Details





Titel:

15 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (aangehaald als : het Soortenbesluit)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-08-2009 en tekstbijwerking tot 10-10-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1
Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art. 2-4
HOOFDSTUK 2. - Inventarisatie en registratie
Art. 5-8
HOOFDSTUK 3. - Soortenbescherming
Afdeling 1. - Beschermde soorten
Art. 9
Afdeling 2. - Verbodsbepalingen
Onderafdeling 1. - Verbodsbepalingen ten aanzien van specimens of eieren van beschermde soorten
Art. 10-11
Onderafdeling 2 - Verbodsbepalingen betreffende het onder zich hebben, het vervoeren en het verhandelen
Art. 12-13
Onderafdeling 3. - Verbodsbepalingen ten aanzien van nesten, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van beschermde dieren
Art. 14-15
Onderafdeling 4. - Verbodsbepalingen betreffende middelen, installaties en methoden voor het doden of vangen van dieren
Art. 16
Onderafdeling 5. - Verbodsbepalingen betreffende het introduceren in het wild
Art. 17-18
Onderafdeling 6. - Afwijkingsmogelijkheden
Art. 19-23
Afdeling 3. - Soortenbehoud
Art. 24-27, 27bis
HOOFDSTUK 4. - Soortenbeheer
Art. 28-31
HOOFDSTUK 4/1. [1 - Aanpak van uitheemse soorten]1
Afdeling 1. [1 - Aanpak van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1
Art. 31/1, 31/2, 31/3, 31/4, 31/5, 31/6, 31/7, 31/8, 31/9
Afdeling 2. [1 - Aanpak van voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1
Art. 31/10
Afdeling 3. [1 - Aanpak van overige uitheemse soorten]1
Art. 31/11
HOOFDSTUK 5. - Werking van opvangcentra voor wilde dieren
Afdeling 1. - Erkenning van opvangcentra voor wilde dieren
Art. 32-36
Afdeling 2. - Subsidiëring van erkende opvangcentra voor wilde dieren
Art. 37-40
HOOFDSTUK 5/1. [1 Werking van taxidiensten voor wilde dieren ]1
Afdeling 1. [1 Erkenning van taxidiensten voor wilde dieren ]1
Art. 40/1, 40/2, 40/3, 40/4, 40/5, 40/6
Afdeling 2. [1 Subsidiëring van taxidiensten voor wilde dieren ]1
Art. 40/7, 40/9
HOOFDSTUK 6. - Het houden van beschermde soorten in gevangenschap
Afdeling 1. - Het houden van beschermde vogelsoorten in gevangenschap
Art. 41-48
Afdeling 2. - Het houden van andere beschermde soorten dan vogels in gevangenschap
Art. 49
HOOFDSTUK 7. - Toezicht
Art. 50-51
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
Art. 52-55
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 56-59
BIJLAGEN.
Art. N1-N3, N3/1, N4-N5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976021604  1980092210  1981001973  1993035875  1998036441  2004036372  2008035627 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° soort : een verzameling organismen die in alle belangrijk geachte kenmerken met elkaar en hun nakomelingen overeenkomen, daarbij inbegrepen alle ondersoorten, rassen en variëteiten;
  2° inheemse soort : een soort die van nature in het wild voorkomt of is voorgekomen in het Vlaamse Gewest, of er reeds lang is ingeburgerd;
  3° uitheemse soort : een soort die niet van nature in het wild voorkomt in het Vlaamse Gewest;
  4° invasieve soort : een uitheemse soort die zich massaal verbreidt of kan verbreiden in zijn nieuwe omgeving en zodoende een bedreiging kan vormen, hetzij voor het vermogen van het natuurlijk milieu om in menselijke behoeften te voorzien, hetzij voor de inheemse biodiversiteit;
  5° specimen : elk dier of elke plant, levend of dood, elk deel van een dier of een plant of elk daaruit verkregen product, alsmede alle andere goederen, indien uit een begeleidend document de verpakking, een merk of een etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van dieren en planten of daaruit verkregen producten;
  6° eieren : zowel volledige als uitgeblazen eieren en eierschalen van de soorten die onder de bepalingen van dit besluit vallen;
  7° rustplaats : een plaats die essentieel is voor het behoud van een dier of een groep van dieren als ze niet actief zijn, ook al wordt die plaats niet permanent gebruikt;
  8° voortplantingsplaats : een plaats die door een dier wordt gebruikt om te paren en zich voort te planten, alsook de onmiddellijke omgeving van die plaats, als die nodig is voor de eerste levensfasen van de jongen van dat dier;
  9° beheerregeling : een geheel van maatregelen van soortenbeheer, gericht op het voorkomen of herstellen van hinder, risico of schade, veroorzaakt door bepaalde soorten dieren of planten;
  10° rode lijst : een lijst van inheemse soorten, waarbij deze op basis van objectieve criteria worden ingedeeld in klassen, naargelang hun graad van bedreiging;
  11° soortenbeschermingsprogramma : een programma van soortenbehoudsmaatregelen dat met name gericht is op het verkrijgen van de gunstige staat van instandhouding van een inheemse soort of een groep van soorten in het gebied waarop het programma van toepassing is;
  12° introduceren in het wild : het vrijlaten van dieren of het aanplanten of uitzaaien van planten op alle terreinen en plaatsen, ongeacht de aard of de bedekking van die plaatsen, en als die niet zijn afgesloten door een doorlopende constructie die de verspreiding van de dieren of planten naar omliggende terreinen en plaatsen onmogelijk maakt;
  13° opvangcentrum : een opvangcentrum voor wilde dieren, met als hoofdactiviteit de verzorging en revalidatie van uit het wild afkomstige, hulpbehoevende dieren;
  14° beheerder : de persoon die belast is met het dagelijkse beheer van een opvangcentrum voor wilde dieren;
  15° Vogelrichtlijn : richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;
  16° Habitatrichtlijn : richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora;
  17° verdrag van Bern : verdrag van Bern van 19 september 1979 inzake het behoud van wilde dieren en planten in hun natuurlijke leefomgeving in Europa;
  18° decreet van 21 oktober 1997 : het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
  19° Bosdecreet : het Bosdecreet van 13 juni 1990;
  20° Jachtdecreet : het Jachtdecreet van 24 juli 1991;
  21° agentschap : het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid;
  22° instituut : het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;
  23° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud.
  [1 24° taxidienst : een taxidienst voor wilde dieren, met als hoofdactiviteiten het ophalen of wegvangen en vervolgens vervoeren van hulpbehoevende wilde dieren, alsook het vervoeren en terug vrijlaten van gerevalideerde wilde dieren;
   25° hoofd dierenzorg : de persoon die binnen een opvangcentrum verantwoordelijk is voor de dierenzorg.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-19/46, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art.2. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

Art.3.§ 1. Dit besluit is van toepassing op :
  1° inheemse soorten;
  2° uitheemse vogelsoorten die van nature in het wild voorkomen op het Europese grondgebied van de Europese Unie, of andere uitheemse soorten dan vogels, die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of in bijlage II van het verdrag van Bern;
  3° overige uitheemse soorten, voor de introductie van specimens van die soorten in het wild of de toepassing van [2 maatregelen]2 met betrekking tot in het wild voorkomende populaties ervan;
  [2 4° invasieve uitheemse soorten die voorkomen op de lijst van voor de Europese Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten vermeld in artikel 4, lid 1, van verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten. In het geval dat een soort onder zowel punt 3° als punt 4° valt, gelden bij voorrang de bepalingen van hoofdstuk 4/1, afdeling 1.]2
  [2 5° voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.]2
  § 2. In afwijking van § 1 is dit besluit niet van toepassing op :
  1° gedomesticeerde soorten, rassen of variëteiten. Dat zijn soorten, of rassen of variëteiten van een soort, die het resultaat zijn van menselijke domesticatieprocessen en die zich door middel van uiterlijke kenmerken onderscheiden van soorten, of rassen of variëteiten van soorten, die van nature in het wild voorkomen;
  2° de genetisch gewijzigde organismen, vermeld in artikel 2, 2° van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten;
  3° de diersoorten die onder het jachtwild vallen, vermeld in artikel 3 van het Jachtdecreet, behalve voor aspecten die niet geregeld worden in de regelgeving op het vlak van de jacht;
  4° de diersoorten die vallen onder de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, behalve voor aspecten die niet geregeld worden in de regelgeving op het vlak van de riviervisserij;
  5° de dier- en plantensoorten die vallen onder het koninklijk besluit van 19 november 1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen;
  6° de uitheemse soorten, voor de in-, uit- en doorvoer, vermeld in artikel 6, § 1, III, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
  Als de soorten, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, wordt er categorie 4 bij aangekruist.
  [2 Deze paragraaf geldt niet voor de soorten vermeld in paragraaf 1, 4°, behoudens voor de soorten, vermeld in het eerste lid, 6°.]2
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.4.Als dat noodzakelijk is vanwege wijzigingen van de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het verdrag van Bern of andere voor de soortenbescherming relevante internationale verdragen, met inbegrip van Europese richtlijnen, draagt de minister zonder uitstel aanpassingen voor betreffende [2 de bijlagen 1, 2, 3 of 3/1]2, met het oog op vaststelling ervan door de Vlaamse Regering.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

HOOFDSTUK 2. - Inventarisatie en registratie
Art.5.Het instituut coördineert de inventarisatie van de soorten die onder het toepassingsgebied vallen van dit besluit, met het oog op :
  1° het toezicht op de staat van instandhouding van inheemse soorten;
  2° [2 de opmaak van rode lijsten betreffende inheemse soorten, waarbij die soorten worden ingedeeld in onder meer de klassen: "uitgestorven", "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar" en "bijna in gevaar"]2;
  3° het opvolgen van de toestand van invasieve soorten en potentieel invasieve soorten.
  Rode lijsten worden door of onder coördinatie van het instituut opgemaakt, waarna ze door de minister worden vastgesteld.
  Bestaande rode lijsten moeten ten minste om de tien jaar worden geëvalueerd, met het oog op een eventuele aanpassing aan de veranderde staat van instandhouding van de soorten die er in zijn opgenomen. Aanpassingen worden doorgevoerd op voordracht van het instituut, waarna de aangepaste rode lijst opnieuw door de minister wordt vastgesteld.
  De termijn van tien jaar is een termijn van orde.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.6.Het agentschap registreert de toevallige vangst of doding van soorten waarbij categorie 3 is aangekruist in bijlage 1.
  Het agentschap registreert de afwijkingen die toegestaan worden op basis van artikel 20 tot en met 23, evenals [1 de aanvragen en de gemotiveerde beslissingen over afwijkingen van de verbodsbepalingen vermeld in de artikelen 10, 12 of 16]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.7. Elke administratieve overheid stelt, op eenvoudig verzoek of uit eigen beweging, alle nuttige informatie en kennis waarvan ze eigenaar is ter beschikking met het oog op de opmaak van in dit hoofdstuk bedoelde inventarisaties en registraties.

Art.8. Een overzicht en synthese van de op grond van dit hoofdstuk verkregen informatie wordt, als onderdeel van het natuurrapport, zoals vermeld in hoofdstuk III, afdeling 2 van het decreet, elke twee jaar openbaar gemaakt. Deze informatie wordt op permanente wijze consulteerbaar gehouden voor het publiek.
  Op basis van de op grond van dit hoofdstuk verkregen informatie, en rekening houdend met de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het verdrag van Bern of andere voor de soortenbescherming relevante internationale verdragen betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, voert het agentschap ten minste elke vijf jaar een evaluatie uit van de lijsten, opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit of van de categorisering van de soorten die er in is opgenomen, en van bijlage 3 bij dit besluit.
  De eerste van deze evaluaties wordt doorgevoerd binnen het jaar na vaststelling van dit besluit. De termijn van vijf jaar is een termijn van orde.
  Die evaluaties worden bezorgd aan de minister, die op basis daarvan voorstellen van aanpassing van voormelde bijlagen voordraagt.

HOOFDSTUK 3. - Soortenbescherming
Afdeling 1. - Beschermde soorten
Art.9.De beschermde soorten zijn de soorten waarbij categorie 1, 2 of 3 is aangekruist in bijlage 1.
  Tot de beschermde soorten worden eveneens de andere soorten gerekend dan de soorten die als dusdanig zijn opgenomen in voormelde bijlage, als het gaat om van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie in het wild voorkomende vogelsoorten zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, om andere [2 ...]2 soorten dan vogels, die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, of om andere [2 ...]2 soorten dan vogels, die zijn opgenomen in bijlage II van het verdrag van Bern.
  De beschermingsbepalingen van dit hoofdstuk die van toepassing zijn op specimens van de beschermde soorten, gelden ongeacht de levensfase waarin die specimens zich bevinden.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Afdeling 2. - Verbodsbepalingen
Onderafdeling 1. - Verbodsbepalingen ten aanzien van specimens of eieren van beschermde soorten
Art.10. § 1. Ten aanzien van specimens van beschermde diersoorten zijn de volgende handelingen verboden :
  1° het opzettelijk doden;
  2° het opzettelijk vangen;
  3° het opzettelijk en betekenisvol verstoren, in het bijzonder tijdens de perioden van de voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek.
  Het is verboden de eieren van beschermde diersoorten opzettelijk te vernielen, te beschadigen of te verzamelen.
  § 2. Ten aanzien van specimens van beschermde plantensoorten of andere soorten organismen zijn de volgende handelingen verboden :
  1° het opzettelijk plukken of verzamelen;
  2° het opzettelijk afsnijden;
  3° het opzettelijk ontwortelen;
  4° het opzettelijk vernielen;
  5° het verplanten.

Art.11. § 1. Conform artikel 9 van het decreet, mogen de verbodsbepalingen, bedoeld in artikel 10, voor wat betreft de soorten waarbij categorie 1 is aangekruist in bijlage 1, geen beperkingen inhouden die absoluut werken, of die handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, of die absoluut de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen of de realisatie van de algemene bestemming betekenisvol in het gedrang brengen.
  De verbodsbepalingen van artikel 10, § 2, gelden niet voor beheerwerkzaamheden die geen nadelige invloed hebben op de staat van instandhouding van de populaties van de soorten in kwestie.
  § 2. Een handeling zoals beschreven in artikel 10 wordt onder meer geacht onopzettelijk te zijn wanneer de verantwoordelijke voor deze handeling niet wist en redelijkerwijze niet hoorde te weten dat deze handeling kon leiden tot de in artikel 10 beschreven negatieve gevolgen voor specimens van beschermde diersoorten of plantensoorten.

Onderafdeling 2 - Verbodsbepalingen betreffende het onder zich hebben, het vervoeren en het verhandelen
Art.12. Het onder zich hebben, het vervoeren, het verhandelen of ruilen of het te koop of in ruil aanbieden van specimens of eieren van beschermde diersoorten of van specimens van beschermde plantensoorten of andere organismen is verboden.

Art.13. De verbodsbepalingen van artikel 12 gelden niet :
  1° voor het onder zich hebben of het vervoeren van opgezette specimens van beschermde dieren, als het om zeer kleine aantallen specimens gaat, die bestemd zijn voor educatieve of wetenschappelijke activiteiten in onderwijsinstellingen, in educatieve centra die beheerd worden door instanties die duidelijk educatieve activiteiten met de soorten in kwestie tot doel hebben of in openbare onderzoeksorganismen, of als ze vermeld zijn op een inventaris die voor 1 november 1972 werd geviseerd door de burgemeester van de gemeente waar de dieren in kwestie onder zich worden gehouden;
  2° met betrekking tot specimens van soorten waarbij categorie 5 is aangekruist in bijlage 1, op voorwaarde dat er kan worden aangetoond dat ze op geoorloofde wijze werden verkregen buiten het Vlaamse Gewest, maar op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie, en dat die specimens er op een geoorloofde wijze zijn gedood of gevangen of op een andere geoorloofde wijze zijn verkregen.

Onderafdeling 3. - Verbodsbepalingen ten aanzien van nesten, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van beschermde dieren
Art.14. § 1. Het is verboden de nesten van beschermde vogelsoorten of de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van andere beschermde diersoorten dan vogels opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen.
  § 2. Het vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, voorplantingsplaatsen of rustplaatsen van beschermde diersoorten wordt onder meer geacht onopzettelijk te zijn wanneer de verantwoordelijke voor deze handeling niet wist en redelijkerwijze niet hoorde te weten dat deze handeling kon leiden tot de in § 1 beschreven negatieve gevolgen voor nesten, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen.
  Ten aanzien van de diersoorten waarbij categorie 3 is aangekruist in bijlage 1 is evenwel ook het onopzettelijk vernielen of beschadigen van de voortplantingsplaatsen of de rustplaatsen verboden.
  § 3. Onder nesten worden begrepen de bewoonde nesten, de nesten die in aanbouw zijn als voorbereiding op het komende broedseizoen, alsook de nesten die in de regel jaar na jaar tijdens het broedseizoen hergebruikt worden.

Art.15. Conform artikel 9 van het decreet, mogen de verbodsbepalingen, bedoeld in artikel 14, voor wat betreft de soorten waarbij categorie 1 is aangekruist in bijlage 1, geen beperkingen inhouden die absoluut werken, of die handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, of die absoluut de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen of de realisatie van de algemene bestemming betekenisvol in het gedrang brengen.

Onderafdeling 4. - Verbodsbepalingen betreffende middelen, installaties en methoden voor het doden of vangen van dieren
Art.16. § 1. Het is verboden om voor het doden of vangen van in het wild levende dieren in het kader van dit besluit gebruik te maken van de middelen, installaties of methoden, vermeld in bijlage 2, A.
  Het is eveneens verboden om voor het doden of vangen van die dieren andere middelen, installaties of methoden te gebruiken dan die welke vermeld zijn in bijlage 2, A, als die middelen, installaties of methoden er op gericht zijn om dieren te vangen of te doden op een massale of niet-selectieve wijze, of om bij dat vangen of doden vermijdbaar leed te veroorzaken.
  § 2. Het is verboden om voor het doden of vangen van in het wild levende dieren in het kader van dit besluit de vervoermiddelen te gebruiken, vermeld in bijlage 2, B.
  § 3. Het is verboden om de middelen, vermeld in bijlage 2, C, onder zich te hebben, te vervoeren, te verhandelen, te ruilen, te koop aan te bieden of in ruil aan te bieden.

Onderafdeling 5. - Verbodsbepalingen betreffende het introduceren in het wild
Art.17. Het is verboden om specimens van soorten die onder het toepassingsgebied vallen van dit besluit, opzettelijk te introduceren in het wild.

Art.18.De verbodsbepaling van artikel 17 geldt niet ten aanzien van :
  1° specimens van plantensoorten die gezaaid, geplant, geteeld of anderszins ingezet worden in het kader van [2 ...]2 bosbouw-, landbouw- of tuinbouwactiviteiten of in het kader van [2 tuin-, park- of landschapsbeheer]2;
  2° [2 specimens van soorten die in landbouwkundige of industriële toepassingen door professionelen of particulieren worden gebruikt met het oog op bestuiving, op biologische bestrijding of geïntegreerde bestrijding]2;
  3° specimens van vissoorten die gepoot worden in vijvers, visputten of andere afgesloten viswateren, waarbij de vissen die er leven zich, als gevolg van permanente, natuurlijke of van kunstmatige hindernissen, niet vrij kunnen bewegen tussen deze wateren en openbare wateren.
  [2 Voor uitheemse soorten, is de vrijstelling, vermeld in het eerste lid, 2°, alleen van toepassing op soorten die voorkomen op een lijst die wordt vastgesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor leefmilieu, in samenspraak met de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid. De hiervoor vermelde lijst wordt voor advies voorgelegd aan het instituut en het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek. Op de lijst kunnen enkel soorten voorkomen waarvoor een voorafgaand impactonderzoek aantoont dat er geen risico bestaat dat ze ongunstige gevolgen kunnen hebben voor de in het Vlaamse Gewest voorkomende natuurlijke habitats in hun natuurlijke verspreidingsgebied of voor de inheemse dier- of plantensoorten. Tijdens het onderzoek, vermeld in het eerste lid, vinden het overleg en de informatie-uitwisseling plaats, vermeld in artikel 3 van beschikking M (83) 27 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 17 oktober 1983. Er wordt ook overleg gepleegd met de Europese Commissie als de aanvraag betrekking heeft op vogelsoorten die niet van nature in het wild leven op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.]2
  Wie gebruik maakt van de uitzonderingsmogelijkheden van dit artikel neemt alle redelijke voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat de geïntroduceerde specimens zich kunnen verspreiden of verbreiden in het wild.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Onderafdeling 6. - Afwijkingsmogelijkheden
Art.19.Het agentschap kan, op basis van een aanvraag, specifieke handelingen toestaan die afwijken van de verbodsbepalingen, vermeld in onderafdeling 1 tot en met 5, onder de voorwaarden, vermeld in deze onderafdeling.
  [2 Bovendien kunnen handelingen die afwijken van de in artikel 10 vermelde verbodsbepalingen betreffende doding of vangst van beschermde soorten, het in artikel 12 vermelde vervoersverbod of de in artikel 16 vermelde verbodsbepalingen betreffende middelen, installaties en methoden voor het doden of vangen van dieren, uitgevoerd worden op basis van een gemotiveerde beslissing over afwijkingen van de verbodsbepalingen, indien deze handelingen specimens betreffen van soorten vermeld in bijlage 3, onder de daar vermelde voorwaarden.]2
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.20. § 1. Met betrekking tot de beschermde soorten kunnen er specifieke afwijkingen verleend worden van de bepalingen in onderafdeling 1 tot en met 4 om een of meer van de volgende redenen :
  1° in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;
  2° in het kader van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale en economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  3° in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
  4° ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren of aan andere goederen in eigendom of gebruik;
  5° ter bescherming van de wilde fauna of flora, of ter instandhouding van de natuurlijke habitats;
  6° voor doeleinden in verband met onderzoek of onderwijs, repopulatie of herintroductie, alsook voor de daartoe benodigde kweek;
  7° om het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt en vastgesteld aantal van bepaalde specimens te vangen, te plukken of in bezit te hebben.
  § 2. Ten aanzien van de beschermde soorten, waarbij categorie 1 is aangekruist in bijlage 1, kunnen er bovendien ook afwijkingen verleend worden om redenen van economische, sociale of culturele aard, of vanwege regionale of lokale bijzonderheden.
  § 3. Ten aanzien van de vogelsoorten vermeld in bijlage 1, zijn de volgende mogelijkheden tot afwijking niet van toepassing :
  1° de mogelijkheid vermeld in § 1, 2°;
  2° de mogelijkheid vermeld in § 1, 4°, wat de voorkoming aangaat van belangrijke schade aan andere goederen dan gewassen, vee, bossen, visserij of wateren.
  § 4. Afwijkingen op grond van dit artikel kunnen alleen maar toegestaan worden als de volgende voorwaarden zijn vervuld :
  1° er mag geen andere bevredigende oplossing bestaan;
  2° de afwijking mag geen afbreuk doen aan het streefdoel om de populaties van de soort in kwestie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, op lokaal niveau of op Vlaams niveau.

Art.21.§ 1. [2 Specifieke afwijkingen van het verbod tot introductie, vermeld in onderafdeling 5, kunnen, met betrekking tot inheemse soorten, alleen verleend worden in één van de volgende gevallen:
   1° in het kader van een soortenbeschermingsprogramma als vermeld in artikel 26, derde lid;
   2° in het kader van een specifieke afwijking met het oog op translocatie.
   In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder translocatie: de opzettelijke en overwogen verplaatsing van een of meer specimens van een soort binnen zijn actueel verspreidingsareaal. De translocatie moet voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 20.
   In geval van een translocatie, vermeld in het eerste lid, 2°, moeten de volgende aspecten mee in overweging genomen worden:
   1° de geschiktheid van de biotoop;
   2° het tijdstip van vangst en vrijlating;
   3° het risico op de verspreiding van ziekten bij in het wild levende dieren vermeld in het Wildedierenziektendecreet van 28 maart 2014;
   4° de genetische impact;
   5° het lokale maatschappelijke draagvlak;
   6° de overlevingskans van de betrokken specimens voor en na de translocatie;
   7° de mogelijke impact van de verplaatste populatie op de omgeving;
   8° de duurzaamheid van de ingreep.
   In het geval van een translocatie gelden de volgende voorwaarden:
   1° er wordt een advies ingewonnen bij het instituut;
   2° specimens die gevangen en verplaatst worden, ondergaan een gezondheidscheck en worden zo veel mogelijk voorzien van een markering;
   3° er is een voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar en, in voorkomend geval, de gebruiker of gebruikers, van het terrein waar de dieren worden vrijgelaten;
   4° een translocatie is in voorkomend geval verenigbaar met een goedgekeurd natuurbeheerplan van type drie of type vier als vermeld in artikel 16ter van het decreet van 21 oktober 1997;
   5° een translocatie is in voorkomend geval verenigbaar met een goedgekeurd soortbeschermingsprogramma voor de betrokken soort.]2
  § 2. Voor de introductie van uitheemse soorten kunnen er specifieke afwijkingen verleend worden ten aanzien van het verbod tot introductie in het wild, vermeld in onderafdeling 5, op voorwaarde dat er, op basis van een voorafgaand impactonderzoek, wordt aangetoond dat er geen kans bestaat op ongunstige gevolgen voor de in het Vlaamse Gewest voorkomende natuurlijke habitats in hun natuurlijke verspreidingsgebied of voor de diersoorten of plantensoorten die van nature in het wild voorkomen in het Vlaamse Gewest.
  Tijdens het onderzoek, vermeld in het eerste lid, vinden het overleg en de informatie-uitwisseling plaats, vermeld in artikel 3 van beschikking M (83) 27 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 17 oktober 1983. Er wordt ook overleg gepleegd met de Europese Commissie als de aanvraag betrekking heeft op vogelsoorten die niet van nature in het wild leven op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.22.§ 1. [2 De aanvragen voor de specifieke afwijkingen, vermeld in artikel 20 en 21, worden naar het agentschap gestuurd met een elektronisch formulier via het e-loket op [3 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap ]3 of met een papieren formulier, dat aangetekend wordt verstuurd. Het model van beide formulieren wordt ter beschikking gesteld op [4 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]4.]2
  § 2. Het agentschap moet een gemotiveerde beslissing nemen over aanvragen tot afwijking binnen de volgende termijn, te rekenen vanaf de ontvangstdatum van de aangetekende brief :
  1° binnen een termijn van vijf werkdagen voor aanvragen tot afwijking als vermeld in artikel 20, § 1, 1°, 3° of 4°, op voorwaarde dat er sprake is van gemotiveerde hoogdringendheid. Deze termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal met vijf werkdagen worden verlengd;
  2° binnen een termijn van twintig werkdagen voor andere aanvragen tot afwijking op grond van artikel 20 dan die, welke zijn vermeld in 1°. Deze termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal met twintig werkdagen worden verlengd;
  3° binnen een termijn van drie maanden, voor de aanvragen tot afwijking, vermeld in artikel 21, § 2. Die termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal verlengd worden, voor ten hoogste nog eens drie maanden.
  § 3. Een beslissing die een afwijking toestaat bevat de volgende onderdelen :
  1° de beschermde soorten waarvoor op grond van artikel 20 mag worden afgeweken van beschermingsbepalingen, dan wel de uitheemse soorten waarvoor op grond van artikel 21 mag worden afgeweken van het verbod op introductie;
  2° de personen die de afwijking mogen doorvoeren;
  3° de middelen, installaties of methoden die mogen worden gebruikt om de afwijking door te voeren;
  4° de omstandigheden van tijd en plaats waaronder de afwijking mag plaatsvinden;
  5° in voorkomend geval, de voorwaarden en de lasten waaronder de afwijking mag worden doorgevoerd, in relatie tot de reden waarvoor de afwijking wordt toegestaan;
  6° de controles die zullen worden uitgevoerd.
  § 4. Het agentschap betekent de beslissing aan de aanvrager.
  § 5. Tegen een weigering tot het verlenen van een afwijking, kan er binnen een termijn van dertig kalenderdagen beroep worden ingesteld bij de minister. De minister neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art.23.Bepaalde vergunningen, ontheffingen of plannen kunnen eveneens specifieke afwijkingen bevatten als vermeld in artikel 20 of 21, als aan de drie volgende voorwaarden is voldaan :
  1° op voorwaarde dat het beoordelingskader, opgelegd in artikel 20 of 21, in acht wordt genomen;
  2° op voorwaarde dat de bedoelde vergunningen, ontheffingen of plannen de elementen bevatten die vermeld zijn in artikel 22, § 3;
  3° [4 op voorwaarde dat het advies van het agentschap wordt ingewonnen en met zijn advies wordt rekening gehouden]4.
  Onder vergunningen, ontheffingen en plannen wordt verstaan :
  1° [5 een vergunning]5, verleend op grond van artikel 13, § 3, van het decreet van 21 oktober 1997, voor een handeling, werk of gebruikswijziging, waarvoor tevens een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in de vergunning of afwijking;
  2° een ontheffing, verleend op grond van artikel 25, § 3 van het decreet van 21 oktober 1997, waarvoor tevens een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in in de individuele ontheffing;
  3° [5 natuurbeheerplannen als vermeld in artikel 16ter van het decreet van 21 oktober 1997 en goedgekeurd overeenkomstig artikel 16octies, alsook de beheerplannen, vermeld in artikel 107, eerste lid, van het decreet van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos, voor specifieke activiteiten die uitdrukkelijk in dat plan zijn opgenomen, waarvoor ook een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in het plan]5.
  4° een projectuitvoeringsplan van een natuurinrichtingsproject, vastgesteld op grond van artikel 47 van het decreet van 21 oktober 1997, voor de in dat plan opgenomen acties en maatregelen waarvoor er tevens een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en de lasten, vermeld in het plan;
  5° [4 ...]4;
  6° [5 ...]5
  7° [5 ...]5
  8° [3 een omgevingsvergunning, verleend met toepassing van artikel 6, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, voor een project of voor een verandering van een project waarvoor ook een afwijking krachtens de bepalingen van dit besluit nodig is, in voorkomend geval onder de voorwaarden en lasten, vermeld in de vergunning of afwijking;]3
  9° [3 ...]3
  [4 10° een faunabeheerplan, verleend conform artikel 44 van het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014;]4
  [4 11° een beheersplan, verleend conform artikel 8.1.6 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014.]4
  ----------
  (1)<BVR 2013-01-11/09, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 23-02-2013>
  (2)<BVR 2016-06-17/27, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (3)<BVR 2015-11-27/29, art. 652, 004; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
  (4)<BVR 2019-01-25/08, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (5)<BVR 2024-07-19/46, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Afdeling 3. - Soortenbehoud
Art.24.Boven op het beschermende statuut dat voortvloeit uit de verbodsbepalingen van afdeling 2, kan de minister, [2 voor soorten die beschermd zijn als vermeld in artikel 9 of voor soorten die opgenomen zijn in de klassen "uitgestorven", "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar" en "bijna in gevaar" van een rode lijst als vermeld in artikel 5]2, soortenbehoudsmaatregelen nemen of soortenbeschermingsprogramma's vaststellen om :
  1° een goede staat van instandhouding te bereiken van die soorten of groepen van soorten, in voorkomend geval op grond van de in dat verband vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen;
  2° te verzekeren dat het bij toeval vangen of doden van de soorten, waarbij categorie 3 aangekruist is in voormelde bijlage 1, geen significant ongunstige weerslag heeft op de staat van instandhouding van soorten in kwestie.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.25. De soortenbehoudsmaatregelen voor bepaalde soorten of groepen van soorten, vermeld in artikel 24, kunnen, binnen de perken van de daartoe vastgestelde begrotingsmiddelen, betrekking hebben op :
  1° het uitvoeren van sensibiliseringsacties, daarbij inbegrepen het uitbrengen van codes van goede praktijk;
  2° het verrichten van specifieke verwervings-, inrichtings- of beheeractiviteiten;
  3° het toekennen van subsidies;
  4° het sluiten van overeenkomsten met administratieve overheden of met rechtsonderhorigen, organisaties of verenigingen, om regionale of plaatselijke soortenbehoudsinitiatieven te ondersteunen.
  De soortenbehoudsmaatregelen, vermeld in artikel 24, kunnen bovendien, naast de maatregelen vermeld in het eerste lid, betrekking hebben op afwijkingen van de verbodsbepalingen van afdeling 2, op voorwaarde dat ze opgenomen zijn in een geheel van maatregelen in de vorm van een soortenbeschermingsprogramma, als vermeld in artikel 26 en 27.
  Voor wat betreft de soorten waarbij categorie 3 is aangekruist in bijlage 1, kunnen de soortenbehoudsmaatregelen, vermeld in artikel 24, bovendien ook betrekking hebben op aanvullende, specifieke verbodsbepalingen, boven op de verbodsbepalingen vermeld in afdeling 2, op voorwaarde dat ze opgenomen zijn in een soortenbeschermingsprogramma, als vermeld in artikel 26 en 27, dat bovendien vastgesteld is door de Vlaamse Regering.

Art.26.Een soortenbeschermingsprogramma wordt opgemaakt op basis van een rapport dat ten minste de volgende onderdelen bevat :
  1° een synthese van de kennis over de soort of soorten in kwestie, waarbij aandacht wordt besteed aan het voorkomen, de beschermingsstatus en de ecologische vereisten van de soort;
  2° de concrete doelstellingen voor het bereiken of behouden van een gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie in het Vlaamse Gewest, in voorkomend geval op grond van de in dat verband vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen;
  3° de bedreigingen voor de gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie;
  4° de mogelijkheden om de gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie te bereiken;
  5° een beschrijving van de actoren die te maken hebben met de soort of soorten in kwestie en die invloed kunnen hebben op de staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie;
  6° een beschrijving van de concrete maatregelen die kunnen worden ondernomen om bij te dragen tot een gunstige staat van instandhouding van de soort of soorten in kwestie in het Vlaamse Gewest;
  7° een verslag van het overleg dat gevoerd is met de actoren, [2 vermeld]2 in 5°, over de maatregelen, vermeld in 6°;
  8° een voorstel van begroting, planning en prioritering van de acties en maatregelen;
  9° een beschrijving van de vast te leggen voortgangscontrole en evaluatie van het programma, met inbegrip van monitoring, met het oog op een eventuele bijsturing van de maatregelen;
  10° een sensibilisatie- of communicatiestrategie.
  Als het soortenbeschermingsprogramma afwijkingen bevat van de verbodsbepalingen vermeld in afdeling 2, onderafdeling 1 tot en met 4, moet bij de opmaak van het rapport vermeld in het eerste lid, het beoordelingskader, vermeld in artikel 20, in acht wordt worden genomen.
  Als het soortenbeschermingsprogramma met betrekking tot inheemse soorten afwijkingen bevat van de in afdeling 2, onderafdeling 5, vermelde verbodsbepalingen betreffende het introduceren in het wild, dan moeten bij de opmaak van het rapport, vermeld in het eerste lid, de volgende aanvullende elementen opgenomen worden :
  1° een effectinschatting, waaruit, onder meer op basis van ervaringen in andere lidstaten van de Europese Unie en elders, blijkt dat het toestaan van die afwijking een doeltreffende bijdrage kan leveren aan het herstel van de gunstige staat van instandhouding van de soort in kwestie;
  2° een evaluatie van de potentieel geschikte leefgebieden;
  3° een bepaling van het geschikte genetische profiel;
  4° de vaststelling dat er gesteund kan worden op geschikte kweek- en uitzetprogramma's.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.27. § 1. Een ontwerp van soortenbeschermingsprogramma wordt opgemaakt door of in opdracht van het agentschap.
  Een beschermingsinitiatief als vermeld in artikel 25, eerste lid, 4°, kan beschouwd worden als een ontwerp van soortenbeschermingsprogramma, op voorwaarde dat het gebaseerd is op een rapport als vermeld in artikel 26, eerste lid, en op voorwaarde dat het beschermingsinitiatief minstens betrekking heeft op een functionele ecologische eenheid. Een functionele ecologische eenheid is een gebied dat minimaal nodig is voor de instandhouding van een levensvatbare populatie van een bepaalde soort.
  § 2. De minister stelt een soortenbeschermingsprogramma vast, daarbij rekening houdend met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met relevante regionale en lokale bijzonderheden.
  Als het soortenbeschermingsprogramma afwijkingen bevat van de verbodsbepalingen vermeld in afdeling 2, onderafdeling 1 tot en met 4, moet de beslissing over het programma de elementen bevatten, vermeld in artikel 22, § 3.
  Een soortenbeschermingsprogramma wordt na vaststelling meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
  Als een ontwerp van soortenbeschermingsprogramma maatregelen bevat als vermeld in artikel 25, derde lid, wordt het voor vaststelling voorgedragen aan de Vlaamse Regering, na advies dienaangaande van de Strategische Adviesraad Minaraad en de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij.
  § 3. Een soortenbeschermingsprogramma is geldig voor een periode van maximaal vijf jaar. Het kan verlengd worden.
  Als bij de uitvoering van het soortenbeschermingsprogramma, naar aanleiding van de opvolging en evaluatie, vermeld in artikel 26, eerste lid, 9°, blijkt dat de vastgestelde acties en maatregelen ontoereikend zijn of dat de voorwaarden voor de op grond van artikel 27, § 2 toegestane afwijkingen niet worden nageleefd, kan de minister het plan doen wijzigen, opschorten of stopzetten.

Art. 27bis. [1 Boven op het beschermende statuut dat voortvloeit uit de verbodsbepalingen van afdeling 2, kan de minister een captatieverbod voor oppervlaktewater opleggen om schade aan beschermde soorten en hun leefgebieden door aanhoudende droogte te voorkomen, voor de duur van deze droogte, en na eensluidend advies van het Instituut en de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid. Dit heeft enkel betrekking op ruimtelijk kwetsbare gebieden conform artikel 1.1.2., 10° van de VCRO, en voor zover de beschermde soort is opgenomen in een besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten voor een aangewezen speciale beschermingszone. Het captatieverbod geldt niet voor onttrekkingen met weidepompen in functie van drenking van vee en onttrekkingen van water bestemd voor menselijke consumptie.
   In dit artikel wordt verstaan onder capteren: het met alle mogelijke middelen onttrekken van water uit de waterweg.
   In dit artikel wordt verstaan onder oppervlaktewater: de definitie zoals gehanteerd in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 1.1.3., § 2, 3°. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


HOOFDSTUK 4. - Soortenbeheer
Art.28.§ 1. Een [4 beheerregeling]4 voor een bepaalde soort of voor een bepaalde groep van soorten wordt, op initiatief van de minister, opgemaakt door of in opdracht van het agentschap.
  Als een beheerregeling opgemaakt wordt met het oog op het voorkomen of herstellen van hinder, risico of schade aan landbouwgewassen of landbouwactiviteiten, dan kan ook de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid het initiatief nemen in dit verband.
  § 2. Een beheerregeling kan, binnen de perken van de daartoe vastgestelde begrotingsmiddelen, de volgende maatregelen bevatten :
  1° het uitvoeren van sensibiliseringsacties, daarbij inbegrepen het uitbrengen van codes van goede praktijk;
  2° het verrichten, het laten verrichten of het opleggen van specifieke [3 beheer-]3 of bestrijdingsacties;
  3° het sluiten van overeenkomsten met provinciale of lokale overheden of met rechtsonderhorigen, organisaties of verenigingen, met het oog op het opzetten van regionale of plaatselijke beheer- of bestrijdingsacties;
  4° als het gaat over invasieve soorten, het beperken of verbieden van het onder zich hebben, het vervoeren, het verhandelen of het ruilen, te koop of in ruil aanbieden van specimens of eieren van de soorten in kwestie [3 , het kweken, het toestaan zich voort te planten, te worden gekweekt of geteeld]3.
  § 3. De minister stelt de beheerregeling vast, na advies dienaangaande van de Strategische Adviesraad Minaraad.
  Als een [4 beheerregeling]4 opgemaakt wordt met het oog op het voorkomen of herstellen van hinder, risico of schade aan landbouwgewassen of landbouwactiviteiten, dan wordt er ook advies gevraagd aan de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij. Deze beheerregeling wordt vastgesteld door de minister, samen met de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid.
  [3 Als een beheerregeling opgemaakt wordt waarin maatregelen worden opgenomen zoals vermeld in paragraaf 2, 4°, moeten die maatregelen in overeenstemming zijn met het principe van het vrij verkeer van goederen, zoals vastgesteld in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Over deze beheerregeling wordt advies gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de Strategische adviesraad Landbouw en Visserij. Deze beheerregeling wordt vastgesteld door de minister, samen met de Vlaamse ministers, bevoegd voor landbouw en economie.]3
  Een vastgestelde beheerregeling wordt steeds meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
  § 4. [3 Als de [4 beheerregeling]4 voorstellen bevat van acties die een afwijking inhouden van de verbodsbepalingen uit hoofdstuk 3, afdeling 2, dan worden die afwijkingen in de beheerregeling verleend op grond van de bepalingen, vermeld in artikel 20 tot en met 23.]3
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2016-06-17/27, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (3)<BVR 2019-01-25/08, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (4)<BVR 2019-01-25/08, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.29.Een [4 beheerregeling]4 bevat altijd de volgende onderdelen :
  1° de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn;
  2° de personen of de categorieën van personen die de [3 maatregelen]3 zullen uitoefenen;
  3° de [3 maatregelen]3 die zullen mogen of moeten worden uitgevoerd, en de middelen of methoden die daarbij zullen mogen of moeten worden gebruikt;
  4° [3 in voorkomend geval,]3 de te verlenen afwijkingen van de beschermingsbepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2, die met het oog op die [3 maatregelen]3 worden toegestaan, of de door te voeren aanvullingen en wijzigingen aan bijlage 3 van het besluit [5 , specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn]5;
  [5 4° /1 in voorkomend geval, de te verlenen afwijkingen van de beperkingen van bijlage 3/1, die met het oog op die maatregelen worden toegestaan, of de door te voeren aanvullingen en wijzigingen van bijlage 3/1 bij dit besluit, specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn;]5
  5° de omstandigheden van tijd en plaats waaronder de [3 maatregelen]3 zullen mogen worden uitgevoerd;
  6° in voorkomend geval, de voorwaarden en lasten waaronder de [3 maatregelen]3 zullen mogen worden uitgevoerd;
  7° de controles die zullen worden uitgevoerd;
  8° een sensibilisatie- of communicatiestrategie.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2016-06-17/27, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (3)<BVR 2019-01-25/08, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (4)<BVR 2019-01-25/08, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (5)<BVR 2024-07-19/46, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art.30.§ 1. Een [4 beheerregeling]4 gaat vergezeld van een motiveringsnota waarin aangetoond wordt dat de maatregelen van een beheerregeling niet disproportioneel zijn en geen significant ongunstige impact hebben op de biodiversiteit of op de staat van instandhouding van [3 ...]3 inheemse soorten.
  § 2. Wanneer de [4 beheerregeling]4 beschermde soorten betreft, moet er aangetoond worden dat :
  1° er geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  2° het aannemelijk is dat de maatregelen effectief bijdragen tot een oplossing met het oog op de redenen waarvoor de maatregelen worden genomen;
  3° de maatregelen geen afbreuk doen aan het streefdoel om de populaties van de soort in kwestie in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
  § 3. Wanneer de [4 beheerregeling]4 beschermde soorten betreft, waarbij categorie 2 of 3 van bijlage 1 is aangekruist, dan moet er bovendien worden aangetoond dat deze beheerregeling wordt vastgesteld om één of meerdere van de volgende redenen :
  1° in het belang van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;
  2° in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
  3° ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij, wateren en andere goederen in eigendom of gebruik;
  4° ter bescherming van de wilde fauna of flora, of voor de instandhouding van de natuurlijke habitats.
  De mogelijkheid tot afwijking ter voorkoming van belangrijke schade aan andere goederen in eigendom of gebruik, als vermeld in 3°, geldt niet voor vogelsoorten.
  § 4. Voor de uitheemse soorten, voor de niet-beschermde inheemse soorten of voor de beschermde soorten waarbij categorie 1 van bijlage 1 is aangekruist, kan er een beheerregeling worden vastgesteld met het oog op het tegengaan van de negatieve ecologische of economische impact die de soorten of de groep van soorten kunnen hebben, of vanwege hun feitelijk of potentieel invasieve karakter.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2016-06-17/27, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (3)<BVR 2019-01-25/08, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (4)<BVR 2019-01-25/08, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.31. Een beheerregeling is geldig voor een periode van maximaal vijf jaar. Zij kan verlengd worden.
  Als naar aanleiding van de controles vermeld in artikel 29, 7°, blijkt dat er niet langer wordt tegemoetgekomen aan de voorwaarden voor de beheerregeling in kwestie, vermeld in artikel 29 en 30, kan de minister de beheerregeling doen wijzigen, opschorten of stopzetten.

HOOFDSTUK 4/1. [1 - Aanpak van uitheemse soorten]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Aanpak van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1   ----------   (1)
Art. 31/1.[1 In deze afdeling wordt verstaan onder:
   1° voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort: een invasieve uitheemse soort waarvan de negatieve effecten zodanig zijn dat overeenkomstig artikel 4, lid 3 van verordening 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, gezamenlijk optreden op het niveau van de Unie vereist is;
   2° specimens die in een gesloten omgeving worden gehouden: specimens die worden gehouden in een omgeving die voldoet aan de volgende voorwaarden:
   a) de specimens zijn fysiek geïsoleerd en kunnen niet ontsnappen, zich verspreiden of door onbevoegden worden verwijderd uit de omgeving waar ze worden gehouden;
   b) schoonmaak-, afvalbeheer- en onderhoudsprotocollen waarborgen dat er geen specimens of reproduceerbare onderdelen kunnen ontsnappen, zich verspreiden of door onbevoegden kunnen worden verwijderd;
   c) de specimens worden zodanig uit de omgeving verwijderd, afgevoerd, vernietigd of op humane wijze gedood, dat verspreiding of voortplanting buiten de omgeving waar ze gehouden worden onmogelijk is.
   Onverminderd het eerste lid gelden in dit hoofdstuk de definities, vermeld in artikel 3 van verordening 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art. 31/2.[1 Ten aanzien van specimens van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zijn de volgende handelingen verboden:
   1° het onder zich houden, ook in een gesloten omgeving;
   2° het kweken, ook in een gesloten omgeving;
   3° het vervoeren, behalve om in het kader van de uitroeiing van de specimens naar voorzieningen te worden vervoerd;
   4° het in de handel brengen;
   5° het gebruiken of uitwisselen;
   6° het toestaan om zich voort te planten, te kweken of te telen, ook in een gesloten omgeving;
   7° het vrijlaten in het milieu.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art. 31/3.[1 Het agentschap kan specifieke afwijkingen verlenen van de verboden handelingen, vermeld in artikel 31/2, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, in functie van onderzoek of ex situ bewaring en in functie van productie van producten die afkomstig zijn van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten en het daaropvolgend geneeskundig gebruik van deze producten als deze producten onvermijdelijk zijn om de menselijke gezondheid te bevorderen. Er dient steeds aan de volgende voorwaarden voldaan te zijn:
   1° de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten worden gehouden en behandeld in een gesloten omgeving;
   2° de activiteit waarvoor een afwijking wordt gevraagd, wordt uitgevoerd door personeel met aantoonbare ervaring met de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten of nauw verwante soorten;
   3° het vervoer naar en van de gesloten omgeving vindt plaats onder in de afwijking vastgelegde omstandigheden die de ontsnapping van de invasieve uitheemse soorten onmogelijk maken;
   4° als de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten dieren zijn, worden ze gemarkeerd, of waar nodig op een andere doeltreffende wijze geïdentificeerd, met behulp van methoden die geen vermijdbare pijn, spanning of lijden veroorzaken;
   5° het risico op ontsnapping, verspreiding of verwijdering wordt op doeltreffende wijze beheerst, rekening houdend met de identiteit, de biologie en de verspreidingsvormen van de soort, de activiteit en de beoogde gesloten omgeving, de interactie met het milieu en andere relevante factoren;
   6° de aanvrager van een afwijking stelt een continu surveillancesysteem en een noodplan met inbegrip van een uitroeiingsplan op, voor het geval dat specimens ontsnappen of zich verspreiden. De aanvrager legt het noodplan aan het agentschap ter goedkeuring voor. Als zich een ontsnapping of verspreiding voordoet, voert de aanvrager het noodplan onmiddellijk uit en brengt hij het agentschap hiervan meteen op de hoogte.
   Bij een afwijkingsaanvraag verstrekt de aanvrager alle noodzakelijke stukken om het agentschap in staat te stellen te beoordelen of aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid is voldaan.
   De afwijking wordt beperkt tot het aantal invasieve specimens dat de capaciteit van de gesloten omgeving niet overschrijdt.
   De verleende afwijkingen worden publiekelijk bekend gemaakt op [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2 waarbij minstens de volgende aspecten worden vermeld:
   1° de wetenschappelijke en gebruikelijke naam van de soort waarvoor de afwijking werd verleend;
   2° het aantal of volume van het specimen waarvoor de afwijking is verleend;
   3° het doel waarvoor de afwijking is verleend;
   4° de gecombineerde nomenclatuurcodes conform verordening 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijke douanetarief.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. 31/4.[1 In uitzonderlijke gevallen van dwingend algemeen belang, onder andere van sociale of economische aard, kan het agentschap afwijkingen verlenen en toestaan om andere activiteiten te verrichten dan de activiteiten vermeld in artikel 31/3, eerste lid. Een dergelijke afwijking is onderworpen aan de procedure vermeld in artikel 9 van de verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten alsook aan de voorwaarden, vermeld in artikel 31/3, eerste lid.
   Een afwijkingsaanvraag als vermeld in het eerste lid bevat de volgende elementen:
   1° de gegevens van de instelling of groep van instellingen die de afwijking aanvraagt, met inbegrip van hun naam en adres;
   2° de wetenschappelijke en gebruikelijke namen van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvoor een toelating wordt aangevraagd;
   3° de gecombineerde nomenclatuurcodes conform verordening 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
   4° het aantal of het volume van de betrokken specimens;
   5° de redenen voor de gevraagde afwijking;
   6° een beoordeling van het risico op ontsnapping of verspreiding uit de voorzieningen waar de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort in gesloten omgeving zal worden gehouden en behandeld, inclusief een gedetailleerde omschrijving van de vastgelegde maatregelen om ontsnapping of verspreiding uit deze voorzieningen onmogelijk te maken, alsook van de maatregelen die genomen worden om ontsnappingen uit te sluiten bij een eventueel noodzakelijk vervoer van de soort;
   7° een beschrijving van het vastgelegde surveillancesysteem en van het noodplan dat wordt opgezet om een mogelijke ontsnapping of verspreiding aan te pakken, indien nodig met inbegrip van een uitroeiingsplan;
   8° een beschrijving van de relevante nationale wetgeving die van toepassing is op de instelling of op de groep van instellingen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art. 31/5.[1 § 1. In afwijking van artikel 31/2, 4°, kan het agentschap door middel van een afwijking het commerciële gebruik van reeds gevestigde invasieve uitheemse soorten, als dat strikt gemotiveerd wordt, tijdelijk toestaan als onderdeel van de beheermaatregelen die zijn gericht op de uitroeiing, populatiebeheersing of indamming ervan, op voorwaarde dat alle passende controles aanwezig zijn om verdere verspreiding te vermijden.
   § 2. In afwijking van artikel 31/2, 1° en 3°, kan het agentschap afwijking verlenen aan eigenaren van gezelschapsdieren die niet worden gehouden voor commerciële doeleinden en die behoren tot de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, om die dieren te houden tot de natuurlijke dood ervan, op voorwaarde dat ontegensprekelijk kan worden aangetoond dat voldaan is aan de volgende voorwaarden:
   1° de dieren werden al gehouden voor ze werden opgenomen in de Unielijst;
   2° de dieren worden in een gesloten omgeving gehouden en de eigenaar neemt alle passende maatregelen om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken.
   De minister kan nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop kan worden aangetoond dat er voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid. Nadat die regels zijn vastgesteld worden ze meegedeeld aan de Vlaamse Regering.]1
  [2 § 3. In afwijking van artikel 31/2, 1°, 3° en 5°, kan het agentschap toestemming tot afwijking verlenen aan erkende voorzieningen voor de opvang van dieren om specimens van invasieve uitheemse soorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, te houden en onderling uit te wisselen. Er moet altijd aan al de volgende voorwaarden voldaan zijn:
   1° de invasieve uitheemse diersoorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, worden op elk moment gehouden en behandeld in een gesloten omgeving, en alle passende maatregelen worden genomen om voortplanting onmogelijk te maken;
   2° de activiteit waarvoor een afwijking wordt gevraagd, wordt uitgevoerd door personeel met aantoonbare ervaring met de invasieve uitheemse diersoorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, of met nauw verwante soorten;
   3° het vervoer naar en van de gesloten omgeving vindt plaats onder omstandigheden die in de afwijking vastgelegd zijn en die de ontsnapping van de invasieve uitheemse diersoorten onmogelijk maken;
   4° de invasieve uitheemse diersoorten die voor de Unie zorgwekkend zijn, worden gemarkeerd of, als dat nodig is, op een andere doeltreffende wijze geïdentificeerd, met behulp van methoden die geen vermijdbare pijn, spanning of lijden veroorzaken;
   5° het risico op ontsnapping, verspreiding of verwijdering wordt op doeltreffende wijze beheerst, rekening houdend met de identiteit, de biologie en de verspreidingsvormen van de soort, de activiteit en de beoogde gesloten omgeving, de interactie met het milieu en andere relevante factoren;
   6° de aanvrager van een afwijking stelt een continu surveillancesysteem en een noodplan, met inbegrip van een uitroeiingsplan, op voor het geval dat specimens ontsnappen of zich verspreiden. De aanvrager legt het noodplan ter goedkeuring voor aan het agentschap. Als er zich een ontsnapping of verspreiding voordoet, voert de aanvrager het noodplan onmiddellijk uit en brengt hij het agentschap daarvan meteen op de hoogte.
   Bij een afwijkingsaanvraag verstrekt de aanvrager alle noodzakelijke stukken om het agentschap in staat te stellen te beoordelen of aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan.
   De afwijking wordt beperkt tot het aantal invasieve specimens dat de capaciteit van de gesloten omgeving niet overschrijdt.
   De afwijking kan niet verleend worden voor specimens van invasieve uitheemse soorten die vallen onder artikel 16, 2.a en 2.b van verordening (EU) nr. 1143/2014.
   De afwijking kan wel verleend worden voor specimens van invasieve uitheemse soorten die vallen onder artikel 19 en 31, 4 van verordening (EU) nr. 1143/2014.]2
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. 31/6.[1 Overeenkomstig artikel 32 van Verordening 1143/2014 mogen de houders van een commerciële voorraad specimens van invasieve uitheemse soorten die zijn verworven voor ze werden opgenomen in de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, vermeld in artikel 3, § 1, 4°, levende specimens of reproduceerbare delen van die soorten tot maximaal twee jaar na het opnemen van de soort op die lijst houden en vervoeren voor verkoop of overdracht aan een instelling die zich bezig houdt met onderzoek of bewaring ex situ, of voor geneeskundige activiteiten als vermeld in artikel 31/3, als de specimens in een gesloten omgeving gehouden en vervoerd worden en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping te voorkomen, of mogen die specimens slachten of op humane wijze doden ter uitputting van de voorraad.
   De houders, vermeld in het eerste lid, mogen hun voorraad levende specimens verkopen of overdragen aan niet-commerciële gebruikers tot één jaar nadat de soorten zijn opgenomen in de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, op voorwaarde dat de specimens in een gesloten omgeving gehouden en vervoerd worden, en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art. 31/7.[1 § 1. De aanvragen van de afwijkingen vermeld in deze afdeling worden naar het agentschap gestuurd met een papieren formulier, dat aangetekend wordt verstuurd of met een elektronisch formulier via het e-loket op [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2 . Het model van de formulieren wordt ter beschikking gesteld op [3 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]3.
   Het agentschap neemt een gemotiveerde beslissing over de aanvragen binnen een termijn van drie maanden. Die termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal verlengd worden voor ten hoogste drie maanden.
   Een beslissing die een afwijking toestaat bevat de volgende onderdelen:
   1° de soorten waarvoor met toepassing van artikel 31/3, 31/4 of 31/5 mag worden afgeweken van de verbodsbepalingen, vermeld in artikel 31/2;
   2° de personen of instellingen waaraan de afwijking wordt toegekend;
   3° de middelen, installaties of methoden die mogen worden gebruikt in het kader van de afwijking;
   4° de omstandigheden, de tijd en plaats waaronder de afwijking mag plaatsvinden;
   5° in voorkomend geval, de voorwaarden en de lasten waaronder de afwijking mag worden doorgevoerd, in relatie tot de reden waarvoor de afwijking wordt toegestaan;
   6° de controles die zullen worden uitgevoerd.
   § 2. Het agentschap betekent de beslissing aan de aanvrager.
   § 3. Tegen een weigering tot het verlenen van een afwijking kan er binnen een termijn van dertig kalenderdagen beroep worden ingesteld bij de minister. De minister neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden.
   § 4. De afwijkingen, vermeld in artikel 31/3, 31/4 en 31/5 moeten op elk moment bij de soort gevoegd zijn zolang die soort zich op het grondgebied van de Unie bevindt.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. 31/8.[1 Met behoud van artikel 31/2 tot en met 31/7, kunnen in het wild voorkomende voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten op de volgende wijzen worden aangepakt:
   1° door de opmaak van een beheerregeling conform de bepalingen van hoofdstuk 4;
   2° door bestrijding conform bijlage 3/1.]1
  [2 Een beheerregeling kan aanvullende beperkingen opleggen op de in bijlage 3/1 bepaalde uitvoering van de bestrijding in de tijd, de middelen waarmee de bestrijding kan worden uitgevoerd, de personen die de bestrijding kunnen uitvoeren, en de verwerking van kadavers, specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn.]2
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. 31/9.[1 Voor de aanpak van prioritaire introductieroutes, vermeld in artikel 13 van de verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, wordt een beheerregeling opgemaakt. Daarvoor wordt voorzien in publieke inspraak op de volgende wijze:
   1° het agentschap stelt een ontwerp van beheerregeling op, wijzigt of herziet een bestaande beheerregeling en betrekt bij de opmaak van dat ontwerp de meest belanghebbende overheidsorganen, instellingen, privaatrechtelijke organisaties en sociale en maatschappelijke groeperingen;
   2° een ontwerp van beheerregeling of een ontwerp van wijziging of herziening van een beheerregeling wordt, na goedkeuring door de minister, door het agentschap, bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met daarbij de bekendmaking gevoegd van de wijze waarop het ontwerp onderworpen zal worden aan de actieve consultatie van het publiek. Het agentschap zorgt ook voor de bekendmaking van de wijze waarop de actieve consultatie van het publiek zal plaatsvinden via de voor het agentschap gebruikelijke kanalen, zoals elektronische middelen en media, waaronder de publicatie in twee dagbladen, en via [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2. Bij de bekendmaking wordt er gewezen op het recht op inspraak van het publiek in de besluitvorming over de beheerregelingen op het vlak van introductieroutes, en wordt er vermeld dat vragen en opmerkingen als vermeld in dit artikel gericht moeten worden aan het agentschap. Gedurende een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, kan het publiek bezwaren of opmerkingen schriftelijk indienen bij het agentschap volgens de modaliteiten, vermeld bij de bekendmaking;
   3° tegelijkertijd met de bekendmaking wordt een ontwerp bezorgd aan de Strategische Adviesraad Minaraad, die een met redenen omkleed advies uitbrengt binnen een vervaltermijn van een maand nadat hij het ontwerp heeft ontvangen. Het advies is niet bindend;
   4° de beheerregeling of de wijziging of herziening ervan wordt vastgesteld door de minister, rekening houdend met de gegeven adviezen en met de ingediende bezwaren of opmerkingen. Als de minister een door een adviesorgaan uitgebracht advies of de door het publiek ingediende bezwaren en opmerkingen geheel of gedeeltelijk niet volgt wordt dat verantwoord in een verslag dat gevoegd wordt bij de bekendmaking vermeld in punt 5° ;
   5° een conform punt 4° door de minister vastgestelde beheerregeling of een wijziging of herziening ervan wordt, samen met het verslag, vermeld in punt 4°, bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bekendmaking bij uittreksel gebeurt ook via de publicatie in twee dagbladen en via [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Afdeling 2. [1 - Aanpak van voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten conform verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]1   ----------   (1)
Art. 31/10.[1 Op voorstel van de minister stelt de Vlaamse Regering een lijst van voor het Vlaamse Gewest zorgwekkende invasieve uitheemse soorten vast als vermeld in artikel 12 van verordening 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve.
   Het van toepassing verklaren van de bepalingen van afdeling 1 van dit hoofdstuk op de soorten van de in het eerste lid vermelde lijst kan een deel uitmaken van het voorstel van de minister.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Afdeling 3. [1 - Aanpak van overige uitheemse soorten]1   ----------   (1)
Art. 31/11.[1 In het wild voorkomende uitheemse soorten die niet vallen onder afdeling 1 en 2, van dit hoofdstuk, kunnen aangepakt worden op een van de volgende wijzen:
   1° door de opmaak van een beheerregeling conform de bepalingen van hoofdstuk 4;
   2° door bestrijding conform bijlage 3/1.]1
  [2 Een beheerregeling kan aanvullende beperkingen opleggen op de in bijlage 3/1 bepaalde uitvoering van de bestrijding in de tijd, de middelen waarmee de bestrijding kan worden uitgevoerd, de personen die de bestrijding kunnen uitvoeren, en de verwerking van kadavers, specifiek voor de soorten waarop de beheerregeling van toepassing zal zijn.]2
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

HOOFDSTUK 5. - Werking van opvangcentra voor wilde dieren
Afdeling 1. - Erkenning van opvangcentra voor wilde dieren
Art.32. Opvangcentra kunnen erkend worden door het agentschap, voor een periode van maximaal drie jaar.

Art.33.[1 Om erkend te worden als opvangcentrum moet het opvangcentrum aan de volgende voorwaarden voldoen :
   1° het opvangcentrum is opgericht op particulier initiatief in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
   2° de zetel van het opvangcentrum is gevestigd in het Vlaamse Gewest; In geval het een nieuw initiatief betreft, is het opvangcentrum gelegen in een regio die niet afgedekt wordt door een bestaand erkend opvangcentrum en waar aldus behoefte is aan een substantiële uitbreiding van de opvangcapaciteit voor wilde dieren. Het hoofd van het agentschap stelt ter uitvoering daarvan een kaart op met de regio's waar er nood is aan bijkomende opvangcapaciteit. Deze kaart staat op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap;
   3° het opvangcentrum voldoet aan de werkingsvoorwaarden, opgenomen in bijlage 4;
   4° het opvangcentrum voldoet aan de Belgische verenigings- en vennootschapswetgeving.
   Om een erkenning als opvangcentrum te verkrijgen, moet de aanvraag de volgende gegevens bevatten :
   1° naam en adres van het opvangcentrum;
   2° voor- en achternaam van de beheerder en van het hoofd dierenzorg;
   3° de statuten van de vereniging, bedoeld in het eerste lid, 1° ;
   4° de beslissing van het bestuursorgaan of algemene vergadering van de vereniging bedoeld in het eerste lid, 1°, om een aanvraag tot erkenning in te dienen;
   5° bij een eerste aanvraag : het aantonen van drie jaar werking op het vlak van opvang, verzorging en revalidatie van gekwetste en hulpbehoevende wilde dieren. Dat moet gestaafd worden met de nodige bewijsstukken, onder andere werkingsverslag over de voorbije drie jaar en een financieel verslag van de voorbije drie kalenderjaren;
   6° de kwalificaties en ervaring van de beheerder en van het hoofd dierenzorg. Voor het hoofd dierenzorg wordt minstens het diploma van bachelor in de dierenzorg, of een gelijkgesteld opleidingsniveau, of gelijkgestelde ervaring verstaan. Bij een eerste aanvraag wordt dit verder aangevuld met een verslag van de doorlopen stage door het hoofd dierenzorg van minimaal vier maanden bij een erkend opvangcentrum;
   7° een opsomming en een plan van de aanwezige accommodatie;
   8° een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts waarin die zich ertoe verbindt regelmatig toezicht te houden en alle nodige diergeneeskundige handelingen op zich te nemen.
   De erkenning kan verlengd worden. De aanvraag tot verlenging van de erkenning moet minstens drie maanden voor de lopende erkenning afloopt worden ingediend bij het agentschap.
   Bovengenoemde persoonsgegevens worden, conform artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, slechts in identificeerbare vorm bewaard gedurende 10 jaar, zoals gestipuleerd in artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek. Na afloop van deze bewaartermijn worden alle persoonsgegevens verwijderd en enkel niet-identificeerbare data bewaard voor statistische doeleinden ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-19/46, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art.34.De beheerder zorgt ervoor dat de werkzaamheden in het centrum verlopen in overeenstemming met alle wettelijke verplichtingen, inzonderheid de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij en het dierenwelzijn.
  De erkenning kan, nadat de beheerder voorafgaandelijk gehoord is, op elk ogenblik worden ingetrokken als blijkt dat :
  1° de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;
  2° de beheerder of het erkende opvangcentrum de opgelegde voorwaarden niet naleeft of er niet langer aan voldoet;
  3° [1 de beheerder of het hoofd dierenzorg van het erkende opvangcentrum]1 wordt veroordeeld wegens overtredingen van de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij of het dierenwelzijn.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-19/46, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art.35.§ 1. Erkende opvangcentra mogen voor het vangen, het tijdelijk onder zich houden, het doden, het vervoeren of het opnieuw vrijlaten van specimens van beschermde diersoorten afwijken van de volgende bepalingen, op voorwaarde dat het gekwetste of hulpbehoevende dieren betreft waarvoor er geen andere bevredigende oplossing bestaat :
  1° artikel 10, [2 12, 16 en 17]2. De afwijkingsmogelijkheid van artikel 12 heeft betrekking op het verbod om specimens van beschermde soorten onder zich te hebben of te vervoeren;
  2° artikel 19, 23, 26 en 29 van het Jachtdecreet.
  De afwijking moet worden uitgevoerd volgens de werkingsvoorwaarden, opgenomen in bijlage 4.
  § 2. Dieren kunnen gevangen of vervoerd worden van en naar het opvangcentrum door medewerkers van het opvangcentrum of door derden na voorafgaande melding aan het opvangcentrum waar de dieren zullen worden heen gebracht. De medewerkers moeten in het bezit zijn van een identificatiebewijs dat uitgereikt is door het opvangcentrum.
  Dat identificatiebewijs is persoonlijk en op naam, en het is opgemaakt volgens het model, opgenomen in bijlage 5.
  Het erkende opvangcentrum houdt een register bij van de uitgereikte identificatiebewijzen en bezorgt jaarlijks voor 31 maart een afschrift van dat register aan het agentschap.
  § 3. Opgevangen dieren mogen vervoerd worden van of naar een geschikte bestemming binnen of buiten het Vlaamse Gewest, indien er, op de oorspronkelijke locatie waar de dieren zijn opgevangen, geen geschikte of onvoldoende opvangmogelijkheid bestaat om de dieren te verzorgen, of indien er in de nabijheid van het opvangcentrum geen geschikte biotoop in het natuurlijke verspreidingsgebied beschikbaar is om de dieren, na revalidatie, terug vrij te laten.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.36.Dieren die voor verzorging en revalidatie zijn opgenomen in een erkend opvangcentrum, moeten opnieuw worden vrijgelaten in het wild of moeten worden geplaatst [2 of gedood]2, conform de voorwaarden opgenomen in bijlage 4, D.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Afdeling 2. - Subsidiëring van erkende opvangcentra voor wilde dieren
Art.37. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering subsidies verlenen aan de erkende opvangcentra.

Art.38.§ 1. Elk erkend opvangcentrum kan aanspraak maken op een jaarlijkse werkingssubsidie van 4500 euro.
  § 2. [2 De jaarlijkse werkingssubsidie kan verhoogd worden met 2000 euro als het opvangcentrum in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° het opvangcentrum heeft minimaal driehonderd betalende leden;
   2° het opvangcentrum geeft een publicatieblad uit dat minstens vier keer is verschenen.
   De jaarlijkse werkingssubsidie kan ook verhoogd worden met 2000 euro als het opvangcentrum in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° het opvangcentrum biedt een educatieve, sensibiliserende en informatieve werking aan voor schoolklassen en andere groepen, waarbij ten minste twintig groepen van tenminste vijftien personen ontvangen worden;
   2° het opvangcentrum organiseert eenmaal per jaar een open dag voor het grote publiek.]2
  [3 De jaarlijkse werkingssubsidie kan ook verhoogd worden met een bedrag dat overeenkomt met 50% van de bewezen kosten voor de inzet van een dierenarts, tot een maximaal bedrag van 15000 euro. Dit bedrag dient besteed te worden aan courante ondersteuning door een dierenarts ter plaatse in het opvangcentrum, conform de noodzakelijke kwaliteitsstandaarden zoals bedoeld onder bijlage 4, A, 10°. De aanwezigheid van de dierenarts in het opvangcentrum wordt bijgehouden in een logboek dat te allen tijde door het agentschap raadpleegbaar moet zijn.]3
  § 3. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd volgens de onderstaande formule, waarbij het indexcijfer gebaseerd wordt op de gezondheidsindex.
  (bedrag x nieuw indexcijfer) / indexcijfer van datum 1 juni 2004
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.39.§ 1. Het erkende opvangcentrum kan een subsidie aanvragen voor de personeelskosten die verbonden zijn aan het inrichten en het functioneren van het opvangcentrum, ten bedrage van de loonkosten van een halftijdse medewerker. Als het opvangcentrum door de inbreng van eigen middelen van de halftijdse betrekking een voltijdse betrekking maakt, kan het een subsidie aanvragen voor de personeelskosten van een tweede, aanvullende halftijdse medewerker. Als het opvangcentrum door de inbreng van eigen middelen een tweede voltijdse betrekking creëert, kan het een subsidie aanvragen voor de personeelskosten van een derde halftijdse medewerker.
  De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald conform [3 de salarisschaal in de graad van deskundige van het Vlaamse Gewest]3.
  § 2. Het opvangcentrum dat wil gebruikmaken van de subsidie, vermeld in § 1, moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° [3 het opvangcentrum is erkend door het agentschap]3;
  2° [3 ...]3
  3° [3 ...]3
  4° het opvangcentrum heeft een netwerk van ten minste [3 zestig]3 vrijwillige medewerkers uitgebouwd;
  5° het opvangcentrum vangt jaarlijks minstens [3 duizendvijfhonderd]3 [2 inheemse]2 wilde dieren op.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.40.§ 1. Het opvangcentrum dient een aanvraag voor subsidiëring in bij het agentschap, voor 31 augustus van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
  § 2. De aanvraag bevat :
  1° het bewijs van erkenning;
  2° [2 de nodige bewijsstukken om te kunnen toetsen of men in aanmerking komt voor de verschillende onderdelen van de subsidies vermeld in artikel 38 en 39]2;
  3° bij een eerste aanvraag van de subsidie : de nodige bewijsstukken waaruit de jaren van activiteit blijken;
  4° een jaarplanning, inzonderheid voor de publicatie van het periodieke publicatieblad en voor de educatieve, sensibiliserende en informatieve werking;
  5° een begroting van de werkingskosten en eventueel van de personeelskosten;
  6° een rekeningnummer van de vereniging waarop de subsidie gestort mag worden.
  § 3. Het agentschap brengt het opvangcentrum binnen negentig dagen op de hoogte van de beslissing van de minister over de toekenning van de subsidie en het bedrag van de toegekende subsidie.
  De subsidie wordt als volgt uitbetaald :
  1° 90 % bij de ondertekening van de beslissing die de subsidie toekent;
  2° 10 % na de voorlegging van de stukken, vermeld in § 4.
  § 4. Voor 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bezorgt het opvangcentrum de volgende documenten aan het agentschap :
  1° een gedetailleerd financieel verslag van het voorbije kalenderjaar. De uitgavenbewijsstukken moeten bij het opvangcentrum bewaard blijven gedurende twee jaar na de subsidieaanvraag voor eventuele controle ter plaatse door de bevoegde ambtenaren;
  2° [3 een werkingsverslag over het voorbije jaar, waarin duidelijk gemaakt wordt dat het opvangcentrum blijvend voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor erkenning en subsidiëring. Dit verslag wordt opgesteld conform het sjabloon van het hoofd van het agentschap, dat op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap staat]3;
  3° een jaarbalans voor de opname van wilde dieren tijdens het voorbije werkjaar.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

HOOFDSTUK 5/1. [1 Werking van taxidiensten voor wilde dieren ]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Erkenning van taxidiensten voor wilde dieren ]1   ----------   (1)
Art. 40/1. [1 Taxidiensten voor wilde dieren kunnen erkend worden door het agentschap, voor een periode van maximaal drie jaar. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


Art. 40/2. [1 Om erkend te worden als taxidienst voor wilde dieren moet de taxidienst aan de volgende voorwaarden voldoen:
   1° de taxidienst is opgericht op particulier initiatief;
   2° de zetel van de taxidienst is gevestigd in het Vlaamse Gewest;
   3° de taxidienst heeft een samenwerkingsovereenkomst met één of meerdere erkende opvangcentra, waarin minstens volgende zaken vermeld worden:
   a) de wijze waarop de taxidienst een interventie voorafgaand aan het opvangcentrum meldt;
   b) de wijze waarop het opvangcentrum een efficiënte informatiedoorstroom inzake dierenwelzijn, wetgeving, epidemiologie, quarantainemaatregelen en bioveiligheid aan de taxidienst levert;
   4° de taxidienst voldoet aan de werkingsvoorwaarden opgenomen in Bijlage 4, punten A, 10°, B en D, die eveneens gelden voor opvangcentra voor wilde dieren.
   Om een erkenning als taxidienst te verkrijgen, moet de aanvraag de volgende gegevens bevatten :
   1° naam en adres van de taxidienst;
   2° voor- en achternaam van de coördinator;
   3° de statuten van de vereniging, bedoeld in het eerste lid, 1° ;
   4° de beslissing van het bestuursorgaan of algemene vergadering van de vereniging, bedoeld in het eerste lid, 1°, om een aanvraag tot erkenning in te dienen;
   5° de kwalificaties en ervaring van de coördinator inzake het vangen, hanteren en vervoeren van wilde dieren;
   6° een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst met één of meerdere erkende opvangcentra.
   De erkenning kan verlengd worden. De aanvraag tot verlenging van de erkenning moet minstens drie maanden voor de lopende erkenning afloopt worden ingediend bij het agentschap. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


Art. 40/3. [1 De coördinator zorgt ervoor dat de activiteiten van de taxidienst verlopen in overeenstemming met alle wettelijke verplichtingen, inzonderheid de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij en het dierenwelzijn.
   De erkenning kan, nadat de beheerder voorafgaandelijk gehoord is, op elk ogenblik worden ingetrokken als blijkt dat:
   1° de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;
   2° de coördinator of de taxidienst de opgelegde voorwaarden niet naleeft of er niet langer aan voldoet;
   3° de coördinator wordt veroordeeld wegens overtredingen van de regelgevingen inzake het natuurbehoud, de jacht, de riviervisserij of het dierenwelzijn. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


Art. 40/4. [1 § 1. Erkende taxidiensten mogen voor het vangen, hanteren, vervoeren of vrijlaten van specimens van beschermde diersoorten afwijken van de volgende bepalingen, op voorwaarde dat het gekwetste of hulpbehoevende dieren betreft waarvoor er geen andere bevredigende oplossing bestaat :
   1° artikel 10, 12, 16 en 17. De afwijkingsmogelijkheid van artikel 12 heeft betrekking op het verbod om specimens van beschermde soorten onder zich te hebben of te vervoeren;
   2° artikel 19, 23, 26 en 29 van het Jachtdecreet.
   § 2. De medewerkers moeten in het bezit zijn van een identificatiebewijs dat uitgereikt is door de taxidienst. Dat identificatiebewijs is persoonlijk en op naam. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


Art. 40/5. [1 § 1. De dieren worden rechtstreeks van de vindplaats naar een erkend opvangcentrum overgebracht waarbij voorkeur wordt gegeven aan het opvangcentrum dat het snelst bereikt kan worden, ook al is dit niet het opvangcentrum waarmee de taxidienst een samenwerkingsovereenkomst heeft. Dit sluit niet uit dat sommige dieren naar een andere opvangcentrum kunnen worden vervoerd, bijvoorbeeld wanneer dit opvangcentrum een specifieke expertise of infrastructuur bezit die het herstel van het dier beter ten goede komt.
   § 2. De taxidienst houdt een register bij waarin de volgende gegevens worden opgenomen :
   a) de binnengebrachte dieren per opvangcentrum, met vermelding van de datum en plaats waarop ze zijn opgehaald;
   b) de weer vrijgelaten dieren per opvangcentrum, met vermelding van de datum en de plaats van vrijlating.
   Onverminderd de reguliere rapportageverplichting moet het register te allen tijde door het agentschap raadpleegbaar zijn.
   § 3. Dieren die tijdens het transport sterven, worden alsnog overgebracht naar het opvangcentrum. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


Art. 40/6. [1 Voor 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bezorgt de taxidienst de volgende documenten aan het agentschap :
   1° een werkingsverslag over het voorbije jaar, waarin duidelijk gemaakt wordt dat de taxidienst blijvend voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de erkenning. Dit verslag wordt opgesteld conform het sjabloon van het hoofd van het agentschap, dat op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap staat;
   2° een afschrift van het register van de wilde dieren die vervoerd werden tijdens het afgelopen kalenderjaar;
   3° een afschrift van het register van uitgereikte identificatiebewijzen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


Afdeling 2. [1 Subsidiëring van taxidiensten voor wilde dieren ]1   ----------   (1)
Art. 40/7.[1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering subsidies verlenen aan de erkende taxidiensten. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


Art. 40/9. [1 § 1. De taxidienst dient een aanvraag voor subsidiëring in bij het agentschap, voor 31 augustus van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
   § 2. De aanvraag bevat :
   1° het bewijs van erkenning;
   2° een kaart die duidelijk het werkingsgebied van de taxidienst weergeeft;
   3° een rekeningnummer van de taxidienst waarop de subsidie gestort mag worden.
   § 3. Het agentschap brengt de taxidienst binnen negentig dagen op de hoogte van de beslissing van de minister over de toekenning van de subsidie en het bedrag van de toegekende subsidie.
   De subsidie wordt als volgt uitbetaald :
   1° 90 % bij de ondertekening van de beslissing die de subsidie toekent;
   2° 10 % na de voorlegging van de stukken, vermeld in Art. 40/6. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/46, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>


HOOFDSTUK 6. - Het houden van beschermde soorten in gevangenschap
Afdeling 1. - Het houden van beschermde vogelsoorten in gevangenschap
Art.41.§ 1. Houders van specimens van beschermde vogelsoorten kunnen voor die specimens de verboden handelingen stellen, vermeld in artikel 10 en 12, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° het gaat om specimens die in het Vlaamse Gewest in gevangenschap zijn geboren en gekweekt. Dat wordt aangetoond met een gesloten pootring die voldoet aan de bepalingen van artikel 42, 43 en 44;
  2° het gaat om specimens die afkomstig zijn uit een ander Belgisch gewest of uit een andere lidstaat van de Europese Unie en die er op een legale wijze onder zich werden gehouden. Dat wordt aangetoond met een van de onderstaande merkingsmethoden :
  a) een gesloten pootring die voldoet aan de relevante regelgeving van een ander Belgisch gewest of een lidstaat van de Europese Unie en die aantoonbaar rechtmatig is afgegeven;
  b) een ander rechtmatig afgegeven merkteken dan een gesloten pootring, dat voldoet aan de relevante regelgeving van een ander Belgisch gewest of een lidstaat van de Europese Unie en dat aantoonbaar rechtmatig is afgegeven;
  [2 3° het gaat om specimens van fazant of patrijs die door professionele kwekers worden gekweekt en gehouden met het oog op consumptiedoeleinden;]2;
  [2 De minister kan nadere regels vaststellen voor de wijze waarop kan worden aangetoond dat er voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 2°. Nadat die regels zijn vastgesteld, worden ze meegedeeld aan de Vlaamse Regering.]2
  Die vrijstelling, als vermeld in het eerste lid, geldt niet voor het verbod inzake het vervoer of de verhandeling van de eieren van die vogelsoorten.
  § 2. [3 ...]3
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art.42.De gesloten pootring vermeld in artikel 41, § 1, 1° moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° de ring moet niet-vervormbaar en slijtvast zijn;
  2° de ring moet naadloos zijn, dat wil zeggen een ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid;
  3° de ring moet voorzien zijn van een uniek merkteken;
  4° het formaat van de ring moet zodanig zijn dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet meer kan worden verwijderd van de poot zonder beschadiging of verandering wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt. Bij het bevestigen van de ring mag de poot niet worden verwond.
  [1 De gesloten pootring, vermeld in artikel 41, § 1, 1°, moet voldoen aan de voorwaarden die de minister vastgesteld heeft en die gericht zijn op de kenmerken en de kwaliteit van de ring, om fraude te vermijden]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-19/46, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art.43.De gesloten pootring, vermeld in artikel 41, § 1, mag alleen worden afgeleverd door een vogelhoudersvereniging die erkend is volgens de bepalingen van artikel 45.
  Een erkende vogelhoudersvereniging, als vermeld in het eerste lid, mag alleen gesloten pootringen afleveren als voldaan is aan de volgende voorwaarden :
  1° [2 de aanvraag tot het verkrijgen van ringen, die gericht is aan een vereniging, bevat een ondertekende clausule waarin de aanvrager verklaart de voorbije vijf jaar geen veroordeling of geen bestuurlijke geldboete te hebben opgelopen wegens overtredingen van de regelgeving inzake het houden van vogels in gevangenschap;]2
  2° de aanvraag tot het verkrijgen van een hoeveelheid ringen, die gericht is aan een vereniging, bevat een ondertekende clausule waarin de aanvrager verklaart ook werkelijk een vergelijkbare hoeveelheid specimens in gevangenschap te kweken die behoren tot soorten waarvoor die gesloten pootringen vereist zijn;
  3° [2 de aanvraag tot het verkrijgen van een hoeveelheid ringen, die gericht is aan een vereniging, bevat het adres van de locatie waar de vogels waarvoor de ringen worden aangevraagd worden gehouden, alsook het adres van de woonplaats van de aanvrager.]2
  De verenigingen wijzen een aanvraag tot het verkrijgen van pootringen geheel of gedeeltelijk af als redelijkerwijze vermoed kan worden dat de aanvrager in strijd zal handelen met de bepalingen van dit besluit of als de aanvrager een overmatig aantal pootringen aanvraagt. Ze melden dat [2 onverwijld]2 aan het agentschap.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.44. De gesloten pootringen, vermeld in artikel 41, § 1, zijn persoonlijk. Ze mogen door de vogelhouders die ze hebben aangevraagd niet worden verhandeld, geruild of ter beschikking gesteld aan derden om vogels te ringen die niet door de aanvrager zelf gekweekt werden.
  Vogels die in het Vlaamse Gewest in gevangenschap geboren zijn, moeten worden geringd met pootringen die zijn afgeleverd conform artikel 43. De vogels mogen alleen worden geringd met ringen waarop het jaar waarin de vogels zijn geboren is weergegeven, als onderdeel van het unieke merkteken bedoeld in artikel 42, eerste lid, 3°.
  Gesloten pootringen die conform artikel 43 zijn aangevraagd bij een erkende vogelhoudersvereniging, mogen alleen worden aangebracht bij vogels die in gevangenschap zijn geboren in het jaar dat op de ring is weergegeven, als onderdeel van het unieke merkteken bedoeld in artikel 42, eerste lid, 3°, en die in overeenstemming met dit besluit geringd moeten worden met een gesloten pootring.

Art.45. § 1. Het agentschap kan vogelhoudersverenigingen erkennen voor een periode van maximaal drie jaar.
  De erkenning kan verlengd worden. De aanvraag tot verlenging van de erkenning moet minstens drie maanden voor de lopende erkenning afloopt, worden ingediend bij het agentschap.
  § 2. Om erkend te worden als vogelhoudersvereniging, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan :
  1° de vereniging groepeert personen of rechtspersonen die zich toeleggen op het houden of het kweken van vogels in gevangenschap;
  2° de vereniging bezit rechtspersoonlijkheid;
  3° de vereniging is sinds minstens drie jaar onafhankelijk actief in ten minste twee Vlaamse provincies en toont daarbij aan dat ze gedurende die periode in staat was om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 47.
  § 3. Om een erkenning als vogelhoudersvereniging te verkrijgen, moet de aanvraag, naast de stukken die aantonen dat is voldaan aan de voorwaarden van § 2, de volgende gegevens bevatten :
  1° naam en adres van de vereniging;
  2° voor- en achternaam en adres van de voorzitter van de vereniging;
  3° de statuten van de vereniging;
  4° de beslissing van de raad van bestuur of algemene vergadering om een aanvraag tot erkenning in te dienen.
  § 4. De erkenning kan, nadat de vereniging voorafgaandelijk gehoord is, worden ingetrokken als blijkt dat :
  1° de erkenning werd verkregen op grond van valse verklaringen of documenten;
  2° de vereniging niet langer aan voldoet aan de erkenningsvoorwaarden;
  3° de vereniging overtredingen van de bepalingen van dit besluit pleegt, doet plegen, bevordert of tolereert.

Art.46. § 1. Op voordracht van het agentschap kan de minister een lijst van op het Europese grondgebied van de Europese Unie van nature in het wild voorkomende vogelsoorten vaststellen, waarvan de wilde populaties kwetsbaar zijn voor de onttrekking van specimens uit het wild met het oog op het frauduleus in de handel brengen ervan, alsof ze in gevangenschap zijn geboren en gekweekt.
  Een vogelsoort kan aangemerkt worden als kwetsbaar voor onttrekking uit het wild als vermeld in het eerste lid, als de vogelsoort voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria :
  1° de soort in kwestie is zodanig zeldzaam of bedreigd in de Europese Unie dat elke onttrekking van specimens ervan uit het wild een significant ongunstige impact kan hebben op de staat van instandhouding van de soort in de Europese Unie;
  2° van de soort in kwestie is algemeen aanvaard dat ze moeilijk te kweken is in gevangenschap;
  3° specimens van de soort in kwestie hebben een relatief hoge geldwaarde in de vogelhandel.
  § 2. Ten aanzien van het houden van specimens van soorten die op die lijst opgenomen worden, gelden de registratieverplichtingen, vermeld in artikel 47 en 48.
  Op basis van de aldus verkregen gegevens en na overleg met de Europese Commissie, legt de minister aanvullende voorwaarden, beperkingen of verbodsbepalingen, inzake het houden in gevangenschap of het verhandelen van als kwetsbaar aangemerkte vogelsoorten, voor vaststelling voor aan de Vlaamse Regering.

Art.47.Ten aanzien van erkende vogelhoudersverenigingen gelden de volgende administratieve verplichtingen :
  1° ze houden een gegevensbestand bij van de door hen verstrekte gesloten pootringen [2 , vermeld in artikel 43, eerste lid]2. Daarin is ten minste de volgende informatie opgenomen : het aantal afgeleverde ringen per verschillend ringtype, de datum van afgifte, de namen en adressen van de personen aan wie de ringen zijn afgeleverd;
  2° ze sturen elk jaar, uiterlijk op 30 april, per provincie, de volgende gegevens naar de provinciale hoofden van het agentschap :
  a) een lijst met vermelding van het aantal verstrekte gesloten pootringen, evenals de namen en adressen van de vogelhouders die bij de vereniging gesloten pootringen hebben besteld. Die lijst heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorafgaande kalenderjaar;
  b) een overzicht met vermelding van naam, adres en lidnummer van hun leden die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een daartoe door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.48.Ten aanzien van individuele vogelhouders en vogelhandelaars die specimens onder zich hebben van vogelsoorten die voorkomen op een door de minister bepaalde lijst, als vermeld in artikel 46, § 1, gelden de volgende administratieve verplichtingen :
  1° ze houden een overzichtslijst bij voor elk kalenderjaar waarin ze specimens van die soorten onder zich hebben, met de volgende gegevens :
  a) een overzicht van de specimens van die soorten die ze onder zich hebben;
  b) als specimens werden aangekocht of op een andere wijze werden verworven : de datum van verwerving en bij wie die specimens werden verworven;
  c) als specimens werden verkocht of op een andere wijze werden afgestaan : de datum van afstand en aan wie die specimens zijn afgestaan;
  2° ze sluiten die overzichtslijst jaarlijks af op 31 december van het kalenderjaar waarop de lijst betrekking heeft, en vervolgens delen ze mee dat ze voor dat jaar een dergelijke lijst afgesloten hebben aan :
  a) de erkende vogelhoudersvereniging waarvan ze lid zijn, uiterlijk op 28 februari.
  b) [3 het agentschap]3, uiterlijk op 30 april, als ze geen lid zijn van een erkende vogelhoudersvereniging.
  3° ze houden die overzichtslijsten tot vijf jaar na het afsluiten ervan in hun bezit, met het oog op controle door de personen die belast zijn met het toezicht op dit besluit.
  [2 De minister stelt een model vast van de overzichtslijst vermeld in het eerste lid.]2
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Afdeling 2. - Het houden van andere beschermde soorten dan vogels in gevangenschap
Art.49.Houders van specimens van andere beschermde diersoorten dan vogels kunnen de verboden handelingen, vermeld in artikel 10 en 12, stellen, op voorwaarde dat ontegensprekelijk kan worden aangetoond dat is voldaan aan één van de volgende voorwaarden :
  1° de specimens zijn in gevangenschap geboren of gekweekt;
  2° de specimens waren al legaal uit het wild onttrokken voor de inwerkingtreding van de Habitatrichtlijn, namelijk op 10 juni 1994;
  3° de specimens zijn afkomstig uit een ander Belgisch Gewest of uit een andere lidstaat van de Europese Unie, waar zij op een legale wijze onder zich werden gehouden;
  [2 4° het gaat om specimens van boommarter, bunzing, hermelijn of wezel die al legaal onder zich werden gehouden voor de inwerkingtreding van het aankruisen van die soorten in categorie 1 van bijlage 1.]2
  De minister kan nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop kan worden aangetoond dat er voldaan is aan de in het eerste lid vermelde voorwaarden. Nadat die regels zijn vastgesteld, worden ze meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

HOOFDSTUK 7. - Toezicht
Art.50.§ 1. [2 ...]2
  § 2. Het agentschap kan alle nodige onderzoeken verrichten om te bepalen of een in gevangenschap gehouden specimen van een beschermde soort wel degelijk van kweek afkomstig is. Als uit het onderzoek blijkt dat een specimen niet van kweek afkomstig is, vallen de kosten van het onderzoek ten laste van de degene die het specimen onder zich heeft.
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art.51.Zangwedstrijden, tentoonstellingen of andere openbare activiteiten met specimens van soorten, als vermeld in artikel 41 of 49, moeten minstens één week op voorhand worden gemeld aan [1 het agentschap ]1.
  De organisatoren van die evenementen zijn verplicht de controle te aanvaarden van de personen die belast zijn met het toezicht op dit besluit en zijn verplicht alle maatregelen te nemen om het toezicht te vergemakkelijken. Het toezicht gebeurt op een wijze die het evenement zo min mogelijk verstoort.
  ----------
  (1)<BVR 2024-07-19/46, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
Art.52. § 1. Aan bijlage II van het decreet van 21 oktober 1997, met als titel " Bijlage II. De dier- en plantensoorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn, die voorkomen in Vlaanderen ", worden de volgende soorten toegevoegd :
  1° in de lijst van de zoogdieren : " 1337, Castor fiber, Europese bever ";
  2° in de lijst van de vissen : " 1103, Alose falax falax, Fint ";
  3° in de lijst van de vissen : " 1106, Salmo salar, Atlantishe zalm ";
  3° in de lijst van de insecten : " 1078, Callimorpha quadripunctaria, Spaanse vlag ";
  4° in de lijst van de mollusken : " 4056, Anisus vorticulus, platte schijfhoren ".
  § 2. Aan bijlage III van het decreet van 21 oktober 1997, met als titel " Bijlage III. De dier- en plantensoorten van communautair belang van de Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, die voorkomen in Vlaanderen ", worden de volgende soorten toegevoegd :
  1° in de lijst van de zoogdieren : " Castor fiber, Europese bever ";
  2° in de lijst van de amfibieën : " Rana lessonae, poelkikker of kleine groene kikker ";
  3° in de lijst van de geleedpotigen : " Gomphus flavipes, rivierrombout ";
  4° in de lijst van de mollusken : " Anisus vorticulus, platte schijfhoren ".
  § 3. Aan bijlage IV van het decreet van 21 oktober 1997, met als titel " Bijlage IV. De vogelsoorten van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn die voorkomen in Vlaanderen " :
  1° " Charadrius alexandrinus, strandplevier ".

Art.53. In het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend, wordt er, aan artikel 5, een vijfde lid toegevoegd dat luidt als volgt :
  " In geval bijzondere bejaging beoogd wordt met betrekking tot soorten die verband houden met een soortenbeschermingsprogramma of een beheerregeling in uitvoering van het Decreet van 21 oktober 1997 op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu, dan dient uit de melding te blijken dat er rekening is gehouden met dit soortenschermingsprogramma of deze beheerregeling. "

Art.54. In hetzelfde besluit worden, in artikel 25, § 2, de woorden " koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de keuring van en de handel in vlees van gekweekt wild " vervangen door de woorden " Koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong ".

Art.55. In hetzelfde besluit wordt artikel 27 gewijzigd als volgt :
  1° Het tweede lid wordt opgeheven;
  2° Het eerste en derde lid worden samen hernummerd als § 1;
  3° Er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 2. In toepassing van artikel 36 van het decreet is handel en vervoer van wild dat afkomstig is van kweek in gevangenschap, het hele jaar toegelaten. De bewijslast ter zake berust bij de betrokken handelaar of invoerder ".

HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.56. De volgende regelingen worden opgeheven :
  1° het koninklijk besluit van 16 februari 1976 houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild groeiende plantensoorten;
  2° het koninklijk besluit van 22 september 1980 houdende maatregelen, van toepassing in het Vlaamse Gewest, ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten, die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1987, 9 september 1992, 13 juli 2001 en 4 juni 2004;
  3° het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest, laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2005;
  4° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 1993 betreffende de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten;
  5° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van Vlaamse opvangcentra voor vogels en wilde dieren en houdende toekenning van subsidies.

Art.57. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.
  Afwijkingen of erkenningen die werden verleend ter uitvoering van de normen die worden opgeheven op basis van artikel 56, en die nog niet ten einde zijn gelopen bij de inwerkingtreding van dit besluit, blijven hun geldigheid behouden tot het einde van hun looptijd.

Art.58. Dit besluit wordt aangehaald als : het Soortenbesluit.

Art.59. De Vlaamse minister, bevoegd voor Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage 1. Soorten waarop de beschermingsbepalingen van dit besluit van toepassing zijn en categorisering van die soorten
   Deze bijlage bevat vijf categorieën, die worden weergegeven door middel van kolommen achter de namen van de, op de Nederlandstalige benaming alfabetisch gerangschikte, soorten.
   Voor de vogelsoorten zijn alleen de soorten opgenomen die:
   1° regelmatig voorkomen in het Vlaamse Gewest of waarvan al minimaal twintig aanvaarde gevallen zijn vastgesteld op het moment dat dit besluit in werking is getreden;
   2° niet regelmatig voorkomen in het Vlaamse Gewest, maar wel behoren tot categorie 5.
   Voor de groepen van soorten, die in deze bijlage zijn aangegeven met de term "alle soorten": de bepalingen van het besluit zijn alleen van toepassing op de inheemse soorten van die groepen van soorten.
   Let wel, behalve de soorten opgenomen in deze bijlage zijn ook de soorten beschermd die worden vermeld in artikel 9, tweede lid van het besluit.
   Categorie 1: soorten waarop de basisbeschermingsbepalingen van het besluit van toepassing zijn. Van die beschermingsbepalingen kan worden afgeweken onder de voorwaarden van artikel 20, § 1, § 2 en § 4. Bovendien gelden voor die soorten de aan planologische bestemming verbonden vrijstellingen, vermeld in artikel 11 en 15.
   Categorie 2: soorten waarop de basisbeschermingsbepalingen van toepassing zijn. Van die beschermingsbepalingen kan er worden afgeweken onder de voorwaarden van artikel 20, § 1, § 3 en § 4.
   Categorie 3: soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, en die voorkomen of kunnen voorkomen in het Vlaamse Gewest. Als gevolg van hun aanwezigheid op de vermelde bijlage van de Habitatrichtlijn genieten die soorten van de strengste beschermingsregeling. Van de beschermingsregeling ten aanzien van deze soorten kan worden afgeweken onder de voorwaarden van artikel 20, § 1 en § 4.
   Categorie 4: soorten als vermeld in artikel 3, § 2, 3° en 4°, waarop dit besluit alleen van toepassing is als het gaat over aspecten die niet geregeld worden in de jacht- of visserijregelgeving.
   Categorie 5: soorten die in aanmerking komen voor vervoer als vermeld in artikel 13, 2°.


<td colspan="7" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2024071946" target="_blank">2024-07-19/46</a>, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
wetenschappelijke naamNederlandse naam12345
 DIERSOORTEN     
 GEWERVELDEN     
MAMMALIAZOOGDIEREN     
Myotis mystacinusbaardvleermuis  X  
Myotis bechsteiniiBechsteins vleermuis  X  
Castor fiberbever  X  
Martes martesboommarterX  X 
Sorex araneusbosspitsmuisX    
Nyctalus leisleribosvleermuis  X  
Myotis brandtiiBrandts vleermuis  X  
Mustela putoriusbunzingX  X 
Dama damadamhert   X 
Meles melesdasX    
Pipistrellus pipistrellusdwergvleermuis  X  
Cervus elaphusedelhert   X 
Eliomys quercinuseikelmuisX    
Myotis nattererifranjestaart  X  
Sorex minutusgewone dwergspitsmuisX    
Plecotus auritusgewone grootoorvleermuis  X  
Phoca vitulinagewone zeehond X   
[<font color="red">1</font> Canis aureusgoudjakhals]<font color="red">1</font>     
Plecotus austriacusgrijze grootoorvleermuis  X  
Halichoerus grypusgrijze zeehond X   
Apodemus flavicollisgrote bosmuisX    
Rhinolophus ferrumequinumgrote hoefijzerneus  X  
Lepus europaeushaas   X 
Cricetus cricetushamster  X  
Muscardinus avellanariushazelmuis  X  
Mustela ermineahermelijnX  X 
Crocidura russulahuisspitsmuisX    
Myotis emarginatusingekorven vleermuis  X  
Pipistrellus pygmaeuskleine dwergvleermuis  X  
Oryctolagus cuniculuskonijn   X 
Eptesicus serotinuslaatvlieger  X  
Lynx lynxlynx  X  
Myotis dasycnememeervleermuis  X  
Ovis musimonmoeflon   X 
Barbastrella barbastrellusmopsvleermuis  X  
Lutra lutraotter  X  
Capreolus capreolusree   X 
Sciurus vulgarisrode eekhoornX    
Nyctalus noctularosse vleermuis  X  
Pipistrellus nathusiiruige dwergvleermuis  X  
Martes foinasteenmarter   X 
Sorex coronatustweekleurige bosspitsmuisX    
Vespertilio murinustweekleurige vleermuis  X  
Myotis myotisvale vleermuis  X  
Crocidura leucodonveldspitsmuisX    
Vulpes vulpesvos   X 
Cetacea sppwalvisachtigen - alle soorten  X  
Neomys fodienswaterspitsmuisX    
Myotis daubentoniiwatervleermuis  X  
Erinaceus europaeusWest-Europese egelX    
Mustela nivaliswezelX  X 
Sus scrofawild zwijn   X 
Felis silvestriswilde kat  X  
Canis lupus lupusEuropese wolf  X  
       
AVESVOGELS     
Phalacrocorax carboaalscholver X   
Alca tordaalk X   
Apus melbaAlpengierzwaluw X   
Coccothraustes coccothraustesappelvink X   
Panurus biarmicusbaardmannetje X   
Alectoris barbaraBarbarijse patrijs    X
Carduelis flammea synkleptonbarmsijs soortencomplex X   
Turdus torquatusbeflijster X   
Tadorna tadornabergeend X   
Phylloscopus bonellibergfluiter X   
Merops apiasterbijeneter X   
Phylloscopus inornatusbladkoning X   
Luscinia svecicablauwborst X   
Circus cyaneusblauwe kiekendief X   
Ardea cinereablauwe reiger X   
Hirundo rusticaboerenzwaluw X   
Lymnocryptes minimusbokje X X 
Charadrius hiaticulabontbekplevier X   
Calidris alpinabonte strandloper X   
Ficedula hypoleucabonte vliegenvanger X   
Sitta europaeaboomklever X   
Certhia brachydactylaboomkruiper X   
Lullula arboreaboomleeuwerik X   
Anthus trivialisboompieper X   
Falco subbuteoboomvalk X   
Acrocephalus palustrisbosrietzanger X   
Tringa glareolabosruiter X   
Strix alucobosuil X   
Sylvia currucabraamsluiper X   
Branta leucopsisbrandgans X   
Limicola falcinellusbreedbekstrandloper X   
Bucephala clangulabrilduiker X   
Phylloscopus fuscatusbruine boszanger X   
Circus aeruginosusbruine kiekendief X   
Remiz pendulinusbuidelmees X   
Buteo buteobuizerd X   
Branta canadensisCanadese gans X X 
Cettia cettiCetti's zanger X   
Emberiza cirluscirlgors X   
Tachybaptus ruficollisdodaars X   
Sterna dougalliiDougalls stern X   
Jynx torquilladraaihals X   
Rissa tridactyladrieteenmeeuw X   
Calidris albadrieteenstrandloper X   
Anthus campestrisduinpieper X   
Anser erythropusdwerggans X   
Emberiza pusilladwerggors X   
Larus minutusdwergmeeuw X   
Sterna albifronsdwergstern X   
Somateria mollissimaeidereend X   
Pica picaekster X   
Serinus serinusEuropese kanarie X   
Phasianus colchicusfazant X X 
Phylloscopus trochilusfitis X   
Phylloscopus sibilatrixfluiter X   
Carduelis flavirostrisfrater X   
Podiceps cristatusfuut X   
Garrulus glandariusgaai X   
Emberiza citrinellageelgors X   
Larus michahellisgeelpootmeeuw X   
Phoenicurus phoenicurusgekraagde roodstaart X   
Motacilla flavagele kwikstaart X   
Podiceps nigricollisgeoorde fuut X   
Calidris melanotosgestreepte strandloper X   
Apus apusgierzwaluw X   
Parus palustrisglanskop X   
Regulus regulusgoudhaantje X   
Pluvialis apricariagoudplevier X X 
Pyrrhula pyrrhulagoudvink X   
Sylvia communisgrasmus X   
Anthus pratensisgraspieper X   
Cisticola juncidisgraszanger X   
Phalaropus lobatusgrauwe franjepoot X   
Anser ansergrauwe gans X X 
Miliaria calandragrauwe gors X   
Circus pygargusgrauwe kiekendief X   
Lanius colluriograuwe klauwier X   
Puffinus griseusgrauwe pijlstormvogel X   
Muscicapa striatagrauwe vliegenvanger X   
Burhinus oedicnemusgriel X   
Emberiza ciagrijze gors X   
Picus viridisgroene specht X   
Carduelis chlorisgroenling X   
Tringa nebulariagroenpootruiter X   
Dendrocopos majorgrote bonte specht X   
Larus hyperboreusgrote burgemeester X   
Motacilla cinereagrote gele kwikstaart X   
Catharacta skuagrote jager X   
Acrocephalus arundinaceusgrote karekiet X   
Loxia pityopsittacusgrote kruisbek X   
Turdus viscivorusgrote lijster X   
Larus marinusgrote mantelmeeuw X   
Anthus richardigrote pieper X   
Sterna sandvicensisgrote stern X   
Otis tardagrote trap X   
Mergus mergansergrote zaagbek X   
Melanitta fuscagrote zee-eend X   
Casmerodius albusgrote zilverreiger X   
Limosa limosagrutto X   
Accipiter gentilishavik X   
Prunella modularisheggenmus X   
Columba oenasholenduif X   
Upupa epopshop X   
Columba palumbushoutduif X X 
Scolopax rusticolahoutsnip X   
Passer domesticushuismus X   
Delichon urbicahuiszwaluw X   
Gavia immerijsduiker X   
Clangula hyemalisijseend X   
Calcarius lapponicusijsgors X   
Alcedo atthisijsvogel X   
Morus bassanusJan-van-gent X   
Calidris canutuskanoet X   
Corvus monedulakauw X   
Fringilla montifringillakeep X   
Philomachus pugnaxkemphaan X   
Tyto albakerkuil X   
Vanellus vanelluskievit X X 
Lanius excubitorklapekster X   
Porzana parvaklein waterhoen X   
Alle allekleine alk X   
Dendrocopos minorkleine bonte specht X   
Larus glaucoideskleine burgemeester X   
Stercorarius parasiticuskleine jager X   
Acrocephalus scirpaceuskleine karekiet X   
Larus fuscuskleine mantelmeeuw X   
Charadrius dubiuskleine plevier X   
Anser brachyrhynchuskleine rietgans X X 
Calidris minutakleine strandloper X   
Tetrax tetraxkleine trap X   
Ficedula parvakleine vliegenvanger X   
Egretta garzettakleine zilverreiger X   
Cygnus columbianuskleine zwaan X   
Porzana pusillakleinst waterhoen X   
Stercorarius longicauduskleinste jager X   
Recurvirostra avosettakluut X   
Carduelis cannabinakneu X   
Cygnus olorknobbelzwaan X   
Cuculus canoruskoekoek X   
Bulbulcus ibiskoereiger X   
Larus ridibunduskokmeeuw X   
Anser albifronskolgans X X 
Parus majorkoolmees X   
Turdus iliacuskoperwiek X   
Tetrao tetrixkorhoen X X 
Calandrella brachydactylakortteenleeuwerik X   
Corvus coronekraai X   
Grus gruskraanvogel X   
Anas streperakrakeend X X 
Turdus pilariskramsvogel X   
Calidris ferrugineakrombekstrandloper X   
Netta rufinakrooneend X   
Loxia curvirostrakruisbek X   
Calonectris diomedeaKuhls pijlstormvogel X   
Phalacrocorax aristoteliskuifaalscholver X   
Podiceps aurituskuifduiker X   
Aythya fuligulakuifeend X X 
Galerida cristatakuifleeuwerik X   
Parus cristatuskuifmees X   
Nycticorax nycticoraxkwak X   
Coturnix coturnixkwartel X   
Crex crexkwartelkoning X   
Gelochelidon niloticalachstern X   
Platalea leucorodialepelaar X   
Parus montanusmatkop X   
Fulica atrameerkoet X X 
Turdus merulamerel X   
Dendrocopos mediusmiddelste bonte specht X   
Stercorarius pomarinusmiddelste jager X   
Mergus serratormiddelste zaagbek X   
Lagopus lagopus s.l.moerassneeuwhoen X  X
Eudromias morinellusmorinelplevier X   
Luscinia megarhynchosnachtegaal X   
Caprimulgus europaeusnachtzwaluw X   
Mergus albellusnonnetje X   
Luscinia luscinianoordse nachtegaal X   
Puffinus puffinusnoordse pijlstormvogel X   
Sterna paradisaeanoordse stern X   
Fulmarus glacialisnoordse stormvogel X   
Nucifraga caryocatactesnotenkraker X   
Bubo bubooehoe X   
Actitis hypoleucosoeverloper X   
Anthus petrosusoeverpieper X   
Riparia ripariaoeverzwaluw X   
Ciconia ciconiaooievaar X   
Hippolais polyglottaOrpheusspotvogel X   
Emberiza hortulanaortolaan X   
Saxicola rubetrapaapje X   
Calidris maritimapaarse strandloper X   
Phylloscopus proregulusPallas' boszanger X   
Fratercula arcticapapegaaiduiker X   
Gavia arcticaparelduiker X   
Perdix perdixpatrijs X X 
Bombycilla garruluspestvogel X   
Anas acutapijlstaart X X 
Parus caeruleuspimpelmees X   
Tringa stagnatilispoelruiter X   
Gallinago mediapoelsnip X   
Larus cachinnansPontische meeuw X   
Porzana porzanaporseleinhoen X   
Ardea purpureapurperreiger X   
Carduelis carduelisputter X   
[<font color="red">1</font> Corvus coraxraaf]<font color="red">1</font>     
Ardeola ralloidesralreiger X   
Asio otusransuil X   
Numenius phaeopusregenwulp X   
Sterna caspiareuzenstern X   
Anser fabalisrietgans X X 
Emberiza schoeniclusrietgors X   
Acrocephalus schoenobaenusrietzanger X   
Passer montanusringmus X   
Alectoris rufarode patrijs X  X
Milvus milvusrode wouw X   
Corvus frugilegusroek X   
Botaurus stellarisroerdomp X   
Erithacus rubecularoodborst X   
Saxicola torquataroodborsttapuit X   
Podiceps grisegenaroodhalsfuut X   
Branta ruficollisroodhalsgans X   
Gavia stellataroodkeelduiker X   
Anthus cervinusroodkeelpieper X   
Lanius senatorroodkopklauwier X   
Carpodacus erythrinusroodmus X   
Falco vespertinusroodpootvalk X   
Phalaropus fulicariusrosse franjepoot X   
Limosa lapponicarosse grutto X   
Branta berniclarotgans X   
Sturnus roseusroze spreeuw X   
Buteo lagopusruigpootbuizerd X   
Coracias garrulusscharrelaar X   
Haematopus ostralegusscholekster X   
Carduelis spinussijs X   
Circaetus gallicusslangenarend X   
Falco peregrinusslechtvalk X   
Anas clypeataslobeend X X 
Falco columbariussmelleken X   
Anas penelopesmient X X 
Plectrophenax nivalissneeuwgors X   
Locustella luscinioidessnor X   
Accipiter nisussperwer X   
Sylvia nisoriasperwergrasmus X   
Hippolais icterinaspotvogel X   
Sturnus vulgarisspreeuw X   
Locustella naeviasprinkhaanzanger X   
Aegithalos caudatusstaartmees X   
Arenaria interpressteenloper X   
Athene noctuasteenuil X   
Himantopus himantopussteltkluut X   
Circus macrourussteppenkiekendief X   
Larus canusstormmeeuw X   
Hydrobates pelagicusstormvogeltje X   
Eremophila alpestrisstrandleeuwerik X   
Charadrius alexandrinusstrandplevier X   
Aythya ferinatafeleend X X 
Certhia familiaristaigaboomkruiper X   
Oenanthe oenanthetapuit X   
Calidris temminckiiTemmincks strandloper X   
Phylloscopus collybitatjiftjaf X   
Aythya marilatoppereend X X 
Falco tinnunculustorenvalk X   
Streptopelia turturtortelduif X   
Sylvia borintuinfluiter X   
Tringa totanustureluur X   
Streptopelia decaoctoTurkse tortel X   
Oceanodroma leucorhoavaal stormvogeltje X   
Gyps fulvusvale gier X   
Alauda arvensisveldleeuwerik X   
Asio flammeusvelduil X   
Fringilla coelebsvink X   
Pandion haliaetusvisarend X   
Sterna hirundovisdief X   
Larus sabinivorkstaartmeeuw X   
Regulus ignicapillusvuurgoudhaantje X   
Gallinula chloropuswaterhoen X X 
Anthus spinolettawaterpieper X   
Rallus aquaticuswaterral X   
Acrocephalus paludicolawaterrietzanger X   
Gallinago gallinagowatersnip X X 
Cinclus cincluswaterspreeuw X   
Pernis apivoruswespendief X   
Oriolus orioluswielewaal X   
Anas platyrhynchoswilde eend X X 
Cygnus cygnuswilde zwaan X   
Troglodytes troglodyteswinterkoning X   
Anas creccawintertaling X X 
Loxia leucopterawitbandkruisbek X   
Tringa ochropuswitgatje X   
Aythya nyrocawitoogeend X   
Motacilla albawitte kwikstaart X   
Chlidonias leucopteruswitvleugelstern X   
Chlidonias hybriduswitwangstern X   
Ixobrychus minutuswoudaapje X   
Numenius arquatawulp X   
Turdus philomeloszanglijster X   
Haliaeetus albicillazeearend X   
Uria aalgezeekoet X   
Larus argentatuszilvermeeuw X   
Pluvialis squatarolazilverplevier X   
Anas querquedulazomertaling X X 
Plegadis falcinelluszwarte ibis X   
Parus aterzwarte mees X   
Ciconia nigrazwarte ooievaar X   
Phoenicurus ochruroszwarte roodstaart X   
Tringa erythropuszwarte ruiter X   
Dryocopus martiuszwarte specht X   
Chlidonias nigerzwarte stern X   
Milvus migranszwarte wouw X   
Melanitta nigrazwarte zee-eend X   
Sylvia atricapillazwartkop X   
Larus melanocephaluszwartkopmeeuw X   
       
REPTILIAREPTIELEN     
Vipera berusadderX    
Coronella austriacagladde slang  X  
Anguis fragilishazelwormX    
Zootoca viviparalevendbarende hagedisX    
Podarcis muralismuurhagedisX    
Natrix natrixringslangX    
       
AMPHIBIAAMFIBIEEN     
Ichthyosaura alpestrisalpenwatersalamanderX    
Pelophylax kl. esculentabastaardkikkerX    
Hyla arboreaboomkikker  X  
Rana temporariabruine kikkerX    
Bufo bufogewone padX    
Bombina variegatageelbuikvuurpadX    
Rana arvalisheikikker  X  
Triturus cristatuskamsalamander  X  
Lissotriton vulgariskleine watersalamanderX    
Pelobates fuscusknoflookpad  X  
Pelophylax ridibundusmeerkikkerX    
Pelophylax lessonaepoelkikker  X  
Bufo calamitarugstreeppad  X  
Lissotriton helveticusvinpootsalamanderX    
Alytes obstretricansvroedmeesterpad  X  
Salamandra salamandravuursalamanderX    
       
PISCESVISSEN     
Acipenser sturioAtlantische steur X X 
Salmo salarAtlantische zalm X X 
Cottus rhenanusbeekdonderpad X X 
Lampetra planeribeekprik X X 
Rhodeus sericeus amarusbittervoorn X X 
[<font color="red">1</font> Anguilla anguillaEuropese aal]<font color="red">1</font>     
Alosa fallaxfint X X 
Misgurnus fossilisgrote modderkruiper X X 
Cobitis taeniakleine modderkruiper X X 
Cottus perifretumrivierdonderpad X X 
Lampetra fluviatilisrivierprik X X 
Petromyzon marinuszeeprik X X 
       
 ONGEWERVELDEN     
Abax carinatus X    
Agonum ericeti X    
Agonum gracilipes X    
Amara brunnea X    
Anisodactylus nemorivagus X    
Anisodactylus poeciloides X    
Anisodactylus signatus X    
Bembidion ephippium X    
Bembidion litorale X    
Bembidion monticola X    
Blethisa multipunctata X    
Brachinus crepitans X    
Bradycellus csikii X    
Calathus ambiguous X    
Calosoma sycophanta X    
Carabus cancellatus X    
Cicindela germanica X    
Cicindela sylvatica X    
Harpalus flavescens X    
Harpalus honestus X    
Harpalus neglectus X    
Harpalus quadripunctatus X    
Harpalus rupicola X    
Lebia cruxminor X    
Leistus piceus X    
Oxythyrea funesta X    
Perileptus areolatus X    
Pogonus littoralis X    
Pogonus luridipennis X    
Pterostichus kugelanni X    
Pterostichus longicollis X    
Zabrus tenebrioides X    
Pyrgus malvaeaardbeivlinderX    
Lasiommata megeraargusvlinderX    
Oedipoda caerulescensblauwvleugelsprinkhaanX    
Leptidea sinapisboswitjeX    
Erynnis tagesbruin dikkopjeX    
Satyrium ilicisBruine eikenpageX    
Lycaena tityrusbruine vuurvlinderX    
Typhoeus typhoeusdriehoornmestkeverX    
Polyphylla fulloduin- of julikeverX    
Odontaeus armigereenhoornmestkeverX    
Ophiogomphus ceciliagaffellibel  X  
Thymelicus sylvestrisgeelsprietdikkopjeX    
Dolomedes fimibriatusgerande oeverspinX    
Maculinea alcongentiaanblauwtjeX    
Leucorrhinia pectoralisgevlekte witsnuitlibel  X  
Atypus affinisgewone mijnspinX    
Cetonia auratagouden torX    
Tettigonia viridissimagrote groene sabelsprinkhaanX    
Osmoderma eremitajuchtleerkever  X  
Callophrys rubigroentjeX    
Nymphalis polychlorosgrote vosX    
Apatura irisgrote weerschijnvlinderX    
Plebejus argusheideblauwtjeX    
Hipparchia semeleheivlinderX    
Satyrium w-albumiepenpageX    
Argynnis paphiakeizersmantelX    
Polyommatus semiargusklaverblauwtjeX    
Issoria lathoniakleine parelmoervlinderX    
Protaetia cupreakoperkleurige gouden torX    
Prionus coriariuslederboktorX    
Hesperia commakommavlinderX    
Odonatalibellen: alle soorten met uitzondering van die welke specifiek in deze bijlage worden vermeldX    
Coccinelidaelieveheersbeestjes: alle soortenX    
Carabus s.l. sppschalebijters: alle soortenX    
Vertigo angustiornauwe korfslak X   
Hydrophilus piceuspikzwarte of spinnende watertorX    
Maculinea teleiuspimpernelblauwtje  X  
Anisus vorticulusplatte schijfhoorn  X  
Calosoma spppoppenrovers - alle soortenX    
Donacia en Plateumaris sppriettorretjes - alle soortenX    
Gomphus flavipesrivierrombout  X  
Formica rufa s.l.rode bosmier s.l. (kale bosmier, behaarde bosmier en zwartrugbosmier)X    
Gomphocerripus rufusrosse sprinkhaanX    
Nymphalis antioparouwmantelX    
Callimorpha quadripunctariaSpaanse vlag X   
Proserpinus proserpinateunisbloempijlstaart  X  
Argiope bruennichitijgerspin of wespspinX    
Melitaea cinxiaveldparelmoervlinderX    
Lucanus cervusvliegend hert X   
Dytiscus en Cybister sppwaterroofkevers - alle soortenX    
Argyroneta aquaticawaterspinX    
Helix pomatiawijngaardslakX    
Cicindela sppzandloopkevers - alle soortenX    
Vertigo moulinsianazeggenkorfslak X   
Stenobothrus lineatuszoemertjeX    
Eriogaster cataxzuidelijke woldrager of bosrandspinner  X  
Thymelicus lineolazwartsprietdikkopjeX    
       
 PLANTENSOORTEN     
Nymphaeaceaealle soorten waterleliesX    
Orchidaceaealle soorten orchideeën: alle soorten met uitzondering van die welke specifiek op soortnaam in deze bijlage worden vermeldX    
Rosa sppalle soorten rozen, behalve bosroos Rosa arvensis en hondsroos Rosa caninaX    
Sphagnum sppalle soorten veenmossenX    
Lycopodiaceaealle soorten wolfsklauwachtigenX    
Salicornia sppalle soorten zeekraalX    
Eryngium maritimumblauwe zeedistelX    
Actaea spicataChristoffelkruidX    
Erica tetralixdopheideX    
Sparganium angustifoliumdrijvende egelskopX    
Luronium natansdrijvende waterweegbree  X  
Centaurium erythraeaecht duizendguldenkruidX    
Armeria maritimaEngels grasX    
Centaurium pulchellumfraai duizendguldenkruidX    
Drepanocladus vernicosusgeel schorpioenmos X   
Halimione pedunculatagesteelde zoutmeldeX    
Erica cinerearode dopheideX    
Liparis loeseliigroenknolorchis  X  
Althaea officinalisheemstX    
Dianthus deltoidesheideanjerX    
Juniperus communisjeneverbesX    
Drosera intermediakleine zonnedauwX    
Gentiana pneumonantheklokjesgentiaanX    
Osmunda regaliskoningsvarenX    
Stratiotes aloideskrabbenscheerX    
Apium repenskruipend moerasscherm  X  
Limonium vulgarelamsoorX    
Leucojum vernumlenteklokjeX    
Parnassia palustrisparnassiaX    
Daphne mezereumpeperboompjeX    
Drosera rotundifoliaronde zonnedauwX    
Calla palustrisslangenwortelX    
Tamus communisspekwortelX    
Primula vulgarisstengelloze sleutelbloemX    
Centaurium littoralestrandduizendguldenkruidX    
Menyanthes trifoliatawaterdriebladX    
Lobelia dortmannawaterlobeliaX    
Ranunculus platanifoliuswitte boterbloemX    
Calystegia soldanellazeewindeX    
Leucojum aestivumzomerklokjeX    
       
       
 KORSTMOSSEN     
Cladonia spp. Subgen. CladinarendiermossenX    
       
 ZWAMMEN     
       
]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>

Art. N2. Bijlage 2. - Verboden middelen, installaties en methoden voor het doden of vangen van dieren in het kader van dit besluit

  A. Middelen, installaties en methoden waarvan het gebruik verboden is [2 conform artikel 16, § 1, met uitzondering van de middelen die toegestaan zijn conform bijlage 3 en bijlage 3/1]2 :
  1° [3 ...]3
  2° lijm;
  3° haken;
  4° [2 levende dieren die als lokdier worden gebruikt. Een lokdier is een specimen van een dier dat kan dienen als een middel om te lokken, hetzij van dezelfde soort als het specimen, hetzij van een andere soort;]2
  5° alle akoestische hulpmiddelen;
  6° elektrische en elektronische apparaten waarmee dieren kunnen worden gedood of bewusteloos kunnen worden gemaakt;
  7° kunstmatige lichtbronnen;
  8° spiegels en andere verblindende voorwerpen;
  9° apparaten om vangstplaatsen te verlichten;
  10° zoekers met een elektronische beeldversterker en beeldomkeerder om te schieten in het donker;
  11° explosieven;
  12° netten die qua werking of gebruik niet voldoende selectief zijn;
  13° vallen [3 , vangkooien en veerklemmen,]3 die qua werking of gebruik niet voldoende selectief zijn;
  14° kruisbogen en katapulten;
  15° [3 vergif en giftig of verdovend lokaas waarvan het bezit toegestaan is, dat op een niet-selectieve wijze wordt gebruikt]3;
  16° uitgassen, uitroken of onder water zetten;
  17° [2 andere vuurwapens en munitie dan de vuurwapens en munitie, vermeld in artikel 9 en 10 van het besluit van het Jachtvoorwaardenbesluit.]2
  B. Vervoermiddelen waarvan het gebruik verboden is conform artikel 16, § 2 :
  1° luchtvaartuigen;
  2° motorvoertuigen;
  3° vaartuigen die met een snelheid van meer dan vijf kilometer per uur worden aangedreven.
  C. Middelen waarvan het onder zich hebben verboden is conform artikel 16, § 3 :
  1° [3 vogelvangstnetten of hun bijbehorende slagveerstokken: netten die in een bepaald kader opgespannen kunnen worden en een maaswijdte hebben tussen 11 en 29 mm, gemeten over het garen van knoop tot knoop, en die vervaardigd zijn uit synthetische, kunstmatige of natuurlijke vezels, waarvan het garen is samengesteld uit twee tot acht getorste of geweven draden]3;
  2° mistnetten : netten in banen, aan het stuk of in bepaalde vorm vervaardigd, van garens in synthetische of van kunstmatige vezels met een totale dikte van minder dan 150 deniers (16,2 mg per meter) en waarvan de maaswijdte gemeten over het garen, van knoop tot knoop, kleiner is dan 35 mm;
  3° vogelvangkooien en -klemmen : allerlei types van kooien, klemmen en vallen, van welk formaat ook, die geschikt zijn voor de vangst van vogels, met uitzondering van de vallen die worden toegelaten [2 conform bijlage 3 en bijlage 3/1]2.
  [3 4° strikken en stroppen: allerlei types van strikken of stroppen met de bedoeling om dieren te vangen, vast te houden of te doden;
   5° veerklemmen: klemmen die werken met een veersysteem en die voorzien zijn van bewegende slagmechanismen, met uitzondering van:
   a) de Conibear-, grond- en lokaasklemmen voor het bezit en gebruik door professionele muskusrattenbestrijders, volgens de voorwaarden die opgenomen zijn in een goedgekeurde beheerregeling;
   b) de selectieve muizen- en rattenklemmen die voorzien zijn van één bewegend slagmechanisme, waarvan de grondvlakafmetingen maximaal 20 x 10 cm bedragen;
   c) de selectieve mollenklemmen;
   6° verboden gifstoffen en verboden giftig of verdovend lokaas: allerlei toxische stoffen of preparaten die daarmee vervaardigd zijn, waarvan de erkenning en het toegelaten bezit al verlopen zijn en waarvan het gebruik in aard en staat kan dienen om dieren te doden, alsook de gifstoffen en giftig of verdovend lokaas die niet opgeslagen zijn in de oorspronkelijke verpakking.]3
  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. N3.[1 Bijlage 3. Afwijkingen van de verbodsbepalingen vermeld in artikel 10, 12 of 16
   3.1 Bestrijdbare soorten en voorwaarden
   De volgende soorten zijn bestrijdbaar volgens de vermelde redenen en in de vermelde periode:
   1° om belangrijke schade aan professioneel geteelde gewassen te voorkomen kan de bestrijding van zwarte kraai (Corvus corone corone), ekster (Pica pica) en kauw (Corvus monedula) gedurende het hele jaar worden uitgeoefend. De bestrijding van overzomerende brandganzen (Branta leucopsis) kan worden uitgeoefend in de periode van 1 mei tot en met 30 september;
   2° om belangrijke schade aan professionele fruitteelt te voorkomen, kan de bestrijding van spreeuw (Sturnus vulgaris) worden uitgeoefend in de periode van 15 mei tot en met 31 augustus en van gaai (Garrulus glandarius) in de periode van 1 juli tot en met 31 oktober;
   3° om de wilde fauna en flora te beschermen, of de natuurlijke habitats in stand te houden, kan bestrijding van zwarte kraai (Corvus corone corone) en ekster (Pica pica) gedurende het hele jaar worden uitgeoefend. De bestrijding van overzomerende brandganzen (Branta leucopsis) kan worden uitgeoefend in de periode van 1 mei tot en met 30 september.
   De bestrijding van brandgans, spreeuw en gaai, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden uitgeoefend binnen een perimeter van 150 meter rondom het perceel waarvoor de bestrijding wordt gemeld.
   Onder professioneel geteelde gewassen vermeld in het eerste lid wordt verstaan gewassen op percelen die geregistreerd zijn op basis van het decreet van 22 december 2006 houdende een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid.
   De bestrijding als vermeld in deze bijlage kan alleen worden uitgevoerd op voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat. De voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing mag bestaan, wordt beoordeeld aan de hand van de vraag of alle maatregelen zijn genomen die redelijkerwijs mogen worden verwacht om de belangen, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, te vrijwaren. De minister kan een code van goede praktijk vaststellen waarin maatregelen zijn opgenomen die redelijkerwijs te verwachten zijn, als maatregelen die niet redelijkerwijs te verwachten zijn.
   De bestrijdingsactiviteiten die op grond van deze bijlage uitgevoerd worden, zijn alleen toegestaan ten aanzien van de volgroeide individuen van deze soorten, behalve voor de bestrijding van brandgans via de afvangst met inloopkooien.
   3.2 De uitvoering van de bestrijding in de tijd
   Het gebruik van vuurwapens en munitie is enkel tussen de officiële zonsopgang en de officiële zonsondergang toegestaan. Het schieten met vuurwapens in nesten is verboden.
   3.3 Middelen waarmee de bestrijding kan worden uitgevoerd
   De bestrijdingsactiviteiten die op grond van deze bijlage uitgevoerd worden, kunnen alleen worden uitgevoerd met de volgende middelen:
   1° de vuurwapens en de munitie vermeld in artikel 9 en 10 van het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014;
   2° roofvogels die in bezit worden gehouden conform de bepalingen van het besluit;
   3° trechtervallen: vallen waarvan de wanden bestaan uit draden waartussen een cirkel kan worden getrokken met een straal van minimaal 2 cm;
   4° Larsen-kooien: kleine, gemakkelijk verplaatsbare kooien die bestaan uit twee of meer compartimenten, met een of meer neervallende kleppen, waarbij geen andere dieren gevangen kunnen worden na het neervallen van de klep;
   5° inloopkooien: alleen te gebruiken voor brandganzen;
   6° akoestische hulpmiddelen, voor zover ze gericht zijn op de soort die wordt bestreden;
   7° dode lokdieren van dezelfde soort als waarvoor bestrijding gemeld is;
   8° kunstmatige lokdieren.
   Trechtervallen en Larsen-kooien, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, mogen alleen vangklaar worden opgesteld in de periode 16 februari tot en met 15 oktober.
   Voor de bestrijding van spreeuw is alleen het gebruik van de middelen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, toegestaan.
   Voor de bestrijding van brandgans is alleen het gebruik van het middel, vermeld in het eerste lid, 5°, toegestaan.
  [3 "Het gebruik van vuurwapens, vermeld in het eerste lid, 1°, is alleen toegestaan voor personen die in het bezit zijn van een geldig jachtverlof overeenkomstig de Vlaamse jachtregelgeving. Het is verboden vuurwapens als vermeld in het eerste lid, 1°, te dragen in elk van de volgende situaties:
   1° de ademanalyse meet een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht;
   2° de bloedanalyse geeft een alcoholconcentratie van ten minste 0,5 gram per liter bloed aan;
   3° de persoon is in staat van dronkenschap of in een soortgelijke staat, met name ten gevolge van het gebruik van drugs of van geneesmiddelen]3.
   Voor de in het [3 eerste lid, 3° en 4°,]3, vermelde vallen en kooien gelden de volgend gebruiksvoorwaarden:
   1° de vallen of kooien bevatten geen vlees of slachtafval als lokaas;
   2° voor elke trechterval en elke Larsen-kooi die toegelaten wordt conform de procedure in deel 3.5, mag de aanvrager maximaal twee levende lokdieren in zijn bezit hebben, gebruiken en vervoeren van de soort die hij volgens de aanvraag beoogt te bestrijden. De levende lokdieren hoeven niet te voldoen aan de bepalingen van artikel 41, § 1, van dit besluit. De lokdieren moeten voedsel, water en beschutting ter beschikking hebben;
   3° de vallen en kooien worden dagelijks gecontroleerd en alle andere gevangen dieren dan de soorten waarvoor het gebruik van vallen is toegestaan, worden dadelijk ter plekke in vrijheid gesteld; [3 Als de kooi vangklaar opgesteld staat, wordt die dagelijkse controle uiterlijk een uur na officiële zonsondergang uitgevoerd. Die dagelijkse controle kan ook via elektronisch toezicht uitgevoerd worden.]3
   4° de vallen en kooien worden geïdentificeerd met een weersbestendig plaatje waarop de naam van de te bestrijden soort, het telefoonnummer van het agentschap alsook, in voorkomend geval, het jachtverlofnummer van de plaatser van de val leesbaar vermeld staan. Daarnaast wordt ook de volgende tekst op het plaatje vermeld: "Deze val is geplaatst conform de uitvoeringsmodaliteiten van het Soortenbesluit van 15 mei 2009, bijlage 3"; [3 Het te vermelden telefoonnummer wordt ter beschikking gesteld op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap.]3
   3.4 Personen die de bestrijding kunnen uitvoeren
   De bestrijding mag worden uitgevoerd door de eigenaar, de huurder, de exploitant, de grondgebruiker of grondgebruikers of de bijzondere veldwachter van het terrein waar de bestrijding plaatsvindt.
   De bestrijding mag tevens worden uitgevoerd door een derde op voorwaarde van een schriftelijke toestemming van de eigenaar, de verhuurder of de exploitant of grondgebruiker of grondgebruikers.
   Een organisator of uitvoerder van bestrijding besteedt bij de uitoefening van de bestrijding bijzondere aandacht aan de veiligheid van de activiteit en aan de verenigbaarheid ervan met activiteiten van andere gebruikers van het buitengebied.
   3.5 Aanvraagprocedure
   De bestrijding wordt aan het agentschap bezorgd met een papieren of elektronisch aanvraagformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2.
   Het aanvraagformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen:
   1° met een aangetekende brief;
   2° met een e-mail;
   3° via elektronische indiening.
   Het agentschap gaat na of de voorwaarden vervuld zijn om tot bestrijding over te gaan en neemt binnen de twee werkdagen na ontvangst van de aanvraag een gemotiveerde beslissing. De gemotiveerde beslissing wordt onverwijld aan de aanvrager bezorgd. Bij ontstentenis van een gemotiveerde beslissing wordt de aanvraag geacht geweigerd te zijn.
   De aanvraag moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
   1° uit de aanvraag blijkt duidelijk dat is voldaan aan de voorwaarden van deze bijlage, vooral wat betreft het zonder bevredigend resultaat toegepast hebben van andere mogelijke oplossingen en wat betreft de voorgenomen bestrijdingsmiddelen en -wijzen;
   2° als de aanvrager niet de eigenaar of de grondgebruiker of één van de grondgebruikers is van het terrein waar hij wil bestrijden, bevestigt de aanvrager dat hij in het bezit is van een schriftelijke toestemming van de eigenaar;
   3° de bestrijding neemt pas een aanvang na ontvangst van de gemotiveerde gunstige beslissing van het agentschap;
   4° de duur van de aangevraagde bestrijding loopt maximaal tot het einde van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft;
   5° bij de aanvraag is een kaart gevoegd waarop de locatie waar de bestrijding zal plaatsvinden, precies wordt weergegeven. De kaart heeft een schaal van 1:10.000 of 1:25.000. Een kaart dient niet toegevoegd te worden wanneer de bestrijding plaatsvindt op een jachtterrein zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014. In dat geval worden in de aanvraag de nummers van de betrokken jachtterreinen uit het goedgekeurde jachtplan opgenomen en in voorkomend geval, het aantal gebruikte vallen of kooien. De bestrijding vindt plaats op locaties of in gebieden die voor de ambtenaren, bevoegd met het toezicht op dit besluit, betreedbaar zijn zonder dat er een toestemming tot huiszoeking of huiszoekingsbevel nodig is [3 , en die bovendien op redelijke wijze toegankelijk zijn]3;
   6° de aanvraag bevat een omschrijving van het type schade als vermeld in onderdeel 3.1, alsook de vermoedelijke omvang van de schade die de aanvrager wil voorkomen of beperken, of de natuurwaarden en ecologische processen die hij beoogt te vrijwaren;
   7° de aanvraag bevat desgevallend het aantal trechtervallen, Larsen-kooien of inloopkooien dat men voor de bestrijding zal inzetten;
   8° voor onafhankelijke jachtrechthouders en erkende wildbeheereenheden kan de aanvraag gedaan worden via het faunabeheerplan.
   3.6 Mogelijkheid tot beperken of verbieden
   Het agentschap is gemachtigd toezicht uit te oefenen op de aangevraagde bestrijding. Het agentschap kan met een gemotiveerde beslissing op elk moment de bestrijding beperken of verbieden.
   3.7 Rapportage na bestrijding
   Uiterlijk voor 1 april van elk jaar wordt aan het agentschap gerapporteerd over de dieren die in het afgelopen kalenderjaar op grond van de bepalingen van deze bijlage zijn gedood. Die rapportage heeft betrekking op de aantallen van de dieren die gedood zijn.
   De rapportering wordt gedaan met een papieren of elektronisch rapporteringsformulier waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2.
   Het rapporteringsformulier wordt naar het agentschap gestuurd op een van de volgende wijzen:
   1° met een aangetekende brief;
   2° met een e-mail;
   3° via elektronische indiening.
   Voor onafhankelijke jachtrechthouders en erkende wildbeheereenheden kan gerapporteerd worden via het wildrapport.
   3.8 Link met aspecten van dierenwelzijn en de verwerking van kadavers
   De dieren die het voorwerp zijn van bestrijding worden op een diervriendelijke manier gedood. Gedode specimens die niet voor consumptie worden genuttigd, dienen op een milieuhygiënisch verantwoorde manier te worden verwerkt.
   3.9 Vervoer van specimens die het onderwerp zijn geweest van bestrijding
   In afwijking van artikel 12 is het toegestaan om specimens van de soorten in kwestie te vervoeren in de periode waarin de bestrijding is toegestaan tot en met de tiende dag volgend op het aflopen van de bestrijdingsperiode, als het gaat om specimens die het voorwerp zijn geweest van bestrijding in overeenstemming met deze bijlage. Het is verboden de specimens die het voorwerp zijn geweest van bestrijding te kopen of te verkopen.
   3.10 Verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid
   De personen die in het kader van deze bijlage overgaan tot bestrijding met vuurwapens, moeten een verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid hebben afgesloten. De waarborg van die verzekering moet ten minste de bedragen dekken die vermeld zijn in artikel 19 van het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. N3/1.[1 Bijlage 3/1: Bestrijding van in het wild voorkomende uitheemse soorten
   3/1.1 De verschillende mogelijkheden van bestrijding
   Als specimens van in het wild voorkomende uitheemse soorten worden gedood of gevangen moet rekening worden gehouden met de in deze bijlage opgenomen voorwaarden.
   3/1.2 De uitvoering van de bestrijding in de tijd
   De bestrijdingsactiviteiten die op grond van deze bijlage uitgevoerd worden zijn gedurende het hele jaar toegestaan, zowel overdag als `s nachts, rekening houdend met een minimale verstoring van inheemse flora en fauna. Het gebruik van vuurwapens, luchtdrukwapens en gasdrukwapens is enkel toegestaan tussen één uur voor de officiële zonsopgang en één uur na de officiële zonsondergang. [3 Voor de bestrijding van uitheemse watervogels is in de periode van 15 augustus tot en met 30 september het gebruik van vuurwapens, luchtdrukwapens en gasdrukwapens alleen toegestaan tussen officiële zonsopgang en officiële zonsondergang.]3
   3/1.3 Beperkingen ten aanzien van de middelen waarmee de bestrijding kan worden uitgevoerd
   Ten aanzien van de middelen waarmee bestrijdingsactiviteiten ten aanzien van in het wild voorkomende uitheemse soorten uitgevoerd worden, gelden de volgende beperkingen:
   1° voor de uitvoering van bestrijding mogen de volgende verboden middelen vermeld in bijlage 2.A worden gebruikt:
   a) levende uitheemse lokdieren. De lokdieren moeten voedsel, water en beschutting ter beschikking hebben;
   b) alle akoestische hulpmiddelen;
   c) apparaten om vangstplaatsen te verlichten;
   d) kunstmatige lichtbronnen.
   2° op het vlak van het gebruik van wapens en munitie zijn toegelaten:
   a) de vuurwapens en de munitie vermeld in artikel 9 en 10 van het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014;
   b) [3 de luchtdruk- en gasdrukwapens waarbij gebruikgemaakt wordt van munitie met een diameter van minimaal 4,5 millimeter, en waarbij een minimale trefenergie van 17 J op 35 meter van de loopmond wordt bereikt. Voor soorten waarbij het gemiddelde gewicht van een volwassen dier hoger dan twee kilogram is, wordt gebruikgemaakt van munitie met een diameter van minimaal 6,35 millimeter, waarbij een minimale trefenergie van 40 J op 35 meter van de loopmond wordt bereikt. De lijst van deze soorten wordt bekend gemaakt op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]3.
   Het gebruik van vuur-, luchtdruk- en gaswapens is alleen toegestaan voor personen die in het bezit zijn van een geldig jachtverlof. Het gebruik van vuurwapens is alleen toegestaan voor de bestrijding van uitheemse zoogdieren, vogels, amfibieën en reptielen;
   3° akoestische lokmiddelen zijn alleen toegestaan indien ze gericht zijn op de uitheemse soort die wordt bestreden;
   4° alleen roofvogels die in bezit worden gehouden conform de bepalingen van het besluit zijn toegestaan;
   5° het gebruik van netten, levende-vangkooien of vallen is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
   a) de netten, vallen en kooien worden dagelijks gecontroleerd en alle andere gevangen dieren dan de soorten waarvoor het gebruik van vallen is toegestaan, worden dadelijk ter plekke in vrijheid gesteld; [3 Als de kooi vangklaar opgesteld staat, wordt die dagelijkse controle uiterlijk een uur na officiële zonsondergang uitgevoerd. Die dagelijkse controle kan ook via elektronisch toezicht uitgevoerd worden; ]3
   b) de gevangen specimens van uitheemse soorten worden onmiddellijk gedood of afgevoerd;
   c) de netten, vallen en kooien worden geïdentificeerd met een weersbestendig plaatje waarop de naam van de te bestrijden soort, het telefoonnummer van het agentschap alsook, in voorkomend geval, het jachtverlofnummer van de plaatser van de val leesbaar vermeld staan. [3 Het te vermelden telefoonnummer wordt ter beschikking gesteld op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap; ]3
   6° het gebruik van vangmiddelen die [3 binnen 24 uur na het vangen]3 tot de dood van het gevangen specimen leiden, is alleen toegestaan indien ze qua werking of gebruik voldoende selectief zijn.
  [3 7° de bestrijding met vangtuigen vindt plaats op locaties of in gebieden die voor de ambtenaren, bevoegd voor het toezicht op dit besluit, betreedbaar zijn zonder dat er een toestemming tot huiszoeking of een huiszoekingsbevel nodig is, en die bovendien op redelijke wijze toegankelijk zijn;
   8° het gebruik van vuur-, luchtdruk- en gasdrukwapens is alleen toegestaan voor personen die in het bezit zijn van een geldig jachtverlof overeenkomstig de Vlaamse jachtregelgeving. Het gebruik van vuurwapens is alleen toegestaan voor de bestrijding van uitheemse zoogdieren, vogels, amfibieën en reptielen. Het is verboden vuur-, luchtdruk- en gasdrukwapens te dragen in elk van de volgende situaties:
   a) de ademanalyse meet een alcoholconcentratie van ten minste 0,22 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht;
   b) de bloedanalyse geeft een alcoholconcentratie van ten minste 0,5 gram per liter bloed aan;
   c) de persoon is in staat van dronkenschap of in een soortgelijke staat, met name ten gevolge van het gebruik van drugs of van geneesmiddelen.]3
   3/1.4 Afwijkingen
   Specifieke afwijkingen van de tijdsbeperking, vermeld in 3/1.2, en de beperkingen ten aanzien van de middelen, vermeld in 3/1.3, kunnen worden toegestaan als geen andere bevredigende oplossing bestaat.
   De aanvragen van de specifieke afwijkingen worden naar het agentschap gestuurd met een aangetekend papieren formulier of met een elektronisch formulier. Het model van de formulieren wordt ter beschikking gesteld op [2 de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap]2.
   Het agentschap moet een gemotiveerde beslissing nemen over aanvragen van afwijking binnen de volgende termijn vanaf de ontvangstdatum van het aangetekend papieren formulier of het elektronische formulier:
   1° binnen een termijn van vijf werkdagen, op voorwaarde dat er sprake is van gemotiveerde hoogdringendheid. Deze termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal met vijf werkdagen worden verlengd;
   2° binnen een termijn van twintig werkdagen voor andere aanvragen. Deze termijn kan bij gemotiveerde beslissing eenmaal met twintig werkdagen worden verlengd;
   Een beslissing die een afwijking toestaat bevat de volgende onderdelen:
   1° de uitheemse soorten waarop de afwijking betrekking heeft;
   2° de personen die de afwijking mogen doorvoeren;
   3° de middelen, installaties of methoden die mogen worden gebruikt om de afwijking door te voeren;
   4° de omstandigheden van tijd en plaats waaronder de afwijking mag plaatsvinden;
   5° in voorkomend geval, de voorwaarden en de lasten waaronder de afwijking mag worden doorgevoerd, in relatie tot de reden waarvoor de afwijking wordt toegestaan;
   6° de controles die zullen worden uitgevoerd.
   Het agentschap betekent de beslissing aan de aanvrager.
   Tegen een weigering tot het verlenen van een afwijking kan er binnen een termijn van dertig kalenderdagen beroep worden ingesteld bij de minister. De minister neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden
   3/1.5 Personen die de bestrijding kunnen uitvoeren
   De bestrijding mag worden uitgevoerd door de eigenaar, de huurder, de exploitant of de grondgebruiker of grondgebruikers van het terrein waar de bestrijding plaatsvindt.
   De bestrijding mag tevens worden uitgevoerd door een derde op voorwaarde van een schriftelijke toestemming van de eigenaar, de verhuurder of de exploitant of grondgebruiker of grondgebruikers.
   Een organisator of uitvoerder van bestrijding besteedt bij de uitvoering van de bestrijding bijzondere aandacht aan de veiligheid van de activiteit en aan de verenigbaarheid ervan met activiteiten van andere gebruikers van het buitengebied.
   3/1.6 Link met aspecten van dierenwelzijn en de verwerking van kadavers
   De dieren die het voorwerp zijn van bestrijding, worden op een diervriendelijke manier gedood. Gedode specimens die niet voor consumptie worden genuttigd, dienen op een milieuhygiënisch verantwoorde manier te worden verwerkt.
  [3 Als de schriftelijke toestemming tot bestrijding van de eigenaar, de verhuurder, de exploitant of de grondgebruiker of grondgebruikers van het terrein waar de bestrijding plaatsvindt, wel het vangen, maar niet het doden van dieren omvat, kunnen de dieren worden gehouden in voorzieningen voor de opvang van dieren volgens de bepalingen van artikel 31/5, § 3.]3
   3/1.7 Verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid
   De personen die in het kader van deze bijlage overgaan tot bestrijding met vuurwapens, luchtdrukwapens of gasdrukwapens moeten een verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid hebben afgesloten. De waarborg van die verzekering moet ten minste de bedragen dekken die vermeld zijn in artikel 19 van het Jachtadministratiebesluit van 25 april 2014.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/08, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (2)<BVR 2024-07-19/46, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. N4. Bijlage 4. - Werkingsvoorwaarden voor een opvangcentrum voor wilde dieren dat is erkend volgens de voorwaarden van dit besluit

  De werkingsvoorwaarden, vermeld in artikel 33 en 35, waaraan een erkend opvangcentrum voor vogels en wilde dieren moet voldoen, zijn :
  A. Voorwaarden voor de dagelijkse functionering van het opvangcentrum :
  1° het opvangcentrum bouwt een netwerk uit van betrouwbare medewerkers dat fungeert als ophaaldienst van hulpbehoevende dieren [3 , of gaat een samenwerking met een taxidienst voor wilde dieren aan]3;
  2° het opvangcentrum beschikt over een [3 telefoon met antwoordapparaat of mobiele telefoon met actieve voicemail]3 waarnaar de oproepen kunnen worden doorgeschakeld om een continue permanentie te garanderen;
  3° het opvangcentrum laat zich op aantoonbare wijze bijstaan door minstens één [3 ...]3 dierenarts;
  4° het opvangcentrum laat geen publiek toe in de verzorgings- en revalidatieruimten, behalve als de accommodatie geschikt is om publiek toe te laten zonder dat de revaliderende dieren worden gestoord en als het bezoek plaatsvindt onder deskundige begeleiding;
  5° het opvangcentrum zorgt voor een goede, hygiënische huisvesting, voldoende ruimte en bewegingsvrijheid voor de te revalideren dieren, in overeenstemming met hun fysiologische en ethologische behoeften;
  6° het opvangcentrum streeft ernaar bekendheid te verwerven bij de lokale overheden, de plaatselijke ambtenaren van het agentschap, de politie, de natuur- en dierenbeschermingsorganisaties, dierenartsen, pers en publiek;
  7° het opvangcentrum onderhoudt omwille van zijn educatieve en sensibiliserende taak, contacten met de personen die een hulpbehoevend dier melden of zelf binnenbrengen. Er moet naar worden gestreefd dat die personen een bedankje ontvangen en op de hoogte gebracht worden van het resultaat na de behandeling van het binnengebrachte dier. Voor bijzondere soorten kan het opvangcentrum ernaar streven die personen uit te nodigen als het dier wordt vrijgelaten;
  8° het opvangcentrum ondersteunt de overheid, inzonderheid bij de opvang van hulpbehoevende wilde dieren in het kader van de uitvoering en de handhaving van het besluit.
  [3 9° het opvangcentrum ondersteunt de overheid bij de staalname bij de opvang van hulpbehoevende wilde dieren in het kader van het wildedierenziektebeleid van het agentschap, en bij de te nemen preventieve maatregelen bij de opvang van hulpbehoevende wilde dieren in het kader van het wildedierenziektebeleid van het agentschap;
   10° het opvangcentrum of in voorkomend geval de taxidienst voldoet aan de noodzakelijke kwaliteitsstandaarden die het hoofd van het agentschap beschreven heeft. De kwaliteitsstandaarden staan op de website natuurenbos.vlaanderen.be van het agentschap. Ingeval het hoofd van het agentschap noodzakelijke kwaliteitsstandaarden toevoegt of wijzigt, dient het opvangcentrum hieraan te voldoen binnen de termijn die door het hoofd van het agentschap wordt vastgelegd. Het voldoen aan de kwaliteitsstandaarden wordt gedocumenteerd in het werkingsverslag, zoals vermeld in artikel 40, § 4, 2°. ]3
  B. Voorwaarden in verband met het vangen van dieren zoals bedoeld in artikel 35 van het besluit :
  1° het vangen kan alleen plaatsvinden :
  a) om gekwetste of hulpbehoevende wilde dieren te helpen;
  b) om in gevangenschap gehouden dieren te kunnen controleren en identificeren, ter ondersteuning en op verzoek van personen die belast zijn met het toezicht op dit besluit;
  2° de dieren mogen alleen gevangen worden met behulp van netten of vangkooien. Indien de situatie het vereist mogen er verdovingswapens worden gebruikt, met inachtneming van daarvoor geldende regelgeving;
  3° [3 de dieren die worden gevangen, moeten worden vervoerd naar een geschikte plaats om hen vrij te laten of, als dat nodig is, naar een erkend opvangcentrum voor verdere verzorging. Er moet steeds een voorafgaande toestemming zijn van de eigenaar en, in voorkomend geval, de gebruiker, op wiens terrein de dieren worden vrijgelaten. Dieren die behoren tot een invasieve uitheemse soort, als vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 4°, moeten onverwijld worden vervoerd naar een voorziening met het oog op het euthanaseren ervan, tenzij aan het opvangcentrum een afwijking is verleend als vermeld in artikel 31/5, § 3]3;
  C. Voorwaarden voor het omgaan met wilde dieren die voor verzorging in het opvangcentrum terechtkomen :
  1° het opvangcentrum is verplicht alle hulpbehoevende dieren te aanvaarden die behoren tot soorten die van nature in het wild voorkomen op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.
  2° de opgevangen dieren mogen niet worden verhandeld. Ze mogen alleen aan het publiek worden getoond in het kader van de informatieve en educatieve werking van het opvangcentrum, als hun toestand dat toelaat;
  3° het opvangcentrum euthanaseert alle onherstelbaar verminkte dieren die hun plaats in de natuur niet meer kunnen innemen, zo snel mogelijk nadat de diagnose is gesteld;
  4° maximaal twee gehandicapte individuen van een bepaalde diersoort kunnen gehouden worden als therapeutische hulp bij de revalidatie van nieuw binnengebrachte dieren van dezelfde soort. Ze mogen niet worden geplaatst bij particulieren, verenigingen, commerciële instellingen of zoos;
  5° dieren die dood worden binnengebracht of die sterven in het opvangcentrum, worden ofwel vernietigd, ofwel verzonden naar een wetenschappelijke, diergeneeskundige of andere onderzoeksinstelling waar het kadaver aan een autopsie zal worden onderworpen om de eventuele doodsoorzaak te achterhalen, ofwel worden ze voor educatieve of wetenschappelijke activiteiten ter beschikking gesteld aan onderwijsinstellingen, aan educatieve centra die beheerd worden door instanties die duidelijk educatieve activiteiten met de soorten in kwestie tot doel hebben, of aan openbare onderzoeksorganen;
  6° het opvangcentrum bezorgt elke met het oog op wetenschappelijk onderzoek aangebrachte ring van geringde dode vogels (inclusief vindplaats, datum, doodsoorzaak) aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), Belgisch Ringwerk, Vautierstraat 29, 1000 Brussel;
  7° het is verboden kweekprojecten te starten, moedwillig of ongewild, met dieren die in revalidatie in het centrum verblijven;
  8° het opvangcentrum houdt een register bij waarin de volgende gegevens worden opgenomen :
  a) de binnengebrachte dieren, met vermelding van de datum waarop ze zijn binnengebracht;
  b) de weer vrijgelaten dieren, met vermelding van de datum en de plaats van vrijlating;
  9° elk opvangcentrum bezorgt jaarlijks voor 31 maart een overzicht van de gedurende het voorafgaande kalenderjaar binnengebrachte dieren aan het agentschap. Uit dat overzicht moet blijken hoeveel dieren werden binnengebracht, om welke reden ze werden binnengebracht en of en hoe ze het opvangcentrum hebben verlaten.
  D. Voorwaarden voor het terug vrijlaten of het plaatsen van dieren die voor verzorging en revalidatie zijn opgenomen in een opvangcentrum :
  1° dieren die behoren tot een inheemse soort moeten, van zodra hun conditie het toelaat en op een daartoe geschikt tijdstip, worden vrijgelaten in het wild;
  2° [2 de vrijlating van de opgevangen inheemse dieren dient te gebeuren op de locatie waar het dier werd aangetroffen voor zijn opname in het opvangcentrum. Indien het niet mogelijk is om het dier op dezelfde locatie terug vrij te laten, dient de alternatieve uitzettingslocatie voorafgaand aan het agentschap gemeld te worden. Een opvangcentrum kan bij het agentschap een voorstel indienen van één of meer uitzettingslocaties. Het agentschap organiseert en coördineert vervolgens een overleg met het opvangcentrum in kwestie en vertegenwoordigers uit de natuursector, de jachtsector en de landbouwsector. Op basis van het resultaat van dat overleg doet het agentschap een voorstel tot vaststelling van één of meer uitzettingslocaties voor het betrokken opvangcentrum aan de minister, die beslist;]2
  3° er moet steeds een voorafgaande toestemming zijn van de eigenaar en, in voorkomend geval, de gebruiker, op wiens terrein de dieren worden vrijgelaten;
  4° dieren moeten in beginsel worden vrijgelaten in rustige omstandigheden, zonder publiek. In afwijking hiervan mogen, in het kader van openbare activiteiten georganiseerd door of in samenwerking met het opvangcentrum, en die gericht zijn op educatieve doeleinden, maximaal 20 dieren per activiteit worden vrijgelaten;
  5° vogels die weer worden vrijgelaten, worden op het moment van de vrijlating geringd door een erkende wetenschappelijke ringer die verbonden is aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), Belgisch Ringwerk, Vautierstraat 29, 1000 Brussel. Andere dieren dan vogels worden eventueel, in voorkomend geval, gemerkt. Wat betreft het merken van zoogdieren die behoren tot het jachtwild zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 3° van het besluit wordt contact opgenomen met het instituut;
  6° [3 dieren die behoren tot een uitheemse soort of tot een gedomesticeerde soort, of inheemse dieren die afkomstig zijn van een inbeslagname en die hun plaats in de natuur niet meer kunnen innemen, mogen niet in het wild worden vrijgelaten. Die dieren moeten worden geplaatst op een locatie die daarvoor geschikt is. Dieren die behoren tot een invasieve uitheemse soort, als vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 4°, moeten worden vervoerd naar een voorziening met het oog op het euthanaseren ervan, tenzij aan het opvangcentrum een afwijking is verleend als vermeld in artikel 31/5, § 3]3.
  7° Uit gevangenschap ontsnapte specimens, die in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit onder zich gehouden werden, en die als zodanig te identificeren zijn, moeten, wanneer ze in een opvangcentrum worden binnengebracht, zo snel mogelijk aan de eigenaar worden terugbezorgd.

  ----------
  (1)<BVR 2016-06-17/27, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (2)<BVR 2019-01-25/08, art. 33, 005; Inwerkingtreding : 25-01-2019>
  (3)<BVR 2024-07-19/46, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 20-10-2024>

Art. N5. Bijlage 5. - Model van identificatiebewijs voor medewerkers van een opvangcentrum dat is erkend volgens de voorwaarden van dit besluit

  A. Het identificatiebewijs, vermeld in artikel 35, § 2, heeft de volgende kenmerken :
  1° afmetingen : lengte 85 mm en breedte 54 mm;
  2° rechthoekig met afgeronde hoeken;
  3° de kleur van het identificatiebewijs is wit; de kleur van de tekst en de logo's is zwart;
  4° geplastificeerd.
  B. § 1. Het identificatiebewijs bevat op de voorzijde de volgende gegevens :
  1° links bovenaan : het logo van de Vlaamse overheid;
  2° centraal bovenaan : het opschrift "Identificatiebewijs", met daaronder "VOC-medewerker", en daaronder "Opvangcentrum voor wilde dieren";
  3° rechts bovenaan : het VOC-logo;
  4° in het midden links : een pasfoto van de houder van het identificatiebewijs;
  5° in het midden centraal : voornaam, achternaam en handtekening van de houder van het identificatiebewijs;
  6° in het midden rechts : voornaam, achternaam en handtekening van de beheerder;
  7° onderaan links : kaartnummer;
  8° onderaan rechts : geldig van (datum) tot en met (datum);
  § 2. Het identificatiebewijs bevat op de achterzijde de volgende tekst : "Het opvangcentrum voor wilde dieren, (naam), (adres (straat, nummer, postnummer, gemeente)), (telefoonnummer permanentie), mag overeenkomstig artikel 35, § 2, van het Soortenbesluit identificatiebewijzen uitreiken.
  De persoon aan wie dit identificatiebewijs werd uitgereikt, mag dieren vervoeren, ter uitvoering van artikel 35 van het Soortenbesluit. "
  C. § 1. Model van de voorzijde :
  MODEL
  § 2. Model van de achterzijde :
  MODEL