21 JUNI 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouw- en groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-07-2007 en tekstbijwerking tot 10-11-2023)
Art. 1-6
BIJLAGEN.
Art. N1-N5
2007031482 2008031615 2009031601 2010031571 2011031572 2012031323 2013031845 2014031505 2015031886 2016031460 2017013110 2018012855 2019012257 2020041006 2021043027 2022034131 2023044873 2023046965 2025002946
Artikel 1.§ 1. De officiële onderzoeken bij de toelating van rassen van landbouw en groentegewassen, voor wat betreft het onderzoek van onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit, voldoen aan hetzij aan de "Protocollen inzake het onderzoek op onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid " van de raad van bestuur van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP), hetzij aan de richtsnoeren voor het uitvoeren van tests inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, van de Internationale Unie tot Bescherming van Kweekproducten (UPOV).
De lijst van gewassen die moeten voldoen aan de CBP testrichtsnoeren is opgenomen in bijlage I.
De lijst van gewassen die moeten voldoen aan de UPOV testrichtsnoeren in opgenomen in bijlage Il.
§ 2. Alle raskenmerken in de in bijlage I vermelde testrichtsnoeren en alle met een asterisk (*) aangegeven raskenmerken in de bijlage II vermelde testrichtsnoeren worden in aanmerking genomen, tenzij de waarneming van een bepaald kenmerk onmogelijk wordt gemaakt door de expressie van een ander kenmerk, of de expressie van een kenmerk wordt verhinderd door de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.
§ 3. Bij het onderzoek van de in bijlagen I en II opgenomen gewassen wordt voldaan aan de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek met betrekking tot proefopzet en teeltomstandigheden, die zijn opgenomen in de in die bijlagen vermelde testrichtsnoeren.
[1 § 4. In afwijking van de eerste paragraaf mogen biologische rassen die geschikt zijn voor biologische teelt die behoren tot de in deel A van bijlage IV vermelde soorten, in plaats daarvan wat de cultuur- en gebruikswaarde betreft aan de voorwaarden van deel B van die bijlage voldoen.]1
----------
(1)<BESL 2023-06-15/08, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 30-06-2023>
Art.2.[1 De officiële onderzoeken bij de toelating van rassen van landbouwgewassen en industriële cichorei voor wat betreft het onderzoek van de cultuur en gebruikswaarde, strekken zich tenminste uit tot de in bijlage III vermelde kenmerken, met behoud van de toepassing van artikel 5, § 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toelating van de rassen van landbouwgewassen en groentegewassen tot en het behoud ervan op de rassenlijsten van landbouwgewassen en groentegewassen.
In afwijking van de eerste alinea mogen biologische rassen die geschikt zijn voor biologische teelt die behoren tot de in deel A van bijlage IV genoemde soorten in plaats daarvan wat homogeniteit betreft voldoen aan de voorwaarden van deel B van die bijlage.]1
----------
(1)<BESL 2023-06-15/08, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 30-06-2023>
Art.3. Onderzoeken die voor 1 juli 2007 zijn begonnen, vallen onder toepassing van respectievelijk bijlage 1, a), en bijlage 11, b).
Art.4. De Minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Gemeenschap.
Art.5. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2004 omzettend van richtlijn 2003/90/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek, gewijzigd bij het besluit van 9 november 2006, wordt opgeheven.
Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2004 omzettend richtlijn 2003/91/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek, wordt opgeheven.
Art.6. De Minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage 1.]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-11-2023, p. 104819)
----------
(1)<MB 2023-11-06/01, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. N2.[1 Bijlage 2.]1
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-11-2023, p. 104831)
----------
(1)<MB 2023-11-06/01, art. 2,2°, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. N3. Bijlage III. - Kenmerken aan de hand waarvan de cultuur en gebruikswaarde wordt onderzocht.
1. Opbrengst
2. Resistentie tegen schadelijke organismen
3. Gedrag ten opzichte van milieufactoren
4. Kwaliteit
Bij de indiening van de resultaten moeten de toegepaste methoden worden vermeld.
Art. N4. [1 Bijlage IV bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2007 betreffende de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouw- en groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek
DEEL A. - Lijst van de in artikel 1, paragraaf 4, bedoelde gewassen
1° Landbouwgewassen
Gerst
Maïs
Rogge
Tarwe
2° Groentegewassen
Wortel
Koolrabi
DEEL B. - Specifieke bepalingen met betrekking tot tests inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van biologische rassen van landbouwgewassen en van groentegewassen die geschikt zijn voor de biologische teelt
1. Algemene regel
Het volgende is van toepassing op biologische rassen van landbouwgewassen en van groentegewassen die geschikt zijn voor de biologische teelt:
1.1. wat betreft onderscheidbaarheid en bestendigheid moeten alle kenmerken van de in de bijlagen I en II genoemde protocollen en richtsnoeren worden nageleefd en beschreven;
1.2. wat betreft homogeniteit moeten alle kenmerken van de in de bijlagen I en II genoemde protocollen en richtsnoeren worden nageleefd en beschreven, en is het volgende van toepassing voor de in punt 2 genoemde kenmerken:
a) die kenmerken mogen minder streng worden beoordeeld;
b) indien voor die kenmerken een afwijking van het desbetreffende technische protocol in punt 2 is voorzien, is het homogeniteitsniveau binnen het ras vergelijkbaar met het homogeniteitsniveau van vergelijkbare, algemeen bekende rassen in de Unie.
2. Afwijking van technische protocollen
2.1. Landbouwgewassen
2.1.1. Gerst
Voor de rassen van het gewas gerst (Hordeum vulgare L.) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP-019/5 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 5 - vlagblad: anthocyaankleuring van de oortjes
CPVO nr. 8 - vlagblad: mate waarin de bladschede met een waas is bedekt
CPVO nr. 9 - kafnaalden: anthocyaankleuring van de toppen
CPVO nr. 10 - aar: mate van bedekking met een waas
CPVO nr. 12 - graankorrel: anthocyaankleuring van de nerven van de lemma's
CPVO nr. 16 - steriel aartje: stand
CPVO nr. 17 - aar: vorm
CPVO nr. 20 - kafnaald: lengte
CPVO nr. 21 - aarspil: lengte van het eerste segment
CPVO nr. 22 - aarspil: kromming van het eerste segment
CPVO nr. 23 - middelste aartje: lengte van het kelkkafje en de kafnaald in verhouding tot de graankorrel
CPVO nr. 25 - graankorrel: vertakking van de zijnerven aan de binnenkant van de dorsale zijde van de lemma's
2.1.2. Maïs
Voor de rassen van het gewas maïs (Zea mays L.) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP-002/3 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 1 - eerste blad: anthocyaankleuring van de bladschede
CPVO nr. 2 - eerste blad: vorm van de top
CPVO nr. 8 - pluim: anthocyaankleuring van het kelkkafje, met uitzondering van de basis
CPVO nr. 9 - pluim: anthocyaankleuring van de helmknoppen
CPVO nr. 10 - pluim: de hoek tussen de hoofdtak en de zijtakken
CPVO nr. 11 - pluim: kromming van zijtakken
CPVO nr. 15 - stengel: anthocyaankleuring van de steunwortels
CPVO nr. 16 - pluim: dichtheid van de aartjes
CPVO nr. 17 - blad: anthocyaankleuring van de bladschede
CPVO nr. 18 - stengel: anthocyaankleuring van de stengelleden
CPVO nr. 19 - pluim: lengte van de hoofdtak boven de laagste zijtak
CPVO nr. 20 - pluim: lengte van de hoofdtak boven de hoogste zijtak
CPVO nr. 21 - pluim: lengte van de zijtak
2.1.3. Rogge
Voor de rassen van het gewas rogge (Secale cereale L.) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP/058/1 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 3 - pluimschede (coleoptiel): anthocyaankleuring
CPVO nr. 4 - pluimschede: lengte
CPVO nr. 5 - eerste blad: lengte van de bladschede
CPVO nr. 6 - eerste blad: lengte van de bladschijf
CPVO nr. 8 - vlagblad: mate waarin de bladschede met een waas is bedekt
CPVO nr. 10 - blad naast het vlagblad: lengte van de bladschijf
CPVO nr. 11 - blad naast het vlagblad: breedte van de bladschijf
CPVO nr. 12 - aar: mate van bedekking met een waas
CPVO nr. 13 - stengel: beharing onder de aar
2.1.4. Froment (blé)
Voor de rassen van het gewas tarwe (Triticum aestivum L. subsp. aestivum) mogen de volgende kenmerken wat betreft onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO/TP/003/5 van het geteste ras voor homogeniteit afwijken van de volgende eisen voor onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid:
CPVO nr. 3 - pluimschede: anthocyaankleuring
CPVO nr. 6 - vlagblad: anthocyaankleuring van de oortjes
CPVO nr. 8 - vlagblad: mate waarin de bladschede met een waas is bedekt
CPVO nr. 9 - vlagblad: mate waarin de bladspiegel met een waas is bedekt
CPVO nr. 10 - aar: mate van bedekking met een waas
CPVO nr. 11 - halm: mate waarin de nek met een waas is bedekt
CPVO nr. 20 - aar: vorm in zijaanzicht
CPVO nr. 21 - bovenste segment aarspil: behaarde gebied op het convexe oppervlak
CPVO nr. 22 - onderste kelkkafje: breedte van de schouder
CPVO nr. 23 - onderste kelkkafje: vorm van de schouder
CPVO nr. 24 - onderste kelkkafje: lengte van de punt
CPVO nr. 25 - onderste kelkkafje: vorm van de punt
CPVO nr. 26 - onderste kelkkafje: behaarde gebied op het binnenoppervlak
2.2. Groentegewassen
2.2.1. Wortel
Voor de rassen van de soort "wortel" (Daucus carota L.) mogen de volgende kenmerken inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO-TP/049/3 van het geteste ras afwijken van de volgende vereisten inzake homogeniteit:
CPVO nr. 4 - Blad: vertakking
CPVO nr. 5 - Blad: intensiteit van groene kleur
CPVO nr. 19 - Wortels: diameter van kern in verhouding tot totale diameter
CPVO nr. 20 - Wortels: kleur van kern
CPVO nr. 21 - Met uitzondering van rassen met witte kern; Wortels: intensiteit van de kleur van de kern
CPVO nr. 28 - Wortels: tijd van kleuring van de punt
CPVO nr. 29 - Plant: hoogte van het primaire bloemscherm ten tijde van de bloei
2.2.2. Koolrabi
Voor de rassen van de soort "koolrabi" (Brassica oleracea L.) mogen de volgende kenmerken inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid van CPVO-protocol CPVO-TP/065/1 Rev. van het geteste ras afwijken van de volgende vereisten inzake homogeniteit van het desbetreffende technische protocol van het CPVO:
CPVO nr. 2 - Kiemplant: intensiteit van de groene kleuring van de navelbladeren
CPVO nr. 6 - Bladsteel: stand
CPVO nr. 8 - Bladschijf: lengte
CPVO nr. 9 - Bladschijf: breedte
CPVO nr. 10 - Bladschijf: vorm van de punt
CPVO nr. 11 - Bladschijf: vertakking tot aan de hoofdnerf (onderste deel van het blad)
CPVO nr. 12 - Bladschijf: aantal inkepingen (bovenste deel van het blad)
CPVO nr. 13 - Bladschijf: diepte van de inkepingen (bovenste deel van het blad)
CPVO nr. 14 - Bladschijf: vorm in doorsnee
CPVO nr. 19 - Koolrabi: aantal binnenbladeren]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2023-09-01/02, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 30-06-2023>
Art. N5.[1 Bijlage V bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2007 betreffende de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouw- en groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek
DEEL A. - Lijst van de in artikel 2, tweede alinea, bedoelde gewassen
Gerst
Maïs
Rogge
Tarwe
Voorwaarden waaraan moet worden voldaan - cultuur- en gebruikswaarde van biologische rassen die geschikt zijn voor de biologische teelt
Het onderzoek naar cultuur- en gebruik wordt onder biologische omstandigheden uitgevoerd, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) 2018/848, en met name de algemene beginselen van artikel 5, punten d), e), f) en g), en de voorschriften voor de plantaardige productie uit hoofde van artikel 12.
Bij het rassenonderzoek en bij de evaluatie van de onderzoeksresultaten wordt rekening gehouden met de specifieke behoeften en doelstellingen van biologische landbouw. Er wordt onderzoek gedaan naar de weerstand tegen of de tolerantie voor ziekten en naar de aanpassing aan de verschillende plaatselijke bodem- en klimaatomstandigheden.
Indien de bevoegde autoriteiten niet in staat zijn te voorzien in een onderzoek onder biologische omstandigheden of in het onderzoek van bepaalde kenmerken - waaronder de vatbaarheid voor ziekten - kunnen tests worden uitgevoerd overeenkomstig een van de volgende punten:
a) onder toezicht van de bevoegde autoriteit bij bedrijven van biologische kwekers of biologische landbouwbedrijven;
b) onder omstandigheden die weinig productiemiddelen en minimale behandelingen vergen;
c) in een andere lidstaat, indien er bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten zijn gesloten om tests onder biologische omstandigheden te verrichten.
Een ras bezit voldoende cultuur- of gebruikswaarde wanneer het ten opzichte van de andere in de lijst van de betrokken lidstaat opgenomen voor biologische teelt geschikte biologische rassen door het geheel van zijn hoedanigheden, ten minste voor de productie in een bepaald gebied, een duidelijke verbetering betekent, hetzij voor de teelt, hetzij voor de valorisatie van de oogst of van de daaruit verkregen producten. Voor het onderzoek naar de cultuur- en gebruikswaarde worden superieure kenmerken voor de landbouwproductie - wat betreft landbouwpraktijken en de productie van levensmiddelen of diervoeders, die voordelen bieden voor biologische landbouw - als bijzonder waardevol beschouwd.
4.De bevoegde autoriteit voorziet in verschillende onderzoeksomstandigheden die op de specifieke behoeften van de biologische landbouw zijn afgestemd, en onderzoekt afhankelijk van haar capaciteit, op verzoek van de aanvrager, specifieke eigenschappen en kenmerken, indien reproduceerbare methoden beschikbaar zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2023-09-01/02, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 30-06-2023>