Details





Titel:

9 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969112813  1971102528  1976040801  1976042706  1990022161  2005022680 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 17quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 november 2001, wordt opgeheven.

Art.2. In het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2006, wordt een artikel 25ter ingevoegd, luidende :
  " Art. 25ter. Voor de toepassing van dit besluit wordt vrijwilligerswerk in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers niet beschouwd als een winstgevende activiteit. De vergoedingen in de zin van de artikelen 10 en 11 van voormelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een winst, een brutoloon of een sociale uitkering, voorzover het vrijwilligerswerk zijn onbezoldigd karakter niet verliest overeenkomstig de bovenvermelde artikelen. "

Art.3. Artikel 13, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt wordt vervangen als volgt :
  " Een winstgevende activiteit in de zin van dit besluit is elke activiteit, uitgeoefend in het kader van een arbeidsovereenkomst of een statuut, of als zelfstandige. Voor de toepassing van dit besluit wordt vrijwilligerswerk in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers niet beschouwd als een winstgevende activiteit. De vergoedingen in de zin van de artikelen 10 en 11 van voormelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een winst, een brutoloon of een sociale uitkering, voorzover het vrijwilligerswerk zijn onbezoldigd karakter niet verliest overeenkomstig de bovenvermelde artikelen. "

Art.4. Artikel 4, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 27 april 1976 tot aanvulling van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juli 2006, wordt aangevuld als volgt :
  " Een winstgevende activiteit in de zin van dit artikel is elke beroepsbezigheid uitgeoefend in het kader van een dienstbetrekking of als zelfstandige met een inkomen als oogmerk. Voor de toepassing van dit besluit wordt vrijwilligerswerk in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers niet beschouwd als een winstgevende activiteit. De vergoedingen in de zin van de artikelen 10 en 11 van voormelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een winst, een brutoloon of een sociale uitkering, voorzover het vrijwilligerswerk zijn onbezoldigd karakter niet verliest overeenkomstig de bovenvermelde artikelen. "

Art.5. Artikel 6, zevende lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 mei 1984, 15 juli 1992 en 16 april 2002, wordt aangevuld als volgt :
  " 11° vergoedingen bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, voorzover het vrijwilligerswerk zijn onbezoldigd karakter niet verliest overeenkomstig deze artikelen. "

Art.6. Artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 september 2004, wordt aangevuld als volgt :
  " 10° de vergoedingen die worden toegekend met toepassing van de artikelen 10 en 11 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, voor zover die vergoedingen voldoen aan de voorwaarden vermeld in het voormeld artikel 10, eerste en derde lid en artikel 11. "

Art.7. Op vraag van de Minister van Sociale Zaken geven de Nationale Arbeidsraad en de Hoge Raad voor Vrijwilligers advies over het bedrag van de vergoedingen bedoeld in artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers. De Minister maakt ten laatste tegen 1 augustus 2008 een evaluatieverslag op over de bedragen van de bovenvermelde vergoedingen. Voor het opmaken van zijn verslag, vraagt de Minister van Sociale Zaken aan de verschillende instellingen van sociale zekerheid om hun commentaren en de problemen die hun diensten op dit vlak hebben ondervonden mee te delen. Vervolgens bezorgt de Minister het evaluatieverslag aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers en aan de Senaat.

Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 2006.

Art. 9. Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken, Onze Minister bevoegd voor Middenstand en Onze Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 9 mei 2007.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Sociale Zaken,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Middenstand,
  Mevr. S. LARUELLE
  De Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. G. MANDAILA.