19 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 2003 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet voldoen.
Art. 1-4
Artikel 1. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 juli 2003 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet voldoen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juni 2004, worden volgende wijzigingen aangebracht :
a) het tweede lid wordt aangevuld met volgende bepaling :
" Dit betekent onder meer dat hij tijdens het proces van bemiddeling geen standpunt inneemt. ";
b) een vierde lid, luidend als volgt wordt toegevoegd :
" Teneinde de onafhankelijkheid van de ombudsfunctie niet in het gedrang te brengen, is de functie van ombudspersoon onverenigbaar met :
a) een leidinggevende functie of beheersfunctie in een gezondheidszorgvoorziening zoals de functie van directeur, hoofdgeneesheer, hoofd van het verpleegkundig departement of voorzitter van de medische raad;
b) het uitoefenen in het ziekenhuis van een functie in het kader waarvan gezondheidszorg wordt verstrekt als beroepsbeoefenaar zoals bedoeld in de patiëntenrechtenwet;
c) een functie of een activiteit in een vereniging die de verdediging van de belangen van patiënten tot doel heeft. "
Art.2. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° een punt 1°bis wordt ingevoegd luidend als volgt :
" 1°bis : de ombudsfunctie binnen het ziekenhuis derwijze is georganiseerd dat de ombudspersoon vanaf het ogenblik dat de klacht voor bemiddeling wordt neergelegd tot de mededeling van het resultaat van de afhandeling, bemiddelt tussen de patiënt en de betrokken beroepsbeoefenaar; ";
2° in punt 4° worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) tussen de woorden "nodige" en de woorden "administratieve" wordt de vermelding "lokalen en," ingevoegd;
b) het punt wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" Dit houdt in het bijzonder in dat de ombudspersoon beschikt over een eigen en exclusief telefoonnummer, een eigen en exclusief e-mail-adres en een antwoordapparaat dat aangeeft gedurende welke uren men de ombudspersoon kan contacteren. Bovendien dient de ombudspersoon te beschikken over een geëigende ontvangstruimte. "
Art.3. Aan artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt :
" De ombudspersoon kan daartoe iedere informatie inzamelen die hij nuttig acht in het kader van de bemiddeling. De ombudspersoon legt deze informatie, zonder daarbij een standpunt in te nemen, voor aan de bij de bemiddeling betrokken partijen. "
Art. 4. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 maart 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
R. DEMOTTE.