3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 8, § 1, derde lid en § 2, vierde lid, van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen.
Art. 1-4
Artikel 1. De mandaten van Directeur-Voorzitter en van categoriële directeur, bedoeld in de artikelen 67, 70 en 71 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, worden gelijkgesteld met een vaste benoeming.
Art.2. Artikel 8, § 2, eerste lid, van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, ingevoegd bij de wet van 25 januari 1999 en gewijzigd bij de wet van 30 maart 2001 en bij de koninklijke besluiten van 25 maart 2003, 3 april 2003 en 7 mei 2004, wordt aangevuld als volgt :
" 47° de toelage die toegekend wordt met toepassing van de artikelen 4bis, 4ter en 4quater van het koninklijk besluit van 13 juni 1976 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en aan de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap die voorlopig aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt. "
Art.3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op deze van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4. Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Pensioenen,
B. TOBBACK