Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

5 APRIL 2007. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het administratief en geldelijk statuut van de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (VERTALING).



Inhoudstafel:


Art. 1-3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1993025245 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 1993 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het administratief en geldelijk statuut van de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 13 april 1999, wordt vervangen door volgende bepaling :
  "Artikel 3 § 1. De modaliteiten voor de aanwerving van de secretarissen en ontvangers worden, met inachtneming van de bepalingen van voorliggend besluit, in het huishoudelijk reglement van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vastgelegd.
  § 2. Het examen of het vergelijkend examen moet ten minste volgende gedeelten bevatten :
  1° een schriftelijk gedeelte om te kunnen oordelen over de geestesrijpheid van de kandidaten;
  2° een schriftelijk gedeelte om te kunnen oordelen over de vakkennis van de kandidaten, waarbij ten minste volgende onderwerpen behandeld worden :
  a) de grondwetgeving over de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  b) het recht op maatschappelijke integratie;
  c) de bevoegdheid van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de voorwaarden om bij de bijstandsgerechtigden en onderhoudsplichtigen de toegekende hulp te kunnen terugvorderen;
  d) de boekhouding van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  e) de basiskennis van de wetgeving over de gunning van overheidsopdrachten;
  f) het burgerlijk recht
  3° een mondeling gedeelte om te kunnen oordelen over het optreden van de kandidaten, hun welbespraaktheid en hun karakter.
  § 3. De examencommissie moet zich tenminste uit volgende personen samenstellen :
  1° de voorzitter resp. de voorzitster van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waarvoor de betrekking als secretaris of ontvanger te bezetten is. Hij/zij neemt het voorzitterschap van de examencommissie waar;
  2° een bijzitter met een universitair diploma;
  3° een professor of docent, in dienstactiviteit of in ruste gesteld, van het universitair onderwijs of van het post-secundair hoger onderwijs;
  4° één of meerdere bijzitters, aangewezen door de raad voor maatschappelijk welzijn.
  Worden bij de examens uitgenodigd één vertegenwoordiger van de gemeente en één van de Regering worden als toezichthoudende overheid en telkens één vertegenwoordiger van de representatieve vakbonden als waarnemer.
  § 4. De kandidaten moeten ten minste aan volgende diplomavereisten voldoen :
  a) houder zijn van een universitair diploma.
  Bij gemeenten met minder dan 10 000 inwoners houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs.
  b) bovendien een diploma of attest van slagen voor de cursussen " bestuurswetenschappen " voorleggen die georganiseerd worden door een opleidingsoperator erkend met toepassing van punt I., A., 2°, van de omzendbrief van 26 april 2000 betreffende de erkenning van de opleidingen in het kader van de toepassing van de algemene weddeherziening.
  Kan een kandidaat dit diploma of attest niet voorleggen, dan kan hij - bij gemeenten met ten minste 10 000 inwoners - tot een examen toegelaten worden. Een benoeming in de betrekking als secretaris of ontvanger wordt echter aan de voorwaarde onderworpen, voor de cursussen " bestuurswetenschappen " te slagen binnen de zes jaar na het slagen voor het in artikel 3, § 2, van voorliggend besluit vermeld examen.
  § 5. Het reglement over de aanwervingsmodaliteiten, vastgelegd door de raad voor maatschappelijk welzijn, kan bepalen dat de benoeming van de secretaris of van de ontvanger aan een éénjarige stage en een positieve evaluatie wordt onderworpen. In het reglement worden de periodes vastgelegd die niet in aanmerking genomen worden om de duur van de stage te berekenen."

Art.2. In artikel 5, lid 2, van hetzelfde besluit worden de punten 1° tot 4° door de volgende bepaling vervangen :
  "1° voor de gemeenten met 10 000 inwoners en meer : vastbenoemd personeelslid van het centrum voor maatschappelijk welzijn en houder van een diploma van ten minste niveau II+ zijn. Voor de gemeenten met minder dan 10.000 inwoners : vastbenoemd personeelslid van het centrum voor maatschappelijk welzijn en houder van een diploma van ten minste niveau II zijn;
  2° voor de gemeenten met 10 000 inwoners en meer : aan de voorwaarde voldoen die in artikel 3, § 4, b), van voorliggend besluit vastgelegd is. Voor de gemeenten met minder dan10 000 inwoners : aan de voorwaarde voldoen die in artikel 3, § 4, b), lid 1, van voorliggend besluit vermeld is;
  3° tijdens ten minste 3 jaar vastbenoemd personeelslid van het centrum voor maatschappelijk welzijn of de gemeente zijn geweest of tijdens ten minste 5 jaar tewerkgesteld zijn geweest in een ander centrum voor maatschappelijk welzijn of een andere gemeente van dezelfde of van een hogere categorie, overeenkomstig artikel 6, § 1, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
  4° voor het in artikel 3, § 2, bepaald examen of vergelijkend examen geslaagd zijn."

Art. 3. De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Eupen, 5 april 2007
  Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
  De Minister-President, Minister van Lokale Besturen,
  K.-H. LAMBERTZ
  De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme,
  B. GENTGES.