Details





Titel:

11 MEI 2007. - Koninklijk besluit ter uitvoering van hoofdstuk VI, van titel IV, van de programmawet (I) van 27 december 2006 tot oprichting van een Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-05-2007 en tekstbijwerking tot 20-02-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Financiering.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - De indiening van de aanvragen.
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Het onderzoek van de aanvragen.
Art. 6-9
HOOFDSTUK IV/1. [1 - Ambsthalve herziening]1
Art. 9/1
HOOFDSTUK V. - De tegemoetkoming van het Asbestfonds.
Art. 10-14
HOOFDSTUK VI. - De betaling.
Art. 15-17
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art. 18-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dient men te verstaan onder :
  1° "de programmawet" : de programmawet (I) van 27 december 2006;
  2° "de gecoördineerde wetten" : de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeien, gecoördineerd op 3 juni 1970;
  3° [1 Fedris : het Federaal agentschap voor beroepsrisico's, bedoeld in artikel 3 van de wet van 16 augustus 2016 met betrekking tot de fusie van het Fonds voor arbeidsongevallen en het Fonds voor de beroepsziekten]1
  4° "aanvraag" : iedere aanvraag om een tegemoetkoming bepaald in hoofdstuk VI van titel IV van de programmawet te bekomen;
  5° "Asbestfonds" : het Schadeloosstellingfonds voor asbestslachtoffers, opgericht door artikel 113 van hoofdstuk VI van titel IV van de programmawet;
  6° "mesothelioom" : primaire maligne epitheliale, sarcomateuze of gemengde tumor van de pleura, het peritoneum of het pericard;
  7° "asbestose" : de longfibrose veroorzaakt door asbest. Zijn voor de toepassing van onderhavig besluit gelijkgesteld aan asbesose de diffuse bilaterale pleuraverdikkingen veroorzaakt door asbest.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 228, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Financiering.
Art.2.
  <Opgeheven bij W 2017-05-25/04, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.3.§ 1. Het Asbestfonds wordt vanaf 1 april 2007 gefinancierd door het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, ten belope van een jaarlijks bedrag dat bepaald wordt bij dit artikel.
  § 2. [1 Het in § 1 bedoelde jaarlijks bedrag wordt door de Koning in de loop van het eerste kwartaal dat volgt op het kalenderjaar X vastgelegd bij een in Ministerraad overlegd besluit. Dit bedrag stemt overeen met de in het kalenderjaar X door het Asbestfonds werkelijk verrichte tegemoetkomingen ten voordele van zelfstandigen die getroffen zijn door asbestose. Daartoe moet het bedrag van genoemde tegemoetkomingen van het Asbestfonds voor het jaar X door het Asbestfonds uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het jaar X worden meegedeeld aan de [2 Directie-generaal Zelfstandigen]2 van de FOD Sociale Zekerheid. De [2 Directie-generaal Zelfstandigen]2 bezorgt ten laatste op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar X een kopie van het in Ministerraad overlegd besluit aan het RSVZ.
   Het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoerd door het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, stort dit bedrag aan het Asbestfonds, uiterlijk de vijftiende werkdag die volgt op de bekendmaking van het in het eerste lid bedoelde besluit in het Belgisch Staatsblad.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-08-23/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-2015>
  (2)<KB 2019-06-23/15, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2019> <KB 2019-06-23/16, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

HOOFDSTUK III. - De indiening van de aanvragen.
Art.4.§ 1. [5 De aanvraag om vergoeding alsmede iedere aanvraag om herziening van reeds toegekende vergoedingen, bedoeld in artikel 119, § 1, van de programmawet moeten, om ontvankelijk te zijn, ingediend worden door het slachtoffer of zijn rechthebbenden :]5
  1° ofwel door middel van het gepaste formulier dat [1 Fedris]1 ter beschikking stelt van de betrokkenen. Dit formulier, waarvan het model vastgesteld wordt door het [2 beheerscomité voor de beroepsziekten]2, is samengesteld uit een administratief en een medisch deel. Het moet vergezeld gaan van de gevraagde bewijsstukken. Het moet gedateerd en ondertekend worden door het slachtoffer of, ingeval deze laatste overleden is, door zijn rechthebbenden;
  2° door middel van een door het [2 beheerscomité voor de beroepsziekten]2 goedgekeurd elektronisch model. Dit model moet ingevuld worden overeenkomstig de aanwijzingen die erin voorkomen.
  § 2. In afwijking van § 1 geniet het slachtoffer, dat voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geniet van een schadeloosstelling voor mesothelioom bij toepassing van de gecoördineerde wetten, ambtshalve van de tussenkomst van het Asbestfonds vanaf de inwerkingtreding van dit besluit en is vrijgesteld om een aanvraag in te dienen.
  In afwijking van § 1 geniet het slachtoffer, dat voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit geniet van een schadeloosstelling voor asbestose bij toepassing van de gecoördineerde wetten, ambtshalve van de tussenkomst van het Asbestfonds vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, voor zover deze ziekte vanaf 1 januari 2001 erkend werd en is vrijgesteld om een aanvraag in te dienen.
  Het slachtoffer die van een schadeloosstelling voor asbestose geniet bij toepassing van de gecoördineerde wetten ten gevolge een erkenning van vóór 1 januari 2001 moet een aanvraag indienen. Voor zover de aanvraag vóór 1 april 2010 ingediend wordt en gegrond wordt verklaard, wordt de aanvraag beschouwd als ingediend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
  [3 In afwijking van § 1 geniet het slachtoffer, dat op de eerste dag van de maand volgend op deze waarop de wet van 5 mei 2019 tot verbetering van de schadeloosstelling voor asbestslachtoffers in werking treedt, van een schadeloosstelling voor larynxkanker veroorzaakt door asbest of voor longkanker veroorzaakt door asbest bij toepassing van de gecoördineerde wetten, ambtshalve van de tussenkomst van het Asbestfonds vanaf deze datum.]3
  [4 In afwijking van § 1, geniet het slachtoffer dat op de eerste dag van de maand volgend op deze waarop de wet van 14 juni 2022 tot wijziging van de programmawet (I) van 27 december 2006, teneinde eierstokkanker toe te voegen aan de lijst van de ziekten die door het Asbestfonds worden vergoed, in werking treedt, geniet van een schadeloosstelling voor ovariumcarcinoom veroorzaakt door asbest bij toepassing van de gecoördineerde wetten, ambtshalve van de tussenkomst van het Asbestfonds vanaf deze datum.]4
  § 3. [1 Fedris]1 bezorgt aan de rechthebbenden van een overleden persoon die van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 120, § 1, van de programmawet genoot, een formulier om te bewijzen dat ze de voorwaarden vereist bij artikel 120, § 2, van voormelde wet vervullen.
  Dit formulier wordt ambtshalve verstuurd naar de rechthebbenden die door [1 Fedris]1 kunnen worden geïdentificeerd na raadpleging van het Rijksregister van de natuurlijke personen. In de andere gevallen verstuurt [1 Fedris]1 dit formulier op verzoek van de rechthebbenden.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 229, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<KB 2017-11-23/22, art. 230, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2019-12-09/09, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (4)<KB 2022-11-07/02, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 19-08-2022>
  (5)<KB 2023-02-03/06, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 02-03-2023>

Art.5.[4 De aanvraag om vergoeding of de aanvraag om herziening van reeds toegekende vergoedingen die]4 [2 bij Fedris]2, overeenkomstig artikel 4, § 1, wordt ingediend, heeft als datum :
  1° deze van het postmerk, wanneer zij wordt ingediend bij een ter post aangetekend schrijven;
  2° deze van ontvangst van de aanvraag bij [1 Fedris]1, indien zij wordt ingediend per gewone brief;
  3° deze van ontvangst van de elektronische aanvraag bij [1 Fedris]1, indien ze wordt ingediend door middel van het elektronische model bedoeld in artikel 4, § 1, 2°, van dit besluit.
  Wanneer de [3 aan Fedris]3 toegezonden aanvraag werd ingediend overeenkomstig artikel 4, § 1, maar, bij vergissing, bij een onbevoegde Belgische of buitenlandse instelling van sociale zekerheid, heeft deze aanvraag als datum van ontvangst, deze van de indiening bij de onbevoegde instelling, te weten deze van het postmerk, wanneer zij werd ingediend bij een ter post aangetekend schrijven en indien dit niet het geval is, deze van de ontvangst van de aanvraag bij deze onbevoegde instelling.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 229, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<KB 2017-11-23/22, art. 231, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2017-11-23/22, art. 232, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (4)<KB 2023-02-03/06, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 02-03-2023>

HOOFDSTUK IV. - Het onderzoek van de aanvragen.
Art.6.Binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag richt [1 Fedris]1 aan de aanvrager een ontvangstbericht.
  Wanneer de aanvraag niet alle noodzakelijke elementen bevat die in het aanvraagformulier bedoeld in artikel 4, § 1, 1° of 2°, worden geëist, meldt [1 Fedris]1 dit aan de aanvrager duidend op de inlichtingen of documenten die naar hem moeten worden toegezonden ten einde de aanvraag volledig te maken.
  Heeft na verloop van een maand vanaf de datum waarop ze hem werden gevraagd, de aanvrager de inlichtingen of stukken nog niet verstrekt, dan stuurt [1 Fedris]1 hem een herinnering bij een ter post aangetekend schrijven.
  Wordt hieraan binnen de maand geen gevolg gegeven, dan doet [1 Fedris]1 uitspraak op grond van de gegevens waarvan het kennis heeft.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 229, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.7.[1 Fedris]1 is gehouden zich tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te richten om de informatiegegevens bedoeld bij artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, te bekomen of wanneer het de juistheid van deze informatiegegevens nagaat.
  Het beroep doen op een andere bron is slechts toegestaan in de mate dat de nodige informatiegegevens niet bij het Rijksregister kunnen bekomen worden.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 229, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.8.In het kader van het onderzoek van een aanvraag, kan [1 Fedris]1 alle noodzakelijke maatregelen nemen, onder meer overgaan tot een medisch onderzoek van het slachtoffer.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 229, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.9.[1 Fedris]1 neemt een beslissing over iedere aanvraag betreffende mesothelioom binnen een termijn van twee maanden die begint te lopen vanaf het moment dat de aanvraag volledig is of vanaf de datum van het einde van het termijn bedoeld in artikel 6, laatste lid. De termijn wordt verlengd tot vier maanden wanneer de aanvraag een ziekte bedoeld in [4 artikel 118, eerste lid, 2°, 3°, [5 4°, 5° en 6°]5 van de programmawet]4 betreft.
  De beslissing [3 van Fedris]3 is gemotiveerd en wordt ter kennis gebracht van de aanvrager of, als deze overleden is, van zijn rechthebbenden.
  Deze kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekend schrijven. Het toezenden van stukken en de kennisgeving van beslissingen aan de betrokkene gebeuren op zijn hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Van deze verplichting kan evenwel afgeweken worden op schriftelijk verzoek van de betrokkene gericht [2 aan Fedris]2.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 229, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<KB 2017-11-23/22, art. 232, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2017-11-23/22, art. 233, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (4)<KB 2019-12-09/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (5)<KB 2022-11-07/02, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 19-08-2022>

HOOFDSTUK IV/1. [1 - Ambsthalve herziening]1   ----------   (1)
Art.9/1. [1 § 1. Fedris kan overgaan tot de ambtshalve herziening van een toegekend voordeel krachtens de programmawet (I) van 27 december 2006.
   § 2. Fedris kan hiertoe de voorlegging van documenten vragen.
   Indien de betrokkene de gevraagde documenten niet binnen een maand na het verzoek verstrekt, stuurt Fedris hem daartoe een aangetekende aanmaningsbrief.
   Indien de documenten niet binnen een maand na het verzoek per aangetekende brief worden verstrekt, beslist Fedris op basis van de documenten in zijn bezit.
   § 3. Fedris kan eveneens het slachtoffer oproepen en overgaan tot of laten overgaan tot een medisch onderzoek.
   Als het slachtoffer, zonder geldige reden en na twee opeenvolgende oproepen, waarvan de laatste via een ter post aangetekende brief, zich niet meldt voor het medisch onderzoek waarvoor het slachtoffer in voorkomend geval is opgeroepen door Fedris, beslist Fedris door zich te baseren op de elementen waarvan het kennis heeft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-03/06, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 02-03-2023>


HOOFDSTUK V. - De tegemoetkoming van het Asbestfonds.
Art.10.De persoon bedoeld in artikel 120, § 1, van de programmawet heeft [1 ...]1 recht op :
  1° een forfaitaire maandelijkse rente van 1.500 EUR indien hij getroffen is door mesothelioom;
  2° [1 een maandelijkse rente van 15 EUR per procent lichamelijke ongeschiktheid, indien hij getroffen is door asbestose, larynxkanker veroorzaakt door asbest [2 , longkanker veroorzaakt door asbest of ovariumcarcinoom veroorzaakt door asbest]2.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-12-09/09, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<KB 2022-11-07/02, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 19-08-2022>

Art.11. De maandelijkse forfaitaire rente bedoeld in artikel 10, 2° maakt het voorwerp uit van een forfaitaire vermindering van 50 % ingeval van cumulatie met een schadeloosstelling voor dezelfde aandoening bedoeld in artikel 121, tweede lid, van de programmawet.

Art.12.Indien het slachtoffer is getroffen door meerdere ziekten als gevolg van asbest, [1 mogen de maandelijkse renten gecumuleerd worden tot een maximale rente van 1.500 EUR]1.
  ----------
  (1)<KB 2023-02-03/06, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art.13. De rechthebbende van de persoon die overleden is aan de gevolgen van mesothelioom, heeft recht op :
  1° een kapitaal van 30.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 1° van de programmawet;
  1° een kapitaal van 15.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 2° van de programmawet;
  3° een kapitaal van 25.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 3° van de programmawet.

Art.14.[1 De rechthebbende van de persoon die overleden is aan de gevolgen van asbestose, larynxkanker veroorzaakt door asbest [2 longkanker veroorzaakt door asbest of ovariumcarcinoom veroorzaakt door asbest]2]1, heeft recht op :
  1° een kapitaal van 15.000 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 1° van de programmawet;
  1° een kapitaal van 7.500 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 2°, van de programmawet;
  3° een kapitaal van 12.500 EUR indien hij beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in artikel 120, § 2, eerste lid, 3°, van de programmawet.
  ----------
  (1)<KB 2019-12-09/09, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<KB 2022-11-07/02, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 19-08-2022>

HOOFDSTUK VI. - De betaling.
Art.15. De maandelijkse forfaitaire rente die krachtens het artikel 120, § 1, tweede lid, van de programmawet verschuldigd is, is maandelijks na vervallen termijn betaalbaar.
  De maandelijkse forfaitaire rente in de maand van het overlijden blijft een verworven recht.

Art.16. Het kapitaal dat krachtens artikel 120, § 2, tweede lid, van de programmawet verschuldigd is, wordt in een keer aan de rechthebbende betaald, binnen de maand volgend op de ontvangst van het behoorlijk ingevuld formulier waarvan sprake in artikel 17, tweede lid.

Art.17.De tegemoetkomingen bedoeld in dit besluit worden door het Fonds betaald aan het slachtoffer of aan de rechthebbende door middel van overschrijvingen op zijn rekening bij een financiële instelling die met [1 Fedris]1 een overeenkomst gesloten heeft waarvan het model door de Minister van Sociale Zaken wordt vastgesteld.
  Een formulier hiertoe wordt door [1 Fedris]1 ter beschikking gesteld van de betrokkene.
  In afwijking van het eerste lid en op aanvraag van het slachtoffer ingediend met een gewone brief, kan de betaling van de maandelijkse forfaitaire rente ook gebeuren door middel van circulaire cheques, betaalbaar in handen van het slachtoffer.
  ----------
  (1)<KB 2017-11-23/22, art. 229, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art.18. Het Asbestfonds wordt door de instanties bevoegd in het kader van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector op de hoogte gesteld van de erkenningsbeslissingen van de beroepsziekten die veroorzaakt zijn door het asbest en die bedoeld zijn in artikel 118 van de programmawet.

Art.19. De artikelen 116, 2° en 3°, en 125, §§ 1 en 2, van de programmawet treden in werking op 1 april 2007.

Art.20. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2007.

Art. 21. Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.