ||||
Puffinus griseus | grauwe pijlstormvogel | X | ||||
Muscicapa striata | grauwe vliegenvanger | X | ||||
Burhinus oedicnemus | griel | X | ||||
Emberiza cia | grijze gors | X | ||||
Picus viridis | groene specht | X | ||||
Carduelis chloris | groenling | X | ||||
Tringa nebularia | groenpootruiter | X | ||||
Dendrocopos major | grote bonte specht | X | ||||
Larus hyperboreus | grote burgemeester | X | ||||
Motacilla cinerea | grote gele kwikstaart | X | ||||
Catharacta skua | grote jager | X | ||||
Acrocephalus arundinaceus | grote karekiet | X | ||||
Loxia pityopsittacus | grote kruisbek | X | ||||
Turdus viscivorus | grote lijster | X | ||||
Larus marinus | grote mantelmeeuw | X | ||||
Anthus richardi | grote pieper | X | ||||
Sterna sandvicensis | grote stern | X | ||||
Otis tarda | grote trap | X | ||||
Mergus merganser | grote zaagbek | X | ||||
Melanitta fusca | grote zee-eend | X | ||||
Casmerodius albus | grote zilverreiger | X | ||||
Limosa limosa | grutto | X | ||||
Accipiter gentilis | havik | X | ||||
Prunella modularis | heggenmus | X | ||||
Columba oenas | holenduif | X | ||||
Upupa epops | hop | X | ||||
Columba palumbus | houtduif | X | X | |||
Scolopax rusticola | houtsnip | X | ||||
Passer domesticus | huismus | X | ||||
Delichon urbica | huiszwaluw | X | ||||
Gavia immer | ijsduiker | X | ||||
Clangula hyemalis | ijseend | X | ||||
Calcarius lapponicus | ijsgors | X | ||||
Alcedo atthis | ijsvogel | X | ||||
Morus bassanus | Jan-van-gent | X | ||||
Calidris canutus | kanoet | X | ||||
Corvus monedula | kauw | X | ||||
Fringilla montifringilla | keep | X | ||||
Philomachus pugnax | kemphaan | X | ||||
Tyto alba | kerkuil | X | ||||
Vanellus vanellus | kievit | X | X | |||
Lanius excubitor | klapekster | X | ||||
Porzana parva | klein waterhoen | X | ||||
Alle alle | kleine alk | X | ||||
Dendrocopos minor | kleine bonte specht | X | ||||
Larus glaucoides | kleine burgemeester | X | ||||
Stercorarius parasiticus | kleine jager | X | ||||
Acrocephalus scirpaceus | kleine karekiet | X | ||||
Larus fuscus | kleine mantelmeeuw | X | ||||
Charadrius dubius | kleine plevier | X | ||||
Anser brachyrhynchus | kleine rietgans | X | X | |||
Calidris minuta | kleine strandloper | X | ||||
Tetrax tetrax | kleine trap | X | ||||
Ficedula parva | kleine vliegenvanger | X | ||||
Egretta garzetta | kleine zilverreiger | X | ||||
Cygnus columbianus | kleine zwaan | X | ||||
Porzana pusilla | kleinst waterhoen | X | ||||
Stercorarius longicaudus | kleinste jager | X | ||||
Recurvirostra avosetta | kluut | X | ||||
Carduelis cannabina | kneu | X | ||||
Cygnus olor | knobbelzwaan | X | ||||
Cuculus canorus | koekoek | X | ||||
Bulbulcus ibis | koereiger | X | ||||
Larus ridibundus | kokmeeuw | X | ||||
Anser albifrons | kolgans | X | X | |||
Parus major | koolmees | X | ||||
Turdus iliacus | koperwiek | X | ||||
Tetrao tetrix | korhoen | X | X | |||
Calandrella brachydactyla | kortteenleeuwerik | X | ||||
Corvus corone | kraai | X | ||||
Grus grus | kraanvogel | X | ||||
Anas strepera | krakeend | X | X | |||
Turdus pilaris | kramsvogel | X | ||||
Calidris ferruginea | krombekstrandloper | X | ||||
Netta rufina | krooneend | X | ||||
Loxia curvirostra | kruisbek | X | ||||
Calonectris diomedea | Kuhls pijlstormvogel | X | ||||
Phalacrocorax aristotelis | kuifaalscholver | X | ||||
Podiceps auritus | kuifduiker | X | ||||
Aythya fuligula | kuifeend | X | X | |||
Galerida cristata | kuifleeuwerik | X | ||||
Parus cristatus | kuifmees | X | ||||
Nycticorax nycticorax | kwak | X | ||||
Coturnix coturnix | kwartel | X | ||||
Crex crex | kwartelkoning | X | ||||
Gelochelidon nilotica | lachstern | X | ||||
Platalea leucorodia | lepelaar | X | ||||
Parus montanus | matkop | X | ||||
Fulica atra | meerkoet | X | X | |||
Turdus merula | merel | X | ||||
Dendrocopos medius | middelste bonte specht | X | ||||
Stercorarius pomarinus | middelste jager | X | ||||
Mergus serrator | middelste zaagbek | X | ||||
Lagopus lagopus s.l. | moerassneeuwhoen | X | X | |||
Eudromias morinellus | morinelplevier | X | ||||
Luscinia megarhynchos | nachtegaal | X | ||||
Caprimulgus europaeus | nachtzwaluw | X | ||||
Mergus albellus | nonnetje | X | ||||
Luscinia luscinia | noordse nachtegaal | X | ||||
Puffinus puffinus | noordse pijlstormvogel | X | ||||
Sterna paradisaea | noordse stern | X | ||||
Fulmarus glacialis | noordse stormvogel | X | ||||
Nucifraga caryocatactes | notenkraker | X | ||||
Bubo bubo | oehoe | X | ||||
Actitis hypoleucos | oeverloper | X | ||||
Anthus petrosus | oeverpieper | X | ||||
Riparia riparia | oeverzwaluw | X | ||||
Ciconia ciconia | ooievaar | X | ||||
Hippolais polyglotta | Orpheusspotvogel | X | ||||
Emberiza hortulana | ortolaan | X | ||||
Saxicola rubetra | paapje | X | ||||
Calidris maritima | paarse strandloper | X | ||||
Phylloscopus proregulus | Pallas' boszanger | X | ||||
Fratercula arctica | papegaaiduiker | X | ||||
Gavia arctica | parelduiker | X | ||||
Perdix perdix | patrijs | X | X | |||
Bombycilla garrulus | pestvogel | X | ||||
Anas acuta | pijlstaart | X | X | |||
Parus caeruleus | pimpelmees | X | ||||
Tringa stagnatilis | poelruiter | X | ||||
Gallinago media | poelsnip | X | ||||
Larus cachinnans | Pontische meeuw | X | ||||
Porzana porzana | porseleinhoen | X | ||||
Ardea purpurea | purperreiger | X | ||||
Carduelis carduelis | putter | X | ||||
[<font color="red">1</font> Corvus corax | raaf]<font color="red">1</font> | |||||
Ardeola ralloides | ralreiger | X | ||||
Asio otus | ransuil | X | ||||
Numenius phaeopus | regenwulp | X | ||||
Sterna caspia | reuzenstern | X | ||||
Anser fabalis | rietgans | X | X | |||
Emberiza schoeniclus | rietgors | X | ||||
Acrocephalus schoenobaenus | rietzanger | X | ||||
Passer montanus | ringmus | X | ||||
Alectoris rufa | rode patrijs | X | X | |||
Milvus milvus | rode wouw | X | ||||
Corvus frugilegus | roek | X | ||||
Botaurus stellaris | roerdomp | X | ||||
Erithacus rubecula | roodborst | X | ||||
Saxicola torquata | roodborsttapuit | X | ||||
Podiceps grisegena | roodhalsfuut | X | ||||
Branta ruficollis | roodhalsgans | X | ||||
Gavia stellata | roodkeelduiker | X | ||||
Anthus cervinus | roodkeelpieper | X | ||||
Lanius senator | roodkopklauwier | X | ||||
Carpodacus erythrinus | roodmus | X | ||||
Falco vespertinus | roodpootvalk | X | ||||
Phalaropus fulicarius | rosse franjepoot | X | ||||
Limosa lapponica | rosse grutto | X | ||||
Branta bernicla | rotgans | X | ||||
Sturnus roseus | roze spreeuw | X | ||||
Buteo lagopus | ruigpootbuizerd | X | ||||
Coracias garrulus | scharrelaar | X | ||||
Haematopus ostralegus | scholekster | X | ||||
Carduelis spinus | sijs | X | ||||
Circaetus gallicus | slangenarend | X | ||||
Falco peregrinus | slechtvalk | X | ||||
Anas clypeata | slobeend | X | X | |||
Falco columbarius | smelleken | X | ||||
Anas penelope | smient | X | X | |||
Plectrophenax nivalis | sneeuwgors | X | ||||
Locustella luscinioides | snor | X | ||||
Accipiter nisus | sperwer | X | ||||
Sylvia nisoria | sperwergrasmus | X | ||||
Hippolais icterina | spotvogel | X | ||||
Sturnus vulgaris | spreeuw | X | ||||
Locustella naevia | sprinkhaanzanger | X | ||||
Aegithalos caudatus | staartmees | X | ||||
Arenaria interpres | steenloper | X | ||||
Athene noctua | steenuil | X | ||||
Himantopus himantopus | steltkluut | X | ||||
Circus macrourus | steppenkiekendief | X | ||||
Larus canus | stormmeeuw | X | ||||
Hydrobates pelagicus | stormvogeltje | X | ||||
Eremophila alpestris | strandleeuwerik | X | ||||
Charadrius alexandrinus | strandplevier | X | ||||
Aythya ferina | tafeleend | X | X | |||
Certhia familiaris | taigaboomkruiper | X | ||||
Oenanthe oenanthe | tapuit | X | ||||
Calidris temminckii | Temmincks strandloper | X | ||||
Phylloscopus collybita | tjiftjaf | X | ||||
Aythya marila | toppereend | X | X | |||
Falco tinnunculus | torenvalk | X | ||||
Streptopelia turtur | tortelduif | X | ||||
Sylvia borin | tuinfluiter | X | ||||
Tringa totanus | tureluur | X | ||||
Streptopelia decaocto | Turkse tortel | X | ||||
Oceanodroma leucorhoa | vaal stormvogeltje | X | ||||
Gyps fulvus | vale gier | X | ||||
Alauda arvensis | veldleeuwerik | X | ||||
Asio flammeus | velduil | X | ||||
Fringilla coelebs | vink | X | ||||
Pandion haliaetus | visarend | X | ||||
Sterna hirundo | visdief | X | ||||
Larus sabini | vorkstaartmeeuw | X | ||||
Regulus ignicapillus | vuurgoudhaantje | X | ||||
Gallinula chloropus | waterhoen | X | X | |||
Anthus spinoletta | waterpieper | X | ||||
Rallus aquaticus | waterral | X | ||||
Acrocephalus paludicola | waterrietzanger | X | ||||
Gallinago gallinago | watersnip | X | X | |||
Cinclus cinclus | waterspreeuw | X | ||||
Pernis apivorus | wespendief | X | ||||
Oriolus oriolus | wielewaal | X | ||||
Anas platyrhynchos | wilde eend | X | X | |||
Cygnus cygnus | wilde zwaan | X | ||||
Troglodytes troglodytes | winterkoning | X | ||||
Anas crecca | wintertaling | X | X | |||
Loxia leucoptera | witbandkruisbek | X | ||||
Tringa ochropus | witgatje | X | ||||
Aythya nyroca | witoogeend | X | ||||
Motacilla alba | witte kwikstaart | X | ||||
Chlidonias leucopterus | witvleugelstern | X | ||||
Chlidonias hybridus | witwangstern | X | ||||
Ixobrychus minutus | woudaapje | X | ||||
Numenius arquata | wulp | X | ||||
Turdus philomelos | zanglijster | X | ||||
Haliaeetus albicilla | zeearend | X | ||||
Uria aalge | zeekoet | X | ||||
Larus argentatus | zilvermeeuw | X | ||||
Pluvialis squatarola | zilverplevier | X | ||||
Anas querquedula | zomertaling | X | X | |||
Plegadis falcinellus | zwarte ibis | X | ||||
Parus ater | zwarte mees | X | ||||
Ciconia nigra | zwarte ooievaar | X | ||||
Phoenicurus ochruros | zwarte roodstaart | X | ||||
Tringa erythropus | zwarte ruiter | X | ||||
Dryocopus martius | zwarte specht | X | ||||
Chlidonias niger | zwarte stern | X | ||||
Milvus migrans | zwarte wouw | X | ||||
Melanitta nigra | zwarte zee-eend | X | ||||
Sylvia atricapilla | zwartkop | X | ||||
Larus melanocephalus | zwartkopmeeuw | X | ||||
REPTILIA | REPTIELEN | |||||
Vipera berus | adder | X | ||||
Coronella austriaca | gladde slang | X | ||||
Anguis fragilis | hazelworm | X | ||||
Zootoca vivipara | levendbarende hagedis | X | ||||
Podarcis muralis | muurhagedis | X | ||||
Natrix natrix | ringslang | X | ||||
AMPHIBIA | AMFIBIEEN | |||||
Ichthyosaura alpestris | alpenwatersalamander | X | ||||
Pelophylax kl. esculenta | bastaardkikker | X | ||||
Hyla arborea | boomkikker | X | ||||
Rana temporaria | bruine kikker | X | ||||
Bufo bufo | gewone pad | X | ||||
Bombina variegata | geelbuikvuurpad | X | ||||
Rana arvalis | heikikker | X | ||||
Triturus cristatus | kamsalamander | X | ||||
Lissotriton vulgaris | kleine watersalamander | X | ||||
Pelobates fuscus | knoflookpad | X | ||||
Pelophylax ridibundus | meerkikker | X | ||||
Pelophylax lessonae | poelkikker | X | ||||
Bufo calamita | rugstreeppad | X | ||||
Lissotriton helveticus | vinpootsalamander | X | ||||
Alytes obstretricans | vroedmeesterpad | X | ||||
Salamandra salamandra | vuursalamander | X | ||||
PISCES | VISSEN | |||||
Acipenser sturio | Atlantische steur | X | X | |||
Salmo salar | Atlantische zalm | X | X | |||
Cottus rhenanus | beekdonderpad | X | X | |||
Lampetra planeri | beekprik | X | X | |||
Rhodeus sericeus amarus | bittervoorn | X | X | |||
[<font color="red">1</font> Anguilla anguilla | Europese aal]<font color="red">1</font> | |||||
Alosa fallax | fint | X | X | |||
Misgurnus fossilis | grote modderkruiper | X | X | |||
Cobitis taenia | kleine modderkruiper | X | X | |||
Cottus perifretum | rivierdonderpad | X | X | |||
Lampetra fluviatilis | rivierprik | X | X | |||
Petromyzon marinus | zeeprik | X | X | |||
ONGEWERVELDEN | ||||||
Abax carinatus | X | |||||
Agonum ericeti | X | |||||
Agonum gracilipes | X | |||||
Amara brunnea | X | |||||
Anisodactylus nemorivagus | X | |||||
Anisodactylus poeciloides | X | |||||
Anisodactylus signatus | X | |||||
Bembidion ephippium | X | |||||
Bembidion litorale | X | |||||
Bembidion monticola | X | |||||
Blethisa multipunctata | X | |||||
Brachinus crepitans | X | |||||
Bradycellus csikii | X | |||||
Calathus ambiguous | X | |||||
Calosoma sycophanta | X | |||||
Carabus cancellatus | X | |||||
Cicindela germanica | X | |||||
Cicindela sylvatica | X | |||||
Harpalus flavescens | X | |||||
Harpalus honestus | X | |||||
Harpalus neglectus | X | |||||
Harpalus quadripunctatus | X | |||||
Harpalus rupicola | X | |||||
Lebia cruxminor | X | |||||
Leistus piceus | X | |||||
Oxythyrea funesta | X | |||||
Perileptus areolatus | X | |||||
Pogonus littoralis | X | |||||
Pogonus luridipennis | X | |||||
Pterostichus kugelanni | X | |||||
Pterostichus longicollis | X | |||||
Zabrus tenebrioides | X | |||||
Pyrgus malvae | aardbeivlinder | X | ||||
Lasiommata megera | argusvlinder | X | ||||
Oedipoda caerulescens | blauwvleugelsprinkhaan | X | ||||
Leptidea sinapis | boswitje | X | ||||
Erynnis tages | bruin dikkopje | X | ||||
Satyrium ilicis | Bruine eikenpage | X | ||||
Lycaena tityrus | bruine vuurvlinder | X | ||||
Typhoeus typhoeus | driehoornmestkever | X | ||||
Polyphylla fullo | duin- of julikever | X | ||||
Odontaeus armiger | eenhoornmestkever | X | ||||
Ophiogomphus cecilia | gaffellibel | X | ||||
Thymelicus sylvestris | geelsprietdikkopje | X | ||||
Dolomedes fimibriatus | gerande oeverspin | X | ||||
Maculinea alcon | gentiaanblauwtje | X | ||||
Leucorrhinia pectoralis | gevlekte witsnuitlibel | X | ||||
Atypus affinis | gewone mijnspin | X | ||||
Cetonia aurata | gouden tor | X | ||||
Tettigonia viridissima | grote groene sabelsprinkhaan | X | ||||
Osmoderma eremita | juchtleerkever | X | ||||
Callophrys rubi | groentje | X | ||||
Nymphalis polychloros | grote vos | X | ||||
Apatura iris | grote weerschijnvlinder | X | ||||
Plebejus argus | heideblauwtje | X | ||||
Hipparchia semele | heivlinder | X | ||||
Satyrium w-album | iepenpage | X | ||||
Argynnis paphia | keizersmantel | X | ||||
Polyommatus semiargus | klaverblauwtje | X | ||||
Issoria lathonia | kleine parelmoervlinder | X | ||||
Protaetia cuprea | koperkleurige gouden tor | X | ||||
Prionus coriarius | lederboktor | X | ||||
Hesperia comma | kommavlinder | X | ||||
Odonata | libellen: alle soorten met uitzondering van die welke specifiek in deze bijlage worden vermeld | X | ||||
Coccinelidae | lieveheersbeestjes: alle soorten | X | ||||
Carabus s.l. spp | schalebijters: alle soorten | X | ||||
Vertigo angustior | nauwe korfslak | X | ||||
Hydrophilus piceus | pikzwarte of spinnende watertor | X | ||||
Maculinea teleius | pimpernelblauwtje | X | ||||
Anisus vorticulus | platte schijfhoorn | X | ||||
Calosoma spp | poppenrovers - alle soorten | X | ||||
Donacia en Plateumaris spp | riettorretjes - alle soorten | X | ||||
Gomphus flavipes | rivierrombout | X | ||||
Formica rufa s.l. | rode bosmier s.l. (kale bosmier, behaarde bosmier en zwartrugbosmier) | X | ||||
Gomphocerripus rufus | rosse sprinkhaan | X | ||||
Nymphalis antiopa | rouwmantel | X | ||||
Callimorpha quadripunctaria | Spaanse vlag | X | ||||
Proserpinus proserpina | teunisbloempijlstaart | X | ||||
Argiope bruennichi | tijgerspin of wespspin | X | ||||
Melitaea cinxia | veldparelmoervlinder | X | ||||
Lucanus cervus | vliegend hert | X | ||||
Dytiscus en Cybister spp | waterroofkevers - alle soorten | X | ||||
Argyroneta aquatica | waterspin | X | ||||
Helix pomatia | wijngaardslak | X | ||||
Cicindela spp | zandloopkevers - alle soorten | X | ||||
Vertigo moulinsiana | zeggenkorfslak | X | ||||
Stenobothrus lineatus | zoemertje | X | ||||
Eriogaster catax | zuidelijke woldrager of bosrandspinner | X | ||||
Thymelicus lineola | zwartsprietdikkopje | X | ||||
PLANTENSOORTEN | ||||||
Nymphaeaceae | alle soorten waterlelies | X | ||||
Orchidaceae | alle soorten orchideeën: alle soorten met uitzondering van die welke specifiek op soortnaam in deze bijlage worden vermeld | X | ||||
Rosa spp | alle soorten rozen, behalve bosroos Rosa arvensis en hondsroos Rosa canina | X | ||||
Sphagnum spp | alle soorten veenmossen | X | ||||
Lycopodiaceae | alle soorten wolfsklauwachtigen | X | ||||
Salicornia spp | alle soorten zeekraal | X | ||||
Eryngium maritimum | blauwe zeedistel | X | ||||
Actaea spicata | Christoffelkruid | X | ||||
Erica tetralix | dopheide | X | ||||
Sparganium angustifolium | drijvende egelskop | X | ||||
Luronium natans | drijvende waterweegbree | X | ||||
Centaurium erythraea | echt duizendguldenkruid | X | ||||
Armeria maritima | Engels gras | X | ||||
Centaurium pulchellum | fraai duizendguldenkruid | X | ||||
Drepanocladus vernicosus | geel schorpioenmos | X | ||||
Halimione pedunculata | gesteelde zoutmelde | X | ||||
Erica cinerea | rode dopheide | X | ||||
Liparis loeselii | groenknolorchis | X | ||||
Althaea officinalis | heemst | X | ||||
Dianthus deltoides | heideanjer | X | ||||
Juniperus communis | jeneverbes | X | ||||
Drosera intermedia | kleine zonnedauw | X | ||||
Gentiana pneumonanthe | klokjesgentiaan | X | ||||
Osmunda regalis | koningsvaren | X | ||||
Stratiotes aloides | krabbenscheer | X | ||||
Apium repens | kruipend moerasscherm | X | ||||
Limonium vulgare | lamsoor | X | ||||
Leucojum vernum | lenteklokje | X | ||||
Parnassia palustris | parnassia | X | ||||
Daphne mezereum | peperboompje | X | ||||
Drosera rotundifolia | ronde zonnedauw | X | ||||
Calla palustris | slangenwortel | X | ||||
Tamus communis | spekwortel | X | ||||
Primula vulgaris | stengelloze sleutelbloem | X | ||||
Centaurium littorale | strandduizendguldenkruid | X | ||||
Menyanthes trifoliata | waterdrieblad | X | ||||
Lobelia dortmanna | waterlobelia | X | ||||
Ranunculus platanifolius | witte boterbloem | X | ||||
Calystegia soldanella | zeewinde | X | ||||
Leucojum aestivum | zomerklokje | X | ||||
KORSTMOSSEN | ||||||
Cladonia spp. Subgen. Cladina | rendiermossen | X | ||||
ZWAMMEN | ||||||