13 MAART 2007. - [Koninklijk besluit tot regeling van de examens waarbij het gerechtspersoneel in de gelegenheid wordt gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken.] <KB2014-03-25/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-2007 en tekstbijwerking tot 27-03-2014)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De examencommissies.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Aard van het taalexamen.
Art. 3/1, 3/2, 4-6
HOOFDSTUK IV. - Algemene organisatieregelen.
Art. 7-12
HOOFDSTUK V. - Bekendmaking van de uitslagen en uitreiking van de bewijzen der taalkennis.
Art. 13
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 14, 14/1, 15-18
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Alleen de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid is bevoegd voor de organisatie van de taalexamens bedoeld in [1 artikel 53, § 6, tweede, derde en vierde lid]1 en in artikel 54ter, §§ 2 en 3 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.
[1 De examens kunnen computergestuurd, schriftelijk of mondeling zijn.]1
De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid bepaalt de nadere regels die gelden voor de examens voor zover dit niet door de wet of door dit besluit is gebeurd. Hij stelt het reglement van orde voor de organisatie van de taalexamens op.
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
HOOFDSTUK II. - De examencommissies.
Art.2. De examencommissies zetelen onder het voorzitterschap van de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid of van zijn afgevaardigde. De voorzitter is stemgerechtigd. Bij staking van stemmen is zijn stem doorslaggevend.
De examencommissies zetelen in Brussel.
Art.3.[1 § 1. Om het even voor welke functies of betrekkingen de kandidaten bestemd zijn, moeten de examencommissies samengesteld zijn uit :
1° een voorzitter, zoals in artikel 2 is bepaald;
2° ten minste twee assessoren en eventueel hun plaatsvervanger.
§ 2. Als assessoren kunnen worden aangewezen :
- leden van het actief of gepensioneerd onderwijzend personeel;
- leden of personeelsleden van de Rechterlijke Orde;
- een rijksambtenaar of een daarmee gelijkgesteld personeelslid, met dien verstande dat die assessor een rang moet bekleden die minstens even hoog is als de rang van de betrekking waarvoor het examen ingericht wordt, of
- personen die wegens hun bevoegdheid of hun specialisatie bijzonder geschikt zijn.]1
§ 3. De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid stelt de lijst samen van de leden die door hem als assessor in de examencommissies kunnen worden aangewezen.
Hij bepaalt voor elk lid de taal van het examen voor welke hij mag zetelen.
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
HOOFDSTUK III. - Aard van het taalexamen.
Art.3/1. [1 De taalexamens hebben tot doel na te gaan of de kandidaten een praktische kennis hebben van de taal in verband met de vereisten van de waar te nemen functie of betrekking.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-25/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.3/2. [1 De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid bepaalt de materiële drager van de examens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-25/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.4.[1 Het taalexamen voor de grondige kennis zoals bedoeld in het artikel 53, § 6, tweede en derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken peilt naar de actieve en passieve mondelinge kennis en de actieve en passieve schriftelijke kennis van de andere landstaal en heeft betrekking op :
1° het begrijpen van gebruikelijke mondelinge boodschappen;
2° het begrijpen van gebruikelijke teksten;
3° het opstellen van correcte schriftelijke teksten, met uitsluiting van vertalingen;
4° de vaardigheid om een gesprek te voeren over een onderwerp dat verband houdt met de functie en de vaardigheid om zich mondeling vlot uit te drukken over een onderwerp dat verband houdt met de functie.]1
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.5.[1 De taalexamens bedoeld in het artikel 54ter, § 3, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken peilen naar de actieve en passieve mondelinge kennis en de actieve en passieve schriftelijke kennis van de Franse of Duitse taal. Ze gaan na of de kandidaten een taalbeheersing hebben die te vergelijken is met de taalbeheersing die wordt verwacht van de houders van de overeenkomstige diploma's die in die taal werden behaald en heeft betrekking op :
1° de luistervaardigheid;
2° de leesvaardigheid;
3° het opstellen van schriftelijke teksten, met uitsluiting van vertalingen;
4° de vaardigheid om een gesprek te voeren en de vaardigheid om zich mondeling uit te drukken.]1
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.6.[1 Het taalexamen voor de functionele kennis zoals bedoeld in de artikelen 53, § 6, tweede en vierde lid, en 54ter, § 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken peilt naar de actieve en passieve mondelinge kennis en de passieve schriftelijke kennis van de andere landstaal en heeft betrekking op de vaardigheid, aangepast aan de vereisten van de betrokken functie :
1° om elementaire mondelinge boodschappen te begrijpen;
2° om elementaire teksten te verstaan;
3° om een elementair gesprek te voeren over een onderwerp dat verband houdt met de functie.]1
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
HOOFDSTUK IV. - Algemene organisatieregelen.
Art.7.Er worden, voor elke landstaal, minstens [1 drie]1 examens per jaar georganiseerd.
In spoedgevallen kan de Minister van Justitie, te allen tijde, een gemotiveerd verzoek om organisatie van taalexamens indienen.
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.8.De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid bepaalt onder welke vorm en op welke datum de aanvragen tot deelneming aan de examenzittijden moeten worden ingediend.
[1 De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid brengt de nadere regels betreffende de taalexamens ter kennis van de betrokkenen door een bericht in het Belgisch Staatsblad en, indien nodig, door enig ander door hem dienstig geacht middel.]1
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.9. Elke aanvraag tot deelneming aan een examen vermeldt de taal waarvan de kandidaat het bewijs van kennis wil leveren evenals de aard van het examen waaraan hij wenst deel te nemen.
Art.10. De examencommissie kan slechts tot toelating of verdaging besluiten. Geen graad van verdienste mag aan de toelating toegevoegd worden, noch in het proces-verbaal noch in het certificaat dat wordt uitgereikt. Een kandidaat die niet aan het examen heeft deelgenomen, wordt beschouwd als uitgesteld.
Art.11. De processen-verbaal waarin de uitslagen van de taalexamens zijn vastgelegd, worden door de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid ter bekrachtiging ondertekend.
Een kopie van deze processen-verbaal wordt overgemaakt aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie.
Art.12.Overeenkomstig artikel 17, 3°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, mag elke van de representatieve vakbonden één vertegenwoordiger aanwijzen om de taalexamens [1 ...]1 bij te wonen.
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
HOOFDSTUK V. - Bekendmaking van de uitslagen en uitreiking van de bewijzen der taalkennis.
Art.13. De Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid deelt de kandidaten schriftelijk het resultaat van het door hen afgelegde taalexamen mee.
De voor het taalexamen geslaagde kandidaat ontvangt vanwege de Afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid een bewijsschrift waarin de taal en de aard van het afgelegde examen is vermeld.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.14.[1 De personen die houder zijn van een bewijs van taalkennis zoals bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966, worden geacht geslaagd te zijn voor het taalexamen bedoeld in het artikel 53, § 6, tweede en derde lid van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.]1
----------
(1)<KB 2014-03-25/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.14/1. [1 De personen die houder zijn van een bewijs van taalkennis zoals bedoeld in artikel 9, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966, worden geacht geslaagd te zijn voor het taalexamen bedoeld in de artikelen 53, § 6, tweede en vierde lid, en 54ter, § 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2014-03-25/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>
Art.15. In artikel 12, tweede lid, van het koninklijk besluit van 19 december 2002 tot regeling van de examens waarbij de doctors en licentiaten in de rechten in de gelegenheid worden gesteld te voldoen aan het voorschrift van artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de talen in gerechtszaken, worden de woorden "Minister van Justitie" vervangen door de woorden "directeur-generaal van het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie".
Art.16. Het koninklijk besluit van 29 september 1987 tot regeling van de examens waarbij de kandidaten voor het ambt van griffier, klerk-griffier, opsteller en beambte bij een griffie in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt opgeheven.
Art.17. Treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt :
1° de wet van 26 april 2005 tot wijziging van de artikelen 53, § 6, en 54bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en tot invoeging in die wet van een artikel 54ter en een artikel 66bis;
2° dit besluit.
Art. 18. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 maart 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Ambtenarenzaken,
Chr. DUPONT.