13 NOVEMBER 2006. - Ministerieel besluit tot regeling van specifieke en aanvullende delegatie van beslissingsbevoegdheden aan het hoofd van het intern verzelfstandigd Agentschap voor Natuur en Bos (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-01-2007 en tekstbijwerking tot 16-04-2021)
Art. 1-3
HOOFDSTUK I. - Delegaties inzake overheidsuitgaven.
Art. 4-5
HOOFDSTUK II. - Delegaties inzake jachtregelgeving.
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Delegaties inzake regelgeving riviervisserij.
Art. 7
HOOFDSTUK IV. - Delegaties inzake natuurbehoudsregelgeving.
Art. 8
HOOFDSTUK V. - Delegaties inzake bosregeling.
Art. 9
HOOFDSTUK VI. - Subdelegaties.
Art. 10
HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtredingsbepaling.
Art. 11
2012203266 2013203619 2014202515 2014203160 2015035766 2015205919 2016205015 2017202591 2017206433 2020010273 2021041027
Artikel 1. Naast de delegaties van beslissingsbevoegdheid toegekend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003, worden aan het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos, verder het Agentschap genoemd, voor de verwezenlijking van de taken en bevoegdheden van het Agentschap specifieke en aanvullende delegaties verleend zoals geregeld in dit besluit.
Art.2. De verleende delegaties gelden ook voor de ambtenaar die de leiding van het Agentschap waarneemt of die het hoofd vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering.
In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering bedoeld in het vorige lid plaatst de betrokken ambtenaar boven de vermelding van zijn graad en zijn handtekening de formule " voor het hoofd van het Agentschap Natuur en Bos, afwezig ".
Art.3. De minister kan te allen tijde de verleende delegaties geheel of gedeeltelijk intrekken en individuele dossiers aan zich trekken.
HOOFDSTUK I. - Delegaties inzake overheidsuitgaven.
Art.4. § 1. Het hoofd van het agentschap is gemachtigd om binnen de perken van de goedgekeurde kredieten van het MINA-fonds, in het kader van de uitvoering van de taken die aan het hoofd van het agentschap zijn toevertrouwd :
1° de bestekken voor werken, leveringen of diensten of de bescheiden die ze vervangen goed te keuren;
2° de wijze te kiezen waarop de opdrachten worden gegund;
3° opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten te gunnen voor zover deze opgenomen zijn in een door de minister goedgekeurd programma en toe te zien op de uitvoering ervan.
Deze machtiging geldt slechts binnen de perken van de bedragen die zijn opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid.
§ 2. Het hoofd van het agentschap staat binnen de perken van de door haar goedgekeurde kredieten van de Minafondsbegroting bovendien in voor de uitvoering van de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten die ter uitvoering van voormelde taken werden gegund door de minister of de Vlaamse Regering.
Onder uitvoering wordt verstaan, het nemen van alle maatregelen en beslissingen, inclusief het goedkeuren van de facturen, die ertoe strekken het voorwerp van de opdracht te verwezenlijken, en die binnen de perken van de aanneming blijven, met uitzondering van de maatregelen en beslissingen die een beoordeling vanwege de gunnende overheid vereisen.
Art.5. Het hoofd van het Agentschap is gemachtigd om :
1° in het kader van overheidsopdrachten boeten kwijt te schelden;
2° allerlei uitgaven die buiten de toepassing vallen van de wetgeving op de overheidsuitgaven, en die betrekking hebben op de uitvoering van de taken van het Agentschap, goed te keuren tot een bedrag van euro 65.000 per beslissing voor zover het niet gaat om subsidies en de betrokken uitgaven niet voortvloeien uit vonnissen of arresten, dadingen of schulderkenningen;
3° prijsherzieningen, die voortvloeien uit de overeenkomsten in kwestie, goed te keuren zonder beperking van bedrag;
4° andere verrekeningen dan de bovenvermelde herzieningen goed te keuren als daar geen extra uitgaven van meer dan 25 % uit voortvloeien;
5° binnen de perken van de in de begroting voorziene kredieten, facultatieve subsidies te verlenen voor een bedrag van maximum euro 65.000, op voorwaarde dat de principiële goedkeuring daarvoor schriftelijk werd gegeven door de minister.
HOOFDSTUK II. - Delegaties inzake jachtregelgeving.
Art.6. Het hoofd van het Agentschap is gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek in consensus met de betrokken wildbeheereenheid met toepassing van artikel 33 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, afwijkingen van de criteria toe te staan tot bepaling van het afschot voor reewild, zoals bepaald in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan voor reewild;
2° het model vast te stellen van de schriftelijke overeenkomst waarbij het afschotplan wordt toegewezen aan een gemachtigde die alle andere houders van het jachtrecht vertegenwoordigt zoals bedoeld in artikel 2, laatste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan voor reewild;
3° het beroep te behandelen tegen de beslissing over het reeafschotplan zoals bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan voor reewild en daar over te beslissen;
4° het huishoudelijk reglement vast te stellen van de Commissie ingesteld door het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan voor reewild;
5° het beroep te behandelen tegen de beslissing van de arrondissementscommissaris over het jachtverlof zoals bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen;
6° de modelformulieren te wijzigen zoals bedoeld in artikel 1, 1°, 3°-5°, van het ministerieel besluit van 28 oktober 2005 tot vaststelling van de gegevens die in het wildbeheerplan moeten worden opgenomen in uitvoering van artikel 2, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend.
HOOFDSTUK III. - Delegaties inzake regelgeving riviervisserij.
Art.7.Het hoofd van het Agentschap is gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° het bedrag te bepalen van de vergoeding die op voorstel van de gouverneur aan de secretaris-penningmeester van de provinciale riviervisserijcommissie kan worden toegekend overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 13 december 1954 betreffende de provinciale visserijcommissies en het centraal comité van het visserijfonds;
2° het reglement van orde goed te keuren dat door de provinciale riviervisserijcommissie werd opgesteld conform artikel 11 van het koninklijk besluit van 13 december 1954 betreffende de provinciale visserijcommissies en het centraal comité van het visserijfonds;
3° het reglement van orde goed te keuren dat door het Centraal comité van het visserijfonds werd opgesteld conform artikel 18 van het koninklijk besluit van 13 december 1954 betreffende de provinciale visserijcommissies en het centraal comité van het visserijfonds;
[1 4° het vissen, het toepassen van sommige wijzen van vissen, het vangen van sommige vissoorten of categorieën evenals het gebruik van bijzondere lokazen of tuigen tijdelijk toe te staan of te verbieden als vermeld in artikel 14 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, met het oog op proefnemingen of op het gewestelijk of plaatselijk nut;
5° machtigingen te verlenen voor het vangen of vervoeren van vissen of kreeften als vermeld in artikel 17 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij;
6° machtigingen te verlenen om vis uit te storten in de wateren waarop de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij van toepassing is als vermeld in artikel 25 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij;
7° de leden van het comité en hun plaatsvervangers te benoemen als vermeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 13 december 1954 betreffende de provinciale visserijcommissies en het centraal comité van het visserijfonds, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008.]1
----------
(1)<MB 2021-03-15/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 26-04-2021>
HOOFDSTUK IV. - Delegaties inzake natuurbehoudsregelgeving.
Art.8.Het hoofd van het Agentschap is gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° afwijkingen toe te staan op de verbodsbepalingen uit artikel 5 van het ministerieel besluit van 23 oktober 1975 houdende de reglementering van de bewaking, de politie en het verkeer in de staatsnatuurreservaten, buiten de wegen die voor het openbaar verkeer openstaan;
2° afwijkingen toe te staan met betrekking tot het maaitijdstip en het verwijderen van het maaisel op de bermen, overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen;
3° te beslissen om al dan niet een vergoeding toe te kennen zoals voorzien in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 1996 tot uitvoering van artikel 54 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
4° het beheersplan goed te keuren voor Vlaamse natuurreservaten zoals bedoeld in artikel 34, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu dat voor elk Vlaams natuurreservaat wordt opgesteld;
5° opheffing toe te staan van de verbodsbepaling uit artikel 35 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
6° afwijkingen te verlenen van verbodsbepalingen zoals bedoeld in artikel 56 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, en individuele ontheffing te verlenen van de verplichtingen opgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid, overeenkomstig artikel 28, § 2, van het zelfde besluit;
7° aanpassingsmaatregelen of maatregelen ter herstel van de natuur te vorderen zoals voorzien in artikel 59, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
8° het huishoudelijk reglement van de stuurgroep op te stellen zoals bedoeld in artikel 11, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 februari 2003 betreffende natuurrichtplannen;
9° het beheerplan goed te keuren van erkende natuurreservaten zoals bedoeld in artikel 10, § 6, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies;
10° nadere regels vast te stellen over de te leveren monitoringgegevens en de vorm en modaliteiten van de rapporten zoals bedoeld in artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies;
11° nadere regels vast te stellen met betrekking tot de aanvraag van subsidies voor uitzonderlijke eenmalige inrichtingsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidie;
12° de bijlagen I en II aan te passen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2003 houdende toekenning van een subsidie aan uiteenlopende actoren voor het natuur-, bos- en groenbeheer via groene, duurzame jobs toegankelijk voor doelgroepwerknemers;
13° nadere regels vast te leggen met betrekking tot de vorm waarin een aanvraag moet worden ingediend tot algemene ontheffing van de bepalingen van artikel 25, § 3, 2°, 2) en 3), van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zoals bedoeld in artikel 27, § 2, laatste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid;
14° nadere regels vast te leggen met betrekking tot de vorm waarin een aanvraag moet worden ingediend tot individuele ontheffing van de verbodsbepalingen opgenomen in artikel 25, § 3, 2°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zoals bedoeld in artikel 29, § 1, laatste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid;
15° nadere regels te bepalen inzake de aanvraag tot het sluiten van een natuurprojectovereenkomst en de modaliteiten ervan, zoals bedoeld in artikel 47 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid;
[1 16° natuurprojectovereenkomsten, zoals bedoeld in artikel 48, § 5 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en artikel 45 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid, te sluiten met een maximale waarde van 10.000 EUR;]1
[2 17° individuele afwijkingen toe te staan van de verbodsbepalingen van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, overeenkomstig artikel 10 van het voormelde besluit, op voorwaarde dat de aanvrager de zorgplicht, opgelegd door artikel 14 van het voormelde decreet, naleeft en op voorwaarde dat het hoofd van het Agentschap, bij het verlenen van de afwijking, uitdrukkelijk voldoet aan de bepalingen van artikel 16 van het voormelde decreet inzake het tegengaan van vermijdbare schade, of aan de bepalingen van artikel 36ter, § 3, van het voormelde decreet, als dat van toepassing is.]2
----------
(1)<MB 2009-11-30/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-02-2010>
(2)<MB 2016-09-19/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 24-10-2016>
HOOFDSTUK V. - Delegaties inzake bosregeling.
Art.9.Het hoofd van het Agentschap is gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° overeenkomsten te sluiten ter bevordering van de gebiedsgerichte uitbreiding van het bosareaal die gericht is op duurzaam bosbeheer, zoals voorzien in artikel 6bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, behoudens wanneer de jaarlijkse kost voor het agentschap meer dan euro 7.000 bedraagt;
2° toelating te verlenen aan de personeelsleden van het Bosbeheer om als gerechtelijke deskundigen op te treden, zoals bedoeld in artikel 36 van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
3° te beslissen over de toetreding tot erkende bosgroepen zoals bepaald in artikel 41ter van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
4° beheersplannen, wijzigingen aan beheersplannen en beheersovereenkomsten goed te keuren, die worden gesloten krachtens artikel 29 van het Bosdecreet, zoals bepaald in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 1993 tot vaststelling van regelen betreffende de aanwijzing of erkenning en het beheer van de bosreservaten;
5° de modellen van de formulieren, opgenomen als bijlagen II en III bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing te wijzigen of te vervangen;
6° de verklaring op te stellen bedoeld in de artikelen 3, § 1, 3°, en 3, § 2, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2002 houdende de erkenning van kopers en exploitanten van hout, overeenkomstig artikel 79 van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
7° de huishoudelijke reglementen van het erkenningscomité en van het comité van beroep goed te keuren, zoals bepaald in de artikelen 6, § 3, en 7, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2002 houdende de erkenning van kopers en exploitanten van hout, overeenkomstig artikel 79 van het Bosdecreet van 13 juni 1990;
8° het modelformulier op te stellen waarmee de aanvraag tot subsidie dient te gebeuren zoals voorzien in artikel 8, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2003 betreffende de subsidiëring van de bebossing van landbouwgronden ter uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;
9° het ontwerpbeheerplan goed te keuren zoals voorzien in artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de beheerplannen van bossen;
10° het huishoudelijk reglement opgesteld door het comité van beroep goed te keuren, zoals bepaald in artikel 15, § 5, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de beheerplannen van bossen;
11° de bijlage II tot VII aan te passen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de subsidiëring van beheerders van openbare en privé-bossen;
12° de grenzen van de bosgroepregio's aan te passen zoals bedoeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van bosgroepen en de wijze waarop leden van het Bosbeheer kunnen meewerken in erkende bosgroepen en deze aanpassingen in bijlage I van dat besluit aan te brengen, alsmede de bijlage II en III bij datzelfde besluit aan te passen;
13° de bijlage IB en de bijlage II tot en met V aan te passen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de procedure tot erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, zoals voorzien in artikel 37, § 1 van dat besluit;
[1 14° de toegankelijkheidsregeling voor een bos goed te keuren, zoals bedoeld in artikel 11, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten;]1
[2 15° beslissingen te nemen over de ontheffing, vermeld in artikel 90bis, § 1, derde lid, van het Bosdecreet van 13 juni 1990.]2
----------
(1)<MB 2009-11-30/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-02-2010>
(2)<MB 2015-05-26/12, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2015>
HOOFDSTUK VI. - Subdelegaties.
Art.10. Het hoofd van het Agentschap is gemachtigd om de hiervoor in aanmerking komende bevoegdheden te subdelegeren binnen het Agentschap tot op het meest functionele niveau. Elke subdelegatie wordt meegedeeld aan het Rekenhof en aan de minister.
HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtredingsbepaling.
Art. 11. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.