Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 NOVEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het boekhoudplan van toepassing op de federale Staat en op de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie



Inhoudstafel:

Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 1
Afdeling 2. - De structuur van het genormaliseerd boekhoudplan
Art. 2-3
Afdeling 3. - De inventaris en de waarderingsregels
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 4-7
Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen
Art. 8-16
Afdeling 4. - De jaarrekening
Art. 17
Afdeling 5. - De boekings- en de aanrekeningsregels
Art. 18-26
Afdeling 6. - Overgangsbepalingen en datum van invoegetreding
Art. 27-28
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2013031449  2024005252 



Artikels:

Afdeling 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op :
  1° de diensten van de federale Staat bedoeld in artikel 2, 1° tot 4°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de federale Staat;
  2° de gemeenschappen en de gewesten en op de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, be-doeld in artikel 2 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de Gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
  De hierboven bedoelde diensten, gemeenschappen, gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscom-missie worden hierna boekhoudkundige entiteiten genoemd.

Afdeling 2. - De structuur van het genormaliseerd boekhoudplan
Art.2. Het in artikel 5 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 bedoelde genormaliseerd boekhoudplan omvat de balansklassen (klassen 1 tot 5), de klassen voor de kosten en de opbrengsten (klassen 6 en 7), de begrotingsklassen (klassen 8 en 9) en de klasse van de economische en budgettaire rekeningen voor orde en van de rekeningen van de rechten en verplichtingen buiten balans (klasse 0).
  Het genormaliseerd boekhoudplan wordt vastgesteld zoals het in bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.
  Elke klasse is onderverdeeld in subklassen, rubrieken, subrubrieken, rekeningen en, in voorkomend geval, subrekeningen.

Art.3.§ 1. [De onder artikel 1, 1° bedoelde diensten en de onder artikel 1, 2° bedoelde entiteiten zijn verplicht de onderverdelingen in klassen, subklassen en rubrieken van het genormaliseerd boekhoudplan te volgen.] (ERRATUM, zie B.St. 29-01-2010, p. 4170)
  § 2. De onder artikel 1, 1° bedoelde diensten en de onder artikel 1, 2° bedoelde entiteiten zijn eveneens verplicht de bijkomende gegevens afzonderlijk in de boekhouding op te nemen die nodig zijn voor hun respectieve consolidatie of voor de naleving van de geldende Europese normen, volgens de aanwijzingen van de Commissie voor de openbare comptabiliteit die de gevallen zal bepalen.

Afdeling 3. - De inventaris en de waarderingsregels
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.4. De boekhoudkundige entiteiten verrichten ten minste op het einde van het boekjaar, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen, om op dezelfde datum een inventaris op te maken van al hun bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen, evenals van hun nettopatrimonium. De inventaris wordt op dezelfde manier opgesteld als het genormaliseerd boekhoudplan.
  De rekeningen worden in overeenstemming gebracht met de gegevens van de inventaris.

Art.5. De boekhoudkundige entiteiten bepalen en publiceren, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit, de regels die gelden voor de waardering van de inventaris, evenals voor de vorming en de aanpassing van de afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's, en voor de herwaarderingen.
  Die waarderingsregels en hun toepassing moeten voor ieder boekjaar constant blijven, tenzij er belangrijke veranderingen optreden wegens economische of technologische omstandigheden.

Art.6. Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd. Evenwel :
  - mogen de actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken het voorwerp uitmaken van globale afschrijvingen, waardevermin-deringen of herwaarderingen;
  - ingeval de wegens risico van oninvorderbaarheid op schuldvorderingen te boeken waardeverminderingen niet individualiseerbaar zijn, mogen zij globaal per categorie op statistische basis worden bepaald;
  - ingeval de kosten en risico's verbonden aan verplichtingen buiten balans niet individualiseerbaar zijn, mogen de te vormen voorzieningen voor kosten en risico's per categorie globaal op statistische basis worden bepaald.

Art.7. Onverminderd de toepassing van het laatste lid van onderhavig artikel en van de artikelen 8, 9, 10, 11, 12 en 15 wordt elk actiefbestanddeel :
  - opgenomen in de boekhouding tegen zijn aanschaffingswaarde (aanschaffingsprijs of vervaar- digingskost);
  - in de balans opgenomen tegen zijn aanschaffingswaarde onder aftrek van de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen die erop betrekking hebben.
  De aanschaffingswaarde van goederen verworven van derden omvat naast de aankoopprijs- of ruilwaarde, de bijkomende kosten.
  De gebruiksrechten betreffende materiële vaste activa waarover de boekhoudkundige entiteit beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten worden onverminderd de toepassing van artikel 8, paragraaf 2, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft. De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten belope van het gedeelte der in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
  Goederen verworven ten kosteloze titel maken evenwel bij hun verwerving het voorwerp uit van een waardering volgens de modaliteiten voorzien in artikelen 8, 9 en 11 tot 13, tenzij het overdrachten betreft tussen aan het boekhoudplan onderworpen entiteiten, in welk geval de bij de begunstigde entiteit op het ogenblik van de overdracht te boeken waarde dezelfde dient te zijn als de uitgaande boekwaarde bij de afstanddoende entiteit.

Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen
Art.8. § 1. De terreinen en de gebouwen worden jaarlijks geherwaardeerd tegen hun marktwaarde volgens de modaliteiten en op basis van de eenheidsprijzen en de herwaarderingscoëficiënten die voor elke categorie van terreinen en gebouwen worden vastgesteld door de Minister van Financiën, op voorstel van de Commissie voor de openbare comptabiliteit, na eensluidend advies van de Interministeriële Conferentie voor de Financiën en de Begroting.
  De andere installaties met onroerend karakter en de werken van burgerlijke bouwkunde worden jaarlijks geherwaardeerd tegen hun vervangingswaarde die voor elke weerhouden categorie wordt vastgelegd met behulp van, enerzijds, gemiddelde eenheidsprijzen die gelden op de actuele markt, en, anderzijds, fysieke kenmerken van die elementen, volgens de modaliteiten vastgelegd door de Minister van Financiën, op voorstel van de Commissie voor de openbare comptabiliteit, na eensluidend advies van de Interministeriële Conferentie voor de Financiën en de Begroting.
  De immateriële activa worden jaarlijks geherwaardeerd op basis van de geactualiseerde waarde van hun toekomstige economische baten.
  De werken van bibliotheken, kunstwerken en kunstvoorwerpen, monumenten, zeldzame voorwerpen of verzamelobjecten, buiten gebruik gestelde roerende goederen alsook de dieren, worden, voor zover er een markt voor bestaat, jaarlijks geherwaardeerd tegen hun marktwaarde.
  De bepalingen van de voorgaande leden gelden niet voor de vaste werken in uitvoering.
  § 2. De immateriële en materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur, maken, vanaf het jaar van hun aanschaffing of in het geval van een constructie vanaf het jaar van hun ingebruikneming, het voorwerp uit van jaarlijkse afschrijvingen, met het oog op een rationele verdeling van hun aanschaffingswaarde, in voorkomend geval geherwaardeerd volgens artikel 8, eerste paragraaf, maar onder aftrek van een eventuele residuwaarde, over hun vermoedelijke economische gebruiksduur.
  De afschrijvingen worden berekend volgens de modaliteiten die worden vastgesteld door de Minister van Financiën, op voorstel van de Commissie voor de openbare comptabiliteit, na eensluidend advies van de Interministeriële Conferentie voor de Financiën en de Begroting.
  De ingevolge de toepassing van afschrijvingspercentages op jaarlijks geherwaardeerde waarden geboekte inhaal-afschrijvingen worden als kapitaalverliezen geregistreerd in de kostenrekeningen.
  Voor de in het eerste lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen wanneer, ingevolge de technische ontaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de entiteit.
  De afschrijvingen met toepassing van het eerste en derde lid, op materiële en immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur mogen slechts worden teruggenomen wanneer blijkt dat het voorheen toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad.
  De afschrijvingen met toepassing van het derde lid, die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen voor het betrokken bedrag.

Art.9. De financiële deelnemingen worden jaarlijks geherwaardeerd met toepassing van het deelnemings-percentage op de boekwaarde van het netto-actief van de vennootschap waarin wordt deelgenomen. Als de desbetreffende vennootschap geconsolideerde rekeningen opmaakt en publiceert wordt die herwaardering doorgevoerd op basis van het geconsolideerd netto-actief.
  De deelnemingen in internationale instellingen die niet de vorm van een vennootschap hebben aangenomen blijven echter behouden tegen aanschaffingswaarde.

Art.10. § 1. De vorderingen en schulden, al dan niet in de vorm van effecten, worden in de rekeningen en in de balans geboekt tegen hun nominale waarde.
  Uitgezonderd de kosten en opbrengsten van intresten die in euro worden omgezet tegen de gemiddelde wisselkoersen van de periode gedurende dewelke zij hebben gelopen, worden de transacties verricht in vreemde munt omgezet in euro tegen de wisselkoers op de dag van de verrichting
  § 2. De boeking van vorderingen en schulden tegen nominale waarde gaat gepaard met de inschrijving in overlopende rekeningen en met het opnemen in het resultaat, pro rata temporis van :
  a) de interesten die op basis van een overeenkomst in de nominale waarde van de vorderingen en de schulden zijn inbegrepen;
  b) het verschil tussen de aanschaffingswaarde van een vordering of het bedrag dat als tegenprestatie van een schuld wordt verkregen (uitgifteprijs) en de nominale waarde van die vordering of die schuld, evenals het verschil tussen de nominale waarde van een vordering of een schuld en het bedrag dat contractueel moet worden terugbetaald;
  c) het disconto, tegen marktrentevoet voor gelijkaardige vorderingen en schulden, van renteloze of abnormaal laag rentende vorderingen en schulden, wanneer deze vorderingen en schulden, op het ogenblik dat zij in het patrimonium van de instelling worden opgenomen, terugbetaalbaar zijn na meer dan één jaar en ze betrekking hebben hetzij op als opbrengst of als kost geboekte bedragen, hetzij op de prijs van de overdracht of de aanschaffing van vaste activa.
  De boekhoudkundige entiteiten hebben evenwel de mogelijkheid § 2, b, niet toe te passen, wanneer het boeken als resultaat van het actuariële rendement slechts een verwaarloosbaar effect zou hebben in vergelijking met het boeken als resultaat van enkel het nominale rendement.
  § 3. Op de vorderingen worden waardeverminderingen toegepast zo er op de vervaldag onzekerheid bestaat over de terugbetaling van het geheel of een gedeelte van de vordering.

Art.11. § 1. De andere dan vastrentende effecten, die bij wijze van thesauriebelegging worden gehouden, worden jaarlijks geherwaardeerd op basis van hun marktwaarde, of, bij ontstentenis, geraamd door toetsing aan de marktwaarde van gelijkaardig genoteerde effecten.
  De afgeleide financiële instrumenten worden eveneens jaarlijks geherwaardeerd op basis van hun marktwaarde, maar bij ontstentenis, worden ze geraamd op basis van de terugkoop of de compensatiewaarde van het contract.
  § 2. De afgeleide financiële instrumenten maken evenwel niet het voorwerp uit van een herwaardering indien ze betrekking hebben op renteswaps die slaan op bestaande schulden of vorderingen van de boekhoudkundige entiteit uitgedrukt in dezelfde munteenheid.

Art.12. De bestellingen in uitvoering worden gewaardeerd volgens de methode van het afwerkings-percentage.

Art.13. De in de artikelen 8, 9 et 11 § 1, beoogde herwaarderingen moeten niet worden uitgevoerd indien zij slechts een verwaarloosbaar effect sorteren.

Art.14. Voorzieningen kunnen worden aangelegd om het hoofd te bieden aan verlies- en kostenrisico's met betrekking tot verbintenissen buiten balans, voor zover hun aard duidelijk is omschreven, ze zijn ontstaan in de loop van het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar, en dat, op de afsluitingsdatum, ze waarschijnlijk of zeker zijn, maar onbepaald wat hun bedrag betreft.
  Het eerste lid is niet van toepassing op verbintenissen inzake pensioenen, inzonderheid inzake rust- of overlevings-pensioenen, die zijn onderworpen aan het repartitiestelsel.

Art.15. Uitgezonderd de gelopen maar niet vervallen intresten die in euro worden omgezet tegen de gemiddelde wisselkoers van de periode gedurende dewelke zij hebben gelopen, worden de monetaire posten uitgedrukt in vreemde munt op het einde van de boekhoudperiode omgezet in euro tegen de koers van de dag van afsluiting. De conversieverschillen worden in resultaat genomen als waarderingsverschillen.

Art.16. De vastgestelde meer- of minderwaarde bij de overdracht van een materieel vast actief dat voor afschrijving in aanmerking komt, waarbij de cedent tegelijkertijd een leasing of huurcontract heeft afgesloten dat op hetzelfde goed betrekking heeft, wordt in de overlopende rekening inge-schreven en wordt jaarlijks in de resultatenrekening geboekt. Dit geschiedt proportioneel volgens de afschrijving van het geleasde vast actief met betrekking tot het boekjaar of met betrekking tot het gedeelte verbonden aan het boekjaar voor de reeds verlopen duur van het huurcontract.

Afdeling 4. - De jaarrekening
Art.17. De boekhoudkundige entiteiten leggen ieder jaar een balans,een resultatenrekening bevattende alle kosten en opbrengsten, alsook een samenvattende rekening van de begrotingsverrichtingen van het jaar voor, overeenkomstig de in de bijlagen 2 en 3 gevoegde synthesetabellen.
  Die balans en die rekeningen worden opgesteld met nakoming van de in de afdelingen 3 en 5 voorziene waarderings-, boekings- en aanrekeningsregels en afgesloten op 31 december.

Afdeling 5. - De boekings- en de aanrekeningsregels
Art.18. In de algemene boekhouding moet een verrichting worden geboekt bij het ontstaan, de omvorming of de verdwijning van een economische waarde, van een vastgesteld recht of van een verplichting.
  De waardeaanpassingen van de balansposten en de boeking van de uitstaande budgettaire vastleggingen worden in de algemene boekhouding uitgevoerd op de datum van het afsluiten van de rekeningen.

Art.19. Het recht is vastgesteld wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° zijn bedrag is op nauwkeurige wijze vastgesteld;
  2° de identiteit van de schuldenaar of van de schuldeiser is bepaalbaar;
  3° de verplichting om te betalen bestaat;
  4° een verantwoordingsstuk is in het bezit van de betrokken boekhoudkundige entiteit.

Art.20. De verplichting om te betalen bedoeld in artikel 19, 3°, bestaat, wanneer en op het moment dat, krachtens de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn, een schuld bestaat ten laste van de boekhoudkundige entiteit of een schuldvordering ten hare voordele, onafhankelijk van de vervaldatum van die schuld of die schuldvordering.
  Onverminderd de toepasselijke wettelijke of reglemen-taire bepalingen en artikel 23 van dit besluit, wordt de verplichting om te betalen inzonderheid geacht te bestaan op :
  1° voor wedden, pensioenen, incidentele premies en andere bijzondere uitkeringen : het moment waarop de prestatie werd verricht; en voor de achterstallen hierop : het moment waarop de prestatie werd verricht, ongeacht het jaar waarop ze betrekking hebben;
  2° voor werken, leveringen en diensten, met uitzondering van de huurtermijnen en abonnementsgelden : het moment waarop de opdracht betreffende de werken, de leveringen en diensten uitgevoerd en aanvaard werd;
  3° voor de aan- en verkoop van onroerende goederen : het moment waarop de verkoop tussen partijen verwezenlijkt is;
  4° voor de toelagen waarvan de toekenning door organieke bepalingen wordt geregeld : het moment waarvoor ze volgens die organieke bepalingen zijn verschuldigd;
  5° voor de toelagen waarvan de toekenning niet door organieke bepalingen wordt geregeld : de datum waarop het besluit of de akte van toekenning in werking treedt;
  6° voor de bijdragen aan internationale instellingen ter uit-voering van verdragen : de datum van het verschuldigd zijn krachtens de contractuele verbintenis;
  7° voor de vrijwillige bijdragen aan internationale instel-lingen : de datum waarop het besluit of de akte van toekenning in werking treedt;
  8° voor de kredietverleningen en deelnemingen : de datum waarop het besluit of de akte van toekenning in werking treedt;
  9° voor vonnissen en arresten of andere daden waardoor aan geschillen een einde wordt gemaakt : de datum van uitvoerbaarheid van die uitspraken of daden;
  10° voor de fiscale ontvangsten : de datum van het bepalen van het invorderingsrecht overeenkomstig de geldende wetten, decreten en reglementaire beschikkingen; wanneer evenwel de storting de bepaling van het invorderingsrecht voorafgaat, wordt de datum van de ontvangst van de sommen in aanmerking genomen;
  11° voor de fiscale ontlastingen en terugvorderingen : de datum van het bepalen van het bedrag.

Art.21. Er moet rekening worden gehouden met de kosten en de opbrengsten eigen aan het boekjaar of aan de vorige boekjaren, ongeacht de datum van betaling of inning.

Art.22. Elke verrichting wordt aan het boekjaar en aan het begrotingsjaar gehecht tijdens het welke ze heeft plaats gehad. Om tot een boekjaar en een begrotingsjaar te behoren moeten de rechten zijn vastgesteld gedurende die jaren.
  De uiterlijk op 31 december vastgestelde rechten die evenwel niet vóór 1 februari van het daaropvolgende jaar door de boekhoudkundige entiteit zijn geboekt, behoren tot een volgend jaar.

Art.23. De boeking in de algemene boekhouding van te innen of te vereffenen vastgestelde rechten geven, wanneer het om begrotingsverrichtingen gaat, aanleiding tot een gelijktijdige aanrekening in de begrotingsboekhouding.

Art.24. De interesten, de huurvergoedingen en de andere burgerlijke vruchten, alsook de vergoedingen voor in de tijd gespreide prestaties, ten voordele of ten laste van de boekhoudkundige entiteit worden in de algemene boekhouding pro rata temporis geboekt. In de begrotingsboekhouding worden zij aangerekend ofwel op het ogenblik van de boeking in de algemene boekhouding ofwel op het ogenblik dat ze eisbaar zijn.
  Worden met interesten gelijkgesteld :
  - de uitgifteverschillen en de vooraf vastgestelde terugbetalingspremies op leningen en de verschillen bij inschrijving op of aanschaffing van vastrentende effecten;
  - de verschillen, krachtens een verbintenis of een wederinkoopoptie, tussen de prijs van afstand en de aanschaffingsprijs van een financieel instrument.

Art.25. Elke compensatie tussen actief- en passiefbestanddelen, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve indien een nettoboeking inherent is aan de aard van de rekeningen.

Art.26. De verrichtingen die worden aangegaan onder opschortende voorwaarde worden geboekt als rechten en verplichtingen in de klasse 0 zolang die voorwaarde hangende is; ze worden in de klassen 1 tot 7 geboekt wanneer de voorwaarde is vervuld.

Afdeling 6. - Overgangsbepalingen en datum van invoegetreding
Art.27. § 1. De bepalingen van de afdeling 1 tot 5 treden in werking op de datum die ten aanzien van de onderscheiden boekhoudkundige entiteiten vastgesteld wordt, in toepassing van artikel 17 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de Gemeenschappen en de Gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
  § 2 De bepalingen van de afdeling 1 tot 5 treden in werking op 1 januari 2012 voor de diensten onderworpen aan de bepalingen van de Wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.
  § 3 in afwijking van § 2 zijn de bepalingen van afdeling 1
  tot 5 van toepassing met ingang van 1 januari 2009 voor de FOD Kanselarij van de Eerste Minister, de FOD Budget en Beheerscontrole, de FOD Personeel en Organisatie, de FOD Informatie- en Communicatietechnologie en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
  § 4. In afwijking van § 2 treden de bepalingen van afdeling 1 tot 5 in werking op 1 januari 2010 voor de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, FOD Sociale Zekerheid, FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, en POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid.
  § 5. De boekhoudkundige entiteiten stellen per 1 januari van het jaar waarvan sprake in § 1 tot en met § 4 een beginbalans op overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art.28. De Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 10 november 2009.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Financiën
  D. REYNDERS
  De Minister van Begroting,
  G. VANHENGEL
  De Staastsecretaris voor Begroting,
  M. WATHELET

BIJLAGEN.
Art. N.Bijlagen 1 tot en met 3.
  (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-12-2009, p. 76945-78572)
  (ERRATUM, zie B.St. 29-01-2010, p. 4170)
  (ERRATUM, zie B.St. 03-03-2011, p. 14636-14645)