Details





Titel:

27 DECEMBER 2007. - [Koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van het artikel 53 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en van de artikelen 12, 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van artikel 6ter van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk] <Opschrift vervangen door <KB2019-12-20/02, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-2007 en tekstbijwerking tot 09-03-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. [1 - Werkingssfeer van artikel 53, eerste lid, 1°, b, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders]1
Art. 1
HOOFDSTUK II.
Afdeling 1.
Art. 2
Afdeling 2.
Art. 3-5
Afdeling 3.
Art. 6
Afdeling 4.
Art. 7-8, 8/1
Afdeling 5.
Onderafdeling 1.
Art. 9-11
Onderafdeling 2.
Art. 12
Onderafdeling 3.
Art. 13
Onderafdeling 4.
Art. 14
Afdeling 6.
Art. 15-17
Afdeling 7.
Art. 18
HOOFDSTUK III. - Modaliteiten van de storting.
Aanwending of recuperatie van de gestorte bedragen
Afdeling 1. - Belastingen.
Art. 19-22
Afdeling 2. - Sociale Zekerheid.
Art. 23-26
HOOFDSTUK IV. - Vermindering van de boete.
Afdeling 1. - Belastingen.
Art. 27
Afdeling 2. - Sociale Zekerheid.
Art. 28-29
HOOFDSTUK V. - Melding van werken aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 30-31
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
Art. 32-39
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 40-41
HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling.
Art. 42
HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtreding.
Art. 43-44



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998022844  2003011339  2003011364 



Uitvoeringsbesluit(en):

2010200247  2013003355  2013207188  2015205665  2019042912 



Artikels:

HOOFDSTUK I. [1 - Werkingssfeer van artikel 53, eerste lid, 1°, b, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders]1   ----------   (1)
Artikel 1.[1 Voor de sector van de bewakings- en/of toezichtsdiensten zijn de [2 in artikel 53, eerste lid, 1°, b, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen]2 en artikel 30ter, § 1, 1°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, bedoelde werken of diensten de activiteiten en diensten beschreven in het koninklijk besluit van 7 november 1983 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten en tot vaststelling van het aantal leden ervan.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-07-17/22, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<KB 2019-12-20/02, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK II.   
Afdeling 1.   
Art.2.[1 Voor de vleessector zijnde [3 in artikel 53, eerste lid, 1°, b, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen]3 en artikel 30ter, § 1, 1°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, bedoelde werken of diensten :
   1° Wat de uitsnijderijen betreft :
   a) Ontvangst grondstoffen, hulpgrondstoffen en verpakkingsmateriaal;
   b) Primaire opslag;
   c) Productie;
   d) Finale opslag;
   e) Verpakken en etiketteren van het eindproduct;
   f) Opslag (gekoeld)en distributie (logistiek).
   2° Wat de vleesbereidingen en vleesproducten betreft :
   a) Ontvangst grondstoffen, hulpgrondstoffen en verpakkingsmateriaal;
   b) Primaire opslag;
   c) Grondstofvoorbereiding;
   d) Productie van (verse) vleesbereidingen;
   e) Productie van vleesproducten;
   f) Finale opslag;
   g) Verpakken en etiketteren van het eindproduct;
   h) Opslag(gekoeld) en distributie(logistiek).
   3° Wat het slachten van hoefdieren, gevogelte en konijnen betreft :
   a) Ontvangst levende dieren, slachtingsaangifte, lossen en ante mortem-keuring;
   b) Primaire opslag,wassen en ontsmetting van veewagens en kisten;
   c) slachtproces (onreine deel);
   d) Afwerking van het slachtproces (reine deel);
   e) Enkel bij gevogelte of konijnen, verpakken en etiketteren van het eindproduct;
   f) Opslag (gekoeld) en distributie (logistiek).]1
  [2 De activiteiten zoals in het eerste lid vermeld onder 1° tot en met 3° worden enkel beoogd indien deze activiteiten worden uitgevoerd in een slachthuis, uitsnijderij of een bedrijf voor vleesbereidingen en/of bereidingen van vleesproducten en die te dien einde een erkenning moeten verkrijgen van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen.
   De activiteiten zoals in het eerste lid vermeld onder 1° tot en met 3° worden niet beoogd indien deze activiteiten worden uitgevoerd in een inrichting die een erkenning 1.1.3 (Slachting op landbouwbedrijven) moet verkrijgen, zoals voorzien in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.]2
  ----------
  (1)<KB 2013-10-22/01, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<KB 2015-12-16/09, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (3)<KB 2019-12-20/02, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Afdeling 2.   
Art.3.[1 Voor de vleessector wordt de aannemer gelijkgesteld met de opdrachtgever.]1
  ----------
  (1)<Hersteld bij KB 2015-12-16/09, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 22-12-2015>

Art.4.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.5.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 3.   
Art.6.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 4.   
Art.7.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.8.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 8/1.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 5.   
Onderafdeling 1.   
Art.9.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.10.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.11.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Onderafdeling 2.   
Art.12.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Onderafdeling 3.   
Art.13.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Onderafdeling 4.   
Art.14.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 6.   
Art.15.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.16.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.17.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 7.   
Art.18.
  <Opgeheven bij KB 2012-08-03/08, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

HOOFDSTUK III. - Modaliteiten van de storting.
Aanwending of recuperatie van de gestorte bedragen
Afdeling 1. - Belastingen.
Art.19. In het KB/WIB 92 wordt het opschrift van Hoofdstuk III, Afdeling XIII, vervangen door :
  " Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de belastingschulden van een aannemer (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikelen 403, 404 en 406)".

Art.20. Artikel 207, KB/WIB 92, vervangen door het koninklijk besluit van 26 december 1998, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 207. Het krachtens artikel 403, van hetzelfde Wetboek ingehouden bedrag moet worden gestort bij de ontvanger die door de leidinggevende ambtenaar van de administratie bevoegd voor de invordering van de inkomstenbelastingen wordt aangewezen.
  De betaling van het ingehouden bedrag moet worden verricht op hetzelfde tijdstip als de betaling aan de aannemer en uitsluitend door storting of overschrijving op de postrekening van de aangewezen ontvanger.
  Op het stortings- of overschrijvingsbewijs moet naast de naam, het adres en het ondernemingsnummer van de in het vorig lid bedoelde aannemer, de vermelding "Art. 403 WIB 92", voorkomen, zomede de datum en het nummer van de factuur waarop de betaling betrekking heeft.
  Gelijktijdig met de vermelde storting of overschrijving, zendt degene die de storting moet verrichten, aan de ontvanger een afschrift van de facturen waarop de betaling betrekking heeft. "

Art.21. Artikel 208, KB/WIB 92, vervangen door het koninklijk besluit van 26 december 1998, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 208. Het in artikel 403, § 5, tweede lid bedoelde attest is geldig gedurende twintig dagen volgend op de uitreiking ervan door de bevoegde ontvanger. ".

Art.22. Artikel 209, KB/WIB 92, vervangen door het koninklijk besluit van 26 december 1998, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 209. § 1. De persoon op wiens schuldvordering het gestorte bedrag werd ingehouden kan, wanneer zijn achterstallige belastingen volledig zijn aangezuiverd, bij de in artikel 207 bedoelde ontvanger een aanvraag om teruggaaf van het overschot van de gedane stortingen indienen.
  De aanvraag dient inzonderheid te vermelden de naam, het adres en in voorkomend geval het ondernemingsnummer van degene die de inhouding en de storting heeft gedaan, de datum van die storting, alsmede de datum, het nummer en het bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de factuur waarop de storting betrekking had.
  De aanvraag om teruggaaf geschiedt door middel van een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door de leidinggevende ambtenaar van de administratie bevoegd voor de invordering van de inkomstenbelastingen.
  § 2. Het in § 1 bedoelde overschot wordt ten spoedigste en uiterlijk binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de regelmatig ingediende aanvraag om teruggaaf, door de ontvanger aan de aanvrager overgemaakt.
  § 3. Wanneer het gestorte bedrag geheel of gedeeltelijk is aangewend overeenkomstig het voornoemde artikel 406, §§ 1 en 2, geeft de ontvanger daarvan binnen de in § 2 bedoelde termijn kennis aan de aanvrager met vermelding van alle gegevens omtrent de aangezuiverde schulden. ".

Afdeling 2. - Sociale Zekerheid.
Art.23.De overeenkomstig [1 de artikelen 30bis, § 4, en 30ter, § 4,]1 van de in artikel 1 vermelde wet van 27 juni 1969 ingehouden sommen moeten, gelijktijdig met de betaling gedaan aan de aannemer of de onderaannemer, op een bijzondere postrekening van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestort worden. Op het stortings- of overschrijvingsformulier moeten, naast de naam, het ondernemingsnummer en in voorkomend geval het adres van de aannemer of onderaannemer ook de woorden [1 " Art. 30bis of 30ter volgens het geval "]1, alsmede de datum, [1 de referentie]1 en het bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, van de factuur worden vermeld waarop de storting betrekking heeft.
  Het in [1 de artikelen 30bis, § 4, zesde lid, en 30ter, § 4, zesde lid,]1, bedoelde attest is geldig gedurende twintig dagen volgend op de uitreiking ervan door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
  [1 In voorkomend geval bezorgt de opdrachtgever, de aannemer of de onderaannemer, gelijktijdig met de in het eerste lid bedoelde storting, aan de Rijksdienst alle nodige inlichtingen voor de aanrekening van die storting, en dit onverminderd de inlichtingen waarover de Rijksdienst moet kunnen beschikken om de betalingen van inhoudingen toe te wijzen.]1
  Wanneer de storting wordt gedaan door een kredietinstelling of een andere derde moet bovendien melding worden gemaakt van de naam en het adres van de persoon die gehouden is de storting te doen en in voorkomend geval het ondernemingsnummer van diens onderneming.
  De Rijksdienst kan desgevallend bijkomende inlichtingen of de voorlegging van documenten vragen waaruit moet blijken dat het bepaalde in [1 de voormelde artikelen 30bis, § 4, en 30ter, § 4,]1 correct werd toegepast.
  ----------
  (1)<KB 2013-07-17/22, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.24.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid rekent het bedrag aan van de gestorte inhouding, bedoeld in[1 de voormelde artikelen 30bis, § 4, en 30ter, § 4,]1 op basis van de inlichtingen verstrekt door de opdrachtgever, aannemer of onderaannemer overeenkomstig artikel 23. Die aanrekening geschiedt op de schulden tot en met het kwartaal dat voorafgaat aan dat waarin de bedragen worden gestort.
  De aanrekening bedoeld bij het eerste lid wordt, binnen de tien werkdagen volgend op de ontvangst door de Rijksdienst [1 van de inlichtingen bedoeld bij artikel 23, derde lid]1, uitgevoerd en aan de betrokken aannemer of onderaannemer medegedeeld.
  De aanrekening aan iedere aannemer of onderaannemer wordt geboekt op de datum waarop de postrekening van de Rijksdienst gecrediteerd is.
  ----------
  (1)<KB 2013-07-17/22, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.25. § 1. In de mate dat het gestorte bedrag niet wordt aangewend voor de aanzuivering van de gerechtskosten, bijdragen, bijdrageopslagen, vaste vergoedingen, verwijlintresten en buitenlandse schuldvorderingen inzake sociale zekerheidsbijdragen, verschuldigd door de aannemer of onderaannemer in wiens hoofde het werd aangerekend, wordt het op zijn aanvraag door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ten spoedigste en uiterlijk binnen een termijn van drie maanden terugbetaald. Deze termijn vangt aan op het einde van het kwartaal tijdens hetwelk de aanvraag tot terugbetaling bij de Rijksdienst toekomt.
  Deze termijn kan evenwel niet aanvangen vóór de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de Rijksdienst in het bezit werd gesteld van alle gegevens betreffende de door de aannemer of onderaannemer tewerkgestelde werknemers en hun prestaties, of, in voorkomend geval, volgend op de dag waarop een rechterlijke uitspraak nopens een geschil omtrent de door de aannemer of onderaannemer aan de Rijksdienst verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde gekregen heeft.
  Deze termijn kan evenwel niet aanvangen wanneer er een gerechtelijk onderzoek loopt, een strafprocedure werd ingezet (pro justitia), of een inspectieonderzoek naar bijkomende aangiften lopend is.
  § 2. Wanneer overeenkomstig artikel 24 het gestorte bedrag geheel of gedeeltelijk wordt aangewend tot betaling van schulden inzake socialezekerheidsbijdragen, geeft de Rijksdienst binnen de in § 1 vastgestelde termijn daarvan kennis aan de aanvrager en verstrekt hem bovendien alle gegevens omtrent de aangezuiverde schulden.

Art.26.§ 1. [3 ...]3
  § 2. [3 ...]3
  [2 § 2/1. [3 ...]3]2
  § 3. De eigen sociale schulden van een werkgever zijn gevormd door :
  - de socialezekerheidsbijdragen;
  - de bijdrageopslag bedoeld in artikel 28 van de voornoemde wet van 27 juni 1969;
  - de vaste vergoedingen bedoeld in artikelen 28, 29, 29bis en 30 van de voornoemde wet van 27 juni 1969;
  - de vaste vergoeding bedoeld in artikel 38, § 3quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
  - de verwijlinterest bedoeld in artikel 28 van de voornoemde wet van 27 juni 1969;
  - de eventuele gerechtelijke kosten.
  ----------
  (1)<KB 2010-01-22/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2013-07-17/22, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<W 2018-12-21/49, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2019>

HOOFDSTUK IV. - Vermindering van de boete.
Afdeling 1. - Belastingen.
Art.27. Artikel 210, KB/WIB 92, vervangen door het koninklijk besluit van 26 december 1998, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 210. Wanneer de in artikel 403, van hetzelfde Wetboek opgelegde storting niet is verricht, wordt de in artikel 404 van dat Wetboek bedoelde administratieve boete, voor ten hoogste drie overtredingen, verminderd tot een achtste, een vierde of de helft van die boete naargelang het respectievelijk een eerste, een tweede of een derde overtreding betreft, op voorwaarde dat de degene die de storting niet heeft verricht, een overeenkomst had afgesloten met een aannemer die op het ogenblik van het afsluiten ervan geen fiscale schulden had, en dat die aannemer op het ogenblik van de vaststelling van de overtreding :
  1° ofwel, geen fiscale schulden meer heeft;
  2° ofwel, nog steeds fiscale schulden heeft en degene die de storting niet heeft verricht, op verzoek van de administratie alsnog de vereiste storting heeft uitgevoerd binnen de door haar opgelegde termijn en het bewijs van storting wordt overgelegd. ".

Afdeling 2. - Sociale Zekerheid.
Art.28.
  <Opgeheven bij W 2022-02-28/04, art. 22, 011; Inwerkingtreding : 12-11-2020>

Art.29.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan de aannemer of diegene die met hem wordt gelijkgesteld en de onderaannemers vrijstellen van betaling van de sommen die krachtens [1 de artikelen 30bis, § 8, en 30ter, § 8,]1 van de in artikel 1 vermelde wet van 27 juni 1969, worden toegepast, wanneer zij aantonen dat zij in de onmogelijkheid verkeerden hun verplichtingen binnen een redelijke termijn na te komen ingevolge een geval van verantwoorde overmacht.
  De vrijstelling kan ook worden toegekend wanneer het gaat om een eerste overtreding op die bepalingen ten name van de overtreders en voor zover geen enkele inbreuk op de wetgeving inzake sociale zekerheid of inzake werkloosheid of op de sociale wetgeving werd vastgesteld die verband houdt met de werken die niet overeenkomstig [1 de artikelen 30bis, § 7, en 30ter, § 7,]1 van de genoemde wet werden gemeld.
  De krachtens [1 de artikelen 30bis, § 8, en 30ter, § 8, ]1 van die wet toegepaste som kan tot 50 pct. worden verminderd wanneer de niet-naleving van de verplichting van de aannemer of diegene die met hem wordt gelijkgesteld en de onderaannemer die een beroep heeft gedaan op een andere onderaannemer als uitzonderlijk kan worden beschouwd en voor zover ze de verplichtingen naleven die zijn voorgeschreven door de wet van 27 juni 1969 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, alsook de verplichtingen voorgeschreven door het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
  ----------
  (1)<KB 2013-07-17/22, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

HOOFDSTUK V. - Melding van werken aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.30.§ 1. [1 Wanneer de in voornoemd artikel 30bis, § 1, 1°, of artikel 30ter, § 1, 1°, bedoelde werken of diensten moeten worden uitgevoerd, moet de aannemer of diegene die met hem wordt gelijkgesteld de inlichtingen bedoeld bij, naar gelang het geval, artikel 30bis, § 7, [2 , van voormelde wet van 27 juni 1969 en bij de uitvoeringsbesluiten van artikel 6ter van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk,]2 of bij artikel 30ter, § 7, van voormelde wet van 27 juni 1969 via elektronische weg, onder de vorm door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid opgelegd, meedelen aan de voormelde Rijksdienst. Na ontvangst van de inlichtingen deelt de Rijksdienst aan de aannemer of diegene die met hem wordt gelijkgesteld een identificatienummer mee.]1
  § 2. Onder einddatum van de werken wordt verstaan : de datum waarop de aanwezigheid van de aannemer en de eventuele onderaannemers op de werf niet langer gerechtvaardigd is, omdat de bestelde werken zijn beëindigd, het materiaal en de werknemers van de betrokken aannemer(s) zich niet langer gerechtvaardigd op de werf bevinden en de werf is opgekuist.
  Onder begindatum van de werken van een onderaannemer wordt verstaan : de datum waarop de onderaannemer voor het eerst fysiek aanwezig is op de werf om met de uitvoering van het contract met de aannemer een aanvang te nemen.
  Onder einddatum van de werken van een onderaannemer wordt verstaan : de datum waarop de aanwezigheid van de bedoelde onderaannemer op de werf niet langer gerechtvaardigd is omdat de bestelde werken zijn beëindigd omdat de bestelde werken zijn beëindigd, het materiaal en de werknemers van de betrokken aannemer(s) zich niet langer gerechtvaardigd op de werf bevinden en de werf is opgekuist.
  ----------
  (1)<KB 2013-10-22/01, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<KB 2013-12-21/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.31.Voormeld artikel 30bis, § 7, is niet van toepassing op de aannemers die geen beroep doen op een onderaannemer, voor de werken waarvoor het totaal bedrag, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, die aan hen zijn toevertrouwd, [1 lager is dan 30.000,00 EUR]1. [1 Artikel 30bis, § 7 is ook niet van toepassing op aannemers die een beroep doen op één enkel onderaannemer voor de hen toevertrouwde werkzaamheden waarvan het totale bedrag zonder belasting op de toegevoegde waarde lager is dan 5.000,00 EUR.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-21/07, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
Art.32. In afwijking van artikel 3, § 1, en § 2, tweede lid, moeten de aannemers de aanvragen tot registratie rechtstreeks bij de bevoegde registratiecommissie of bij de centrale registratiecommissie indienen tot en met de laatste dag van het trimester binnen hetwelk het in die bepaling vermelde centraal informaticaplatform operationeel is geworden.

Art.33. In afwijking van artikel 12, § 1, eerste lid, begint, tot en met de laatste dag van het trimester binnen hetwelk het in die bepaling vermelde centraal informaticaplatform operationeel is geworden, de aldaar vermelde termijn van twee maanden te lopen vanaf de datum van ontvangst van de bij toepassing van artikel 32 ingediende aanvragen.

Art.34. In afwijking van artikel 18, § 2, worden de in artikel 17, § 2, bedoelde adviezen van de stuurgroep bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad zoals de in kracht van gewijsde gegane uitspraken als bedoeld in artikel 401, § 3, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en in artikel 30bis, § 2, elfde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, tot en met de laatste dag van het trimester binnen hetwelk het in die bepaling vermelde centraal informaticaplatform operationeel is geworden.

Art.35. De beslissingen die zijn genomen in uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 tot uitvoering van de artikelen 400 tot 404 en van artikel 408, § 2, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de artikelen 30bis en 30ter, § 9, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en van het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, blijven geldig.

Art.36. Tenzij de nieuwe regels voordeliger zijn voor de betrokken aannemer, worden de aanvragen tot registratie en de verzoekschriften tot schrapping waarover op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog geen definitieve beslissing is getroffen, verder behandeld volgens de regels die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Art.37. De inlichtingen verstrekt in uitvoering van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot uitvoering van artikel 30ter, § 7, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, blijven onverminderd geldig voor de toepassing van de artikelen 30 en 31.

Art.38. In afwijking van artikel 1, zijn, voor de periode van 1 januari 2008 tot 31 mei 2009, de werkzaamheden bedoeld in artikel 30bis, § 7 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, de werkzaamheden die onder de werkingssfeer van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf vallen.

Art.39. De aannemer op wie de opdrachtgever een beroep heeft gedaan en die op basis van schriftelijk afgesloten overeenkomsten gedateerd voor 1 juni 2009 werken uitvoert die met toepassing van artikel 38 niet moesten worden meegedeeld, moet de in artikelen 30 en 31 bedoelde inlichtingen verstrekken voor 1 augustus 2009, voor zover deze werken niet zullen zijn beëindigd voor 1 oktober 2009.

HOOFDSTUK VII. - Wijzigingsbepalingen.
Art.40. In het koninklijk besluit van 28 mei 2003 tot vaststelling van het bedrag van het inschrijvingsrecht voor de Kruispuntbank van Ondernemingen als handels- of ambachtsonderneming, en de vergoeding van de erkende ondernemingsloketten, gewijzigd bij de besluiten van 5 juni en 21 september 2004 en 22 december 2005, wordt een artikel 2bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 2bis. De door het ondernemingsloket geïnde vergoeding voor het indienen van de aanvraag bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt bepaald op 30,00 euro, BTW inbegrepen. "

Art.41. Artikel 7, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 19 juni 2003 houdende de nadere regels voor de toegang tot de Kruispuntbank van Ondernemingen, wordt aangevuld als volgt :
  " - de datum waarop de hoedanigheid van geregistreerde aannemer in de Kruispuntbank van ondernemingen is geschrapt. "

HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling.
Art.42. Het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtreding.
Art.43. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008 met uitsluiting van de artikelen 2, § 5, 3, laatste lid, en 9, § 1, laatste lid, die slechts van toepassing zijn op de aanvragen die worden ingediend vanaf de datum van oprichting van de centrale registratiecommissie als bedoeld in het genoemde artikel 9, § 1, laatste lid.

Art. 44. Onze Minister die bevoegd is voor Financiën, Onze Minister die bevoegd is voor de Kruispuntbank van Ondernemingen, Onze Minister die bevoegd is voor Sociale Zaken, Onze Minister die bevoegd is voor de Ondernemingsloketten en Onze Minister die bevoegd is voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.