17 NOVEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie, de samenstelling [, het beheer] en de werking van de Raad van het [Vlaams] Fonds voor Landbouw en Visserij [...] <BVR2014-10-03/03, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014> (NOTA : art. 18 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij BVR2018-09-14/16, art. 189; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-01-2007 en tekstbijwerking tot 13-03-2024)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Organisatie, samenstelling en werking.
Art. 2-14
HOOFDSTUK III. - Bijzonder reglement.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 15, 15/1
Afdeling II. - Comptabiliteit.
Art. 16-18
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 19
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° [1 Raad: de Raad van het Vlaams Fonds voor Landbouw en Visserij;]1
2° [2 ...]2;
3° [1 [2 ...]2]1
----------
(1)<BVR 2014-10-03/03, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
(2)<BVR 2024-01-26/31, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK II. - Organisatie, samenstelling en werking.
Art.2.De Raad wordt opgericht bij [1 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie]1.
----------
(1)<BVR 2024-01-26/31, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.3.De Raad bestaat uit 26 leden en is samengesteld als volgt :
1° [2 de administrateur-generaal van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij;]2;
2° [1 ...]1
3° de administrateur-generaal van [2 het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek]2;
4° [1 vijf personeelsleden van [2 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij]2]1;
5° [1 ...]1
6° één ambtenaar van het Instituut voor [2 het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek]2 (ILVO);
7° zes vertegenwoordigers van de algemene landbouworganisaties;
8° één vertegenwoordiger van de zaaizaadsector;
9° één vertegenwoordiger van de pootgoedsector;
10° één vertegenwoordiger van de sierteeltsector;
11° één vertegenwoordiger van de tuinbouwveilingen;
12° één vertegenwoordiger uit de leidende verenigingen van respectievelijk de fokkerijsectoren rundvee, varkens en pluimvee en konijnen;
13° één vertegenwoordiger van de zuivelsector;
14° één vertegenwoordiger van de vleesverwerkende nijverheid;
15° één vertegenwoordiger van de visserijsector;
16° één vertegenwoordiger van de toeleveringssector grondstoffen;
17° één vertegenwoordiger van de biologische sector.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 82, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BVR 2024-01-26/31, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.4.§ 1. De leden, vermeld in artikel 3, 4° tot 6°, worden aangewezen door de minister.
De leden, vermeld in artikel 3, 7° tot 17°, worden benoemd door de minister, op voordracht van elke vertegenwoordigde landbouworganisatie, sectoriële beroepsvereniging, erkende vereniging, of door de verenigingen na onderling overleg. Die bezorgen hiertoe aan de minister een lijst waarop tweemaal zoveel kandidaten voorkomen als er mandaten zijn waarover zij beschikken. Voor elk lid wordt er door de minister een plaatsvervanger aangewezen die aan de werkzaamheden deelneemt bij afwezigheid van het effectieve lid. De plaatsvervanger heeft dezelfde bevoegdheden als het lid.
§ 2. De minister wordt belast met de organisatie van het secretariaat van de Raad, onder meer met de aanwijzing van de secretarissen. De secretarissen van de Raad nemen eveneens het secretariaat van de bestendige comités, vermeld in artikel 11, waar.
De secretarissen en de rekenplichtige van het [1 Vlaams Landbouwfonds]1 nemen deel aan de vergaderingen van de Raad, zonder dat ze over stemrecht beschikken.
----------
(1)<BVR 2014-10-03/03, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
Art.5. Het mandaat van de leden duurt vier jaar en is hernieuwbaar.
Als een lid voortijdig ophoudt zijn mandaat uit de oefenen, wordt het mandaat door zijn plaatsvervanger opgenomen en beëindigd.
Art.6.De Raad wordt voorgezeten door [2 de administrateur-generaal van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij]2]1.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 83, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BVR 2024-01-26/31, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7. De Raad vergadert op uitnodiging van de voorzitter, die de agenda van de Raad vaststelt.
Art.8. De Raad beraadslaagt op geldige wijze als de meerderheid van zijn leden aanwezig is. Als die meerderheid niet aanwezig is, dan kan de Raad na een nieuwe bijeenroeping op geldige wijze over hetzelfde voorwerp beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Art.9. De stemming gebeurt bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art.10. De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister.
Art.11. De Raad richt voor het uitoefenen van zijn werkzaamheden twee bestendige comités op, één voor het geheel van de plantaardige sectoren en één voor het geheel van de dierlijke sectoren. Die comités zorgen voor de permanente werking van de Raad en worden belast met een coördinerende taak op het vlak van de werking van de werkgroepen, die een opdracht uitvoeren voor de Raad.
De leden van de bestendige comités maken deel uit van de Raad en worden erdoor aangewezen. Elk bestendig comité wijst zijn eigen voorzitter aan en kan beschikken over een secretaris als vermeld in artikel 4.
De bestendige comités maken een schriftelijk verslag op van hun werkzaamheden en besprekingen voor de Raad en leggen een voorstel van advies voor.
Art.12. De Raad kan voor de opdrachten die hij bepaalt werkgroepen oprichten bestaande uit leden en deskundigen die geen lid zijn. Die werkgroepen hangen af van het bestendig comité waaronder ze thuishoren, brengen schriftelijk verslag uit aan de respectieve comités en geven aanbevelingen. Als het nodig geacht wordt, kan een specifieke werkgroep voor de visserijsector opgericht worden.
Art.13.De leden van de Raad, de secretarissen en de uitgenodigde deskundigen krijgen van het [1 Vlaams Landbouwfonds]1 geen vergoeding voor hun aanwezigheid op de Raadsvergaderingen en de vergaderingen van de bestendige comités en de werkgroepen, noch voor de kosten voor de verplaatsing en de voorbereiding.
----------
(1)<BVR 2014-10-03/03, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
Art.14.De minister stelt het jaarlijkse programma van de geplande projecten vast, op voorstel van de Raad.
De Raad ontvangt eenmaal per jaar een verslag over het beheer van het [1 Vlaams Landbouwfonds]1.
----------
(1)<BVR 2014-10-03/03, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
HOOFDSTUK III. - Bijzonder reglement.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.15.De verrichtingen van het [1 Vlaams Landbouwfonds]1, de boekingen in de comptabiliteit en de verantwoording of regularisatie ervan zijn onderworpen aan de algemene bepalingen over de Rijkscomptabiliteit.
----------
(1)<BVR 2014-10-03/03, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
Art.15/1. [1 Het Vlaams Landbouwfonds wordt beheerd door de minister, die zijn beslissingsbevoegdheden over de inkomsten en de uitgaven kan delegeren.
De rekenplichtige, vermeld in artikel 6, 3°, van het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij, beschikt rechtstreeks over de kredieten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-10-03/03, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
Afdeling II. - Comptabiliteit.
Art.16.De rekenplichtige heeft als taak de opbrengsten van het [2 Vlaams Landbouwfonds]2 te innen evenals mogelijke ontvangsten voor orde en de uitgaven te verrichten.
[1 Het Departement Financiën en Begroting]1 rekent de ontvangsten en uitgaven, uitgevoerd door de rekenplichtige, budgettair aan op grond van de driemaandelijkse staten van de ontvangsten en uitgaven die de rekenplichtige voorlegt.
----------
(1)<BVR 2014-01-17/18, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2014>
(2)<BVR 2014-10-03/03, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
Art.17. De inning van verplichte bijdragen of administratieve geldboeten ter uitvoering van een vonnis kan aan de Centrale Invorderingscel opgedragen worden.
Art.18.De minister kan ten laste van het [1 Vlaams Landbouwfonds]1 voorschotten betalen.
----------
(1)<BVR 2014-10-03/03, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 13-11-2014>
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 19. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid en de Zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.