30 NOVEMBER 2007. - Decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-02-2008 en tekstbijwerking tot 23-08-2022)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
Art. 1-2, 2bis, 3
HOOFDSTUK II. - Voordelen.
Afdeling I. - Sociale voordelen.
Art. 4-8, 8bis
Afdeling II. - Andere voordelen.
Art. 9-11
Afdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 12-13
HOOFDSTUK III. - Leerplicht en verhoging van de deelname aan het onderwijs van alle kleuters.
Art. 14-16
HOOFDSTUK IV.
Art. 17-19, 19bis, 19ter, 20
HOOFDSTUK V.
Art. 21, 21bis
HOOFDSTUK VI. - Flankerend onderwijsbeleid in Brussel.
Afdeling I. - Voorrangsbeleid en bicultureel onderwijs.
Art. 22-23
Afdeling II. - Algemene bepalingen met betrekking tot de ondersteuning van het Brussels onderwijs.
Art. 24
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Afdeling I. - Wijzigings- en ophefbepalingen.
Art. 25-28
Afdeling II. - Overgangsbepaling.
Art. 29
Afdeling III. - Inwerkingtredingsbepaling.
Art. 30
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art.2.In dit decreet wordt verstaan onder :
1° basisonderwijs : het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
2° centrumstad : Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Turnhout;
3° deeltijds kunstonderwijs : het onderwijs, vermeld in titel V van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II;
4° [2 ...]2;
5° hoger onderwijs : het onderwijs, georganiseerd door hogescholen en universiteiten;
6° lokaal overlegplatform : het lokaal overlegplatform vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;
7° lokale actoren : de onderwijsinstellingen en alle andere rechtspersonen, instellingen, diensten, organisaties en/of groeperingen die op lokaal vlak bijdragen tot de doelstellingen van het flankerend onderwijsbeleid;
8° [1 lokale besturen : de gemeenten, de provincies [3 , binnen het kader van de uitoefening van hun provinciale bevoegdheden]3 en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, tenzij anders bepaald;]1
9° schoolbestuur : de inrichtende macht zoals vermeld in artikel 24, § 4, van de Grondwet. Dit is een rechtspersoon of natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meer scholen;
10° secundair onderwijs : het voltijds secundair onderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs en het deeltijds secundair zeevisserijonderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
11° volwassenenonderwijs : het onderwijs vermeld in het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IX.13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DVR 2012-06-29/05, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(3)<DVR 2016-11-18/05, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 2bis.
<Opgeheven bij DVR 2017-12-22/08, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.3. Dit decreet regelt de rol van het lokaal bestuur betreffende het flankerend onderwijsbeleid. Onder flankerend onderwijsbeleid wordt verstaan, het geheel van acties van een lokale overheid om, vertrekkende vanuit de lokale situatie en aanvullend bij het Vlaamse onderwijsbeleid, een onderwijsbeleid te ontwikkelen in samenwerking met de lokale actoren.
HOOFDSTUK II. - Voordelen.
Afdeling I. - Sociale voordelen.
Art.4. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd basis- en secundair onderwijs.
Art.5. De gemeenten die sociale voordelen verlenen aan scholen van het eigen schoolbestuur, zijn verplicht dezelfde voordelen toe te kennen aan de scholen van de andere schoolbesturen, gelegen op hun grondgebied als die erom verzoeken. Zij mogen geen enkel onderscheid maken tussen de leerlingen, welke scholen die ook bezoeken.
Art.6. Met sociale voordelen wordt bedoeld :
1° het ochtend- en avondtoezicht buiten de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen;
2° het middagtoezicht voor de tijdsduur van maximaal één uur;
3° het ter beschikking stellen van de voor het publiek toegankelijke gemeentelijke infrastructuur, met uitzondering van de roerende en onroerende goederen die uitsluitend bestemd zijn voor de organisatie van het gemeentelijk onderwijs;
4° de kosten van de toegang tot het zwembad voor de leerlingen lager onderwijs, indien het zwembad niet behoort tot de gemeentelijke sportinfrastructuur vermeld in punt 3°. De kosten verbonden aan het verstrekken van één schooljaar gratis zwemmen, waar elke leerling lager onderwijs recht op heeft, worden niet als sociaal voordeel beschouwd;
5° het leerlingenvervoer in het basisonderwijs.
Art.7. Gemeenten die geen onderwijs inrichten, kunnen sociale voordelen toekennen aan alle scholen op hun grondgebied. In dat geval mogen zij geen onderscheid maken tussen de leerlingen, welke scholen die ook bezoeken.
Art.8.
<Opgeheven bij DVR 2012-06-29/05, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 8bis. [1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt de Vlaamse Gemeenschapscommissie niet als een lokaal bestuur beschouwd. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2008-07-04/45, art. 10.50, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Afdeling II. - Andere voordelen.
Art.9. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op het basis- en secundair onderwijs, op het hoger onderwijs, op het deeltijds kunstonderwijs en op het volwassenenonderwijs dat door de Vlaamse Gemeenschap wordt gefinancierd of gesubsidieerd, op de Syntra, en op de Centra Deeltijdse Vorming die door de Vlaamse Gemeenschap worden gefinancierd of gesubsidieerd.
Art.10.
<Opgeheven bij DVR 2012-06-29/05, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.11. De lokale besturen die geen onderwijs inrichten van het niveau, vermeld in artikel 9, kunnen in de context van het lokaal flankerend onderwijsbeleid andere voordelen toekennen aan de scholen op hun grondgebied. De lokale besturen kunnen criteria vastleggen waaraan de scholen moeten voldoen om recht te hebben op die voordelen. Zij mogen geen enkel onderscheid maken tussen de scholen die aan de criteria voldoen.
Afdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.12. Het lokaal bestuur deelt elke beslissing over een sociaal voordeel of over een ander voordeel ten bate van een school van een ander schoolbestuur onmiddellijk mee aan de schoolbesturen die op hun grondgebied onderwijs organiseren.
Art.13.
<Opgeheven bij DVR 2022-07-08/11, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK III. - Leerplicht en verhoging van de deelname aan het onderwijs van alle kleuters.
Art.14. Dit hoofdstuk is van toepassing op het basis- en secundair onderwijs.
Art.15. De lokale besturen verlenen medewerking aan de controle op de leerplicht. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure.
De lokale besturen verlenen hun medewerking aan het bevorderen van het regelmatig schoolbezoek en het aanpakken van spijbelgedrag van leerplichtige leerlingen in de scholen, gelegen op hun grondgebied. Zij kunnen hiertoe zelf acties ondernemen of de acties van de lokale actoren coördineren of ondersteunen. In voorkomend geval werkt het lokaal bestuur hiervoor samen met het lokaal overlegplatform. Als er geen LOP is, overlegt het lokaal bestuur hierover met de lokale onderwijsactoren, met name ten minste de scholen en de CLB's.
Art.16. De lokale besturen werken mee aan maatregelen die moeten leiden tot een veralgemeende deelname van kleuters aan het onderwijs. Zij kunnen hiertoe zelf acties ondernemen of de acties van de lokale actoren coördineren of ondersteunen. In voorkomend geval werkt het lokaal bestuur hiervoor samen met het lokaal overlegplatform. Als er geen LOP is, overlegt het lokaal bestuur hierover met de lokale onderwijsactoren, met name tenminste de scholen en de CLB's.
HOOFDSTUK IV.
Art.17.
<Opgeheven bij DVR 2017-12-22/08, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.18.
<Opgeheven bij DVR 2017-12-22/08, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.19.
<Opgeheven bij DVR 2017-12-22/08, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 19bis.
<Opgeheven bij DVR 2017-12-22/08, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 19ter.
<Opgeheven bij DVR 2017-12-22/08, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.20.
<Opgeheven bij DVR 2016-06-17/24, art. X.11, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK V.
Art.21.
<Opgeheven bij DVR 2012-06-29/05, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 21bis. [1 Een gemeente kan ervoor kiezen projecten te laten uitvoeren door een vereniging zonder winstoogmerk. De subsidies kunnen in dat geval rechtstreeks toegekend worden aan de vereniging zonder winstoogmerk die het project uitvoert.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2012-06-29/05, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
HOOFDSTUK VI. - Flankerend onderwijsbeleid in Brussel.
Afdeling I. - Voorrangsbeleid en bicultureel onderwijs.
Art.22.
<Opgeheven bij DVR 2012-12-21/65, art. X.12, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.23.
<Opgeheven bij DVR 2012-12-21/65, art. X.12, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Afdeling II. - Algemene bepalingen met betrekking tot de ondersteuning van het Brussels onderwijs.
Art.24. Vanaf 1 september 2008 kan de Vlaamse Regering een subsidie toekennen aan projecten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad op voorwaarde dat :
1° de Vlaamse Regering een protocol afsluit met de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
2° de projecten gericht zijn op doelstellingen met betrekking tot gelijke onderwijskansen, kleuterparticipatie, spijbelen, probleemgedrag op school, ongekwalificeerde uitstroom, taalstimulering, betrokkenheid van ouders en de buurt, samenwerking tussen onderwijs, welzijn, cultuur, jeugd en sport, overgang onderwijs-arbeidsmarkt, doorstroming en oriëntering, geletterdheid, of levenslang leren;
3° de Vlaamse Gemeenschapscommissie gedeeltelijk mee belast is met de financiële ondersteuning van de projecten;
4° het advies van het lokaal overlegplatform dat bevoegd is voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor het basis- of het secundair onderwijs wordt gevraagd, voor zover de projecten betrekking hebben op het basisonderwijs of het secundair onderwijs;
5° het school- en of netoverschrijdende projecten betreft;
6° de projecten beantwoorden aan een duidelijke behoefte in het onderwijsveld, met welomschreven educatieve doelstellingen en resultaten;
7° de projecten een aantal kwaliteitscriteria voorschrijven in verband met de methode, het tijdspad en de evaluatie;
8° de projectaanvragen een heldere weergave geven van de totale kostprijs en de financieringsbronnen;
9° de projecten ingebed zijn in het lokale beleid dat verband houdt met onderwijs.
De projectsubsidies worden telkens voor maximaal drie schooljaren toegekend. Na een positieve evaluatie kan een project opnieuw voor subsidie in aanmerking komen.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure van indiening en goedkeuring van projecten.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Afdeling I. - Wijzigings- en ophefbepalingen.
Art.25. Artikel 33 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1973 en bij de decreten van 5 juli 1989 en 28 april 1993, wordt opgeheven.
Art.26.
<Ingetrokken bij DVR 2008-07-04/45, art. 10.52, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.27.
§ 1. In artikel 22 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt § 3 opgeheven.
§ 2. In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven :
1° artikel 92, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001;
2° artikel 92bis, ingevoegd bij het decreet van 20 oktober 2000;
3° artikelen 93 tot en met 95.
Art.28. Het decreet van 7 mei 2004 houdende het Nederlandstalig onderwijs in Brussel-Hoofdstad wordt opgeheven.
Afdeling II. - Overgangsbepaling.
Art.29.In afwachting van het in werking treden van het besluit ter uitvoering van dit decreet, blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 houdende bepaling van de begrippen gezondheidstoezicht en sociale voordelen, [1 ...]1 van toepassing.
----------
(1)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 56), 007; Inwerkingtreding : 04-07-2011>
Afdeling III. - Inwerkingtredingsbepaling.
Art. 30. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2008, met uitzondering van artikelen 18, 19 en 21, die in werking treden op 1 september 2008.