8 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erosiebestrijding (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-07-2009 en tekstbijwerking tot 27-04-2017)
TITEL I. - Definities
Art. 1
TITEL II. - Gemeentelijke erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 2-3
HOOFDSTUK II. - Aard van de erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen en bepaling van de subsidie
Art. 4-9
HOOFDSTUK III. - De procedure
Art. 10-15
HOOFDSTUK IV. - Betaling van de subsidie
Art. 16-19
TITEL III. - Slotbepalingen
Art. 20-22, 22/1, 22/2, 22/3, 23-24
TITEL I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;
2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid;
3° [3 administratie: het Departement Omgeving]3;
4° kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen : instrumenten en maatregelen met het oog op een brongerichte aanpak van de beheersing van bodemerosie en de eventueel daarmee gepaard gaande modderoverlast. De instrumenten en maatregelen zijn gericht op het afremmen of opvangen van het oppervlakkig afstromende water op de percelen of zo snel mogelijk na het verlaten van de percelen, zodat bodemerosie voorkomen wordt en de sedimentlast van het afstromende water beperkt wordt. De instrumenten kunnen zowel de opmaak van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan als de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan omvatten. De maatregelen omvatten de uitvoering van erosiebestrijdingswerken;
5° gemeentelijk erosiebestrijdingsplan : een plan voor het hele grondgebied van de gemeente, of voor een deel ervan, waarin de probleemstelling van de bodemerosie en de eventueel daarmee gepaard gaande modderoverlast, de prioritaire knelpunten en de brongerichte aanpak ervan, worden beschreven. Het plan bestaat uit een tekstgedeelte en bijbehorende kaarten;
6° erosiebestrijdingswerken : inrichtingswerken, verspreid over het hele grondgebied van de gemeente of van een aanpalende gemeente, in het Vlaamse Gewest, of over een deel ervan, met het oog op een brongerichte aanpak van de beheersing van bodemerosie en de eventueel daarmee gepaard gaande modderoverlast. Voor zover het gaat om werken aan waterloopgerelateerde inrichtingswerken wordt de natuurtechnische milieubouw toegepast. De werken vinden plaats ter uitvoering van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan dat [3 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3, heeft goedgekeurd;
7° code van goede praktijk erosiebestrijdingsplan : de code van goede praktijk voor de opmaak van een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, vastgesteld door [3 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3. De code wordt door [3 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3, ter beschikking gesteld van de gemeente;
8° code van goede praktijk erosiebestrijdingswerken : de code van goede praktijk voor de uitvoering van erosiebestrijdingswerken, vastgesteld door [3 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3. De code wordt door [3 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3, ter beschikking gesteld van de gemeente;
9° gunningsprocedure : de procedure waarbij wordt overgegaan tot een van de wijzen van gunning van een opdracht krachtens de [2 wet van 15 juni 2006 overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, met inbegrip van de]2 gunning van de opdracht;
10° [1 ...]1
11° natuurtechnische milieubouw : alle technieken om natuur en milieu te integreren in water- en wegenbouw, rekening houdende met de planologische bestemming, het natuurdecreet, de uitgangssituatie en de toekomstmogelijkheden
12° [3 ...]3
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<BVR 2017-03-31/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 152, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
TITEL II. - Gemeentelijke erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.2.§ 1. Binnen de daartoe bestemde begrotingskredieten kan de minister, volgens de bepalingen die vastgesteld zijn in het decreet en in dit besluit, een subsidie verlenen aan de gemeenten voor de toepassing van kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en de uitvoering van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen. De kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen kunnen worden uitgevoerd zowel op het openbare en private domein van de gemeenten als op gronden van publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen, als die publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen naargelang het geval daarmee instemmen.
§ 2. In voorkomend geval moeten zowel de eigenaars en de vruchtgebruikers als de houders van andere zakelijke rechten hun instemming betuigen met de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken.
Die instemming wordt vastgelegd in een tussen de partijen opgestelde overeenkomst, die eveneens de nodige waarborgen omvat voor het beheer van de uit te voeren werken.
§ 3. In voorkomend geval moeten de gebruikers hun instemming betuigen met de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken.
Die instemming wordt vastgelegd in een tussen de partijen opgestelde overeenkomst, die eveneens de vergoeding van de gebruiker omvat.
§ 4. De gemeenten moeten de aanvraag tot subsidiëring indienen bij [1 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]1.
----------
(1)<BVR 2017-02-24/16, art. 153, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.3.De subsidie voor de toepassing van kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en de uitvoering van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen kan niet gecumuleerd worden met andere subsidies van het Vlaamse Gewest, met uitzondering van de subsidies die vastgelegd zijn :
1° in het investeringsfonds, opgericht bij het decreet van 20 maart 1991 betreffende het investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap of in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan;
2° in het Vlaams Gemeentefonds, opgericht bij het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds.
[1 3° in het Vlaams Plattelandsfonds, opgericht bij het decreet van 7 juni 2013 tot vaststelling van de regels inzake de verdeling van het Vlaams Plattelandsfonds.]1
Bij cumulatie met de subsidies die in het investeringsfonds [1 , het Vlaams Gemeentefonds of het Vlaams Plattelandsfonds]1 zijn vastgelegd, kan de totale subsidie voor de uitvoering van erosiebestrijdingswerken maximaal 100 % bedragen van het totale bedrag van de investeringskosten, vermeld in artikel 9.
----------
(1)<BVR 2014-02-07/28, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-03-2014>
HOOFDSTUK II. - Aard van de erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen en bepaling van de subsidie
Art.4. § 1. De gemeente maakt het gemeentelijk erosiebestrijdingsplan op in eigen beheer of via een overeenkomst met een dienstverlener.
Het plan wordt opgemaakt overeenkomstig de methodiek die wordt voorgeschreven door de code van goede praktijk erosiebestrijdingsplan.
Bij de opmaak van het plan kan de gemeente het advies vragen van [1 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]1.
§ 2. Het gemeentelijk erosiebestrijdingsplan bevat minimaal :
1° een grondige beschrijving van de knelpunten met betrekking tot bodemerosie en de eventueel daarmee gepaard gaande modderoverlast;
2° maatregelen voor een brongerichte en geïntegreerde aanpak. Naast de door de gemeente uit te voeren erosiebestrijdingswerken omvat het plan ook andere effectief geachte maatregelen. Er wordt duidelijk aangegeven waar, hoe en door wie de maatregelen moeten worden uitgevoerd. Als dat nodig is, worden de maatregelen gefaseerd over verschillende jaren. De maatregelen zijn voldoende concreet uitgewerkt om een realistische kostenraming voor de uitvoering mogelijk te maken;
3° een kostenraming van de uit te voeren erosiebestrijdingswerken.
----------
(1)<BVR 2017-02-24/16, art. 153, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.5. De subsidie van het Vlaamse Gewest voor de opmaak van het gemeentelijk erosiebestrijdingsplan is evenredig met de oppervlakte van het plangebied, en bedraagt 12,50 euro per hectare.
Art.6.§ 1. De gemeente kan een beroep doen op een dienstverlener voor de begeleiding van de uitvoering van het goedgekeurde gemeentelijk erosiebestrijdingsplan. De gemeente werkt daarvoor structureel samen met minstens één andere gemeente die beschikt over een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan.
De gemeente neemt in de overeenkomst met de dienstverlener een clausule op die vermeldt dat ze bij te beperkte resultaten van de door de dienstverlener uitgevoerde opdrachten een einde aan de overeenkomst kan stellen. De gemeente en de dienstverlener leggen daarvoor in de overeenkomst objectieve criteria vast.
§ 2. De dienstverlener stelt voltijds of deeltijds een erosiecoördinator ter beschikking van de samenwerkende gemeenten.
De erosiecoördinator is vertrouwd met het gebied in kwestie, beschikt over voldoende kennis over kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen, en heeft voor de duur van de terbeschikkingstelling zijn standplaats in minstens een van de samenwerkende gemeenten.
De erosiecoördinator voert minimaal de volgende opdrachten uit :
1° informeren en sensibiliseren over de erosieproblematiek;
2° beschikbaar zijn als aanspreekpunt voor alle betrokkenen;
3° voorbereiden van [1 subsidieaanvragen]1 voor de uitvoering van erosiebestrijdingswerken, met inbegrip van het overleg met de betrokken eigenaars, vruchtgebruikers, houders van andere zakelijke rechten en gebruikers;
4° administratief voorbereiden en volgen van [1 ...]1 subsidieaanvragen en goedgekeurde subsidies voor de uitvoering van erosiebestrijdingswerken, met uitzondering van de taken, vermeld in artikel 8, eerste lid;
5° doorverwijzen naar de juiste personen en diensten voor maatregelen die niet via dit besluit kunnen worden gesubsidieerd.
[2 6° uitvoeren van taken in het kader van de aan landbouwers opgelegde erosiebestrijdingsmaatregelen, vermeld in het artikel 59 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.]2
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<BVR 2017-03-31/13, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.7.De subsidie van het Vlaamse Gewest voor de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan is evenredig met de oppervlakte van het plangebied, en bedraagt 12,50 euro per hectare. De uitbetaling van de subsidie wordt beperkt tot het bedrag van de voorgelegde facturen van de dienstverlener.
[1 Een gemeente die de in het eerste lid vermelde subsidie van 12,50 euro per hectare plangebied voor de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan heeft gekregen, kan een subsidieaanvraag indienen om een [2 tweede]2 subsidie van 12,50 euro per hectare plangebied te verkrijgen zodra ten minste 75% van de in het eerste lid vermelde subsidie effectief werd betaald aan de gemeente. De uitbetaling van de [2 tweede]2 subsidie wordt beperkt tot het bedrag van de voorgelegde facturen van de dienstverlener.]1
[2 Een gemeente die de tweede subsidie van 12,50 euro per hectare plangebied voor de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, vermeld in het tweede lid, heeft gekregen, kan een subsidieaanvraag indienen om een derde subsidie van 12,50 euro per hectare plangebied voor de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan te verkrijgen, zodra ten minste 75% van de tweede subsidie, vermeld in het tweede lid, effectief is betaald aan de gemeente en voor zover de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming, een gunstig advies geeft over de voortgang en de effectiviteit van de eerste en de tweede subsidie. De uitbetaling van de derde subsidie wordt beperkt tot het bedrag van de voorgelegde facturen van de dienstverlener.]2
----------
(1)<BVR 2014-02-07/28, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 29-03-2014>
(2)<BVR 2017-03-31/13, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.8.De gemeente maakt het ontwerpdossier van de erosiebestrijdingswerken op. [2 ...]2.
Als de gemeente daarvoor een beroep doet op een dienstverlener, maken de honoraria van de dienstverlener deel uit van de algemene kosten van de aanneming, vermeld in artikel 9, tweede lid, 2°.
Voor de erosiebestrijdingswerken waarvoor een code van goede praktijk erosiebestrijdingswerken bestaat, wordt de code toegepast bij de opmaak van het ontwerpdossier.
Bij de opmaak van het ontwerp kan de gemeente het advies vragen van [3 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3. [1 Het advies heeft onder meer betrekking op de toepassing van artikel 1, 6°, en artikel 9, tweede lid.]1
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<BVR 2017-03-31/13, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 154, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.9.De subsidie van het Vlaamse Gewest voor de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken bedraagt 75 % van het totale bedrag van de investeringskosten.
Het totale bedrag van de investeringskosten omvat :
1° het bedrag van de goedgekeurde gedetailleerde kostenraming van de werken, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde [1 , de kosten voor het verplaatsen van leidingen, de kosten voor archeologisch onderzoek, de kosten voor veiligheidscoördinatie, de kosten voor bodemonderzoek, de kosten voor grondverzet, en de kosten voor het opmaken van het plan van de uitgevoerde werken, vermeld in artikel 18, § 2, tweede lid, 7°]1;
2° een forfait van 7 % van het bedrag, vermeld in punt 1°, ter compensatie van de algemene kosten van de aanneming, met onder meer de honoraria voor de ontwerper en in voorkomend geval voor de milieueffectrapportage, de kosten voor geotechnische proeven en studies, de kosten voor publicatie en aanbesteding, de kosten voor proeven op materialen, de kosten voor teeltschade, afbraak van onroerende goederen en genotsderving bij de uitvoering van de werken [1 ...]1;
3° de kosten van de grondinname en de kosten van de vergoeding van de gebruikers, met inbegrip van de bijbehorende kosten zoals registratiekosten, afpalingskosten, kosten bodemattest en notariskosten.
De subsidie voor grondinname via onteigening of aankoop moet onmiddellijk worden terugbetaald bij vervreemding van het via subsidie verworven goed binnen een termijn van twintig jaar na het verkrijgen van de subsidie.
[1 Als de minister aan de gemeente een subsidie heeft verleend voor de kosten van de grondinname en de kosten van de vergoeding van de gebruikers voor de uitvoering van erosiebestrijdingswerken op gronden van publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen, kan de minister een bijkomende subsidie voor dezelfde erosiebestrijdingswerken verlenen als de gemeente de gronden in kwestie later in eigendom verwerft. De bijkomende subsidie wordt berekend als het verschil tussen de subsidie voor de grondinname via onteigening of aankoop en het aan de gemeente betaalde subsidiebedrag voor de kosten van de grondinname en de kosten van de vergoeding van de gebruikers via overeenkomsten met publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen.]1
----------
(1)<BVR 2017-03-31/13, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
HOOFDSTUK III. - De procedure
Art.10.[1 § 1. [3 Om in aanmerking te komen voor een subsidie voor kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen, moet de gemeente een subsidieaanvraag indienen in de vorm van een digitale zending in een geschikt uitwisselingsformaat, vastgesteld door de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming. Voor een subsidieaanvraag voor erosiebestrijdingswerken worden de technische plannen ook in de vorm van een analoge zending ingediend.]3
§ 2. De subsidieaanvraag voor de opmaak van het gemeentelijke erosiebestrijdingsplan omvat :
1° de afbakening en de oppervlakte van het gebied waarvoor het gemeentelijke erosiebestrijdingsplan wordt opgemaakt;
2° een korte probleemstelling over bodemerosie en de eventueel daarmee gepaard gaande modderoverlast;
3° in voorkomend geval, een ontwerp van overeenkomst met een dienstverlener, waaruit blijkt dat de inhoud van het gemeentelijke erosiebestrijdingsplan zal overeenstemmen met de bepalingen van artikel 4, § 2;
4° in voorkomend geval, de beslissing van het college van burgemeester en schepenen, waaruit blijkt dat de gemeente het gemeentelijke erosiebestrijdingsplan in eigen beheer zal opmaken en voor deze opdracht voldoende gekwalificeerd personeel zal inzetten.
§ 3. De subsidieaanvraag voor de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan omvat :
1° een ontwerp van overeenkomst met een dienstverlener, waarin de erosiecoördinator wordt aangewezen en zijn standplaats en tijdsbesteding worden vermeld. Uit die overeenkomst moet blijken dat de erosiecoördinator voldoende met het gebied in kwestie vertrouwd is en over voldoende kennis over kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen beschikt;
2° als dat niet duidelijk vermeld is in het ontwerp van overeenkomst, vermeld in punt 1°, de stavende stukken die aantonen dat minstens een andere gemeente die beschikt over een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, voor haar plangebied dezelfde opdracht heeft toegewezen of zal toewijzen aan de betrokken dienstverlener.
§ 4. De subsidieaanvraag voor de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken omvat :
1° de probleemstelling en een verantwoording van de voorgenomen werken, die passen in een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan dat [4 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]4, heeft goedgekeurd;
2° [3 ...]3;
3° een uittreksel uit de topografische kaart (schaal 1/10.000), waarop de werken worden aangegeven;
4° het ontwerpdossier van de werken, bestaande uit de technische plannen [3 ...]3 en een gedetailleerde kostenraming van de werken;
5° de vergunningen of machtigingen die eventueel nodig zijn om de werken te kunnen uitvoeren, of de aanvragen die daartoe werden ingediend;
6° in voorkomend geval, de overeenkomsten met de eigenaars, de vruchtgebruikers en de houders van andere zakelijke rechten, vermeld in artikel 2;
7° in voorkomend geval, een gedetailleerde raming van de kosten van de grondinname via onteigening of aankoop of via de overeenkomsten met de eigenaars, de vruchtgebruikers en de houders van andere zakelijke rechten, vermeld in artikel 2;
8° in voorkomend geval, de overeenkomsten met de gebruikers, vermeld in artikel 2, en een gedetailleerde raming van de kosten van de vergoeding van de gebruikers.
§ 5. De subsidieaanvraag voor kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen wordt uiterlijk [2 31 december]2 ingediend voor het eerste halfjaarlijkse subsidieprogramma, en uiterlijk [2 30 juni]2 ingediend voor het tweede halfjaarlijkse subsidieprogramma.
De subsidieaanvraag voor de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan wordt alleen opgenomen in het halfjaarlijkse subsidieprogramma als het plan in kwestie is goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikel 16.
Erosiebestrijdingswerken die niet plaatsvinden ter uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, worden niet opgenomen in het halfjaarlijkse subsidieprogramma.]1
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<BVR 2014-02-07/28, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 29-03-2014>
(3)<BVR 2017-03-31/13, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(4)<BVR 2017-02-24/16, art. 155, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.11.[1 § 1. [3 De subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3, bundelt alle subsidieaanvragen die worden ingediend in de periode van [2 1 juli tot en met 31 december]2, samen met de eerder ingediende subsidieaanvragen die nog niet in een subsidieprogramma zijn opgenomen, en legt uiterlijk op [2 1 april]2 een voorstel van eerste halfjaarlijks subsidieprogramma voor het betrokken begrotingsjaar ter goedkeuring voor aan de minister.
De dossiers betreffende kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen die aan de vereisten, vermeld in deze titel, voldoen, worden volgens prioriteit opgenomen in het eerste halfjaarlijkse subsidieprogramma. Het eerste halfjaarlijkse subsidieprogramma wordt opgemaakt binnen de grenzen van de helft van de kredieten die daarvoor op de begroting zijn uitgetrokken.
§ 2. [3 De subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]3, bundelt alle subsidieaanvragen die worden ingediend in de periode van [2 1 januari tot en met 30 juni ]2, samen met de eerder ingediende subsidieaanvragen die nog niet in een subsidieprogramma zijn opgenomen, en legt uiterlijk op [2 1 oktober]2 een voorstel van tweede halfjaarlijks subsidieprogramma voor het betrokken begrotingsjaar ter goedkeuring voor aan de minister.
De dossiers betreffende kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen die aan de vereisten, vermeld in deze titel, voldoen, worden volgens prioriteit opgenomen in het tweede halfjaarlijkse subsidieprogramma. Het tweede halfjaarlijkse subsidieprogramma wordt opgemaakt binnen de grenzen van de nog beschikbare kredieten die daarvoor op de begroting zijn uitgetrokken.
§ 3. [3 Het voorstel van een halfjaarlijks subsidieprogramma is gebaseerd op de adviezen van een ambtelijke werkgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van:
1° de administratie, met minstens een vertegenwoordiger die deskundig is op het gebied van bodembescherming, en minstens een vertegenwoordiger die deskundig is op het gebied van natuurtechnische milieubouw;
2° de Vlaamse Milieumaatschappij;
3° de Inspectie van Financiën]3.
§ 4. De erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen worden geëvalueerd aan de hand van de volgende criteria :
1° de inpasbaarheid in een brongerichte aanpak van bodemerosie;
2° de inpasbaarheid in een geïntegreerde aanpak van bodemerosie;
3° de inpasbaarheid in een intergemeentelijke aanpak van bodemerosie;
4° de kosteneffectiviteit;
5° de aanpak van acute problemen van modderoverlast voor dorpskernen, wegen en bebouwde percelen;
6° de vermindering van de sedimentafvoer naar de waterlopen;
7° de erosiegevoeligheid van het gebied in kwestie;
8° de mate waarin natuurtechnische milieubouw wordt toegepast conform de bepalingen, vermeld in artikel 1, 6° en 11°.
§ 5. De minister keurt het halfjaarlijkse subsidieprogramma goed, en verleent de erin opgenomen subsidies aan de betrokken gemeenten.]1
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<BVR 2014-02-07/28, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 29-03-2014>
(3)<BVR 2017-02-24/16, art. 156, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.12.[1 Voor werken waarvoor een of meer vergunningen of machtigingen vereist zijn, kan de subsidieaanvraag worden ingediend nadat die vergunningen of machtigingen aangevraagd zijn. Op grond van de subsidieaanvraag kan een principiële beslissing genomen worden over de goedkeuring van het halfjaarlijkse subsidieprogramma en de toekenning van de subsidie, kan de subsidie worden aangerekend ten laste van de begroting en kan aan de gemeente worden meegedeeld dat de subsidie kan worden toegekend, op voorwaarde dat ze de vereiste vergunningen of machtigingen verkrijgt.
De subsidieaanvragen voor erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen die niet worden opgenomen in het halfjaarlijkse subsidieprogramma dat volgt op de datum van indiening, vanwege een voldoende aantal beter gerangschikte dossiers, kunnen op vraag van de betrokken gemeenten telkens opnieuw worden toegevoegd aan de subsidieaanvragen voor het volgende halfjaarlijkse subsidieprogramma.]1
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art.13. Uit de overeenkomsten met de eigenaars, de vruchtgebruikers, de houders van andere zakelijke rechten en de gebruikers, vermeld in artikel 2, moet blijken welke partijen de goederen die met de subsidies ingericht zullen worden, gedurende een periode van twintig jaar in stand zullen houden en beheren voor de beoogde doelstelling, en hoe de in de overeenkomsten opgenomen verplichtingen overgaan op de nieuwe eigenaars, de vruchtgebruikers, de houders van andere zakelijke rechten en de gebruikers.
Art.14.§ 1. [1 ...]1 Bij een positieve beslissing legt [4 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]4, onverwijld het definitieve bedrag van de subsidie vast ten laste van de begroting.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Voor de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken wordt het definitieve bedrag van de subsidie bepaald op basis van :
1° de goedgekeurde gedetailleerde kostenraming van de werken, [3 vermeld in artikel 9, tweede lid, 1°]3;
2° een forfait van 7 % van het bedrag, vermeld in punt 1°, ter compensatie van de algemene kosten van de aanneming;
3° de goedgekeurde raming van de kosten van de grondinname en de kosten van de vergoeding van de gebruikers.
Bij de goedkeuring van de gedetailleerde kostenraming van de werken wordt bepaald voor welke posten van het ontwerpdossier een subsidie wordt verleend.
§ 4. Na aanrekening van de goedgekeurde subsidie ten laste van de begroting, en in voorkomend geval na de ontvangst van een afschrift van de vereiste vergunningen of machtigingen, wordt de subsidie door [4 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]4, aan de gemeente schriftelijk toegezegd.
§ 5. De gemeente kan de gunningsprocedure voor de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken inzetten zodra ze overeenkomstig [1 artikel 10, § 1, de subsidieaanvraag heeft ingediend]1.
[2 § 6. De gemeente kan met een dienstverlener een overeenkomst sluiten, waarin de erosiecoördinator wordt aangewezen en zijn standplaats en tijdsbesteding worden vermeld, zodra ze de subsidieaanvraag heeft ingediend conform artikel 10, § 1.]2
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(2)<BVR 2014-02-07/28, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 29-03-2014>
(3)<BVR 2017-03-31/13, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(4)<BVR 2017-02-24/16, art. 157, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.15.De gemeente stuurt [1 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]1, voor de aanvang van de erosiebestrijdingswerken een afschrift van de gunning van de werken en het bevel tot aanvang van de werken.
De gemeente stuurt [1 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]1, een afschrift van de overeenkomst met de dienstverlener voor de begeleiding van de uitvoering van het goedgekeurde gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, alsook van elke wijziging ervan.
----------
(1)<BVR 2017-02-24/16, art. 158, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
HOOFDSTUK IV. - Betaling van de subsidie
Art.16.[1 De subsidie voor de opmaak van het gemeentelijk erosiebestrijdingsplan wordt betaald na de goedkeuring van het plan door de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming. Het plan en de aanvraag voor de betaling van de subsidie worden ingediend in de vorm van een digitale zending in een geschikt uitwisselingsformaat, vastgesteld door de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming. Het plan wordt ook in de vorm van een analoge zending ingediend.]1
----------
(1)<BVR 2017-03-31/13, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.17.De subsidie voor de begeleiding van de uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk erosiebestrijdingsplan wordt betaald aan de gemeente naargelang van de vordering van de opdracht van de dienstverlener.
[1 De gemeente dient ten hoogste eenmaal per kalenderjaar een aanvraag voor de gedeeltelijke betaling van de subsidie en een afschrift van de facturen van de dienstverlener in, samen met een activiteitenverslag van de erosiecoördinator, in de vorm van een digitale zending in een geschikt uitwisselingsformaat, vastgesteld door de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming. Het te betalen subsidiebedrag bedraagt minstens 1000 euro per aanvraag, tenzij de aanvraag betrekking heeft op minstens drie opeenvolgende kalenderjaren. Het activiteitenverslag vermeldt minstens de georganiseerde sensibiliseringsactiviteiten, de uitgevoerde acties per erosieknelpuntgebied en de uitgevoerde taken in het kader van de aan landbouwers opgelegde erosiebestrijdingsmaatregelen]1.
----------
(1)<BVR 2017-03-31/13, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.18.§ 1. Een voorschot van 60 % van de goedgekeurde subsidie voor de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken wordt betaald aan de gemeente, zodra ze aan [2 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]2, een [1 afschrift]1 voorlegt van :
1° de goedgekeurde inschrijving;
2° het bewijs van betaling, samen met de vorderingsstaten en facturen, waaruit blijkt dat 20 % van de werken waarop de subsidie slaat, uitgevoerd is.
[1 De aanvraag voor de betaling van het voorschot en de vereiste afschriften worden ingediend in de vorm van een digitale zending in een geschikt uitwisselingsformaat, vastgesteld door de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming.]1
Het bedrag van het voorschot wordt afgerond tot het lager gelegen tiental.
§ 2. Het saldo van de subsidie voor de uitvoering van de erosiebestrijdingswerken wordt betaald aan de gemeente op basis van de goedgekeurde eindafrekening.
Het eindafrekeningsdossier wordt [1 ...]1 ingediend bij [2 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]2, en omvat een [1 ...]1 afschrift van de hieronder vermelde documenten :
1° de eindafrekening van de uitgevoerde hoeveelheden;
2° de eindvorderingsstaat;
3° de factuur van de aannemer die hoort bij de eindvorderingsstaat;
4° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;
5° [1 ...]1;
6° in voorkomend geval, de stavende stukken van de kosten van de grondinname en de kosten van de vergoeding van de gebruikers;
7° het plan van de uitgevoerde werken, opgesteld volgens de richtlijnen van [2 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]2.
[1 De aanvraag voor de betaling van het saldo van de subsidie en het eindafrekeningsdossier worden ingediend in de vorm van een digitale zending in een geschikt uitwisselingsformaat, vastgesteld door de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming. Het plan van de uitgevoerde werken wordt ook in de vorm van een analoge zending ingediend.]1
§ 3. De goedgekeurde subsidie is een geplafonneerd bedrag, bepaald op de wijze, vermeld in artikel 9 [1 ...]1.
Er wordt subsidie verleend op het bedrag van de positieve prijsherzieningen als het [1 bedrag van de goedgekeurde subsidie]1 niet wordt overschreden. Bij negatieve prijsherzieningen wordt de subsidie naar verhouding verminderd.
§ 4. [1 Wijzigingen die na de indiening van het ontwerpdossier noodzakelijk zijn gebleken, die in overeenstemming zijn met de bepalingen, vermeld in artikel 1, 6°, en die uiterlijk bij de goedkeuring van de eindafrekening de schriftelijke goedkeuring van de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor de bodembescherming, hebben gekregen, komen in aanmerking voor de subsidie, op voorwaarde dat het bedrag van de goedgekeurde subsidie niet wordt overschreden.]1
§ 5. [1 ...]1.
[1 ...]1.
Als het bedrag van de goedgekeurde eindafrekening meer dan 40 % lager is dan het bedrag waarop de goedgekeurde subsidie werd verleend, wordt de te veel betaalde subsidie van de gemeente teruggevorderd.
----------
(1)<BVR 2017-03-31/13, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(2)<BVR 2017-02-24/16, art. 158, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.19.[1 De subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor bodembescherming]1, gaat na of de gemeente de krachtens deze titel opgelegde voorwaarden naleeft.
----------
(1)<BVR 2017-02-24/16, art. 159, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
TITEL III. - Slotbepalingen
Art.20. Het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 houdende de subsidiëring van de kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen die door de gemeenten uitgevoerd worden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 september 2005, 1 september 2006 en 7 maart 2008, wordt opgeheven.
Art.21.De bepalingen van dit besluit zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de definitieve subsidieaanvragen die werden goedgekeurd op grond van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 houdende de subsidiëring van de kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen die door de gemeenten uitgevoerd worden.
De bepalingen van dit besluit zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de erosiebestrijdingsprojecten die zijn opgenomen in het goedgekeurde investeringsprogramma voor het lopende investeringsjaar op grond van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 houdende de subsidiëring van de kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen die door de gemeenten uitgevoerd worden.
De bepalingen van dit besluit zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de principeaanvragen die na 30 september 2008 werden ingediend op grond van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 houdende de subsidiëring van de kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen die door de gemeenten uitgevoerd worden.
[1 De gemeentelijke erosiebestrijdingsplannen die werden goedgekeurd op grond van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2001 houdende de subsidiëring van de kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen die door de gemeenten uitgevoerd worden, worden geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van dit besluit.]1
----------
(1)<BVR 2010-02-26/12, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art.22. Artikel 176, § 2, van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 22/1. [1 § 1. In afwijking van artikel 11, § 1, bundelt de afdeling, bevoegd voor de bodembescherming, alle subsidieaanvragen die worden ingediend in de periode van 1 januari tot en met 28 februari 2011, en legt uiterlijk op 1 mei 2011 een voorstel van bijzonder subsidieprogramma ter goedkeuring voor aan de minister.
De dossiers betreffende kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen die aan de vereisten, vermeld in titel II, voldoen, worden volgens prioriteit opgenomen in het bijzondere subsidieprogramma. Het bijzondere subsidieprogramma wordt opgemaakt binnen de grenzen van de helft van de kredieten die daarvoor op de begroting zijn uitgetrokken.
§ 2. De bepalingen van artikel 10, § 5, tweede en derde lid, artikel 11, § 3, § 4 en § 5, en artikel 12, eerste lid, zijn van toepassing op het bijzondere subsidieprogramma.
§ 3. De subsidieaanvragen voor erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen die niet worden opgenomen in het bijzondere subsidieprogramma, vanwege een voldoende aantal beter gerangschikte dossiers, kunnen op vraag van de betrokken gemeenten telkens opnieuw worden toegevoegd aan de subsidieaanvragen voor het volgende halfjaarlijkse subsidieprogramma.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2010-02-26/12, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art. 22/2. [1 De principeaanvragen die na 30 september 2009 werden ingediend, worden niet opgenomen in een investeringsprogramma. De erosiebestrijdingsprojecten van het investeringsprogramma voor het begrotingsjaar 2010 waarvoor in 2010 geen subsidie wordt verleend, worden niet overgedragen naar een volgend investeringsprogramma.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2010-02-26/12, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art. 22/3.[1 In afwijking van artikel 10, § 5, wordt de subsidieaanvraag voor kleinschalige erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen uiterlijk op 28 februari 2014 ingediend voor het eerste halfjaarlijkse subsidieprogramma voor het begrotingsjaar 2014.
In afwijking van artikel 11, § 1, bundelt de afdeling, bevoegd voor de bodembescherming, alle subsidieaanvragen die worden ingediend in de periode van 1 september 2013 tot en met 28 februari 2014, en legt ze uiterlijk op 1 mei 2014 een voorstel van het eerste halfjaarlijkse subsidieprogramma voor het begrotingsjaar 2014 ter goedkeuring voor aan de minister.
In afwijking van artikel 11, § 2, bundelt de afdeling, bevoegd voor de bodembescherming, alle subsidieaanvragen die worden ingediend in de periode van 1 maart 2014 tot en met 30 juni 2014, en legt ze uiterlijk op 1 oktober 2014 een voorstel van het tweede halfjaarlijkse subsidieprogramma voor het begrotingsjaar 2014 ter goedkeuring voor aan de minister.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-02-07/28, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 29-03-2014>
Art.23. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 24. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.