Details





Titel:

26 NOVEMBER 2007. - Ministerieel besluit betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-12-2007 en tekstbijwerking tot 16-11-2021)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Art. 2 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 3-4, 4/1
Art. 4/1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 4/2, 5-17, 17/1, 17/2, 18-24
BIJLAGEN.
Art. N1-N9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2004036572 





Artikels:

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het besluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector;
  2° [1 e-loket : het e-loket, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2005 tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden.]1
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.2.De personen, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3°, van het besluit, bewijzen hun beroepsactiviteit door het btw- of KBO-nummer te vermelden van het bedrijf waarin zij hun landbouwactiviteit uitoefenen. [1 [3 de bevoegde entiteit]3 beoordeelt de landbouwactiviteit van het bedrijf op basis van de aanwezigheid van een actief landbouwnummer [2 of de NACE-code]2.]1 [2 De werknemers moeten vallen onder het paritair comité landbouw, tuinbouw of ondernemingen van technische land- en tuinbouwwerken.]2
  Voor de personen, vermeld in artikel 2, § 1, 4°, van het besluit, volstaat een verklaring van de werkgever.
  [2 De personen, vermeld in artikel 2, § 1, 5°, van het besluit, vermelden het nummer van hun fytolicentie.
   De personen, vermeld in artikel 2, § 1, 6°, van het besluit, verklaren dat ze geregistreerd zijn bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.]2
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2014-11-07/03, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>
  (3)<MB 2015-02-24/04, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.2 TOEKOMSTIG RECHT.   De personen, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3°, van het besluit, bewijzen hun beroepsactiviteit door het btw- of KBO-nummer te vermelden van het bedrijf waarin zij hun landbouwactiviteit uitoefenen. [1 [3 de bevoegde entiteit]3 beoordeelt de landbouwactiviteit van het bedrijf op basis van de aanwezigheid van een actief landbouwnummer [2 of de NACE-code]2.]1 [2 De werknemers moeten vallen onder het paritair comité landbouw, tuinbouw of ondernemingen van technische land- en tuinbouwwerken.]2
  Voor de personen, vermeld in artikel 2, § 1, 4°, van het besluit, volstaat een verklaring van de werkgever.
  [2 De personen, vermeld in artikel 2, § 1, 5°, van het besluit, vermelden het nummer van hun fytolicentie. [4 Alleen de fytolicenties "Assistent professioneel gebruik", "Professioneel gebruik" of "Distributie/Voorlichting" als vermeld in artikel 20, § 3, van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, komen in aanmerking voor de toekenning van een subsidie voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.]4
   De personen, vermeld in artikel 2, § 1, 6°, van het besluit, verklaren dat ze geregistreerd zijn bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.]2

  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2014-11-07/03, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>
  (3)<MB 2015-02-24/04, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<MB 2021-10-15/16, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art.3. Starterscursussen type A als vermeld in artikel 4, 1°, a), van het besluit moeten minstens het programma omvatten dat als bijlage I bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art.4. Starterscursussen type B als vermeld in artikel 4, 1°, b), van het besluit moeten minstens het programma omvatten dat als bijlage II bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art.4/1.[1 Starterscursussen type C als vermeld in artikel 4, 1°, c), van het besluit, als het gaat om de basisopleidingen betreffende de fytolicentie, moeten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 33 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, en moeten minstens de volgende inhoud omvatten:
   1° fytolicentie 1: assistent professioneel gebruik:
   a) alle relevante wetgeving: 1 lesuur;
   b) gewasbeschermingsmiddelen: 1 lesuur;
   c) correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: 5 lesuren;
   d) risico's van gewasbeschermingsmiddelen: 5 lesuren;
   e) toegepaste gewasbescherming met voornaamste ziekten en plagen: 4 lesuren;
   2° fytolicentie 2: professioneel gebruik:
   a) alle relevante wetgeving: 10 lesuren;
   b) gewasbescherming: 10 lesuren;
   c) gewasbeschermingsmiddelen: 10 lesuren;
   d) correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: 10 lesuren;
   e) risico's van gewasbeschermingsmiddelen: 10 lesuren;
   f) toegepaste gewasbescherming: 10 lesuren;
   3° fytolicentie 3: distributeur:
   a) alle relevante wetgeving: 10 lesuren;
   b) gewasbescherming: 20 lesuren;
   c) gewasbeschermingsmiddelen: 20 lesuren;
   d) correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: 15 lesuren;
   e) risico's van gewasbeschermingsmiddelen: 15 lesuren;
   f) toegepaste gewasbescherming: 40 lesuren.
   De opleidingen, vermeld in het eerste lid, moeten gegeven worden door lesgevers die zelf in het bezit zijn van een fytolicentie 3, of lesgever zijn in door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde instellingen voor basisonderwijs, secundair onderwijs, hoger onderwijs, volwassenenonderwijs of deeltijds kunstonderwijs, of in centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, wat de leertijd betreft. De verplichte thema's waarvoor geen fytolicentie nodig is, mogen gegeven worden door experten in het thema in kwestie.
   De opleidingen, vermeld in het eerste lid, moeten afgesloten worden met een schriftelijke cursustest, waarvan de vragen opgesteld worden door [2 de bevoegde entiteit]2. Een personeelslid van het departement moet uitgenodigd worden op de cursustest.
   De opleidingen fytolicentie 2 en 3 moeten bijkomend worden afgesloten door een mondelinge test voor een jury die bestaat uit minstens één vertegenwoordiger van [2 de bevoegde entiteit]2 en een expert gewasbescherming. Een vertegenwoordiger van het organiserend centrum mag bij de test aanwezig zijn als waarnemer.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2014-11-07/03, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.4/1 TOEKOMSTIG RECHT.   [1 [3 Starterscursussen type C als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, c), van het besluit, als het gaat om de basisopleidingen over de fytolicentie, moeten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 33 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen]3.
  [3 De basisopleidingen, vermeld in het eerste lid, omvatten de volgende inhoud:
   1° fytolicentie 1: assistent professioneel gebruik:
   a) alle relevante wetgeving: één lesuur;
   b) gewasbeschermingsmiddelen: één lesuur;
   c) correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: vijf lesuren;
   d) risico's van gewasbeschermingsmiddelen: vijf lesuren;
   e) toegepaste gewasbescherming met voornaamste ziekten en plagen: vier lesuren;
   2° fytolicentie 2: professioneel gebruik:
   a) alle relevante wetgeving: tien lesuren;
   b) gewasbescherming: tien lesuren;
   c) gewasbeschermingsmiddelen: tien lesuren;
   d) correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: tien lesuren;
   e) risico's van gewasbeschermingsmiddelen: tien lesuren;
   f) toegepaste gewasbescherming: tien lesuren;
   3° fytolicentie 3: distributie/voorlichting:
   a) alle relevante wetgeving: tien lesuren;
   b) gewasbescherming: twintig lesuren;
   c) gewasbeschermingsmiddelen: twintig lesuren;
   d) correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen: vijftien lesuren;
   e) risico's van gewasbeschermingsmiddelen: vijftien lesuren;
   f) toegepaste gewasbescherming: veertig lesuren.
   Alleen de opleidingen om de fytolicentie 1, 2 en 3 te behalen, kunnen worden georganiseerd. De opleiding om de fytolicentie 2 te behalen, wordt georganiseerd voor een van de volgende doelgroepen:
   1° de eetbare plantaardige productie;
   2° de niet-eetbare plantaardige productie;
   3° de biologische productie.
   Een opleiding met combinatie van de verschillende doelgroepen, vermeld in het derde lid, is niet toegestaan]3
   De opleidingen, vermeld in het eerste lid, moeten gegeven worden door lesgevers die zelf in het bezit zijn van een fytolicentie 3, of lesgever zijn in door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde instellingen voor basisonderwijs, secundair onderwijs, hoger onderwijs, volwassenenonderwijs of deeltijds kunstonderwijs, of in centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, wat de leertijd betreft. De verplichte thema's waarvoor geen fytolicentie nodig is, mogen gegeven worden door experten in het thema in kwestie. [3 De bevoegde entiteit stelt een huishoudelijk reglement op met de praktische organisatie van de examens.]3
   De opleidingen, vermeld in het eerste lid, moeten afgesloten worden met een schriftelijke cursustest, waarvan de vragen opgesteld worden door [2 de bevoegde entiteit]2. Een personeelslid van het departement moet uitgenodigd worden op de cursustest.
   De opleidingen fytolicentie 2 en 3 moeten bijkomend worden afgesloten door een mondelinge test voor een jury die bestaat uit minstens één vertegenwoordiger van [2 de bevoegde entiteit]2 en een expert gewasbescherming. Een vertegenwoordiger van het organiserend centrum mag bij de test aanwezig zijn als waarnemer.]1

  (1)<Ingevoegd bij MB 2014-11-07/03, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<MB 2021-10-15/16, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art.4/2.[3 § 1. De korte vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4°, van het besluit, kunnen voor dezelfde deelnemersgroep aaneensluitend op dezelfde dag worden georganiseerd, als ze georganiseerd worden door een erkend algemeen centrum of een erkend gewestelijk centrum.
   § 2. Verschillende korte vormingsactiviteiten die bestaan uit een samenhangend geheel van theoretische of praktijklessen en die bestemd zijn voor dezelfde groep deelnemers, mogen samen maximaal negentien lesuren bedragen.
   § 3. Bij korte vormingsactiviteiten die georganiseerd worden door een erkend algemeen of een erkend gewestelijk centrum zijn het minimumaantal deelnemers, vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 5°, van het besluit, personen als vermeld in artikel 2, § 1, of artikel 2, § 2, 1°, van het besluit.]3
  [1 [3 § 4. ]3 De korte vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 4, 4°, van het besluit, als het gaat om de aanvullende opleidingen betreffende de fytolicentie, moeten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 38 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen.
   De inhoud van die opleidingen moet voorgelegd worden aan [2 de bevoegde entiteit]2.
   [2 De bevoegde entiteit]2 beslist of de opleidingen gevalideerd worden als aanvullende opleiding als vermeld in artikel 38 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen.
   De deelnemerslijsten van de gevalideerde opleidingen worden doorgegeven aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2014-11-07/03, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<MB 2021-10-15/16, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.5. Bij de keuze van het stagebedrijf mag het algemeen centrum geen bedrijf voorstellen waar de stagiair reeds landbouwactiviteiten uitoefent of uitgeoefend heeft als bedrijfsleider, meewerkend gezinslid, zelfstandig helper, werknemer of zaakvoerder.
  Behoudens gevallen van overmacht moeten de stages plaatsvinden binnen een periode van drie maanden. De stage moet plaatsvinden in minimum het aantal dagen dat aangevraagd wordt. Per dag moet minstens een aaneensluitende periode van vier uur gepresteerd worden, en mag maximaal twaalf uur gepresteerd worden.

Art.6. Enkel een algemeen of gewestelijk centrum mag korte vormingsactiviteiten organiseren over de volgende onderwerpen :
  1° bewaring en verwerking van land- en tuinbouwproducten;
  2° economische, fiscale en juridische thema's;
  3° de landbouw in andere landen.

Art.7. Bij de berekening van de subsidie van cursussen kunnen afwezigheden wegens ziekte beschouwd worden als een aanwezigheid, mits een doktersattest wordt voorgelegd en de deelnemer minstens 75 % van de uren effectief aanwezig geweest is.

Art.8.[1 Het minimaal vereiste aantal deelnemers, vermeld in artikel 14 van het besluit, wordt teruggebracht tot zes voor de volgende opleidingen :
   1° opleidingen over thema's die specifiek bestemd zijn voor de sectoren van de biologische landbouw en de wijnbouw;
   2° opleidingen over de korte keten voor de sectoren die landbouwproducten via de korte keten rechtstreeks afzetten van de producent aan de consument;]1
  [2 3° korte vormingsactiviteiten die gevolgd worden in het kader van lerende netwerken, namelijk reeksen van opeenvolgende vormingsmomenten met vaste leden die bedrijfsleiders zijn van minstens zes verschillende landbouwbedrijven, die onder begeleiding van een facilitator kennis en ervaringen delen en inzichten uitwisselen over de bedrijfsvoering of specifieke vragen rond thema's die eigen zijn aan de bedrijfstak met de bedoeling om in de eigen bedrijfsvoering verbeteringen aan te brengen, nieuwe methoden in te voeren en aanpassingen door te voeren. De facilitator is een lesgever die conform artikel 30 van het besluit [3 geregistreerd]3 is en die onderlegd is in de materie in kwestie.]2
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2020-04-28/10, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2020>
  (3)<MB 2021-10-15/16, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.9.[1 Het centrum dient het jaarprogramma, vermeld in artikel 34 van het besluit, in via het e-loket. Dat jaarprogramma bevat een overzicht van het aantal vormingsactiviteiten dat in het volgende kalenderjaar georganiseerd zal worden, uitgedrukt in het aantal uren theoretische lessen, praktijklessen, stagedagen of aantal activiteiten, en met vermelding van het aantal provincies waar de opleidingen zullen plaatsvinden.
   De vormingsactiviteiten worden ingedeeld:
   1° per type opleiding als vermeld in artikel 4 van het besluit;
   2° per doelgroep als vermeld in artikel 2 van het besluit;
   3° per thema en subthema als vermeld in bijlage III die bij dit besluit is gevoegd.]1
  ----------
  (1)<MB 2014-11-07/03, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 07-11-2014>

Art.10.[1 Minstens vijf werkdagen voor de aanvangsdatum van de vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 4 van het besluit, meldt het centrum de vormingsactiviteit via het e-loket. De melding bevat minstens de volgende gegevens :
   1° de gegevens over de opleiding die geen stage is :
   a) het vormingstype van de opleiding, vermeld in artikel 4 van het besluit;
  [2 a)/1 het thema, vermeld in bijlage III die bij dit besluit is gevoegd;
   a)/2 de doelgroep, vermeld in artikel 2 van het besluit;]2
  [4 a)/3 de naam van het lerend netwerk in geval van een korte vormingsactiviteit die gevolgd wordt in het kader van een lerend netwerk als vermeld in artikel 8, 3° van dit besluit;]4
   b) per activiteit :
   1) de datum, het begin- en het einduur;
   2) het thema;
   3) de naam en het registratienummer van de lesgever, vermeld in artikel 30 van het besluit;
   4) het adres waar de activiteit zal plaatsvinden;
   5) het aantal uren theoretische lessen en praktijklessen als vermeld in artikel 3, § 1, van het besluit;
   6) het aantal uren waarvoor de lesgever een vergoeding als vermeld in artikel 36 van het besluit wil ontvangen;
  [2 7) in geval van een aanvullende opleiding betreffende de fytolicentie de inhoud van de opleiding;]2
   2° de gegevens over de stage :
   a) het vormingstype van de opleiding, vermeld in artikel 4 van het besluit;
  [2 a)/1 de doelgroep, vermeld in artikel 2 van het besluit;]2
   b) de gegevens over het stagebedrijf :
   1) het btw- of KBO-nummer;
   2) de naam;
   3) het type boekhouding op het bedrijf;
   c) ofwel het rijksregisternummer van de stagiair, ofwel de volgende gegevens :
   1) de voor- en achternaam;
   2) de woonplaats;
   3) de geboorteplaats;
   4) de geboortedatum.
   d) per stageactiviteit :
   1) de datum, het begin- en het einduur;
   2) het thema;
   3) het adres waar de stageactiviteit zal plaatsvinden;
   4) de naam en het registratienummer van de stagemeester, vermeld in artikel 10, 7°, van het besluit;
   e) het aantal stagedagen waarvoor de stagemeester een vergoeding als vermeld in artikel 36 van het besluit wil ontvangen.
   [3 de bevoegde entiteit]3 beslist over het al of niet principieel goedkeuren van de vormingsactiviteit overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit, en kent een opleidingsnummer toe.
   Tegen een negatieve beslissing kan het centrum op straffe van onontvankelijkheid binnen de termijn van tien werkdagen die volgt op de datum van de betekening, met een aangetekende brief beroep instellen bij de minister.]1
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2014-11-07/03, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>
  (3)<MB 2015-02-24/04, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<MB 2021-10-15/16, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.11.Wijzigingen van gemelde vormingsactiviteiten zijn alleen toegestaan als ze tijdig [1 via het e-loket]1 meegedeeld worden, degelijk gemotiveerd worden en de organisatie van controles ter plaatse niet bemoeilijken. Als door onvoorziene omstandigheden een activiteit verplaatst wordt, dan moeten ter plaatse de nodige aanwijzingen worden aangebracht om het de controleur [1 van [2 de bevoegde entiteit]2]1 mogelijk te maken de nieuwe locatie te vinden.
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.12.Binnen vier maanden na afloop van de naschoolse vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 4 van het besluit, en uiterlijk op 31 oktober van het werkjaar dat volgt op de aanvang van de vormingsactiviteit, [1 dient het centrum een schuldvordering in via het e-loket]1 . [1 ...]1 .
  De schuldvordering bevat dezelfde, geactualiseerde gegevens als de melding, vermeld in artikel 10 [1 ...]1.
  [1 Het centrum voert bij de schuldvordering van een vervolmakingsdag een lijst met de namen en de registratienummers van de deelnemers in via het e-loket.]1
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.13.[1 Van elke cursus houdt het centrum een administratieve map bij die bestaat uit een aantekenlijst van de lesgevers en een aanwezigheidslijst. De administratieve map moet tijdens de lestijden in het leslokaal aanwezig zijn.
   De aantekenlijst van de lesgevers bevat minstens de volgende gegevens :
   1° de naam en het erkenningsnummer van het erkende centrum;
   2° het thema en het opleidingsnummer van de cursus;
   3° het adres waar de cursus plaatsvindt;
   4° per les :
   a) de datum, en het begin- en het einduur;
   b) het thema;
   c) de voor- en achternaam en de handtekening van de lesgever;
   d) de eventuele opmerkingen over de les. Als de lesgever geen vergoeding wil ontvangen voor een gegeven les of als hij de vergoeding wil afstaan aan een derde, vermeldt hij dat bij de opmerkingen.
   De aanwezigheidslijst bevat minstens de volgende gegevens :
   1° de naam en het erkenningsnummer van het erkende centrum;
   2° het thema en het opleidingsnummer van de cursus;
   3° het adres waar de cursus plaatsvindt;
   4° een alfabetisch gerangschikte lijst van de voor- en achternaam van de deelnemers;
   5° per halve dag, avond of per lesgever, de handtekening van de deelnemer of de vermelding dat de deelnemer afwezig (O) of ziek (Z) was. De vermelding wordt per halve dag, avond of les door de lesgever ondertekend.
   De aanwezigheidslijst wordt voor het einde van het eerste lesuur ingevuld.
   Het centrum dient van elke cursus, uiterlijk bij de indiening van de schuldvordering, vermeld in artikel 12, een deelnemerslijst in via het e-loket, die minstens de volgende gegevens bevat :
   1° ofwel het rijksregisternummer van elke deelnemer, ofwel de volgende gegevens :
   a) de voor- en achternaam;
   b) de woonplaats;
   c) de geboorteplaats;
   d) de geboortedatum;
   2° afhankelijk van de deelnemer :
   a) voor de personen, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3°, van het besluit : het ondernemingsnummer van het bedrijf waar de deelnemer een landbouwactiviteit uitoefent;
   b) voor de personen, vermeld in artikel 2, § 1, 4°, van het besluit : de naam van het openbare bestuur;
   c) [2 voor de personen, vermeld in artikel 2, § 1, 5°, van het besluit : het fytolicentienummer bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Leefmilieu en Veiligheid van de Voedselketen;]2
   d) [2 voor de personen, vermeld in artikel 2, § 1, 6°, van het besluit : een verklaring dat zij geregistreerd zijn bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;]2
   3° de vermelding of de deelnemer de landbouwactiviteit in hoofdberoep, in bijberoep, als meewerkend gezinslid, werknemer of zelfstandig helper uitoefent.
   Het centrum voert uiterlijk bij de indiening van de schuldvordering, vermeld in artikel 12 van dit besluit, de volgende gegevens in via het e-loket :
   1° de aanwezigheden van de deelnemers zoals vermeld op de aanwezigheidslijst;
   2° een digitale kopie van de aantekenlijst en de aanwezigheidslijst;
   3° in voorkomend geval een digitale kopie van de verklaring van de werkgever, vermeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit.
   Het centrum bewaart de originelen van de aantekenlijst, de aanwezigheidslijst en de verklaringen van de werkgevers gedurende 10 jaar na de datum van uitbetaling van de subsidie ter inzage van [3 de bevoegde entiteit]3.
   Een model van de aantekenlijst van de lesgevers en de aanwezigheidslijst zijn terug te vinden op de website van de Vlaamse overheid : http://www.vlaanderen.be. De documenten kunnen ook gegenereerd worden via het e-loket.]1
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2014-11-07/03, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>
  (3)<MB 2015-02-24/04, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.14.Na afloop van de korte vormingsactiviteiten en de vervolmakingsdagen, vermeld in artikel 4, 4° en 5°, van het besluit, [1 dient het centrum, uiterlijk bij de indiening van de schuldvordering, een door de lesgever ondertekend en gedateerd verslag, met het verzoek tot uitbetaling in via het e-loket]1 . [1 Het centrum bewaart het origineel verslag gedurende 10 jaar na de datum van uitbetaling van de subsidie ter inzage van [2 de bevoegde entiteit]2.]1
  Het verslag met het verzoek tot uitbetaling moet minstens de volgende gegevens bevatten :
  1° de naam en het erkenningsnummer van het erkende centrum;
  2° gegevens over de activiteit :
  a) de datum, het begin- en het einduur;
  b) het thema en het opleidingsnummer van de activiteit;
  c) het adres waar de activiteit heeft plaatsgevonden;
  d) de naam van de lokale organisator (als het erkende centrum de activiteit niet organiseert);
  e) de naam van de plaatselijke verantwoordelijke;
  f) het aantal deelnemers;
  3° de naam [1 ...]1 , het rekeningnummer en het registratienummer van de lesgever als vermeld in artikel 30 van het besluit;
  4° een verklaring op erewoord van de lesgever dat :
  a) de opgave van het aantal deelnemers oprecht en volledig is en dat de activiteit heeft plaatsgevonden zoals in het verslag is vermeld;
  b)[3 b) als de organisator een algemeen of gewestelijk centrum is, er wel of niet een vergoeding voor de lesgever wordt aangevraagd bij de bevoegde entiteit. Als er een vergoeding wordt aangevraagd, deelt de lesgever in de verklaring ook mee op welk rekeningnummer die vergoeding gestort mag worden. Dat rekeningnummer mag niet het rekeningnummer van het centrum zijn. Het algemeen of gewestelijk centrum moet een bewijs kunnen leveren van de storting van de vergoeding op het opgegeven rekeningnummer]3.
  [3 Als de organisator een algemeen of gewestelijk centrum is, dan impliceert het indienen van de schuldvordering dat het centrum verklaart dat minstens tien deelnemers, of zes deelnemers als de opleiding valt onder de toepassing van artikel 8, personen zijn als vermeld in artikel 2, § 1, of § 2, 1°, van het besluit.]3
  Een model van het verslag met verzoek tot uitbetaling is terug te vinden op de website van de Vlaamse Overheid : http://www.vlaanderen.be. [1 Het verslag kan ook gegenereerd worden via het e-loket.]1
  [3"Het algemeen of gewestelijk centrum dient een deelnemerslijst als vermeld in artikel 13, vijfde lid, in via het e-loket als een van de volgende voorwaarden zijn vervuld:
   1° er worden meer dan drie lesuren korte vormingsactiviteiten georganiseerd voor dezelfde deelnemers, op dezelfde dag en door dezelfde lesgever;
   2° er worden verschillende korte vormingsactiviteiten georganiseerd voor dezelfde groep deelnemers, verspreid over verschillende dagen;
   3° de korte vormingsactiviteit wordt online georganiseerd;
   4° de korte vormingsactiviteit betreft een aanvullende opleiding over de fytolicentie als vermeld in artikel 4/2, § 4;
   5° de korte vormingsactiviteit betreft een bijeenkomst van een lerend netwerk als vermeld in artikel 8, 3°. ]3
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<MB 2021-10-15/16, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.15.Na afloop van een stage [1 dient het centrum, uiterlijk bij de indiening van de schuldvordering, een aantekenlijst van de stagiair, een beknopt stageverslag en drie evaluatieverslagen, respectievelijk opgesteld door de stagiair, de stagemeester en de bedrijfsleider in via het e-loket]1 .
  De aantekenlijst van de stagiair moet minstens de volgende gegevens bevatten :
  1° de naam en het erkenningsnummer van het centrum;
  2° de naam en het adres van het stagebedrijf;
  3° de naam van de stagiair;
  4° het opleidingsnummer van de stage;
  5° per stageactiviteit :
  a) de datum;
  b) het begin- en het einduur van de stageactiviteit;
  c) de handtekening van de stagiair;
  d) een beknopt overzicht van de werkzaamheden;
  e) eventuele opmerkingen.
  De aantekenlijst van de stagiair moet tijdens de volledige duur van de stage in de bedrijfszetel van het stagebedrijf aanwezig zijn en ter inzage liggen van de ambtenaren van [2 de bevoegde entiteit]2 . De stagiair moet de aantekenlijst bij aankomst en vertrek invullen en ondertekenen. Als de stageactiviteit niet plaatsvindt in de bedrijfszetel zelf, dan wordt de werkelijke stageplaats bij de opmerkingen van die stageactiviteit vermeld. Een model van de aantekenlijst van de stagiair is terug te vinden op de website van de Vlaamse Overheid : http://www.vlaanderen.be.
  De evaluatieverslagen, opgesteld door de stagiair, de stagebegeleider en de bedrijfsleider moeten minstens de volgende gegevens bevatten :
  1° de naam en het erkenningnummer van het erkende centrum;
  2° de naam van het stagebedrijf;
  3° de naam van de stagiair;
  4° de naam van de stagebegeleider;
  5° de begin- en einddatum van de stage;
  6° het opleidingsnummer van de stage;
  7° een evaluatie van de stage.
  Het beknopte stageverslag wordt opgesteld door de stagiair en moet minstens de volgende gegevens bevatten :
  1° de naam en het erkenningsnummer van het centrum;
  2° de naam van het stagebedrijf;
  3° de naam van de stagiair;
  4° het opleidingsnummer van de stage;
  5° gegevens over het stagebedrijf :
  a) een overzicht van de aanwezige teelten, met vermelding van de oppervlakte;
  b) een overzicht van de aanwezige veestapel, met het gemiddelde aantal aanwezige dieren per jaar;
  c) een raming van de inkomsten, de uitgaven en het arbeidsinkomen van het bedrijf;
  6° een beknopt overzicht van de uitgevoerde taken tijdens de stage.
  Een model van de aantekenlijst van de stagiair, de evaluatieverslagen en het beknopte stageverslag zijn terug te vinden op de website van de Vlaamse Overheid : http://www.vlaanderen.be.
  [1 Het centrum bewaart de originele aantekenlijst, evaluatieverslagen en het stageverslag gedurende 10 jaar na de datum van uitbetaling van de subsidie ter inzage van [3 de bevoegde entiteit]3.]1
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<MB 2015-02-24/04, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.16.
  <Opgeheven bij MB 2014-01-14/01, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.17. Tijdens elke vormingsactiviteit moet een algemene verantwoordelijke ter plaatse zijn of telefonisch te bereiken zijn.

Art.17/1.[1 Met toepassing van artikel 3, § 3, van het besluit wordt toegelaten dat de naschoolse vormingsactiviteiten op afstand via het internet aangeboden kunnen worden als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel, met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in het besluit en de overige bepalingen in dit besluit.
   De lessen die via afstandsleren worden aangeboden, zijn theoretische lessen als vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid, van het besluit. De lessen worden in het Nederlands aangeboden. Een gezamenlijke cursustest mag van op afstand afgenomen worden, mits via het gebruikte systeem het nodige toezicht kan gegarandeerd worden.
   De naschoolse vormingsactiviteiten kunnen alleen gegeven worden via een systeem dat de bevoegde entiteit vooraf goedgekeurd heeft.
   Het systeem, vermeld in het derde lid, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
   1° het systeem biedt voldoende garanties dat aan de subsidievoorwaarden, vermeld in het besluit en dit besluit, voldaan is;
   2° het gaat om een livecommunicatievorm;
   3° het systeem laat toe om de deelnemers te identificeren;
   4° de aanwezigheid van de deelnemers kan aangetoond worden via het inloggen van de deelnemers en de duur van de specifieke sessie;
   5° het systeem biedt voldoende garanties dat de voorwaarden inzake de bescherming van persoonsgegevens, vermeld in artikel 17/2, zijn vervuld, door een gegevensbeschermingseffectbeoordeling als vermeld in artikel 35 van de Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), in te dienen.
   Conform artikel 10 meldt het centrum de vormingsactiviteit aan. Het adres van het centrum of van het digitale leslokaal wordt vermeld als adres waar de activiteit plaatsvindt. Het centrum mailt voor de aanvang van elke activiteit een link en login naar de bevoegde identiteit om de bevoegde entiteit de mogelijkheid te bieden in te loggen voor de activiteit.
   De documentatie over het te behandelen onderwerp mag online aangeboden worden.
   Voor elke online aangeboden vormingsactiviteit wordt, naast de gegevens bepaald in artikel 13 respectievelijk artikel 14, tevens een door het systeem gegenereerd verslag ingediend met de logingegevens van de deelnemers en de lesgever(s).
   Als de opleiding een cursus is, vervangt het verslag van de onlineactiviteit voor de les in kwestie de handtekening van de lesgever op de aantekenlijst van de lesgever, vermeld in artikel 13, tweede lid, 4°, en de handtekening van de cursist op de aanwezigheidslijst, vermeld in artikel 13, derde lid, 5°.
   Als er onlinevormingsactiviteiten georganiseerd worden, mogen de lesgever en de deelnemers geen werknemers van hetzelfde bedrijf zijn.
   Als de onlinevormingsactiviteit georganiseerd wordt door een centrum voor hobbylandbouwvorming, wordt een deelnemer maximaal één keer per dag en per centrum meegerekend om het aantal deelnemers te bepalen van de vormingsactiviteit, vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, 5°, van het besluit ]1.
  ----------
  (1)<MB 2021-10-15/16, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.17/2. [1 Het centrum treft alle technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen die nodig zijn om de persoonsgegevens te beveiligen. In het bijzonder zal het centrum de persoonsgegevens beveiligen tegen vernietiging, verlies, vervalsing, niet toegelaten verspreiding of toegang en elke andere vorm van onwettige verwerking.
   Het centrum verbindt zich er uitdrukkelijk toe het vertrouwelijke karakter en de veiligheid van de persoonsgegevens, die het in het kader van het inrichten van naschoolse vormingsactiviteiten verzamelt, te waarborgen.
   Het centrum stelt enkel andere verwerkers aan om persoonsgegevens te verwerken in het kader van het inrichten van naschoolse vormingsactiviteiten, die aan dezelfde verplichtingen inzake gegevensbescherming voldoen als die welke hier zijn opgenomen.
   Het centrum brengt de deelnemers en de lesgevers op de hoogte van de verwerking van persoonsgegevens en voorziet in de verplichte vermeldingen overeenkomstig artikel 12 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming). Als het centrum de naschoolse vormingsactiviteiten vanaf afstand via het internet aanbiedt, dan brengt het ook de nodige vermeldingen aan op het e-learningplatform.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2020-04-28/10, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 28-04-2020>


Art.18.De getuigschriften, [1 vermeld in artikel 19 en 20 van het besluit]1, en het installatieattest, vermeld in artikel 20 van het besluit, moeten worden opgesteld overeenkomstig de modellen die als bijlage IV, V, VI en VII bij dit ministerieel besluit gevoegd zijn.
  ----------
  (1)<MB 2014-11-07/03, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2014>

Art.19.Om te mogen deelnemen aan de installatieproeven, vermeld in artikel 20 van het besluit, moeten de cursisten, afhankelijk van het al behaalde opleidingsniveau, de naschoolse vormingsactiviteiten volgen, vermeld in bijlage VIII, die bij dit ministerieel besluit is gevoegd.
  De cursisten moeten zich aanbieden voor een gemeenschappelijk examen van de verschillende centra per provincie. Dat examen is een gemeenschappelijk openboekexamen over de algemene starterscursus, in aanwezigheid van een jury en eventueel waarnemers van de erkende algemene centra, gevolgd door een socio-economische voorstelling van een bedrijf voor dezelfde jury en waarnemers van de erkende algemene centra. [2 de bevoegde entiteit]2 bepaalt de plaats en het tijdstip van het examen. Het examen wordt georganiseerd per provincie, afhankelijk van de behoeften.
  De cursisten die alleen een starterscursus type A als bijscholing hoeven te volgen, hoeven alleen het gemeenschappelijke openboekexamen over de starterscursus type A af te leggen. De cursisten die geslaagd zijn voor het openboekexamen, zijn ervan vrijgesteld bij een eventuele herkansing.
  [1 Het examenreglement is als bijlage IX bij dit besluit gevoegd. Dit examenreglement is verbindend voor de deelnemers aan de installatieproeven, de erkende algemene centra, de juryleden en de waarnemers die bij de installatieproeven betrokken zijn.]1
  ----------
  (1)<MB 2011-04-28/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2011>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.20.Een vereniging die een erkenning als centrum wil aanvragen, stuurt een aanvraag tot erkenning als centrum voor landbouwvorming naar [1 de bevoegde entiteit]1 .
  De aanvraag tot erkenning moet minstens de volgende gegevens bevatten :
  1° het type centrum waarvoor de erkenning aangevraagd wordt;
  2° de naam van het centrum;
  3° het juridisch statuut;
  4° het KBO-nummer;
  5° het adres van de maatschappelijke zetel;
  6° het rekeningnummer;
  7° de naam en de functie van de verantwoordelijke;
  8° het adres en het telefoonnummer van de verantwoordelijke;
  9° een lijst van de provincies waar de vormingsactiviteiten zullen plaatsvinden;
  10° een korte beschrijving van de aard van de geplande activiteiten;
  11° een verbintenis dat het centrum de administratieve en financiële controle van de diensten van de Vlaamse overheid aanvaardt, dat het geen winstgevende doeleinden nastreeft en dat het de georganiseerd scholingsactiviteiten toegankelijk zal maken voor alle personen die landbouwactiviteiten uitvoeren.
  Een model van de aanvraag tot erkenning is terug te vinden op de website van de Vlaamse Overheid : http://www.vlaanderen.be.
  De vereniging stuurt de aanvraag tot erkenning gedagtekend en ondertekend naar [1 de bevoegde entiteit]1 . Bij de aanvraag moet een kopie van de statuten van de vereniging worden gevoegd, evenals alle andere stukken die aantonen dat de vereniging aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.
  ----------
  (1)<MB 2015-02-24/04, art. 33 en 35, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.21.[1 De lesgever die zich bij [2 de bevoegde entiteit]2 wil laten registreren, stuurt het curriculum vitae, vermeld in artikel 30 van het besluit, in de vorm van een gedateerd en ondertekend inlichtingenblad naar een erkend centrum, dat de lesgever registreert via het e-loket, of dient het curriculum zelf in via het e-loket.
   Het inlichtingenblad bevat minstens de volgende gegevens van de lesgever :
   1° ofwel het rijksregisternummer, ofwel de volgende gegevens :
   a) de voor- en achternaam;
   b) de woonplaats;
   c) de geboorteplaats
   d) de geboortedatum.
   2° een overzicht van diploma's, getuigschriften of ervaring die voor het geven van de opleiding relevant zijn;
   3° een omschrijving van de specialiteiten waarover de lesgever wil lesgeven.
   Een model van het inlichtingenblad van de lesgever is terug te vinden op de website van de Vlaamse overheid : http://www.vlaanderen.be.]1
  ----------
  (1)<MB 2014-01-14/01, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 36, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.22.
  <Opgeheven bij MB 2013-07-24/03, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Art.23. Het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector wordt opgeheven.

Art.24. Het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector blijft van toepassing op de subsidieaanvragen die hangende zijn op het moment dat dit besluit in werking treedt en die betrekking hebben op opleidingen die gestart zijn voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.[2 Bijlage I. - Programma van de starterscursussen type A als vermeld in artikel 3 van het ministerieel besluit van 26 november 2007 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector

   1° Doel en situering van de algemene en bijzondere starterscursussen, de stages en de installatieproef
   2° Betreffende algemene wetgeving :
   a) ruimtelijke ordening milieuvergunningenbeleid en waterbeleid,
   b) Mestdecreet,
   c) EU - landbouwbeleid,
   d) beheersovereenkomsten,
   e) biologische landbouw,
   f) praktijkgidsen,
   g) tewerkstelling.
   3° Bedrijfsovername :
   a) belangrijke facetten bij overname, overnamecontract,
   b) VLIF.- ondernemerschap,
   c) financieringsmogelijkheden bij starten + oefeningen,
   d) uitbatingsvormen, vennootschappen,
   e) pachtwetgeving, erfdienstbaarheden, grondbeleid,
   f) huwelijksvermogensrecht, erfrecht,
   g) verzekeringen, risicobeheer, schadeberekening, aansprakelijkheid.
   4° Sociale, familiale en ethische aspecten :
   a) sociaal statuut zelfstandigen, sociale zekerheid,
   b) relatie gezin - bedrijf.
   5° Structuren in land- en tuinbouw :
   a) diensten en instellingen voor de landbouw,
   b) landbouw op provinciaal, regionaal, federaal, Europees en mondiaal vlak.
   6° Fiscaliteit :
   a) belastingaangifte : boekhouding en forfaitair,
   b) btw-regeling.
   7° Boekhouding :
   a) theorie,
   b) praktijk,
   c) bedrijfseconomische boekhouding,
   d) rentabiliteit in land- en tuinbouw
   8° Financieel beheer :
   a) algemene begrippen
   b) financieel plan
   c) kasplanning
   9° Ondernemerscompetenties :
   a) handelsrelaties
   b) marktwerking
   c) samenwerking
   d) maatschappelijke verantwoordelijkheid
   e) bedrijfsorganisatie
   10° Informaticatoepassingen voor de land- en tuinbouw
   In de loop van de cursus worden momenten van zelfreflectie en zelfinschatting ingebouwd.]2
  ----------
  (1)<MB 2011-04-28/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2011>
  (2)<MB 2013-07-24/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 23-08-2013>

Art. N2.[2 Bijlage II. - Programma van de starterscursussen type B als vermeld in artikel 4 van het ministerieel besluit van 26 november 2007 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector

   1° Economische en sociale benadering van de bedrijfstak :
   a) rentabiliteit, kostprijsberekening,
   b) boekhouding,
   c) naargelang van de bedrijfstak :
   a. specifieke belastingstelsels,
   b. specifiek personeelsbeleid,
   c. gebruik van kwaliteitslabels en etikettering.
   2° Administratieve verplichtingen voor de bedrijfstak.
   3° Wetgevende en milieuaspecten voor de bedrijfstak :
   a) geïntegreerde productie,
   b) duurzame productie,
   c) verantwoorde huisvesting,
   d) sanitair aspect,
   e) wettelijke verplichtingen inzake dierenwelzijn.
   4° Sectorspecifiek ondernemerschap :
   a) innovatie
   b) afzet
   c) kwaliteitsgerichte systemen
   5° Socio-economische voorstelling van een bedrijf
   6° Bedrijfsbezoeken, voor zover geen sanitaire beperkingen die beletten
   7° Technische aspecten (teelttechniek, voeding, mechanisatie,...).]2
  ----------
  (1)<MB 2011-04-28/37, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2011>
  (2)<MB 2013-07-24/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 23-08-2013>

Art. N3.[1 Bijlage III. - Thema's en subthema's als vermeld in artikel 9 van het ministerieel besluit van 26 november 2007 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector
   1° opleidingen ter versterking van het concurrentievermogen en de rentabiliteit:
   a) bedrijfsbeheer;
   b) technische thema's;
   c) verwerven van praktische vaardigheden;
   2° beroepsopleidingen voor personen die zich voorbereiden om in hoofd- of nevenberoep te gaan werken in de landbouwsector als vermeld in artikel 2, § 2, van het besluit:
   a) starterscursussen;
   b) stages;
   3° opleidingen over het herstel, de instandhouding en de verbetering van ecosystemen:
   a) instandhouding van ecosystemen;
   b) opleidingen betreffende de fytolicentie;
   4° opleidingen voor werknemers van groendiensten:
   a) technische thema's in verband met groenbeheer;
   b) verwerven van praktische vaardigheden;
   5° opleidingen voor hobbylandbouwers:
   a) groenten-, fruit- en kruidentuin;
   b) siertuin;
   c) houden van landbouwhuisdieren.]1
  ----------
  (1)<MB 2014-11-07/03, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 07-11-2014>

Art. N4.Bijlage IV. - Model van een getuigschrift van een cursus
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 11-12-2007, p. 60977).
  (Gewijzigd bij :
  - <MB 2014-01-14/01, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>)

Art. N5.Bijlage V. - Model van een getuigschrift van een stage
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 11-12-2007, p. 60977).
  (Gewijzigd bij :
  - <MB 2014-01-14/01, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2014>)

Art. N6. Bijlage VI. - Model van een installatieattest voor opleidingen die gestart zijn voor 1 juli 1996
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 11-12-2007, p. 60978).

Art. N7. Bijlage VII. - Model van een installatieattest voor opleidingen die gestart zijn na 1 juli 1996
  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 11-12-2007, p. 60978).

Art. N8.[1 Bijlage VIII. - Toelatingsvoorwaarden voor de installatieproeven, vermeld in artikel 19 van het ministerieel besluit van 26 november 2007 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector


voorwaardevereiste bijscholing
  
1. getuigschrift of diploma van land- of tuinbouwgericht onderwijs :
   a) lager secundair onderwijs
   b) 2e graad secundair onderwijs
   c) 5e jaar secundair onderwijs
   2. getuigschrift of diploma van niet-landbouw gericht of niet-tuinbouwgericht onderwijs of geen getuigschrift of diploma
  
   3. minstens vijf jaar werkzaam op een landbouwbedrijf met het statuut van zelfstandig bedrijfsleider, zaakvoerder, meewerkende echtgenoot of zelfstandig helper

   starterscursus type A + B
   starterscursus type A + B
   starterscursus type A
   starterscursus type A + B + stage
   starterscursus type A + B

   De totaalduur van de stage is minstens twintig stagedagen.
   Een getuigschrift van een gevolgde B-cursus die gestart is voor 1 juli 1996, geeft zonder bijscholing recht op een installatieattest.
   Voor de opleidingen die gestart zijn tussen 1 juli 1996 en 1 januari 2005, zijn een B1- en een B3-cursus gelijkwaardig aan respectievelijk een starterscursus type A en een starterscursus type B.
   De deelnemer bewijst zijn statuut van zelfstandig bedrijfsleider, zaakvoerder, meewerkende echtgenoot of zelfstandig helper met een verklaring van de sociale kas waarbij hij is aangesloten. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<MB 2011-04-28/37, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2011>
  (2)<MB 2013-07-24/03, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 23-08-2013>

Art. N9.[1 Bijlage IX. - Examenreglement als vermeld in artikel 19 van het ministerieel besluit van 26 november 2007 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector
   1. Examenagenda
   De examens worden jaarlijks in elke provincie tweemaal georganiseerd. [2 de bevoegde entiteit]2 legt in overleg met de centra de examenagenda vast. [2 de bevoegde entiteit]2 kan een examen schrappen als minder dan zes deelnemers ingeschreven zijn.
   2. Inschrijving
   De deelnemers kunnen ongeacht hun woonplaats in elke provincie aan het examen deelnemen. Kandidaten die niet geslaagd zijn voor een examen kunnen zich, na tijdige voorafgaande inschrijving, opnieuw aanmelden voor een volgend examen.
   De deelnemers aan de proeven schrijven zich in via een erkend algemeen centrum door middel van een inschrijvingsformulier dat minstens de volgende gegevens van de deelnemer bevat :
   a) voornaam en familienaam (zoals op de identiteitskaart);
   b) straat en nummer;
   c) postnummer en gemeente;
   d) geboorteplaats en -datum;
   e) rijksregisternummer;
   f) plaats en datum van de installatieproef;
   g) goedkeuringsnummers van de gevolgde starterscursussen type A en B en van de stages;
   h) lijst van getuigschriften/attesten die aanleiding kunnen geven tot een vrijstelling.
   Een model van het inschrijvingsformulier is terug te vinden op de website van de Vlaamse overheid : http://www.vlaanderen.be/formulieren.
   De deelnemers die aanspraak kunnen maken op een vrijstelling voor een onderdeel van de opleiding, bezorgen samen met de inschrijving een kopie van de stavingsstukken die de vrijstelling aantonen.
   De algemene centra bezorgen de inschrijvingsformulieren aan [2 de bevoegde entiteit]2 uiterlijk [2 tien]2 werkdagen voor de aanvang van het schriftelijke examen.
   3. Verloop van de proeven
   De installatieproef bestaat uit twee gedeelten, namelijk een schriftelijk openboekexamen en een socio-economische voorstelling van een bedrijf.
   De cursisten die niet geslaagd zijn voor het openboekexamen worden niet toegelaten tot de socio-economische voorstelling van een bedrijf. De cursisten die alleen een starterscursus type A als bijscholing moeten volgen, zijn vrijgesteld van de socio-economische voorstelling van het bedrijf en hoeven alleen het schriftelijke openboekexamen af te leggen. De cursisten die geslaagd zijn voor het openboekexamen, zijn daarvan vrijgesteld bij een eventuele herkansing.
   3.1. Gemeenschappelijk openboekexamen
   Het gemeenschappelijke examen verloopt met open boek. Dat houdt in dat de deelnemers alle schriftelijke informatie die ze nuttig vinden, mogen meebrengen en tijdens het examen mogen raadplegen.
   [2 de bevoegde entiteit]2 stelt de examenvragenlijst op. De bevoegde entiteit kan aan de centra vragen om vragenlijsten voor het examen te leveren. In dat geval verbinden de centra zich ertoe de vragenlijsten die ze bij [2 de bevoegde entiteit]2 indienen, niet te verspreiden. Deelnemers van wie op het examen vastgesteld wordt dat zij in het bezit zijn van de vragenlijsten van een centrum, worden gelijkgesteld met niet-geslaagden.
   Een kandidaat is geslaagd voor het openboekexamen als hij minstens 50 % van de punten behaalt.
   3.2. Socio-economische voorstelling van een bedrijf
   De deelnemer geeft een mondelinge voorstelling van maximaal tien minuten van een land- of tuinbouwbedrijf. Hij kan daarbij gebruikmaken van alle nuttige documentatie die hij nodig acht. Na de voorstelling krijgt de jury de gelegenheid om vragen te stellen over de bedrijfsvoering op het voorgestelde bedrijf.
   Het voorgestelde bedrijf kan het door de deelnemer over te nemen bedrijf, het stagebedrijf of een ander bedrijf zijn.
   De jury beoordeelt :
   a) de kwaliteit van de presentatie (10 punten);
   b) de bekwaamheid van de kandidaat om de verschillende regelgevingen die in de startersopleiding aan bod kwamen, toe te passen op het voorgestelde bedrijf (10 punten);
   c) het inzicht van de kandidaat in de kostenstructuur en de rentabiliteit van het voorgestelde bedrijf (10 punten);
   d) het inzicht van de kandidaat in interne en externe factoren die een invloed kunnen hebben op de kostenstructuur en de rentabiliteit van het bedrijf (10 punten).
   Een kandidaat is geslaagd voor het mondelinge gedeelte van de proef als hij minstens 50 % van de punten haalt op de totale proef en minstens 50 % van de punten op het totaal van onderdeel b), c) en d) van de beoordeling.
   De uitslag van de jurering wordt op het einde van het examen genoteerd in een proces-verbaal.
   De tijdens de presentatie en de vraagstelling aangebrachte gegevens zijn vertrouwelijk. De juryleden en de waarnemers mogen geen gegevens van de mondelinge proef verspreiden of voor andere doeleinden gebruiken.
   4. Jury
   De jury wordt samengesteld overeenkomstig artikel 21 van het besluit.
   De waarnemers van de algemene centra nemen niet deel aan de vraagstelling en de beraadslaging.
   Bij gebrek aan unanimiteit bij de beoordelingen worden de beslissingen genomen bij meerderheid van stemmen, met uitsluiting van de onthoudingen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
   5. Uitslag van het examen
   [2 de bevoegde entiteit]2 deelt het resultaat van de examens schriftelijk mee aan de deelnemers en reikt de installatieattesten uit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2011-04-28/37, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2011>
  (2)<MB 2015-02-24/04, art. 37, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>