4 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie.
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2001, wordt vervangen als volgt :
" Art. 3. § 1. De kandidaturen ingediend overeenkomstig artikel 4 worden onderzocht door een commissie, opgericht in elke politiezone samengesteld uit :
- de gouverneur van de provincie waarbinnen de desbetreffende politiezone zich situeert;
- de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarbinnen zich de desbetreffende politiezone situeert;
- de inspecteur-generaal, of de afgevaardigde die hij aanwijst onder zijn adjuncten;
- een externe expert aangewezen door de burgemeester(s) van de desbetreffende politiezone;
- een externe expert aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken;
- de burgemeester van de gemeente of de voorzitter van het politiecollege, voorzitter van de commissie.
De commissie beslist bij meerderheid. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.
De andere burgemeester(s) van de zone die het wens(t)(en) kan (kunnen) eveneens de vergaderingen van de commissie bijwonen. Zij kunnen tevens adviserend deelnemen aan de werkzaamheden van de commissie en de beraadslaging bijwonen. Zij stemmen evenwel niet.
De in het eerste lid, vierde aandachtstreepje, bedoelde externe expert wordt aangewezen onder de personen die een pertinente ervaring op praktisch of academisch vlak met betrekking tot politiezaken kunnen doen gelden. De aanwijzing wordt ter kennis gebracht van de Minister van Binnenlandse Zaken die over een termijn van vijf werkdagen beschikt om de aanwijzing ongedaan te maken wanneer hij van oordeel is dat betrokkene de vereiste pertinente ervaring niet kan laten gelden. Wanneer deze termijn verstreken is, is de aanwijzing definitief. ".
Art.2. Artikel 8bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2001, wordt vervangen als volgt :
" Art. 8bis. De personeelsleden die geschikt bevonden worden bij een proef van het type " assesment center " georganiseerd in een politiezone met toepassing van dit besluit worden vrijgesteld van proeven van hetzelfde type die georganiseerd worden door een andere politiezone met toepassing van dit besluit. ".
Art.3. _ Het koninklijk besluit van 5 februari 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie, wordt ingetrokken.
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 8 februari 2001.
Art. 5. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 mei 2007.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie,
Mevr. L. ONKELINX
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
P. DEWAEL.