30 NOVEMBER 2006. - [Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling](VERTALING). <Opschrift vervangen door BWG2007-12-20/93, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008> (NOTA: artikelen 2; 15decies; 19; 13; 15; 15ter; 15ter/1; 15ter/2; 22; N5; N10; N11; N12 gewijzigd door BWG2022-11-24/22, niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 21-06-2023, p. 56229) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-2006 en tekstbijwerking tot 07-01-2025)
Art. 1, 1bis
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Erkenning van de keuringsinstellingen.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Certificering van de sites voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling.
Art. 6, 6bis, 7-9
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden en procedure voor de toekenning en de opschorting van de [1 garanties van oorsprong]1 en de groene certificaten.
Afdeling 1. - [1 Procedure voor de toekenning van garanties van oorsprong en groene certificaten]1
Art. 10-14
Afdeling 1bis. [1 - Voorwaarden van toekenning en geldigheid van de groene certificaten]1
Art. 15, 15bis, 15ter, 15quater, 15quinquies, 15sexies, 15septies, 15octies, 15nonies, 15decies, 16-17, 17/1, 17/2, 17/3, 17/4, 17/5, 17/6, 17/7, 17/8
Afdeling 1ter. [2 Voorwaarden voor de toekenning en geldigheid van garanties van oorsprong]2
Art. 17bis
Afdeling 2. [1 Procedure tot opschorting van de toekenning van garanties van oorsprong en de groene certificaten.]1
Art. 18-19
HOOFDSTUK IVbis. [1 - Voorwaarden en procedures voor de toekenning en de opschorting van de toekenning van de productiesteun voor elektriciteitsproductie-installaties d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen van 10 kW of minder.]1
Art. 19bis, 19ter, 19quater, 19quinquies, 19sexies
HOOFDSTUK IVter. [1 - Transversaal comité van de biomassa]1
Art. 19septies, 19octies
HOOFDSTUK V. - [1 Gegevensbank, markt van garanties van oorsprong en markt van de groene certificaten.]1
Art. 20-24
HOOFDSTUK VI. - [1 Gebruik van de groene certificaten en de garanties van oorsprong]1
Afdeling I. - Gebruik van groene certificaten.
Art. 25-26
Afdeling II. - [1 Gebruik van garanties van oorsprong.]1
Art. 27-28
Afdeling III. - Jaarverslag.
Art. 29
HOOFDSTUK VII. - Sancties.
Art. 30
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 31, 31bis, 31ter, 31quater, 31quinquies, 31sexies, 31septies, 32-33
BIJLAGEN.
Art. N1-N14
2007027045 2007200332 2008200285 2008201060 2008201061 2008202456 2009200253 2010027260 2010200196 2010200622 2010204005 2010204249 2010206602 2011206078 2011206239 2012205454 2013027216 2013203939 2013204255 2013204540 2013205743 2014201249 2014201508 2014202932 2014203206 2014206162 2015027226 2015200951 2015201189 2016027216 2016203527 2017203740 2017204521 2017204812 2017206274 2018201989 2018203814 2018205474 2018205738 2018206450 2019202154 2019202162 2019202507 2019202774 2019203340 2019203341 2019204483 2019205121 2020044196 2020204010 2020204022 2020204733 2021033749 2021204003 2022020340 2022206079 2023030527 2023031153 2023031154 2023044651 2023045555 2024008280 2024008388 2024009680 2024009811 2024011959 2024203756 2024204950
Artikel 1.[1 Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van de Richtlijnen 2001/77/EG en 2003/30/EG, [2 alsook Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG]2 en Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG worden gedeeltelijk omgezet bij dit besluit]1 [3 en Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.]3
----------
(1)<BWG 2012-03-01/30, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 13-10-2012>
(2)<BWG 2014-02-13/07, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 07-03-2014>
(3)<BWG 2024-04-19/60, art. 1, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
Art. 1bis. [1 Richtlijn (EU) 2015/1513 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen wordt bij dit besluit gedeeltelijk omgezet wat de bevoegdheden van het Waalse Gewest betreft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-07-13/25, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 23-09-2017>
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving.
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "decreet" : het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;
2° [1 ...]1
3° [1 ...]1
4° "quotum" : jaarlijks bepaald percentage dat de verhouding tussen het aantal [1 aan [11 de Administratie]11 over te leggen]1 groene certificaten en het aantal verbruikte elektrische MWh weergeeft;
5° [4 " EAV " : Energy Annual Value, namelijk de waarde van het jaarlijks verbruik, opgemeten door de meter van de distributienetbeheerder rekening houdend met de compensatie;]4
6° [4 " referentie-investeringskost " : gemiddelde kostprijs van de installaties bedoeld in artikel 41bis, § 2, van het decreet, die met name kan variëren in functie van het piekvermogen van de installatie.]4
7° [1 ...]1
8° "fuel mix" : aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de leverancier in het afgelopen jaar heeft gebruikt [1 ...]1;
[14 8°/1 "hernieuwbare mix": het aandeel van de fuel mix dat gedekt wordt door ingetrokken garanties van oorsprong;
8°/2 "residuele mix": het aandeel van de fuel mix dat niet gedekt wordt door ingetrokken garanties van oorsprong;]14
9° [10 "inbedrijfstelling van een productie-eenheid ": datum die overeenkomt ofwel met de datum van de eerste inbedrijfstelling van de betrokken productie-eenheid, ofwel met de datum van een belangrijke wijziging van deze productie-eenheid in de zin van artikel 15ter, § 1, ofwel met de datum van inbedrijfstelling van de uitbreiding in de zin van artikel 15ter, § 3, of, wat betreft artikel 6bis, de bezoekdatum waaruit de conformiteit blijkt bedoeld in artikel 270 van het algemeen reglement op de elektrische installaties, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard]10.
10° "geproduceerde netto-elektriciteit" : de geproduceerde bruto-elektriciteit min de elektriciteit opgeëist door de functionele elementen, namelijk de uitrustingen die energie verbruiken (primaire, elektriciteit, warmte, koude) voor de kringloop van elektriciteitsproductie, met inbegrip van de brandstofproductie en, in voorkomend geval, de afvalbehandeling;
[1 11° "Minister" : de Minister bevoegd voor het Energiebeleid;]1
[5 11°bis " Administratie " : het Departement Energie en Duurzaam Gebouw van het Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie van de Waalse Overheidsdienst; ]5
[6 11° ter " DGO3 " : het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu;
11° quater " DGO6 " : het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werkgelegenheid en Onderzoek;]6
[3 12° " vloeibare biomassa " : vloeibare brandstof die geproduceerd is uit biomassa;
13° [13 " duurzaam " : wordt gezegd van een energiebron die voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria]13;
[13 "13/1° : duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria: de criteria bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 10 februari 2022 betreffende de duurzaamheidscriteria voor de productie van energie en broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling;
13/2° : Transversaal Comité Biomassa-energie: het Comité bedoeld in de artikelen 20 en 21 van het besluit van de Waalse Regering betreffende de duurzaamheidscriteria voor de productie van energie en broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling]13
14° " voorwaardelijkheden " : de eisen en normen bedoeld in de bepalingen van bijlage II, deel A en punt 9 van Verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, alsook de minimumeisen inzake goede landbouw- en milieuconditie in de zin van artikel 6, § 1, van de verordening;
15° " koolstofdioxidebesparing " : koolstofdioxidebesparing t.o.v. de jaarlijks door [11 de Administratie]11 vastgelegde en bekendgemaakte emissies van koolstofdioxide van een klassieke productie in moderne referentie-installaties zoals bedoeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 12 april 2001;
16° " reductie van CO2-emissies " : vermindering van de CO2-emissies in de zin van dit besluit;
17° " feitelijke waarde " : de broeikasgasemissiereductie die bereikt wordt met bepaalde of met alle stappen van een specifiek productieproces voor biobrandstof als berekend volgens de werkwijze in deel C van bijlage 3;
18° " typische waarde " : een raming van de representatieve broeikasgasemissiereductie die kenmerkend is voor een bepaalde productieroute van biobrandstoffen;
19° " standaardwaarde " : een waarde die is afgeleid van een typische waarde middels toepassing van tevoren vastgestelde factoren en die, onder in dit besluit welomschreven voorwaarden, gebruikt mag worden in plaats van een feitelijke waarde;]3
[7 20° [10 "oproep tot het indienen van projecten": de in artikel 15nonies bedoelde procedure]10;
21° [10 "geslaagde": de natuurlijke of rechtspersoon, die alleen of in vereniging handelt, die door de Minister ten gevolge van een oproep tot het indienen van projecten wordt aangewezen]10;]7
[8 22° "procesresidu": een stof die niet het eindproduct (de eindproducten) vormt waarop een productieproces rechtstreeks is gericht; het vormt geen hoofddoel van het productieproces en het proces is niet opzettelijk gewijzigd om het te produceren;
23° "van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige residuen": residuen die rechtstreeks afkomstig zijn uit de landbouw, de aquacultuur, de visserij en de bosbouw, doch met uitsluiting van residuen van aanverwante bedrijfstakken of van verwerking.]8
22°[12 ...]12
24° [15 "GO gas HEB" is de garantie van oorsprong die door de administratie toegekend word voor de gassen uit hernieuwbare energiebronnen die in het Waalse Gewest geproduceerd en geïnjecteerd worden op het net voor de distributie of het vervoer van aardgas, overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 23 december 2010 betreffende de certificaten van garantie van oorsprong en garanties van oorsprong voor gassen uit hernieuwbare bronnen of koolstofarme gassen;]15
25° "SOLWATT-regeling": ondersteuningsmechanisme toegekend aan de op het net aangesloten installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen kleiner dan of gelijk aan 10 kW waarvan de recentste datum van het conformiteitsbezoek bedoeld in artikel 270, § 1, van het algemeen reglement op de elektrische installaties, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard, tussen 1 januari 2008 en 28 februari 2014 ligt;
26° "QUALIWATT-regeling": ondersteuningsmechanisme toegekend aan de op het net aangesloten installaties van fotovoltaïsche zonnepanelen waarvan de recentste datum van het conformiteitsbezoek bedoeld in artikel 270, § 1, van het algemeen reglement op de elektrische installaties, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard, tussen 1 maart 2014 en 30 juni 2018 ligt.]12
[10 27° "uitbreiding": de toevoeging van een nieuwe eenheid voor groene elektriciteitsproductie die gebruik maakt van gemeenschappelijke uitrustingen voor andere bestaande productie-eenheden op de locatie voor groene elektriciteitsproductie;]10
[10 28° "opslagproces": ieder proces dat bestaat in de afname, via eenzelfde installatie, van elektriciteit van het net om ze later in haar geheel, onder voorbehoud van rendementsverliezen, in het net te injecteren.]10
[13 29° "repowering": het vernieuwen van hernieuwbare energie producerende elektriciteitscentrales, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke vervanging van installaties of exploitatiesystemen en apparatuur, teneinde de capaciteit te vervangen of de efficiëntie of capaciteit van de installatie te verhogen.]13
[17 34° "gemiddelde debietsnelheid van biomethaan": de gemiddelde injectiesnelheid van biomethaan, uitgedrukt in Nm3/h, stemt overeen met de verhouding tussen het volume biomethaan dat is geïnjecteerd in een periode tussen twee meterstanden die aanleiding kunnen geven tot de toekenning van LGO gas uit HEB en het aantal uren van deze periode.]17
[16 35° "Gewassen bestemd voor menselijke of dierlijke consumptie": zetmeelrijke planten, suiker- of oliehoudende gewassen die op landbouwgrond worden geproduceerd als hoofdgewas, met uitzondering van residuen, afval of lignocellulose en tussengewassen zoals tussengewassen en covergewassen, op voorwaarde dat het gebruik van deze tussengewassen geen vraag naar extra grond creëert.]16
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2009-01-08/31, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(3)<BWG 2013-10-03/09, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(4)<BWG 2014-02-20/07, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
(5)<BWG 2014-04-03/37, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-07-2014. Temporeel toepassingsgebied : art. 10 >
(6)<BWG 2015-11-26/05, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 18-12-2015>
(7)<BWG 2016-06-23/07, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(8)<BWG 2017-07-13/25, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 23-09-2017>
(9)<BWG 2018-03-29/33, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 05-05-2018>
(10)<BWG 2019-04-11/06, art. 1, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(11)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(12)<BWG 2019-04-04/52, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(13)<BWG 2022-02-10/04, art. 22, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
(14)<BWG 2024-04-19/60, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
(15)<BWG 2024-05-16/99, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
(16)<BWG 2024-05-23/35, art. 1, 044; Inwerkingtreding : 31-12-2023>
(17)<BWG 2023-12-20/20, art. 1, 048; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
HOOFDSTUK II. - Erkenning van de keuringsinstellingen.
Art.3.Om erkend te worden moet een keuringsinstelling aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° rechtspersoonlijkheid hebben en onafhankelijk zijn van de elektriciteitsproducenten, tussenpersonen en leveranciers;
2° voldoen aan de criteria [1 de norm NBN EN ISO/EEC 17020]1 voor de activiteiten waarin dit besluit voorziet, [2 naar gelang de in de telcode gespecificeerde domeinen]2 overeenkomstig het accreditatiesysteem ingesteld ter uitvoering van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling, alsmede van beproevingslaboratoria of door een gelijkwaardig accreditatiesysteem dat tot stand is gebracht in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte[6 , evenals de hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong]6;
3° voldoen aan de onafhankelijkheidscriteria van het type A of C zoals omschreven in de algemene BELAC-criteria voor de uitvoering van de norm NBN EN ISO/IEC 17020;
4° zich ertoe verbinden [2 ...]2 [4 de Administratie]4 [3 ...]3 de verslagen te bezorgen die zijn opgesteld na bezoeken die i.v.m. het certificaat van garantie van oorsprong zijn gebracht aan de eenheden voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling.
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2013-10-03/09, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BWG 2015-02-12/05, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
(4)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.4.[1 De erkenningsaanvraag wordt samen met de desbetreffende bewijsstukken bij aangetekend schrijven of via iedere elektronische procedure aan de Minister gericht. Binnen een termijn van vijfenveertig dagen na ontvangst van de aanvraag of van de door de Administratie vereiste aanvullende gegevens wordt de erkenning bij aangetekend schrijven door de Minister toegekend of geweigerd.]1
De erkenning wordt afgeleverd voor een hernieuwbare periode van drie jaar. Tijdens die periode kan de keuringsinstelling elk ogenblik op initiatief van de Minister [1 ...]1 gecontroleerd worden op de naleving van de erkenningsvoorwaarden.
----------
(1)<BWG 2019-04-04/52, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.5. De Minister besluit tot de intrekking van de erkenning :
1° indien de keuringsinstelling niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden die vastliggen in artikel 3;
2° indien er bij de uitvoering van haar opdrachten herhaaldelijk fouten worden vastgesteld.
Vóór elk besluit tot intrekking van de erkenning kan betrokken instelling haar rechtvaardigingsgronden laten gelden.
HOOFDSTUK III. - Certificering van de sites voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling.
Art.6.Elke aanvraag van certificaat van garantie van oorsprong wordt bij gewone post gericht aan een overeenkomstig hoofdstuk II erkende keuringsinstelling.
In afwijking van het eerste lid wordt elke aanvraag van certificaat van garantie van oorsprong voor een installatie met een ontwikkelbaar nettovermogen van 10 kW of minder [1 gericht [2 ...]2 aan de distributienetbeheerder [2 ...]2 ]1.
----------
(1)<BWG 2010-07-15/10, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2010>
(2)<BWG 2014-02-20/07, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
Art. 6bis.[1 De zelfproducent die beschikt of die op het punt staat te beschikken over een installatie voor de productie van groene elektriciteit [2 met een ontwikkelbaar nettovermogen van 10 kW of minder]2 en die in aanmerking wenst te komen voor de compensatie tussen de hoeveelheden elektriciteit opgenomen van het distributienet en de hoeveelheden geïnjecteerd op datzelfde net geeft zijn elektriciteitsleverancier en zijn distributienetbeheerder schriftelijk kennis daarvan.
De compensatie mag slechts toegekend worden aan de installaties voor groene elektriciteitsproductie die bij [4 de Administratie]4 [2 overeenkomstig dit hoofdstuk]2 gecertificeerd en geregistreerd zijn als installatie voor groene elektriciteitsproductie.
[4 De Administratie maakt de procedure die toepasselijk is op de elektriciteitsproducenten die beschikken over een installatie van fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen van 10 kW of minder en die zich op het net wensen aan te sluiten, alsook de procedures die toepasselijk zijn op de installaties die in aanmerking te komen voor de SOLWATT-regeling en voor de QUALIWATT-regeling", op haar site bekend.]4
[4 ...]4
De Minister kan deze vereenvoudigde procedure desgevallend in een ministerieel besluit opnemen.
De productie-installatie bedoeld in artikel 15quater wordt met een ontkoppelingsbescherming uitgerust.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2007-12-20/93, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2010-07-15/10, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2010>
(3)<BWG 2014-02-20/07, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
(4)<BWG 2019-04-04/52, art. 9, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.7.§ 1. De keuringsinstellingen worden ermee belast het certificaat van garantie van oorsprong af te leveren en minstens één keer per jaar een periodieke controle uit te oefenen op de conformiteit van de gegevens van het certificaat van garantie van oorsprong.
In afwijking van het eerste lid worden de periodieke controles op de installaties waarvan het ontwikkelbare nettovermogen hoger is dan 10 kW en gelijk aan 20 kW of minder minstens één keer om de vijf jaar uitgevoerd.
De verplichting opgelegd bij dit artikel is niet van toepassing op de installaties met een ontwikkelbaar nettovermogen van 10 kW of minder.
§ 2. In afwijking van § 1 wordt het certificaat van garantie van oorsprong voor de installaties met een ontwikkelbaar nettovermogen van 10 kW of minder door [3 de Administratie]3 afgeleverd volgens een vereenvoudigde procedure die ze op haar website bekend maakt.
§ 3. Het certificaat van garantie van oorsprong vermeldt :
1. de personalia van de producent van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling;
2. de energiebron(nen) waaruit de elektriciteit is geproduceerd;
3. de productietechnologie;
4. het nettovermogen dat door [1 de productie-eenhe(i)d(en)]1 ontwikkeld kan worden;
5. de technologie voor de berekening van de elektriciteits- en, in voorkomend geval, warmteproductie, alsook de nauwkeurigheid van de berekeningspunten;
6. de CO2-emissies tijdens het productieproces, uitgaande van een normaal productieritme;
7. de datum waarop [1 de productie-eenhe(i)d(en)]1 in bedrijf wordt gesteld;
8. de productiesite;
9. in voorkomend geval, de tegemoetkomingen en de subsidies toegekend voor de bouw en de werking van [1 de productie-eenhe(i)d(en)]1.
[2 10. Alle bewijsstukken waarmee de reële en definitieve kosten van de verrichte investeringen kunnen worden bewezen;]2
----------
(1)<BWG 2009-01-08/31, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2016-06-23/07, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(3)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.8.Indien de meetinstrumenten of om het even welk element opgenomen in het certificaat van garantie van oorsprong een wijziging ondergaan, verwittigt de houder van het certificaat binnen vijftien dagen een keuringsinstelling bij gewone post. In voorkomend geval wordt het certificaat van garantie van oorsprong aangepast dan wel ingetrokken door de keuringsinstelling. [1 Wat betreft de installaties [2 die in aanmerking komen voor de SOLWATT-regeling,]2 indien de meetinstrumenten of om het even welk element opgenomen in het certificaat van garantie van oorsprong een wijziging ondergaan, verwittigt de houder van het certificaat binnen vijftien dagen bij gewone post de distributienetbeheerder, die op zijn beurt [2 de Administratie]2 hiervan op de hoogte brengt. In voorkomend geval wordt het certificaat van garantie van oorsprong aangepast of ingetrokken door [2 de Administratie]2.]1 Indien het gaat om installaties met een vermogen van 10 kW of minder en indien de meetinstrumenten of om het even welk element opgenomen in het certificaat van garantie van oorsprong een wijziging ondergaan, wordt [2 de Administratie]2 binnen vijftien dagen bij gewone post verwittigd door de houder van het certificaat. In voorkomend geval wordt het certificaat van garantie van oorsprong aangepast dan wel ingetrokken door [2 de Administratie]2.
[2 de Administratie]2 kan elk ogenblik controles uitvoeren of van een keuringsinstelling eisen dat ze controle uitvoert en nagaat of de elementen opgenomen in het certificaat van garantie van oorsprong werkelijkheidsgetrouw zijn. In het tegenovergestelde geval wordt het certificaat van garantie van oorsprong aangepast of ingetrokken.
De keuringsinstelling geeft [2 de Administratie]2 [2 binnen dertig dagen na de controle bij gewone zending of via iedere door de Administratie vastgestelde elektronische procedure]2 kennis van elke wijziging in het certificaat van garantie van oorsprong of van de intrekking ervan.
----------
(1)<BWG 2010-07-15/10, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2010>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 10, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.9.[1 Overeenkomstig de vigerende normen bepaalt de Minister [3 ...]3 de procedures en de berekeningscode die van toepassing zijn inzake de metingen van de energiehoeveelheid. Hij kan de modaliteiten en de gestandaardiseerde procedures voor de toekenning van groene certificaten en [4 garanties van oorsprong]4 vastleggen met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.
De berekeningscode bevat de technische criteria tot bepaling van de hoogrenderende warmtekrachtkoppeling op grond van Richtlijn 2004/8/EG [2 en de nodige elementen voor de verificatie van de duurzaamheidscriteria]2.
Het geheel bestaande uit deze procedures, berekeningscode, modaliteiten en gestandaardiseerde procedures heet "Code voor de telling en de berekening van de groene certificaten en [4 garanties van oorsprong]4".]1
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2013-10-03/09, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BWG 2019-04-04/52, art. 11, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(4)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden en procedure voor de toekenning en de opschorting van de [1 garanties van oorsprong]1 en de groene certificaten.
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Procedure voor de toekenning van garanties van oorsprong en groene certificaten]1
----------
(1)
Art.10.[1 Vanaf 1 juli 2014 wordt voor de andere productie-eenheden dan installaties voor de productie van elektriciteit d.m.v. fotovoltaïsche panelen met een nettovermogen lager dan of gelijk aan 10 kW, een dossier voor de aanvraag van groene certificaten gericht aan de Administratie overeenkomstig artikel 15, § 1bis.
De [3 garanties van oorsprong]3 of de groene certificaten worden bij [2 de Administratie]2 aangevraagd volgens de modaliteiten en d.m.v. een formulier waarin zij voorziet. Die modaliteiten hebben o.a. betrekking op de indiening van het certificaat van garantie van oorsprong.
In afwijking van het vorige lid, richt de groene producent, als het gaat om een installatie met een ontwikkelbaar nettovermogen van 10 kW of minder, die aanvraag aan [2 de Administratie]2 d.m.v. een verklaring op erewoord waarin de kenmerken van de installatie overeenkomstig de paragrafen 2 en 3 van artikel 7 vermeld worden. De modaliteiten en het formulier van de verklaring op erewoord worden door [2 de Administratie]2 bepaald.
[2 ...]2]1
----------
(1)<BWG 2015-02-12/05, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 12, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(3)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art.11.[1 [2 De Administratie]2, of de distributienetbeheerder voor de installaties [2 voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen van 10 kW of minder]2, gaat na of het aanvraagformulier juist en volledig is. Indien er vastgesteld wordt dat de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager verwittigd binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de aanvraag. De "CWaPE", of desgevallend de distributienetbeheerder, verduidelijkt waarom het formulier onvolledig is en legt een termijn van hoogstens drie weken vast waarbinnen de aanvrager erom verzocht wordt zijn aanvraag te vervolledigen, op straffe van verval van zijn aanvraag.]1
----------
(1)<BWG 2010-07-15/10, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2010>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 13, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.12.[1 Binnen een termijn van één maand, die ingaat op de datum van ontvangst van het volledig ingevulde formulier door [2 de Administratie]2, of desgevallend door de distributienetbeheerder, gaat [2 de Administratie]2 na of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden tot toekenning van de [3 garanties van oorsprong]3 en/of de groene certificaten en geeft ze hem kennis van haar beslissing.]1 [2 de Administratie]2 is verplicht de aanvrager te horen indien hij daarom verzoekt.
Indien er geen beslissing is getroffen na afloop van die termijn, wordt de aanvraag geacht te zijn aangenomen.
----------
(1)<BWG 2010-07-15/10, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2010>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(3)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art.13.[2 § 1.]2 [4 Na aanvaarding van de aanvraag verleent [8 de Administratie]8 om de drie maanden langs de elektronische weg aan de productiesite die in aanmerking is gekomen voor een certificaat van garantie van oorsprong op grond van zijn berekeningsgegevens :]4
1° een document tot toekenning van de [10 garantie van oorsprong]10 voor de geproduceerde hoeveelheid elektriciteit [1 ...]1, naar verhouding van [11 een garantie van oorsprong]11 per MWu [9 wanneer de elektriciteit geproduceerd wordt door hoogrenderende warmtekrachtkoppeling uit hernieuwbare energiebronnen, wordt alleen een garantie van oorsprong uitgegeven die beide kenmerken specificeert]9;en/of
2° [4 [5voor de installaties niet bedoeld in hoofdstuk IVbis]5 een document tot toekenning van een aantal groene certificaten dat overeenstemt met de geproduceerde netto hoeveelheid groene elektriciteit, onverminderd de berekeningsmodaliteiten vermeld in dit besluit, en deponeert die vervolgens onmiddellijk op de passende rekening van de houder van de garantie van oorsprong in de databank bedoeld in artikel 43, § 2, 11°, van het decreet [6 , desgevallend, na aanvaarding van het dossier door de Administratie overeenkomstig artikel 15, § 1bis.]6.]4
Bij de berekening van het aantal certificaten geboekt voor een bepaalde site wordt er rekening gehouden met 3 decimalen maar bij de berekening van het aantal groene certificaten vermeld in het document worden enkel volle eenheden gebruikt.
[4 De berekeningscode waarin artikel 9 voorziet kan van het principe van de driemaandelijkse toekenning afwijken als de administratieve last van de producent daardoor verminderd wordt of om te voldoen aan de voorwaarden tot wederzijdse erkenning van garanties van oorsprong uit andere gewesten of lidstaten.]4
[2 § 2.[7 In geval van overdracht van het recht op het verkrijgen van groene certificaten voor een productie-eenheid regulariseert de groene producent wiens saldo van de rekening van groene certificaten voor die productie-eenheid negatief is in de in artikel 20 bedoelde databank, zijn rekening binnen drie maanden na de overdracht van het recht op het verkrijgen van groene certificaten.
In geval van einde of opschorting van het recht op het verkrijgen van groene certificaten voor een productie-eenheid regulariseert de groene producent wiens saldo van de rekening tot toekenning van groene certificaten voor die productie-eenheid negatief is in de in artikel 20 bedoelde databank, zijn rekening binnen zes maanden na het einde of de opschorting van het recht op het verkrijgen van groene certificaten.
De Administratie stelt de in deze paragraaf bedoelde regularisatieprocedures vast en maakt deze op haar website bekend]7.
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2010-01-14/04, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2009>
(3)<BWG 2013-06-27/05, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 18-07-2013>
(4)<BWG 2014-02-13/07, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 07-03-2014>
(5)<BWG 2014-02-20/07, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
(6)<BWG 2014-04-03/37, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-07-2014. Temporeel toepassingsgebied : art. 10 >
(7)<BWG 2019-04-11/06, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(8)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(9)<BWG 2024-04-19/60, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
(10)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
(11)<BWG 2024-05-16/99, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art.14. <Opgeheven bij BWG 2007-12-20/93, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Afdeling 1bis. [1 - Voorwaarden van toekenning en geldigheid van de groene certificaten]1
----------
(1)
Art.15.§ 1. Het recht op groene certificaten [9 ,dat alleen aan nieuwe [14 productie-eenheden]14, die nooit in dienst zijn gesteld, kan worden gebonden,]9 wordt [14 tot vijftien jaar beperkt tenzij in dit besluit anders is bepaald]14 [...]. <BWG 2007-01-25/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[14 ...]14
[1 [11 Tien jaar na de aanvangsdatum van de periode waarin de groene elektriciteit geproduceerd door de [14 productie-eenheid]14 recht geeft op het verkrijgen van groene certificaten,]11 wordt het aantal groene certificaten dat voor de nog te lopen periode toegekend wordt, verminderd na toepassing van een factor "k" die [15 ...]15 door de Minister bepaald wordt voor elk in aanmerking genomen groene elektriciteitsproductiekanaal. Die factor "k" wordt berekend op grond van de volgende criteria :
1° de meerkosten i.v.m. de exploitatie van het in aanmerking genomen kanaal van de groene elektriciteitsproductie;
2° de kostenverminderingsvooruitzichten i.v.m. de ontwikkeling van bedoeld kanaal;
3° het referentie-rendabiliteitspercentage, waarvan de berekeningsmodaliteiten door de Minister bepaald worden [15 ...]15.
Voor een gegeven [2 productie-eenheid]2 wordt toepassing gemaakt van de factor "k" die van kracht is op de datum van afgifte van het [2 bedoelde]2 certificaat van garantie van oorsprong.
[5 In afwijking van het vierde lid, is de toegepaste factor "k" voor de installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen van meer dan 10 kW de factor van kracht op de datum van gelijkvormigheidscontrole, of in voorkomend geval tijdens de laatste gelijkvormigheidscontrole, zoals bedoeld in artikel 270, eerste lid, van het Algemeen reglement op de elektrische installaties (RGIE), goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard. Voor de installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen van meer dan 10 kW, die reeds het voorwerp van deze gelijkvormigheidscontrole of in voorkomend geval van deze laatste gelijkvormigheidscontrole hebben uitgemaakt op de datum van inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering van 3 oktober 2013 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of uit warmtekrachtkoppeling, en die op dat moment het certificaat van garantie van oorsprong bedoeld in het vierde lid nog niet hebben ontvangen, is de toegepaste factor "k", de factor van kracht op de datum van gelijkvormigheidscontrole, of in voorkomend geval, op de datum van de laatste gelijkvormigheidscontrole.]5
[4 In afwijking -5 van het vierde lid]5 , is de toegepaste factor " k ", voor installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen van tien kW of minder de factor van kracht op de datum waarop een voorschot van minstens 20 % van de totale investering is betaald, of op de datum waarop een groene lening, zoals bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009, gelijk aan een gedeelte of aan het geheel van de investering is aangegaan, of op de datum van toewijzing van de overheidsopdracht wat betreft de aanbestedende machten onderworpen aan de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. Die afwijking is pas verworven als de oplevering door de controle-instelling plaatsvindt binnen zes maanden, te rekenen van de datum waarop het voorschot is betaald, of de lening is aangegaan, of de opdracht met de ondernemer is gesloten. De naleving van die voorwaarden wordt bepaald volgens de modaliteiten waarin [15 de Administratie]15 voorziet.]4
[1 ...]1.
[6 § 1bis. [10 In afwijking van paragraaf 1 wordt het recht op het verkrijgen van groene certificaten voor productie-eenheden, die nieuw zijn, nooit in dienst zijn gesteld en die vanaf 1 juli 2014 zijn geïnstalleerd, andere dan de installaties voor de productie van elektriciteit d.m.v. fotovoltaïsche panelen met een nettovermogen lager dan 10 kW, [14 vastgesteld in aantal jaren]14 langs het productiekanaal conform bijlage 5 en wordt het onderworpen aan de voorafgaande aanvaarding door de administratie van het dossier betreffende de aanvraag van groene certificaten.]10
De producent bedoeld in het eerste lid die vanaf een gegeven jaar groene certificaten wenst te verkrijgen voor zijn productie-eenheid moet vooraf bij de Administratie een aanvraagdossier indienen dat de volgende elementen bevat :
1° [8 een]8 technisch-financieel dossier [*8 met de volgende gegevens :
a) een schatting van de globale prijs van de investeringen betreffende de productie-installatie samen met de bewijsstukken die deze kosten bevestigen;
b) een afschrift van alle documenten betreffende de verschillende tegemoetkomingen ontvangen voor de uitvoering van de installatie, met name de investeringssteun;
c) een financiële analyse tot bepaling van de productiekosten voor groene elektriciteit;
d) een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat de verstrekte informatie volledig is en voor echt verklaard werd;
e) een afschrift van de verkregen milieuvergunning of eenmalige vergunning als het project eraan onderworpen is;]8;
2° een kalender van de fasen die aan de inbedrijfstelling voorafgaan;
3° een vaste datum [8 voor de initialisatie-opmeting van de indexcijfers betreffende de telling van de productie-eenheid opgenomen in het certificaat van garantie van oorsprong verleend door het controleorgaan erkend door [15 de Administratie]15 overeenkomstig artikel 7 van dit besluit]8;
4° een lijst van de argumenten op grond waarvan de haalbaarheid van het project aangetoond wordt;
5° [8- een raming van het aantal groene certificaten waarop het project aanspraak zou kunnen maken. [14 ...]14]8
[18 6° voor de installaties voor elektriciteitsproductie die gebruik maken van vloeibare biomassa of biomassabrandstof, het advies van het in artikel 17/1 bedoelde Transversaal Comité Biomassa-energie.]18
Als het dossier bovenbedoelde elementen niet bevat, wordt het door de Administratie onontvankelijk verklaard.
[8 [14 De Administratie evalueert de ernst en de geloofwaardigheid van het aanvraagdossier op basis van de verschillende elementen bedoeld in het tweede lid. Na dat onderzoek bepaalt de Administratie of ze voor die aanvrager, naar gelang van de overeenkomstig lid 7 vastgelegde enveloppe van bijkomende groene certificaten voor dit kanaal en, in voorkomend geval, van de in lid 8 bedoelde enveloppe van groene certificaten interkanalen voor het jaar van ontvangst van de aanvraag, het recht kan openen op het verkrijgen van groene certificaten overeenkomstig het eerste lid. Binnen eenzelfde kanaal wordt voorrang verleend aan de aanvragers die hun dossier op dezelfde dag hebben ingediend en van wie de in het tweede lid, 3°, bedoelde datum de recentste is. Als het aantal bijkomende groene certificaten voor dat kanaal uitgeput is voor het jaar van ontvangst van de aanvraag, wordt de aanvraag voor het verkrijgen van groene certificaten voor die producent opgenomen op de wachtlijst met het oog op de opening op 1 september van hetzelfde jaar van de enveloppe van groene certificaten interkanalen, zonder beperking van de toekenningsduur bedoeld in het eerste lid. [24 De aanvragen die op de wachtlijst staan voor de opening van de enveloppe met aanvullende groenestroomcertificaten voor de sector op 1 januari van het volgende kalenderjaar, hebben voorrang op de aanvragen die tijdens het volgende kalenderjaar worden ingediend.]24 Op de wachtlijst met het oog op de opening van de enveloppe van groene certificaten interkanalen wordt voorrang verleend aan de aanvragers van wie de in het tweede lid, 3°, bedoelde datum de recentste is. Wanneer het aantal bijkomende groene certificaten interkanalen uitgeput is, wordt de aanvraag voor het verkrijgen van groene certificaten voor die producent opgenomen op de wachtlijst met het oog op de opening op 1 september van het volgende kalenderjaar van de enveloppe van bijkomende groene certificaten interkanalen, zonder beperking van de toekenningsduur bedoeld in het eerste lid. Op de wachtlijst met het oog op de opening van de enveloppe van bijkomende groene certificaten van het kanaal wordt voorrang verleend aan de aanvragers van wie de in het tweede lid, 3°, bedoelde datum de recentste is. De beslissing van de Administratie betreffende de opening van het recht op het verkrijgen van groene certificaten wordt binnen 45 dagen na ontvangst van de aanvraag door de Administratie aan de producent meegedeeld die een aanvraagdossier heeft ingediend overeenkomstig het tweede lid.]14
De producent geeft de Administratie elk ogenblijk kennis van de eventuele wijzigingen die in zijn dossier aangebracht worden [8 en met name de wijzigingen die het aantal groene certificaten zouden kunnen verlagen. In geval van wijzigingen [14 door de producent]14 die het aantal groene certificaten zou laten toenemen, moet een nieuw dossier dat uitsluitend deze nieuwe bijkomende groene certificaten betreft, worden ingediend]8.
Als een producent zich niet houdt aan de vaste datum die hij overeenkomstig het tweede lid, 3°, voorstelt, wordt de in het eerste lid bedoelde termijn van toekenning van groene certificaten van rechtswege verminderd met de duur van de achterstand. Een dergelijke sanctie is echter niet toepasselijk als de achterstand aan externe oorzaken te wijten is. De beoordeling van die oorzaken wordt aan de Administratie overgelaten. [14 Wanneer de Administratie op basis van door haar vastgestelde objectieve criteria vaststelt dat een project waarvoor een reserveringsaanvraag is ingediend, niet onder redelijke voorwaarden kan worden uitgevoerd, wordt de aanvraag tot reservering van groene certificaten door de Administratie nietig verklaard. Deze vaststelling kan niet worden gedaan vóór de vaste datum die door de producent overeenkomstig artikel 15, § 1bis, tweede lid, 3°, voorgesteld wordt, tenzij de producent zijn schriftelijke toestemming geeft. De beslissing van de Administratie betreffende de nietigverklaring van de aanvraag tot reservering van groene certificaten wordt meegedeeld aan de producent die een aanvraagdossier heeft ingediend overeenkomstig artikel 15, § 1bis, tweede lid. De groene certificaten die het voorwerp uitmaakten van de door de Administratie nietig verklaarde reservering, worden opnieuw opgenomen in de enveloppe van het lopende jaar van het betrokken kanaal.]14
[14 De globale jaarlijkse enveloppe van bijkomende groene certificaten wordt door de Regering bepaald op voorstel van de Minister. Die enveloppe wordt vastgelegd op basis van de quota's bedoeld in artikel 25, § 3, om onrechtstreeks en geleidelijk te komen tot een bijdrage van 10.090 GWu hernieuwbare elektriciteit geproduceerd in Wallonië tegen 2030. Tot 2030 worden de jaarlijkse enveloppen per kanalen in bijlage 8 vastgesteld]14.
[14 ...]14
Op de eerste dag van elk kwartaal publiceert de Administratie op haar site het aantal aanvraagdossiers waarvoor het recht op het verkrijgen van groene certificaten geopend werd, de hoeveelheid per kanaal en per jaar geschatte groene certificaten die het voorwerp van een reservatie hebben uitgemaakt, het volume van groene certificaten die per kanaal als overblijvend geschat worden ten opzichte van de enveloppen die in bijlage 8 vastliggen alsook het volume van groene certificaten opgenomen op de wachtlijst. [14 ...]14 De groene certificaten van de enveloppen van per kanaal bijkomende groene certificaten die nog niet het voorwerp zijn geweest van een reservatie voor het lopende jaar worden jaarlijks op 1 september door de Administratie overgedragen naar een enveloppe van groene certificaten interkanalen. Op die basis opent de Administratie het recht op groene certificaten voor de projecten opgenomen op de wachtlijst van de enveloppe van groene certificaten interkanalen, met inachneming van de rang ervan, overeenkomstig het vierde lid. [14 ...]14.
Om de [14 twee]14 jaar wordt naast de evaluatie van de quota's bedoeld in artikel 25, §§ 3 en 4, door de Regering een evaluatie gemaakt van de trajecten per kanaal, op basis van een rapport [15 ...]15 van de Administratie. Die evaluatie slaat op de vastgestelde en verwachte evolutie van wat elk kanaal kan produceren, ten opzichte van de in bijlage 4 bedoelde indicatieve verdeling onder kanalen, alsook op de vastgestelde en verwachte evolutie op de markt van de groene certificaten, rekening houdend met het mechanisme inzake evaluatie van de quota's bedoeld in artikel 25, §§ 3 en 4.[14 De Regering bepaalt de doelstellingen en de enveloppen per kanaal zodat voortdurend een periode van 8 jaar gedekt wordt. De in bijlage 4 bedoelde doelstellingen en de in bijlage 8 vastgestelde enveloppen per kanaal worden desgevallend op voorstel van de Minister door de Regering aangepast.]14.
[14 De Minister wordt gemachtigd om de bijkomende groene certificaten van de in bijlage 8 vastgestelde enveloppen tot het volgende jaar uit te stellen wanneer ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een reservering. Het uitstel vindt plaats naar keuze van de Minister onder gebruikmaking van een of meerdere van de in bijlage 8 bedoelde enveloppen.]14
[14...]14
§ 1bis/1. [14 Voor elke nieuwe productie-eenheid voor groene elektriciteit die het voorwerp heeft uitgemaakt van een aanvraag tot reservering van groene certificaten die, krachtens artikel 15, § 1bis, tussen 1 juli 2014 [19 tot en met[20 [27 31 mei 2024]27]20 [25 ...]25]19 is ingediend, wordt het aantal groene certificaten toegekend tijdens de in bijlage 5 bedoelde toekenningsduur vastgesteld als volgt:
toegekende groene certificaten = Eenp x kCO2 x kECO
De berekening bedoeld in het eerste lid wordt uitgevoerd op basis van de volgende grondslagen :
1° Eenp = geproduceerde netto-elektriciteit uitgedrukt in MWu;
2° kCO2 = coëfficiënt van de reële CO2-prestatie van het overwogen project, berekend overeenkomstig het ministerieel besluit van 12 maart 2007 tot bepaling van de procedures en de meetcode voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en/of warmtekrachtkoppeling;
3° kECO = economische coëfficiënt per kanaal van toepassing over 10 of 15 jaar, vastgelegd door de Administratie, om een referentie-rendabiliteitsniveau te waarborgen zoals bepaald in bijlage 7 bij dit besluit;
4° het resultaat van het product van "kCO2 x kECO" mag niet hoger zijn dan het maximum vastgelegd bij artikel 38, § 6bis, van het decreet.
Voor het geheel van de kanalen voor groene elektriciteit kan de Regering voorzien in maximale toekenningpercentages, waarbij het maximum bedoeld in artikel 38, § 6bis, van het decreet niet overschreden mag worden.
[20 In afwijking van het eerste lid wordt voor de kanalen van, opgewekte elektriciteit, van elektriciteit geproduceerd d.m.v. fotovoltaïsche panelen en d.m.v. windmolens met een netto-vermogen boven 10 kW een "herberekende kECO"-coëfficiënt toegepast tot aanpassing van het toekenningspercentage van groene certificaten naar gelang van het prijzenniveau van de elektriciteitsmarkt ENDEX, toegepast als volgt:
toegekende groene certificaten (jaar t) = Eenp x kCO2 x kECO herberekend]20
[17 [20 De correctiecoëfficiënt "rho" is gelijk aan 1 gedurende de drie eerste productiejaren." wordt vervangen door de volgende zin: "De "herberekende kECO"-coëfficiënt is gelijk aan de oorspronkelijke kECO voor de eerste drie productiejaren voor nieuwe productie-eenheden voor groene elektriciteit waarvoor overeenkomstig artikel 15, § 1bis, vóór 31 december 2022 een aanvraag tot reservering van groene certificaten is ingediend. ]20 [20 Voor elke nieuwe eenheid voor groene elektriciteitsproductie waarvoor een aanvraag tot reservering van groene certificaten wordt ingediend overeenkomstig artikel 15, § 1bis, wordt [26 vanaf 1 juni 2024]26 de "herberekende kECO"-coëfficiënt toegepast vanaf het eerste jaar van toekenning.]20. [20 De Administratie evalueert de herberekende kECO op halfjaarlijkse basis]20. Het percentage van toekenning van groene certificaten wordt aangepast met het oog op de handhaving, voor de resterende volgende productiejaren, van het in bijlage 7 bepaalde rendabiliteitsniveau dat gold op het moment van de reservering, als de vooruitzichten in de prijsevolutie voor elektriciteit ENDEX voor het volgende productiejaar met 10 % naar boven of naar beneden afgeweken zijn ten opzichte van de toepasselijke vooruitzichten in de prijsevolutie.]17
Om de twee jaar herziet de Administratie de coëfficiënten kECO die toepasselijk zijn op de nieuwe projecten, met uitzondering van de coëfficiënt kECO van het fotovoltaïsche kanaal en de verhoging bedoeld in artikel 15quater, derde lid, die om de zes maanden herzien worden. Bij wijze van uitzondering kan de Administratie, voor de nieuwe projecten en na goedkeuring door de Regering, tussen twee boekjaren de coëfficiënt kECO voor één van de kanalen herzien als ze een bijzonder sterke evolutie van een parameter vaststelt waardoor de referentie-rendabiliteit zoals omschreven in bijlage 7 ongunstig beïnvloed wordt.
Voor de berekening van de kECO bedoeld in het tweede lid, 3°, legt de Minister een methodologie voor aan de Regering, die ze goedkeurt en desgevallend aanpast. De methodologie houdt rekening met de technische, economische en financiële parameters betreffende de volgende variabelen:
1° technische variabelen van de kanalen: afschrijvingsduur, netto elektrisch en/of thermisch rendement, gebruiksduur, aandeel autoconsumptie van de elektriciteit;
2° variabelen betreffende de kosten: in aanmerking komende investeringskosten, brandstofkosten, jaarlijkse kosten inzake verrichting en onderhoud in percentage van de investering, ontmantelingskosten, fiscale lasten, met uitzondering van de eventuele koolstofbelastingen en andere lasten gebonden aan de broeikasgasemissies, met name de effectieve gemiddelde belasting op de vennootschappen zoals bekendgemaakt door de Hoge raad van Financiën;
3° variabelen betreffende de verwachte inkomsten:
a) referentie elektriciteitsprijs: jaarlijkse gemiddelde forward prijs ENDEX gedurende de eerste twee jaren, vervolgens trendprijs voor de volgende jaren volgens de referentiebronnen;
b) eventuele bijkomende steun]14.
[14 § 1bis/2. Voor elke nieuwe productie-eenheid voor groene elektriciteit die het voorwerp heeft uitgemaakt van een aanvraag tot reservering van groene certificaten die, krachtens artikel 15, § 1bis [19 [21 vanaf [27 1 juni 2024]27]21 of een door de minister bepaalde vroegere datum]19 wordt ingediend, wordt het aantal groene certificaten toegekend tijdens de in bijlage 5 bedoelde toekenningsduur vastgesteld als volgt:
Toegekende groene certificaten = Eenp x Toekenningspercentage
De berekening bedoeld in het eerste lid wordt uitgevoerd op basis van de volgende grondslagen:
1° Eenp = in MWu uitgedrukte netto geproduceerde groene elektriciteit gemeten vóór de eventuele omzetting naar het net, met uitzondering van de groene elektriciteit geïnjecteerd op het net wanneer ze tegen een negatieve prijs wordt verkocht;
2° Eenp wordt gemeten overeenkomstig de bepalingen van de in artikel 9 bedoelde meetcode. Bedoelde code bepaalt de modaliteiten voor de vaststelling van de geïnjecteerde groene elektriciteit die tegen een negatieve prijs wordt verkocht;
3° toekenningspercentage = percentage dat het aantal groene certificaten verkregen per netto geproduceerde groene elektriciteit bepaalt;
4° het toekenningspercentage wordt overeenkomstig artikel 38, §§ 1, 2 en 6bis van het decreet vastgesteld;
5° het toekenningspercentage kan van jaar tot jaar constant of variabel zijn.
Voor de berekening van het in het tweede lid bedoelde toekenningspercentage legt de Minister een methodologie voor aan de Regering, die ze na aanpassing goedkeurt. De methodologie bepaalt de verschillende categorieën waarvoor een toekenningspercentage moet worden berekend op basis van de volgende criteria:
a) het productiekanaal voor groene elektriciteit;
b) de productietechnologie voor groene elektriciteit;
c) de energiebron/ de gebruikte brandstof;
d) de vermogensklasse van de betrokken installatie;
e) de categorie consument die geheel of gedeeltelijk in aanmerking komt voor de geproduceerde groene elektriciteit.
In die methodologie worden de formules vastgesteld voor de berekening van het toekenningspercentage voor elke categorie dat nodig is om het interne rendabiliteitspercentage te bereiken dat bepaald is in het kader van de methodologie voor die categorie gedurende de duur van de toekenning van groene certificaten zoals beschreven in bijlage 5. De gebruikte formules houden met name rekening met de volgende parameters:
1° technische paramaters waaronder:
a) de technische levensduur;
b) het netto elektrisch en thermisch vermogen;
c) de netto elektrische en thermische rendementen;
d) de jaarlijkse gebruiksduur;
e) het aandeel autoconsumptie van de geproduceerde groene elektriciteit;
f) het CO2-besparingspercentage bedoeld in artikel 38, § 2, van het decreet;
2° economische parameters m.b.t. de verwachte kosten en heffingen, na aftrek van de eventuele bijkomende steun en eventuele aftrek of verlaging van de fiscale lasten, namelijk:
a) de in aanmerking komende investeringskosten;
b) de variabele en vaste verrichting- en onderhoudskosten;
c) in voorkomend geval, de kosten van de brandstoffen;
d) in voorkomend geval, de kosten voor de vervanging van uitrustingen die aan het einde van hun technische levensduur zijn gekomen vóór het einde van de periode voor de toekenning van groene certificaten;
e) de ontmantelingskosten;
f) de fiscale lasten, met uitzondering van de eventuele koolstofbelastingen en andere lasten gebonden aan de broeikasgasemissies, met name de effectieve gemiddelde belasting op de vennootschappen zoals bekendgemaakt door de Hoge raad van Financiën;
3° economische parameters m.b.t. de verwachte inkomsten:
a) de waarde van de geproduceerde, verkochte of voor eigen gebruik verbruikte elektriciteit;
b) in voorkomend geval, de waarde van warmte die door warmtekrachtkoppeling wordt geproduceerd, verkocht of voor eigen gebruik verbruikt en andere bijproducten;
c) de waarde van de groene certificaten en [22 garanties van oorsprong]22;
d) in voorkomend geval, de valorisatie van alle bijproducten;
e) in voorkomend geval, de waarde van de deelname aan het mechanisme voor capaciteitscompensatie;
4° financiële parameters zoals:
a) de gewogen gemiddelde kapitaalkosten;
b) de interne rendabiliteit;
c) de afschrijvingstermijnen;
5° indexeringsparameters.
De methodologie bepaalt ook de beginselen voor de bepaling van de referentiewaarden van de parameters die in de in het vorige lid bedoelde formules worden gebruikt. Deze referentiewaarden worden jaarlijks overeenkomstig lid 7 herzien.
Voor 30 april van elk jaar legt de Administratie de Minister een voorstel van nieuwe toekenningspercentages voor groene certificaten voor elke categorie overeenkomstig de in lid 3 bedoelde methodologie voor, waarbij voor de verschillende parameters referentiewaarden vastgesteld volgens dezelfde methodologie gebruikt worden. Binnen één maand na ontvangst van het voorstel van de Administratie legt de Minister een voorstel van toekenningspercentages, die in voorkomend geval naar beneden zijn gewijzigd, aan de vertegenwoordigers van de sector, de investeerders en de projectontwikkelaars voor raadpleging voor. De raadpleging wordt aan het einde van een periode van één maand afgesloten. Op basis van de raadpleging maakt de Minister verslag uit aan de Regering en motiveert hij desgevallend de redenen waarvoor hij kleinere toekenningspercentages dan die voorgesteld door de Administratie voorstelt.
Elk jaar na afloop van de in het vorige lid bedoelde procedure bepaalt de Minister de toekenningspercentages die van toepassing zijn op de productie-eenheden waarvoor een aanvraag tot reservering van groene certificaten, zoals bedoeld in artikel 15, § 1bis, in de loop van het volgende jaar is ingediend, alsmede de referentiewaarden van de parameters die voor elke categorie worden weerhouden overeenkomstig de in het derde lid bedoelde methodologie. Het in het eerste lid bedoelde besluit treedt in werking ten vroegste drie maanden na de bekendmaking ervan.
In afwijking van het eerste lid wordt, voor de kanalen van door waterkracht opgewekte elektriciteit, van elektriciteit geproduceerd d.m.v. fotovoltaïsche panelen en d.m.v. windmolens met een netto-vermogen boven 10kW kW, het toekenningspercentage toepasselijk op een productie-eenheid elk jaar herzien naar gelang van het prijzenniveau van de groene elektriciteit op de elektriciteitsmarkt ICE-ENDEX, als volgt:
Toekenningspercentage(T1) = Toekenningspercentage (T0) + [(ENDEX(T0) - ENDEX(T1)) / gegarandeerde aankoopprijs GC] * [1- autoconsumptiepercentage]
waarin
1° Toekenningspercentage (T1) = het voor het jaar T1 toepasselijke toekenningspercentage;
2° Toekenningspercentage (T0) = het tijdens het eerste jaar van toekenning van groene certificaten toegepaste toekenningspercentage;
3° ENDEX(T0) = Referentiewaarde van de prijs van de groene elektriciteit op de elektriciteitsmarkt ICE-ENDEX voor het eerste jaar van toekenning van groene certificaten die van toepassing is op de categorie waartoe de productie-eenheid behoort en zoals bekendgemaakt bij het in het zevende lid bedoelde besluit dat van kracht is bij de in artikel 15, § 1bis, bedoelde aanvraag tot reservering van de groene certificaten;
4° ENDEX(T1) = Referentiewaarde van de prijs van de groene elektriciteit op de elektriciteitsmarkt ICE-ENDEX voor het jaar T1 die van toepassing is op de categorie waartoe de productie-eenheid behoort en zoals bekendgemaakt bij het in het zevende lid bedoelde besluit dat van kracht is tijdens het jaar T1;
5° Gegarandeerde aankoopprijs GC: de gegarandeerde aankoopprijs zoals bedoeld in artikel 40 van het decreet;
6° Autoconsumptiepercentage: de forfaitaire waarde van het aandeel autoconsumptie van de geproduceerde groene elektriciteit die overeenkomt met de referentiewaarde die van toepassing is op de categorie waartoe de productie-eenheid behoort en zoals bekendgemaakt bij het in het zevende lid bedoelde besluit dat van kracht is bij de in artikel 15, § 1bis, bedoelde aanvraag tot reservering van de groene certificaten.
Vanaf de eerste dag van de toekenning van groene certificaten aan een betrokken productie-eenheid past de Administratie jaarlijks het toekenningspercentage aan volgens de in het vorige lid bedoelde formule. De Administratie maakt uiterlijk op 31 oktober van elk jaar de toekenningspercentages die voor het volgende jaar worden bijgewerkt, bekend. Het nieuwe toekenningspercentage treedt in werking op 1 januari van het volgende jaar voor alle betrokken productie-eenheden.]14
[7 § 1ter. In afwijking van paragraaf 1, zesde lid, voor de installaties voor de productie van elektriciteit d.m.v. fotovoltaïsche panelen met een nettovermogen lager dan of gelijk aan 10 kW, waarvan de toepasbare factor "k", overeenkomstig paragraaf 1, zesde lid, de factor "k" is die van kracht was vóór 1 december 2012, bepaalt de Minister [15 ...]15 de toepasbare factor "k" ten opzichte van de ouderdom en de rendabiliteit van de installatie.
[11 Elke producent bedoeld in het eerste lid kan tussen 18 maanden en uiterlijk op het einde van de periode van tien jaar bedoeld in paragraaf 1, lid 3, een dossier indienen bij [15 de Administratie]15 om een eigen "k"-factor van zijn installatie te bekomen.]11. Het dossier bevat, op zijn minst, het bewijs van een van de volgende elementen:
1° het niet-bereiken door de fotovoltaïsche installatie, na toepassing van de nieuwe factor "k" vastgesteld door de Minister bedoeld in het eerste lid, van de referentie-rendabiliteit die op het ogenblik van de installatie gelden;
2° een storend buiteneffect op de lopende overeenkomsten of contracten dat voortvloeit uit de wijziging van de oorspronkelijke periode van toekenning vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1, zesde lid, met als gevolg een financiële, ongunstige en onherroepelijke impact voor de producent.
[15 De Administratie]15 bepaalt en deelt de modaliteiten en de termijnen in verband met de behandeling van de dossiers bedoeld in het vorige lid mee op haar website.
Op basis van het dossier, brengt [15 de Administratie]15 advies uit over de rendabiliteit van het project rekening houdend in het bijzonder met de bespaarde energie gevaloriseerd aan de reële prijs van de energie en de groene certificaten. Als een gebrek aan rendabiliteit of als een storend buiteneffect overeenkomstig het tweede lid wordt bewezen, dan verleent de Minister de factor "k" vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1, zesde lid, aan de betrokken producent.
§ 1quater. [14 ...]14
[24 § 1erquinquies. Groenestroomproductie-eenheden in de biogas- en biogaszonder-externe inputsectoren waarvoor vanaf 1 januari 2025 een reserveringsaanvraag voor groenestroomcertificaten is ingediend overeenkomstig artikel 15, § 1bis/2, kunnen geen groenestroomcertificaten ontvangen voor de hoeveelheid biomassa-inputs van gewassen bestemd voor menselijke of dierlijke consumptie die meer bedraagt dan 15% van de totale hoeveelheid biomassa-inputs, uitgedrukt in ton verse stof per jaar en gemiddeld over 3 jaar.
De naleving van deze voorwaarde wordt jaarlijks gecontroleerd door de Administratie in overeenstemming met de bepalingen van de Metering Code. In voorkomend geval vordert de Administratie de ten onrechte toegekende groenestroomcertificaten terug volgens de procedure bedoeld in artikel 13, § 2. ]24
§ 2. [1 De groene certificaten worden toegekend zowel voor de groene elektriciteit die de producent verbruikt als voor de groene elektriciteit die op het net geïnjecteerd dan wel via rechtstreekse lijnen overgedragen wordt.]1
§ 3. De groene certificaten [1 ...]1 worden berekend op grond van de geproduceerde netto-elektriciteit zoals gemeten vóór de eventuele omzetting naar het net en op grond van de koolstofdioxyde-emissies zoals omschreven in artikel 38 van het decreet.
De energiehoeveelheden die nodig zijn voor de berekening van de groene certificaten [1 ...] worden gemeten overeenkomstig de berekeningscode bedoeld in artikel 9.
[12 Met inachtneming van de in artikel 15decies bedoelde bepalingen kan de producent van groene elektriciteit die aardgas als brandstof gebruikt voor zijn installatie voor fossiele warmtekrachtkoppeling via een aansluiting op het aardgasdistributie- of transmissienet, [23 GO gas uit HEB]23 gebruiken die afkomstig zijn van productie-eenheden van gas uit HEB die op de distributie- en transmissienetten in het Waalse Gewest injecteren om in aanmerking te komen voor een toekenningpercentage van bijkomende groene certificaten rekening houdende met de milieuprestatie van het gas uit HEB.
De procedure betreffende het gebruik van LGO [23 gas uit hernieuwbare energiebronnen]23 wordt [15 door de Administratie bekendgemaakt]15.]12
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2009-01-08/31, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(3)<BWG 2010-12-23/11, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(4)<BWG 2011-11-24/05, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-12-2011>
(5)<BWG 2013-10-03/08, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 04-11-2013>
(6)<BWG 2014-04-03/37, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 01-07-2014. (§ 1bis, elfde tot dertiende lid is vanaf 1 januari 2015 van toepassing op de fotovoltaïsche installaties met een vermogen van meer dan 10 Kw). Temporeel toepassingsgebied : art. 10>
(7)<BWG 2014-10-02/05, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 24-10-2014>
(8)<BWG 2015-02-12/05, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
(9)<BWG 2016-06-23/07, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(10)<BWG 2016-06-23/07, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(11)<BWG 2017-07-06/01, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 15-07-2017>
(12)<BWG 2018-03-29/33, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 05-05-2018>
(14)<BWG 2019-04-11/06, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(15)<BWG 2019-04-04/52, art. 14, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(16)<BWG 2020-12-03/09, art. 1, 035; Inwerkingtreding : 24-12-2020>
(17)<BWG 2021-10-28/10, art. 1, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(18)<BWG 2022-02-10/04, art. 23, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
(19)<BWG 2022-01-19/03, art. 1, 038; Inwerkingtreding : 12-02-2022>
(20)<BWG 2023-02-16/05, art. 2, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(21)<BWG 2023-02-16/05, art. 3, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(22)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
(23)<BWG 2024-05-16/99, art. 12, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
(24)<BWG 2024-05-23/35, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 31-12-2023>
(25)<BWG 2024-12-12/20, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(26)<BWG 2024-12-12/20, art. 4, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(27)<BWG 2024-05-23/26, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 15bis.[1 Wat betreft de kwaliteitsvolle [2 eenheden]2 voor elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling die in bedrijf gesteld worden vóór de bekendmaking van het decreet in het Belgisch Staatsblad, wordt het vanaf 1 januari 2008 toegekend aantal groene certificaten bij toepassing van een coëfficiënt "q" verminderd voor elk in aanmerking genomen kanaal van groene elektriciteitsproductie.
Die factor "q" wordt berekend op grond van de volgende criteria :
1° de technische levensduur van het productiekanaal;
2° de productiekosten van het kanaal;
3° het geheel van de gegenereerde inkomsten en van de subsidies;
4° een referentie-actualiseringsvoet;
5° de marktprijs van de elektriciteit.
Hoe dan ook, gedurende tien jaar na het verkrijgen van het eerste groene certificaat mag de toepassing van de coëfficiënt "q" op de [2 productie-eenheden]2 bedoeld in het eerste lid niet aanleiding geven tot een vermindering van meer dan 50 % groene certificaten toegekend per MWu t.o.v. het aantal groene certificaten die aan die [2 productie-eenheden]2 toegekend zouden zijn geweest zonder de toepassing van de coëfficiënt "q".
De coëfficiënt "q" wordt in de bijlage bij dit besluit bepaald, na advies van [3 de Administratie]3.
Tien jaar na het verkrijgen van het eerste groene certificaat wordt de in artikel 15, § 1, bedoelde factor "k" toegepast op de [2 productie-eenheden]2 bedoeld in het eerste lid indien die toepassing aanleiding geeft tot de toekenning van een lager aantal groene certificaten dan bij toepassing van de coëfficiënt "q".]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2007-12-20/93, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2009-01-08/31, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(3)<BWG 2019-04-04/52, art. 15, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. 15ter.[1 § 1. Aan de productie-eenheden voor groene elektriciteit die uiterlijk op 31 december 2019 het voorwerp hebben uitgemaakt van een belangrijke wijziging, kunnen, volgens het productiekanaal en in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel, groene certificaten worden toegekend voor een nieuwe toekenningsperiode als bedoeld in bijlage 5, op voorwaarde dat deze installaties door de vereiste vergunningen worden gedekt.
Onder belangrijke wijziging wordt verstaan één van de volgende wijzigingen:
1° een wijziging die leidt tot een verbetering van de jaarlijkse CO2-winst van ten minste 20 %, verkregen door een verhoging van het CO2-besparingspercentage of door een verhoging van de elektriciteitsproductie als gevolg van een toename van het netto-ontwikkelbaar elektrisch vermogen of van een innovatieve technologische verandering. De Administratie gaat na of de verbetering van de jaarlijkse CO2-winst het gevolg is van een van de drie hierboven genoemde oorzaken;
2° de volledige vervanging van de generator die aan het einde van zijn technische levensduur is gekomen en waarvan de duur wordt berekend en bekendgemaakt door de Administratie. Onder "generator" wordt verstaan het geheel bestaande uit, enerzijds, de motor of turbine en, anderzijds, de elektriciteitsgenerator, met inbegrip van afstel- en bedieningsorganen. Worden met name van dit begrip uitgesloten, de elementen zoals ketels, gasgeneratoren en gistingstanks;
3° een wijziging die ertoe leidt dat een investering in de productie-eenheid wordt gedaan voor een bedrag dat ten minste gelijk is aan 50 % van de oorspronkelijke investering, waarbij laatstgenoemde op conventionele wijze wordt vastgesteld op basis van de standaardinvesteringskosten die door de Administratie worden berekend en bekendgemaakt.
Deze standaardinvesteringskosten worden om de drie jaar bijgewerkt. Deze kosten omvatten niet de kosten die betrekking hebben op investeringen die niet rechtstreeks verband houden met de elektriciteitsproductie en, in het bijzonder, de kosten die verband houden met het beleid inzake afval, water en binnenwateren.
De producent dient zijn dossier in bij de Administratie, die nagaat of de voorgenomen of uitgevoerde wijzigingen daadwerkelijk overeenstemmen met een belangrijke wijziging in de zin van lid 2. De Administratie beslist binnen drie maanden na de indiening van de aanvraag. Het dossier kan voor of na de investering(en) ingediend worden.
Indien het dossier vóór de investering wordt ingediend, is de erkenning van de relevantie van de wijziging afhankelijk van het feit dat de geplande en door de Administratie aanvaarde investeringen zijn gedaan. De belangrijke wijziging heeft uitwerking zodra het certificaat van garantie van oorsprong tot vaststelling van de uitvoering van de belangrijke wijziging in de productie-eenheid zoals aanvaard die door de Administratie, wordt aangepast.
Voor investeringen die ten minste gelijk zijn aan 45 % en kleiner dan 50 % van de initiële investering, kan de Administratie op basis van de standaardinvesteringskosten die periodiek door haar worden berekend en bekendgemaakt, op verzoek van de producent, het karakter van een belangrijke wijziging toekennen aan de productie-eenheid die het voorwerp heeft uigemaakt van investeringen, op basis van een analyse waaruit blijkt dat de werkelijke investeringskosten verschillen van de standaardinvesteringskosten zoals bekendgemaakt door de Administratie.
De groene certificaten die aan de gewijzigde installatie worden toegekend, worden berekend als volgt:
Toegekende certificaten = Eenp x kCO2 x kECO
waarin
1° Eenp = geproduceerde netto-elektriciteit uitgedrukt in MWu;
2° kCO2 = coëfficiënt van de reële CO2-prestatie van het overwogen project, berekend overeenkomstig het ministerieel besluit van 12 maart 2007 tot bepaling van de procedures en de meetcode voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en/of warmtekrachtkoppeling;
3° kECO = economische coëfficiënt bepaald door de Administratie, op basis van het dossier ingediend door de producent en volgens de methodologie omschreven door de Administratie zoals bekendgemaakt op haar website, om een referentie-rendabiliteitsniveau te waarborgen zoals bepaald in bijlage 7 bij dit besluit;
4° het resultaat van het product van "kCO2 x kECO" mag niet hoger zijn dan het maximum vastgelegd bij artikel 38, § 6bis, van het decreet.
Groene certificaten kunnen slechts voor een nieuwe periode van tien of vijftien jaar worden toegekend na kennisgeving aan de Administratie van de aanpassing van het certificaat van garantie van oorsprong waaruit blijkt dat de belangrijke wijziging is aangebracht.
§ 2. Vanaf 1 januari 2020 kunnen de productie-eenheden voor groene elektriciteit die niet onder het toepassingsgebied van fotovoltaïsche kanalen of fossiele warmtekrachtkoppelingssectoren vallen en die het einde hebben bereikt van de periode voor de toekenning van groene certificaten, in aanmerking komen voor een verlenging en groene certificaten krijgen toegewezen voor een nieuwe periode, waarvan de duur volgens het productiekanaal overeenkomstig bijlage 5 wordt vastgesteld.
De producent die in aanmerking wenst te komen voor de verlengingsmaatregel voor zijn productie-eenheid voor groene elektriciteit, dient vóór het einde van de toekenningsperiode van deze productie- eenheid voor groene elektriciteit een aanvraagdossier in overeenkomstig de in lid 4 bedoelde procedure. Na afloop van die termijn wordt de duur van de in dit artikel bedoelde verlenging van de toekenning van de groene certificaten van rechtswege verminderd met de duur van de vertraging, vanaf het einde van de nieuwe toekenningsperiode. Het aanvraagdossier bevat met name een toelichtend dossier met een gedetailleerde beschrijving van de maatregelen die de producent zal nemen om de productie van groene elektriciteit gedurende een periode van minimaal tien jaar te garanderen.
In afwijking van lid 2 kan de producent, voor de waterkrachtsector, het aanvraagdossier na de toekenningsperiode van de betrokken productie-eenheid indienen.
De Administratie stelt de procedure voor het indienen en verwerken van verlengingsaanvragen vast en publiceert deze op haar website. De Administratie spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving door de Administratie aan de producent van de volledigheid van zijn verlengingsaanvraag.
De in het tweede lid bedoelde producent levert jaarlijks het bewijs dat hij de in het toelichtende dossier gedetailleerde maatregelen heeft uitgevoerd. Indien hij de voldoende bewijzen niet levert, verliest de producent zijn recht op groene certificaten voor het saldo van de in bijlage 5 bedoelde toekenningsperiode en betaalt hij de reeds toegekende groene certificaten volgens de procedure van artikel 13, lid 2, terug.
Voor de in lid 1 bedoelde kanalen wordt het toekenningspercentage voor groene certificaten toepasselijk op productie-eenheden voor groene elektriciteit die in aanmerking komen voor een verlenging, vastgesteld door de Minister op basis van een voorstel van de Administratie. De berekening van de aan de betrokken productie-eenheden toegekende groene certificaten wordt uitgevoerd op basis van de volgende grondslagen:
Toegekende groene certificaten = Eenp x Toekenningspercentageverlenging
waarbij :
1° Eenp = geproduceerde netto-elektriciteit uitgedrukt in MWu;
2° Toekenningspercentageverlenging = percentage tot bepaling van het aantal groene certificaten verkregen per netto geproduceerde groene elektriciteit voor de productie-eenheid voor groene elektriciteit die binnen de perken bepaald bij artikel 38 van het decreet in aanmerking komt voor een verlenging.
Voor die kanalen vloeien de door de Administratie voorgestelde toekenningspercentagesverlenging voor groene certificaten voort uit de toepassing van een door de Minister voorgestelde en door de Regering aangenomen methodologie, waarbij parameters van de referentiewaarden worden gebruikt, die aangepast worden en representatief zijn voor de verschillende gevallen van verlenging van een bestaande productie-eenheid, en dit, voor de verschillende betrokken categorieën. De toekenningspercentagesverlenging voor groene certificaten en de referentiewaarden worden jaarlijks herzien.
§ 3. Vanaf 1 januari 2020 en wanneer een installatie voor de productie van groene elektriciteit wordt uitgebreid zoals bepaald in artikel 2, 27°, krijgt de nieuwe productie-eenheid voor groene elektriciteit groene certificaten toegewezen voor een periode waarvan de duur overeenkomstig bijlage 5 volgens het productiekanaal voor groene elektriciteit wordt vastgesteld. De berekening van de aan de betrokken productie-eenheden toegekende groene certificaten wordt uitgevoerd op basis van de volgende grondslagen:
Toegekende groene certificaten = Eenp x toekenningspercentageuitbreiding
waarbij :
1° Eenp = geproduceerde netto-elektriciteit uitgedrukt in MWu;
2° toekenningspercentageuitbreiding = percentage tot bepaling het aantal groene certificaten verkregen per netto geproduceerde groene elektriciteit voor de productie-eenheid voor groene elektriciteit die binnen de perken bepaald bij artikel 38 van het decreet in aanmerking komt voor een verlenging.
De producent die wenst in aanmerking te komen voor een toekenning van groene certificaten voor zijn uitbreiding dient een aanvraagdossier volgens de in het derde lid bedoelde procedure in. Bij zijn uitbreidingsaanvraag voegt de producent:
1° een dossier waaruit blijkt dat de elektriciteitsproductie van de bestaande productie-eenheden op de site niet zal worden beïnvloed door de nieuwe productie-eenheid voor groene elektriciteit tijdens het saldo van de periode van toekenning van de groene certificaten van deze bestaande eenheden;
2° een bedrijfsplan waarin de rendabiliteit van de nieuwe productie-eenheid en de installatie voor de productie van groene elektriciteit gedurende de nieuwe periode voor de toekenning van de groene certificaten wordt beschreven.
De Administratie stelt de procedure voor het indienen en verwerken van uitbreidingsaanvragen vast en publiceert deze op haar website. De Administratie spreekt zich uit binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving door de Administratie aan de producent van de volledigheid van zijn verlengingsaanvraag. Het door de Administratie berekende toekenningspercentageuitbreiding mag niet hoger zijn dan het vigerende toekenningspercentage voor een gelijksoortige nieuwe productie-eenheid voor groene elektriciteit die op een nieuwe site voor de productie van groene elektriciteit geïnstalleerd zou worden.
Het toekenningspercentageuitbreiding voor groene certificaten wordt door de Administratie berekend overeenkomstig een door de Minister voorgestelde en door de Regering aangenomen methodologie, waarbij, enerzijds, technische en economische parameters eigen aan de productie-eenheid voor elektriciteit en, anderzijds, de referentiewaarden toepasselijk aan de categorie waartoe de productie-eenheid voor de financiële en indexeringsparameters behoort, worden gebruikt.
De producent die wenst in aanmerking te komen voor een toekenning van groene certificaten voor zijn uitbreiding dient een reserveringsaanvraag voor de groene certificaten betreffende zijn uitbreiding volgens de in artikel 15, § 1bis, bedoelde procedure in.
De producent bezorgt de Administratie jaarlijks een bewijs van zijn inkomsten en uitgaven. Indien de Administratie op basis van deze bewijzen vaststelt dat de effectieve rendabiliteit van de productie-eenheid of van de installatie afwijkt van het bedrijfsplan en hoger is dan de toepasselijke interne referentierendabiliteit, wordt het toekenningspercentage aangepast. Indien hij de voldoende bewijzen niet levert, verliest de producent zijn recht op groene certificaten voor het saldo van de in bijlage 5 bedoelde toekenningsperiode ]1.
----------
(1)<BWG 2019-04-11/06, art. 4, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. 15quater.[1 De groene certificaten worden aan de installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen toegekend op de volgende wijze :
1° voor elektriciteitsopwekking uit installaties van tien kW of minder wordt het aantal groene certificaten dat per MWu voor het jaar i (Ai) toegekend wordt berekend als volgt :
Ai = (2*S/n)*(1/(1+R))*(R-(R-1)*(i-1)/(n-1)) waarbij n = het aantal jaren en R = de verhouding tussen de toekenning het eerste jaar en het laatste jaar en S het globale volume van groene certificaten per jaarlijks geproduceerde MWu toegekend over de gezamenlijke toekenningsduur. R wordt vastgelegd op 4. S is gelijk aan 60 tussen 1 april 2012 en 31 augustus 2012. S is gelijk aan 50 tussen 1 september 2012 en 31 maart 2013. De tabellen van de vermenigvuldigingscoëfficiënt per jaar die resulteert uit de toepassing van die formule zijn opgenomen in bijlage 2;
2° voor elektriciteitsopwekking uit installaties boven tien kW en onder 250 KWc worden per MWu zeven groene certificaten toegekend voor de productieschijf uit de vijf eerste geïnstalleerde kWc, vijf groene certificaten voor de productieschijf uit de vijf volgende geïnstalleerde kWc en vier groene certificaten uit de tweehonderd veertig volgende kWc als de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn :
- [7 "minstens 50 % van de geproduceerde fotovoltaïsche elektriciteit wordt door de producent zelf verbruikt op de plek van de opwekkingsinstallatie. Deze verhouding wordt gemiddeld over de drie eerste productiejaren berekend]7;
- een audit van de gebouwen of de installaties die vatbaar zijn voor bevoorrading met elektriciteit uit fotovoltaïsche zonnepanelen is uitgevoerd door een bureau erkend krachtens het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privésector, waarbij aangetoond wordt dat een warmtekrachtkoppelingseenheid niet uitvoerbaar is op technisch vlak of niet kan waarborgen dat de returntijd van de investering minder van vijf jaar bedraagt op basis van een methode opgesteld en bekendgemaakt door [8 de Administratie]8;
- de installatie voor de opwekking van fotovoltaïsche elektriciteit is niet in aanmerking gekomen voor een tegemoetkoming in de investering die meer dan 50 % van de investeringskost dekt. [8 de Administratie]8 moet bij elke toekenning van groene certificaten nagaan of deze voorwaarde vervuld is.
Indien die voorwaarden niet cumulatief vervuld zijn, wordt een groen certificaat per MWu toegekend voor elektriciteitsopwekking uit de installatie van de tweehonderd veertig kWc;
[3 2°bis. [5 Voor de fotovoltaïsche installaties met een vermogen hoger dan 10kW waarvoor de datum bedoeld in lid 3 tijdens de periode valt tussen 8 augustus 2014 en 31 december 2014, wordt de vermenigvuldigingscoëfficiënt bedoeld in artikel 38, § 6, van het decreet vastgesteld op 2,5 groene certificaten per MWu. Voor de vermogensschijf hoger dan 250 kWc wordt het aantal groene certificaten per MWu beperkt tot 1.]5 ]3
3° voor elektriciteitsopwekking uit installaties van 250 KWc en meer stemt het aantal groene certificaten dat per MWu toegekend wordt voor de productieschijf uit de eerste 250 kWc overeen met het aantal groene certificaten toegekend aan de installaties van meer dan tien geïnstalleerde kWc en minder dan 250 kWc, overeenkomstig het eerste lid, 2°, en wordt één groen certificaat per bijkomend MWu toegekend.
[3 [5 ...]5
[5 ...]5 ]3
Wat betreft installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen van 10 kW of minder, zijn de modaliteiten tot toekenning van groene certificaten degene die van kracht zijn op de datum waarop een voorschot van minstens 20 % van de totale investering is betaald, of op de datum waarop een groene lening, zoals bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009, gelijk aan een gedeelte of aan het geheel van de investering is aangegaan, of op de datum van gunning van de overheidsopdracht wat betreft de aanbestedende machten onderworpen aan de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, voor zover de oplevering door de controle-instelling geschiedt binnen zes maanden, te rekenen van de datum waarop het voorschot is betaald, of de lening is aangegaan, of de opdracht met de ondernemer is gesloten. De naleving van die voorwaarden wordt bepaald volgens de modaliteiten waarin [8 de Administratie]8 voorziet.
Wat betreft de installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen boven 10 kW, worden de groene certificaten toegekend volgens de modaliteiten die van kracht zijn op de datum van de [4 op het ogenblik van de keuring of, in voorkomend geval, de laatste keuring bedoeld in artikel 270, lid 1, van het algemeen reglement op de elektrische installaties, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard]4.
[2 Wat betreft de installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen van tien kW of minder, waarvan de referentiedatum voor de bepaling van de op die installaties toepasselijke modaliteiten tot toekenning van groene certificaten, zoals bepaald in het tweede lid, na 31 maart 2012 valt, is het aantal groene certificaten die gedurende een periode van tien jaar toegekend worden gelijk aan :
1° 1,5 groen certificaat per MWu geproduceerd voor de schijf tussen 0 en 5 kWc;
2° 1 groen certificaat per MWu geproduceerd voor de schijf boven 5 kWc en tot 10 kWc.]2
Om de twee jaar en telkens als ze het nuttig acht stelt de CWaPE ter attentie van de Regering een rapport op m.b.t. het penetratiepercentage van dat kanaal van groene elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen, de eventuele technologische vooruitgang i.v.m. dat kanaal en de vermindering van de investeringskosten. In voorkomend geval en op basis van dat rapport stelt de Minister aan de Regering voor dat het aantal groene certificaten toegekend aan de installaties voor elektriciteitsopwekking d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen en aan nog niet in bedrijf gestelde installaties gewijzigd wordt. Het Regeringsbesluit tot wijziging van het aantal toegekende groene certificaten treedt pas drie maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad in werking.]1
[6 Voor wat betreft de fotovoltaïsche installaties met een vermogen hoger dan 10kW en in geval van verhuizing, in het Waalse Gewest, van de producent met het geheel van de productie-eenheden waarvan hij eigenaar is en waaruit de productielocatie bestaat of in geval van verandering van het aansluitingspunt zonder verandering van de producent, behoudt de productielocatie die aldus verhuisd is of op een ander punt op het net aangesloten is, dezelfde toekenningsregelingen die vóór de verhuizing of de verandering van het aansluitingspunt op hem van toepassing waren, alsook de residuele duurtijden van het recht op het verkrijgen van de groene certificaten en van de garantie van aankoop van de groene certificaten vastgesteld overeenkomstig artikel 24ter van het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 2006 betreffende de openbare dienstverplichtingen op de elektriciteitsmarkt; De verhuizing en de verandering van aansluiting mogen in geen geval de splitsing van de locatie veroorzaken.
De in artikel 7, § 1, bedoelde bestanddelen van het certificaat van garantie van oorsprong die gewijzigd worden of die nietig zijn verklaard ten gevolge van die verhuizing of verandering van het aansluitingspunt, worden overeenkomstig artikel 6 opnieuw ingediend en vormen op die manier een aanhangsel van bedoeld certificaat. Voor de in het eerste lid, 2°, bedoelde installaties is de oorspronkelijk uitgevoerde warmtekrachtkoppelingsaudit niet meer geldig in de hierboven vermelde gevallen en er wordt een nieuwe audit uitgevoerd en bij [8 de Administratie]8 opnieuw ingediend.
Wanneer de producent huurder is van een gebouw uitgerust met eenheden van een productielocatie zonder er de eigenaar van te zijn, wordt het recht op het verkrijgen van de groene certificaten naast de andere voorwaarden opgelegd bij of krachtens het decreet of dit besluit onderworpen aan de kennisgeving van een afschrift van zijn huurcontract aan [8 de Administratie]8. Behoudens met redenen omklede technische eis mag geen verandering van het aansluitingspunt tijdens de huur gebeuren om in aanmerking te komen voor de in dit besluit bedoelde steun.]6
[9 Onverminderd artikel 15 worden, om groene certificaten te verkrijgen, de panelen van fotovoltaïsche installaties met een vermogen van hoger dan 10 kW waarvoor de in artikel 15quater, lid 3, bedoelde datum na 31 december 2014 valt, gecertificeerd volgens de IEC 61215-norm voor kristallijnen modules en de IEC 61646-norm voor dunne lagen, alsook de IEC 61730-norm wanneer de panelen in een gebouw worden opgenomen of er bovenop worden gelegd. De certificering wordt verricht door een proeflaboratorium, geaccrediteerd volgens de norm ISO 17025 door BELAC of een ander nationale accreditatie-instelling die een wederzijdse erkenning met BELAC geniet.]9
----------
(1)<BWG 2011-11-24/05, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
(2)<BWG 2013-07-11/16, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(3)<BWG 2014-04-03/18, art. 1, 1° et 2, 018; Inwerkingtreding : 07-08-2014. Zie ook art. 2 et 3>
(4)<BWG 2014-04-03/18, art. 1,3°, 018; Inwerkingtreding : 17-05-2014>
(5)<BWG 2015-02-12/05, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
(6)<BWG 2016-06-23/07, art. 6, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(7)<BWG 2019-04-11/06, art. 5, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(8)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(9)<BWG 2022-01-19/03, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 12-02-2022>
Art. 15quinquies.[1 § 1. Bij toepassing van artikel 38, § 3, van het decreet richt de groene producent die in aanmerking komt voor een CO2-besparingspercentage van maximum 2 voor de som van de vermogens ontwikkeld op dezelfde productiesite binnen een grens lager dan 20 MW een dossier in twee exemplaren aan de Waalse Regering en laat zijn aanvraag vergezeld gaan van :
- de documenten waarin het proces van de groene elektriciteitsopwekking, meer bepaald die waaruit blijkt dat het proces een innoverend karakter heeft en het in een duurzame ontwikkelingsperspectief past;
- een afschrift van alle documenten ter bevestiging van de uitvoerige specificaties, de voorziene hoeveelheden en de herkomst van alle brandstoffen bestemd voor de bevoorrading van de productiesite;
- een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat de meegedeelde gegevens volledig en voor waar en oprecht verklaard zijn.
§ 2. De Regering maakt het dossier aan de administratie over binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag.
De Administratie neemt contact op met de aanvrager binnen tien kalenderdagen na de overmaking van het dossier door de Regering.
[2 ...]2
Als het dossier onvolledig is, verzoekt de administratie de aanvrager erom de vereiste stukken over te maken.
[2 De Minister maakt de Regering het advies van de Administratie binnen zestig werkdagen na ontvangst van het volledige dossier. De Regering neemt haar beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Administratie.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2007-12-20/93, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 17, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. 15sexies.
<Opgeheven bij BWG 2019-04-11/06, art. 6, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 15septies.
<Opgeheven bij BWG 2019-04-11/06, art. 6, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 15octies.[1 § 1er. In afwijking van artikel 15, § 1bis, kan de coëfficiënt kECO voor installaties die elektriciteit produceren vanaf de biomethanisering van landbouwproducten of dierlijke vetten [6 en waarvan het reserveringsdossier voor groene certificaten tot 31 december 2019 wordt ingediend]6 op basis van een dossier verhoogd worden om het in bijlage 7 bij dit besluit vastgelegde referentie-rendabiliteitsniveau te bereiken, onverminderd artikel 38, § 6, van het decreet.
Daartoe richt de betrokken producent een gemotiveerde aanvraag aan de Administratie [2 ...]2, [2 op het ogenblik van]2 de indiening van zijn in artikel 15, § 1bis, tweede lid, bedoelde dossier m.b.t. de aanvraag van groene certificaten.
[2 De Administratie [7 beslist over]7 een alternatieve kECO waarmee de in bijlage 7 bij dit besluit vastgelegde referentie-rendabiliteit bereikt kan worden. [7 ...]7 Als [7 de Administratie]7 een verschil van meer dan 1 percent vaststelt tussen de rendabiliteit verkregen door het project op basis van de technisch-economische parameters van de installatie en de referentie-rendabiliteit bedoeld in bijlage 7, legt ze [7 ...]7, een alternatieve coëfficiënt kECO vast waarmee de in bijlage 7 bij dit besluit vastgelegde referentie-rendabiliteit bereikt kan worden.]2
[3 Voor de installaties waarvan het geïnstalleerd vermogen hoger is dan 1,5 MWu, wordt de waarde van de coëfficiënt kECO als [7 de Administratie]7, op jaarbasis, een verhoging van meer dan één procentpunt vaststelt tussen de rentabiliteit van de installatie verkregen wegens de toepassing van de vigerende verhoogde coëfficiënt kECO en de referentie-rendabiliteit bedoeld in bijlage 7, opnieuw door [7 de Administratie]7 herzien om de rentabiliteit van de installatie op het referentieniveau bedoeld in bijlage 7 te handhaven.
Voor de installaties waarvan het geïnstalleerd vermogen lager is dan of gelijk is aan 1,5 MWu, wordt de waarde van de coëfficiënt kECO, als [7 de Administratie]7, op driejaarlijkse basis, een verhoging van meer dan één procentpunt vaststelt tussen de rentabiliteit van de installatie verkregen wegens de toepassing van de vigerende verhoogde coëfficiënt kECO en de referentie-rendabiliteit bedoeld in bijlage 7, opnieuw door [7 de Administratie]7 herzien om de rentabiliteit van de installatie op het referentieniveau bedoeld in bijlage 7 te handhaven.]3
§ 2. [2 De producenten van elektriciteit d.m.v. installaties voor biomethanisatie in de landbouw en de producenten van elektriciteit d.m.v. installaties voor vaste biomassa die vóór 1 juli 2014 in het genot waren van groene certificaten op basis van het stelsel van de groene certificaten, kunnen [6 , onder voorbehoud van het tweede lid,]6, onder voorbehoud van het tweede lid, een dossier aan [7 de Administratie]7 richten om in aanmerking te komen voor een coëfficiënt kECO die overeenstemt met de referentie-rendabiliteit bedoeld in bijlage 7 binnen de maximumgrens van 3 groene certificaten per MWu. Deze maatregel is ook van toepassing op de producenten van elektriciteit d.m.v. installaties voor biomethanisatie in de landbouw en op de producenten van elektriciteit d.m.v. installaties voor vaste biomassa van wie de definitieve vergunning vóór 1 juli 2014 werd verleend.
Om in aanmerking te komen moeten de in het eerste lid bedoelde producenten een dossier indienen om aan te tonen dat ze de referentie-rendabiliteit niet bereiken ten opzichte van de steunregeling die ze genieten.
[4 [5 Als [7 de Administratie]7 vaststelt dat de rendabiliteit van de installatie bedoeld in het tweede lid niet volstaat, stemt ze in met de verandering van het stelsel tot toekenning van groene certificaten en bepaalt ze, binnen de perken van een globale enveloppe van 155.500 groene certificaten per jaar voor de producenten bij elektriciteitsinstallaties die produceren door middel van biomethanisering in de landbouw en van een globale enveloppe van 650.000 groene certificaten per jaar voor de producenten bij elektriciteitsinstallaties die produceren door middel van vaste biomassa de nieuwe coëfficiënt kECO voor het saldo van de nog te lopen jaren waarin groene certificaten toegekend worden, waarbij dit laatste toepasselijk is op het tijdstip van de overlegging van het dossier bedoeld in het eerste en het tweede lid.]5]4
[7 De Administratie]7 geeft de producent [7 ...]7 kennis van haar beslissing binnen 45 dagen na ontvangst van het dossier bedoeld in het tweede lid. De nieuwe coëfficiënt kECO vastgelegd door [7 de Administratie]7, overeenkomstig het derde lid, heeft uitwerking de dag nadat [7 de Administratie]7 haar beslissing heeft meegedeeld. [7 De Administratie]7 bepaalt de modaliteiten en de in het eerste lid bedoelde procedure tot indiening van de dossiers.
Voor de installaties waarvan het geïnstalleerd vermogen hoger is dan 1,5 MWu, wordt de waarde van de coëfficiënt Keco ? als [7 de Administratie]7, op jaarbasis, een verhoging van meer dan één procentpunt vaststelt tussen de rentabiliteit van de installatie verkregen wegens de toepassing van de vigerende coëfficiënt kECO en de referentie-rendabiliteit bedoeld in bijlage 7, opnieuw door [7 de Administratie]7 herzien om de rentabiliteit van de installatie op het referentieniveau bedoeld in bijlage 7 te handhaven.
Voor de installaties waarvan het geïnstalleerd vermogen lager is dan of gelijk is aan 1,5 MWu, wordt de waarde van de coëfficiënt kECO, als [7 de Administratie]7, op driejaarlijkse basis, een verhoging van meer dan één procentpunt vaststelt tussen de rentabiliteit van de installatie verkregen wegens de toepassing van de vigerende coëfficiënt kECO en de referentie-rendabiliteit bedoeld in bijlage 7, opnieuw door [7 de Administratie]7 herzien om de rentabiliteit van de installatie op het referentieniveau bedoeld in bijlage 7 te handhaven.]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-04-03/37, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 01-07-2014. Temporeel toepassingsgebied : art. 10 >
(2)<BWG 2015-02-12/05, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
(3)<BWG 2015-11-26/05, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 18-12-2015>
(4)<BWG 2016-06-23/05, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 06-07-2016 (BWG 2016-10-20/05, art. 1)>
(5)<BWG 2017-07-06/02, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(6)<BWG 2019-04-11/06, art. 7, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(7)<BWG 2019-04-04/52, art. 20, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. 15nonies.[1 § 1. Voor iedere productie-eenheid die nooit in bedrijf is gesteld en waarvoor geen enkele reserveringsaanvraag is ingediend, wordt het recht op het verkrijgen van groene certificaten uit de in bijlage 9 bedoelde enveloppen overeenkomstig bijlage 5 volgens het productiekanaal in een aantal jaren vastgesteld. De reservering van groene certificaten binnen een in bijlage 9 bedoelde enveloppe is afhankelijk van de aanwijzing van de aanvrager die een project met betrekking tot een of meer productie-eenheden heeft ingediend als geslaagde voor een oproep tot het indienen van projecten en van de naleving door de aanvrager van de bepalingen van dit artikel.
Wanneer de Minister of de Regering, in het geval bedoeld in artikel 38, § 9, van het decreet, een oproep tot het indienen van projecten indient, bepaalt hij/ze het maximaal volume van bijkomende groene certificaten die het voorwerp kunnen uitmaken van een reservering aan het einde van de oproep tot het indienen van een project. De oproep tot het indienen van projecten wordt gelanceerd aan de hand van de bekendmaking van een bestek bij ministerieel besluit of bij besluit van de Regering in het geval bedoeld in artikel 38, § 9, van het decreet, waarvan de voorwaarden betrekking hebben op met name:
1° de omschrijving van het doel van de oproep tot het indienen van projecten;
2° de uitputtende lijst van de uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria en, voor de laatste criteria, de eventuele weging ervan, alsmede een uitputtende lijst van aanwijzingen en documenten die door de gegadigden moeten worden ingediend om deze criteria te kunnen beoordelen;
3° de modaliteiten voor de zending van kandidaatstellingsdossiers voor de oproep tot het indienen van projecten;
4° de voortgang en het indicatieve tijdschema van de stappen in de procedure;
5° de sancties die kunnen worden opgelegd wanneer geslaagden de in het kader van hun kandidatuurstelling aangegane verbintenissen of de verplichtingen uit hoofde van dit besluit niet nakomen.
De kandidatuurstelling vermeldt de vaste datum voor de initialisatie-opmeting van de indexcijfers betreffende de telling van de productie-eenheid opgenomen in het certificaat van garantie van oorsprong verleend door het erkende controleorgaan of door de Administratie overeenkomstig artikel 7 van dit besluit.
In voorkomend geval genieten de projecten waarvoor het advies van het Transversaal comité van de biomassa krachtens artikel 19octies vereist is, een dergelijk advies vóór de aanwijzing van de geslaagde(n).
De Administratie is belast met de behandeling van de kandidaatstellingsdossiers.
Aan het einde van de procedure voor de behandeling van de kandidaatstellingsdossiers wijst de Minister of de Regering, in het geval bedoeld in artikel 38, § 9, van het decreet, de geslaagde(n).
§ 2. Het in § 1, tweede lid, bedoelde bestek kan voorzien in het stellen van een zekerheid. In dat geval gaat de reservering van de groene certificaten in de in bijlage 9 bedoelde enveloppe pas in op de datum waarop de zekerheid wordt gesteld.
Wanneer de geslaagde de zekerheid niet binnen de in het bestek bepaalde termijn stelt, wordt hij bij aangetekende brief aangemaand door de Administratie. Wanneer hij de zekerheid niet binnen een laatste termijn van vijftien dagen na de datum van ontvangst van het aangetekende schrijven stelt, mag de geslaagde geen groene certificaten meer reserveren in een enveloppe als bedoeld in bijlage 9.
Indien in een zekerheid wordt voorzien, verifieert de Administratie op de laatste werkdag van elk kwartaal het werkelijke bedrag van de zekerheidstelling. Indien dit bedrag lager is dan het in het bestek vermelde bedrag, schort de Administratie de toekenning van groene certificaten aan de geslaagde op tot dit bedrag is bereikt.
Indien een zekerheid wordt gesteld, wordt ze door de Administratie vrijgegeven na het verstrijken van de termijn voor de toekenning van de groene certificaten.
§ 3. Voor elke productie-eenheid die aan het einde van de oproep tot het indienen van projecten weerhouden wordt, wordt het aantal toegekende groene certificaten overeenkomstig artikel 38, §§ 1 en 2, en 6bis van het decreet in de in het bestek bedoelde formule bepaald rekening houdende met het op het moment van de indiening van het dossier bestaande toekenningspercentage. Het mag niet hoger zijn dan het aantal groene certificaten dat zou voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 15, § 1bis/2 bedoelde methodologie op de betrokken productie-eenheid.
§ 4. De geslaagde kan groene certificaten vanaf de inbedrijfstelling van de installatie krijgen. Het maximumaantal groene certificaten dat voor een project wordt toegekend, wordt in het besluit tot aanwijzing van de geslaagde bepaald.
Als een producent zich niet houdt aan de vaste datum die hij in zijn kandidaatstelling voor het oproep tot het indienen van projecten heeft voorgesteld, wordt de in § 1 bedoelde termijn van toekenning van groene certificaten van rechtswege verminderd met de duur van de achterstand. Een dergelijke sanctie is echter niet toepasselijk als de achterstand aan externe oorzaken te wijten is. De beoordeling van die oorzaken wordt aan de Administratie overgelaten.
Indien de geslaagde de installatie niet binnen een in het bestek gestelde termijn in bedrijf stelt, heft de Minister de zekerheid van ambtswege.
Indien de geslaagde ten gevolge van omstandigheden of feiten die rechtstreeks aan hem toe te schrijven zijn en waarvan de beoordeling aan de Minister wordt overgelaten, de doelstellingen van de elektriciteitproductie en warmtevalorisatie in voorkomend geval vastgesteld in zijn kandidatuurakte, niet naleeft, heft de Minister van rechtswege een boetebedrag op de zekerheid. Het bestek voorziet in dit boetebedrag.
De producent geeft de Administratie elk ogenblijk kennis van de eventuele wijzigingen die in zijn dossier aangebracht worden.
Wanneer de Administratie op basis van door haar vastgestelde objectieve criteria vaststelt dat een project waarvoor een reserveringsaanvraag is ingediend, niet onder redelijke voorwaarden kan worden uitgevoerd, wordt de aanvraag tot reservering van groene certificaten door de Administratie nietig verklaard. Deze vaststelling kan niet worden gedaan vóór de door de producent in zijn kandidaatstelling voorgestelde vaste datum van inwerkingtreding, tenzij de producent uitdrukkelijk zijn toestemming geeft. De beslissing van de Administratie betreffende de nietigverklaring van de aanvraag tot reservering van groene certificaten wordt aan de producent meegedeeld. De groene certificaten die het voorwerp hebben uitgemaakt van de door de Administratie nietig verklaarde reservering worden in de lopende enveloppe van het betrokken kanaal opnieuw opgenomen.
Voor elke productie-eenheid die aan het einde van de oproep tot het indienen van projecten weerhouden wordt, schorst de Administratie in de in artikel 19 bepaalde vormen de toekenning van de groene certificaten wanneer ze met name op basis van de krachtens artikel 13 overgemaakte meetgegevens van de productiesite of van de gegevens voortvloeiend uit de krachtens artikel 8, tweede lid, uitgevoerde controles of van de gegevens betreffende de in lid 13 bedoelde eventuele wijzigingen vaststelt dat de in het bestek vastgestelde voorwaarden niet meer nageleefd worden.]1
[2 § 5. De Minister of de Regering, in het geval bedoeld in artikel 38, § 9, van het decreet, kan de procedures betreffende de oproep tot het indienen van projecten beperken tot bepaalde kanalen voor elektriciteitsproductie, elektriciteitsproductiemethodes of vermogensklassen, wanneer de opening van de procedure betreffende de oproep tot het indienen van projecten voor alle producenten van groene elektriciteit om de volgende redenen tot onvoldoende resultaten leidt:
1° het langetermijnpotentieel van een bepaalde technologie;
2° de nood aan diversificatie;
3° de netwerkintegratiekosten;
4° de vereisten en de stabiliteit van het net;
5° voor de biomassa, de noodzaak om grondstoffenmarktenverstoringen te vermijden.
§ 6. Vanaf de eerste lancering van de oproep tot het indienen van projecten publiceert de Minister of de Regering, in het geval bedoeld in artikel 38, § 9, van het decreet, een indicatief tijdschema voor de procedures betreffende de oproep tot het indienen van projecten in de volgende gevallen:
1° indien nodig en ten minste jaarlijks, voor ten minste de volgende vijf jaar of;
2° in het geval van beperkingen inzake de begrotingsplanning, voor de volgende drie jaar.
Het indicatieve tijdschema voor de oproep tot het indienen van projecten omvat de volgende elementen:
1° de frequentie;
2° het maximaal volume van bijkomende groene certificaten die het voorwerp kunnen uitmaken van een reservering aan het einde van elke oproep tot het indienen van projecten;
3° de formule voor de berekening van het aantal toegekende groene certificaten;
4° het maximaal aantal groene certificaten dat kan worden toegekend per eenheid, desgevallend;
5° de kanalen voor elektriciteitsproductie;
6° de elektriciteitsproductiemethodes of in aanmerking komende vermogensklassen.
Jaarlijks publiceert de Minister relevante informatie over eerdere oproepen tot het indienen van projecten en de invullingsgraad van projecten.]2
----------
(1)<BWG 2019-04-11/06, art. 8, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(2)<BWG 2024-04-19/60, art. 4, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
Art. 15decies.[1 § 1. Wanneer een producent van groene elektriciteit van het warmtekrachtkoppelingskanaal die het in dit besluit bedoelde ondersteuningsmechanisme geniet, [3 GO gas uit HEB]3 wenst te gebruiken om in aanmerking te komen voor een toekenningspercentage van bijkomende groene certificaten voor zijn productiesite, wordt het recht om de bijkomende groene certificaten te ontvangen onderworpen aan de voorafgaande aanvaarding door de administratie van een dossier betreffende de aanvraag tot reservering van bijkomende groene certificaten ingediend door de producent van gas uit HEB bedoeld in artikel 15, § 3, derde lid, die over een volmacht van vertegenwoordiging van de producent van groene elektriciteit beschikt, volgens de in artikel 15, § 1bis, tweede lid, bedoelde procedure.
De aanvaarding van de aanvraag door de administratie hangt af van het sluiten van contracten voor levering van [3 GO gassen uit HEB]3 tussen de producent van gas uit HEB en één of meerdere producenten van groene elektriciteit. Om in aanmerking te komen voor het bijkomende toekenningspercentage bepaald in dit artikel worden die contracten voor een minimale duur van twee jaar uitgedrukt in veelvouden van volledige jaren gesloten.
De administratie stelt de procedure voor de indiening van die aanvraag tot reservering van bijkomende groene certificaten vast en maakt ze op haar website bekend.
De administratie behandelt het dossier betreffende de reserveringsaanvraag volgens de in artikel 15, § 1bis, bedoelde procedure. Bijlage 8 voor het biogaskanaal bepaalt de enveloppe die de administratie in aanmerking moet nemen voor de reservering van bijkomende groene certificaten.
De reservering van de groene certificaten wordt voor maximum 20 jaar door de administratie toegekend, en dit, zolang de producent van gas uit HEB gedekt wordt door een contract met een producent van groene elektriciteit.
§ 2. De berekening van de groene certificaten toegekend aan de installatie voor fossiele warmtekrachtkoppeling die de reservering van de bijkomende certificaten geniet, vindt, voor het saldo van de toekenningsduur, plaats volgens de volgende formule:
Toegekende groene certificaten = Eenp * min (plafond; tCV, oorspronkelijke regeling + tCV, bijkomend)
waarin
1° Eenp = elektrische geproduceerde netto-energie uitgedrukt in MWu;
2° tCV, oorspronkelijke regeling : toekenningspercentage dat volgens de oorspronkelijke regeling van de installatie voor warmtekrachtkoppeling van toepassing is;
3° tCV, bijkomend : toekenningspercentage van bijkomende groene certificaten bepaald volgens de methodologie goedgekeurd door de Waalse Regering op voorstel [2 van de Minister]2, [4 bedoeld in bijlage14,]4 op basis van de milieuprestatie van het gas uit HEB afgenomen van de gebruikte LGO-labels gas uit HEB, de fractie van de vervangen brandstof van de installatie voor de productie van groene elektriciteit en de marktvoorwaarden;
4° plafond : het maximum toekenningspercentage bepaald bij artikel 38 van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt. De som van beide percentages, namelijk het globale percentage dat de installatie voor de productie van groene elektriciteit geniet, mag niet hoger zijn dan het plafond van het in artikel 38 bepaalde toekenningspercentage.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2018-03-29/33, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 05-05-2018>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 22, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(3)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
(4)<BWG 2023-12-20/20, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 31-03-2024>
Art.16.[1 ...]1 De groene certificaten hebben een geldigheidsduur van vijf jaar. De geldigheidsperiode begint te lopen vanaf het einde van de maand waarin de certificaten zijn toegekend.
[1 ...]1
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.17.Het percentage kooldioxyde bedoeld in artikel 38 van het decreet wordt bepaald om de drie maanden.
Het klassieke elektriciteitskanaal bedoeld in artikel 38, § 2, tweede lid, is een gas/stoomturbine.
De verschillende coëfficiënten inzake de emissie van kooldioxyde van bedoeld kanaal worden door [2 de Administratie]2 goedgekeurd op grond van de gegevens die de producent van groene elektriciteit om de drie maanden overmaakt.
[1 Tijdens de toekenningsperiode voor groene certificaten worden de energetische rendementen van de moderne referentie-installaties gehandhaafd op het niveau van de waarden die van kracht zijn bij de indiening van de aanvraag tot reservering van groene certificaten of bij de afgifte van het in artikel 7 bedoelde certificaat van garantie van oorsprong voor de installaties die niet onderworpen zijn aan de indiening van een aanvraag tot reservering van groene certificaten of bij de aanwijzing van de kandidaat voor de installaties die vallen onder artikel 15nonies.]1
----------
(1)<BWG 2019-04-11/06, art. 9, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. 17/1.[1 Gedurende de hele periode waarin groene certificaten worden toegekend, voldoet de vloeibare biomassa of de biomassabrandstof die de producent gebruikt in een productie-eenheid aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria.
De Minister kan het systeem specificeren voor het controleren van de naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, zoals bepaald in artikel 16 van het besluit van de Waalse Regering van 10 februari 2022 betreffende de duurzaamheidscriteria van de biomassa voor de productie van energie en de broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling. Dit systeem kan in het bijzonder certificering en controle omvatten, in voorkomend geval op regelmatige tijdstippen, van de productie-eenheid, en een verplichting voor de producent om de gebruikte vloeibare biomassa of de gebruikte biomassabrandstof aan te geven, samen met het overleggen van bewijsstukken indien de Administratie daarom vraagt.
Wanneer de Administratie op basis van het verificatiesysteem vaststelt dat de vloeibare biomassa of de biomassabrandstof die door de producent in een productie-eenheid wordt gebruikt, niet het bewijs levert dat wordt vereist door artikel 16 van het besluit van 10 februari 2022 betreffende de duurzaamheidscriteria van de biomassa voor de productie van energie en de broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling, past ze de volgende bepalingen toe:
1° wanneer een partij biomassa niet vergezeld gaat van een bewijs van duurzaamheid overeenkomstig artikel 16 van het decreet van 10 februari 2022 betreffende de duurzaamheidscriteria van de biomassa voor de productie van energie en de broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling, geeft de elektriciteit opgewekt uit deze biomassa geen recht op de toekenning van groene certificaten;
2° wanneer de energieproducent voor een partij biomassa niet kan aantonen dat voldaan is aan het broeikasgasemissiereductiecriterium omdat het broeikasgasemissiereductiepercentage lager is dan de normen bedoeld in artikel 11 van het besluit van 10 februari 2022 betreffende de duurzaamheidscriteria van de biomassa voor de productie van energie en de broeikasgasemissiereductiecriteria, geeft de elektriciteit opgewekt uit deze biomassa geen recht op de toekenning van groene certificaten;
3° wanneer de energieproducent niet kan aantonen dat voldaan is aan het broeikasgasemissiereductiecriterium omdat zijn certificering ingetrokken, beëindigd, geschorst of verlopen is, ontvangt hij geen groene certificaten voor de elektriciteit die wordt opgewekt tussen de datum vanaf wanneer hij niet langer over een geldige certificering beschikt en het tijdstip waarop de naleving van het broeikasgasemissiereductiecriterium opnieuw kan worden aangetoond overeenkomstig artikel 16 van het besluit van 10 februari 2022 betreffende de duurzaamheidscriteria van de biomassa voor de productie van energie en de broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling ]1.
----------
(1)<BWG 2023-06-08/17, art. 10, 040; Inwerkingtreding : 28-10-2023>
Art. 17/2.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
Art. 17/3.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
Art. 17/4.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
Art. 17/5.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
Art. 17/6.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
Art. 17/7.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
Art. 17/8.[1 De producent van groene elektriciteit die de vaste biomassa als brandstof in een productie-installatie met een ontwikkelbaar elektrisch nettovermogen hoger dan 20 MW gebruikt, bewijst aan [2 de Administratie]2 dat de gebruikte vaste biomassa het mogelijk maakt de modaliteiten van de controle op de duurzaamheid en het hernieuwbare karakter vastgesteld door de Minister in de in artikel 9 van dit besluit vermelde meetcode na te leven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-06-23/07, art. 8, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Afdeling 1ter. [2 Voorwaarden voor de toekenning en geldigheid van garanties van oorsprong]2
----------
(1)
Art. 17bis.[1 [3 § 1. De productieperiode voor een garantie van oorsprong is maximaal één kalendermaand.
De garanties van oorsprong hebben een geldigheidsduur die ingaat op de einddatum van bedoelde productieperiode en afloopt twaalf maanden na de laatste dag van de maand van het einde van de periode waarin de overeenstemmende energiehoeveelheid wordt geproduceerd. De garanties van oorsprong kunnen enkel tijdens hun geldigheidsduur overgedragen worden.
De nog niet ingetrokken garanties van oorsprong vervallen achttien maanden na de einddatum van bedoelde productieperiode. De hernieuwbare garanties van oorsprong die nog niet vervallen zijn, kunnen worden gebruikt om de hernieuwbare mix te bepalen. De vervallen garanties van oorsprong zijn opgenomen in de berekening van de residuele mix.]3]2
§ 2. [2 Er [5 wordt een garantie van oorsprong toegekend]5 per netto MWu geïnjecteerd op het net en per netto MWu geleverd aan een afnemer via een directe lijn.]2
De energiehoeveelheden die nodig zijn voor de berekening van de [4 garanties van oorsprong]4 worden gemeten overeenkomstig de berekeningscode bedoeld in artikel 9.
§ 3. [2 De [4 garanties van oorsprong]4 toegekend voor een levering via een directe lijn worden onmiddellijk ingetrokken ten gunste van die levering.]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2007-12-20/93, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2014-02-13/07, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 07-03-2014>
(3)<BWG 2024-04-19/60, art. 5, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
(4)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
(5)<BWG 2024-05-16/99, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Afdeling 2. [1 Procedure tot opschorting van de toekenning van garanties van oorsprong en de groene certificaten.]1
----------
(1)
Art.18.Elke wijziging in de gegevens die voorkomen op het formulier bedoeld in artikel 10 wordt binnen vijftien dagen aan [1 de Administratie]1 overgemaakt.
----------
(1)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.19.Indien [1 de Administratie]1 vaststelt dat de voorwaarden voor de toekenning van de [2 garanties van oorsprong]2 en/of van de groene certificaten bedoeld in hoofdstuk IV niet meer vervuld zijn of dat de overgemaakte inlichtingen onjuist zijn, verwittigt ze betrokken producent bij gewone post. [1 de Administratie]1 is verplicht de aanvrager te horen die daarom verzoekt. In voorkomend geval schort [1 de Administratie]1 de toekenning van de labels van garantie van oorsprong en/of van de groene certificaten op voor bedoelde productie-eenheid.
----------
(1)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(2)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
HOOFDSTUK IVbis. [1 - Voorwaarden en procedures voor de toekenning en de opschorting van de toekenning van de productiesteun voor elektriciteitsproductie-installaties d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen van 10 kW of minder.]1
----------
(1)
Art. 19bis.[1 § 1. Vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering van 20 februari 2014 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en uit warmtekrachtkoppeling [4 , en tot 30 juni 2018]4 komen de elektriciteitsproductie-installaties d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen van 10 kW of lager in aanmerking voor het productiesteunsysteem bedoeld in artikel 37, § 2, van het decreet en georganiseerd bij artikel 41bis van het decreet, overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden nader bepaald in dit artikel.
§ 2. Het voordeel van de productiesteun wordt aan de producent gewaarborgd op de recentste datum van het conformiteitsbezoek bedoeld in artikel 270, § 1, van het algemeen reglement op de elektrische installaties, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard, tijdens een periode van maximum vijf jaar voor zover hij een positieve beslissing heeft gekregen van de distributienetbeheerder bedoeld in artikel 19quater, § 3".
§ 3. Voor de forfaitaire raming van de besparing op de elektriciteitsfactuur bedoeld in artikel 41bis, § 3, lid 3, van het decreet en waarbij de raming van de inkomsten uit het project mogelijk wordt gemaakt, wordt een evolutie van de prijs van 1 % per jaar in overweging genomen voor het deel 'commodity' en van 3 % voor het 'gereglementeerde' deel.
§ 4. [5 De Administratie legt]5 een methodologie vast voor de bepaling van de waarden die bij de berekening van de productiesteun in overweging worden genomen overeenkomstig artikel 41bis, § 3, van het decreet. Die methodologie wordt bekendgemaakt op de website van de CWape [5 ...]5.
De waarden die in overweging worden genomen voor de berekening van de productiesteun gelden enkel voor een periode van zes maanden na afloop waarvan ze [5 door de Administratie geactualiseerd]5. Die nieuwe waarden, die gelden voor de toekomstige installaties, worden bekendgemaakt op de website van [5 de Administratie]5 drie maanden voor inwerkingtreding ervan.
§ 5. Overeenkomstig artikel 41bis, § 5, van het decreet verrichten de distributienetbeheerders in voorkomend geval een boven- of benedenwaartse bijstelling van de steun bedoeld in paragraaf 1 door de toepassing van een correctiecoëfficiënt tot wijziging van de premie van het jaar N+1 om het effect van de reële verhoging/vermindering van de twee bestanddelen van de elektriciteitsprijs van het jaar N bedoeld in paragraaf 3 te neutraliseren. De coëfficiënt zal toegepast worden zodra de reële elektriciteitsprijs met meer dan 10 percent afwijkt van de parameters van de prijsevolutie bedoeld in paragraaf 3. De correctiecoëfficiënt wordt zo berekend dat de gewone terugverdientijd bedoeld in artikel 41bis, § 3, lid 2, van het decreet nageleefd wordt en gestreefd wordt naar een rendementscijfer zoals vastgelegd in dat artikel 41bis, § 3, lid 2, van het decreet. [5 de Administratie]5 legt de methodologie vast voor de toepassing van het correctiecoëfficiënt na overleg met de distributienetbeheerders [5 ...]5.
§ 6. De toekenning van de productiesteun bedoeld in paragraaf 1 wordt ondergeschikt gemaakt aan het voorleggen van volgende stukken aan de distributienetbeheerders :
1° het afschrift van een certificaat waaruit blijkt dat de installateur een certificerende opleiding heeft gevolgd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd door de Regering in het besluit van de Waalse Regering van 27 juni 2013 tot invoering van een certificeringsregeling voor installateurs van systemen voor energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen en voor vaklui die werken i.v.m. energie-efficiëntie uitvoeren;
2° een conformiteitsverklaring voor de installatie, gegrond op het typedocument opgesteld door de Minister of diens afgevaardigde;
3° een afschrift van het certificaat " factory inspection " waarop de plaats van de productielocatie van de fotovoltaïsche panelen wordt vermeld;
4° voor natuurlijke personen die de productiesteun genieten, een afschrift van het typecontract voor fotovoltaïsche installaties bekendgemaakt op de website van [5 de Administratie]5, ingevuld en ondertekend door de producent en de installateur;
5° [2 het bewijs dat de fotovoltaïsche panelen voor de kristallijn modules volgens de norm IEC 61215 gecertificeerd worden en volgens de norm IEC 61646 voor de dunne lagen, alsook volgens de norm IEC 61730 wanneer de panelen in een gebouw worden opgenomen of er bovenop worden gelegd. De certificering moet verricht worden door een proeflaboratorium, geaccrediteerd volgens de norm ISO 17025 door BELAC of een ander nationale accreditatie-instelling die een wederzijdse erkenning met BELAC geniet.]2
[3 een verklaring op erewoord medeondertekend door de installateur en de vertegenwoordiger van de verdeler of de fabrikant, waaruit blijkt dat de fotovoltaïsche panelen in het Waalse Gewest of ergens anders nooit in dienst zijn geweest.]3
[2 ...]2
De installaties verricht door een installateur die gelabeld werd door een labelende instelling, erkend door de Minister of diens afgevaardigde, worden geacht de voorwaarden verwoord in lid 1 in acht te nemen. Daartoe verstrekt de gelabelde installateur te allen tijde en op verzoek de documenten bedoeld in paragraaf 6 voor elke verrichten installatie.
De voorwaarden waaraan elke label verstrekkende instelling moet voldoen om erkend te worden zijn de volgende :
1° de Minister of diens afgevaardigde de gezamenlijke documenten verstrekken waarmee hij een relevante ervaring kan voorleggen op de gebieden beheers-, werfcontrole en management;
2° de Minister of diens afgevaardigde de gezamenlijke documenten verstrekken waardoor de procedures, de termijnen en de tarificatie die toegepast zullen worden in het kader van een labelaanvraag gevalideerd kunnen worden, evenals de controlemaatregelen waarmee nagegaan kan worden of de labelvoorwaarden door de gelabelde installateurs nageleefd worden;
3° een onafhankelijk en neutraal orgaan zijn;
4° te allen tijde de Minister of diens afgevaardigde de dossiers kunnen verstrekken in verband met ondernemingen die gelabeld werden of zich in een labelprocedure bevinden;
5° over een gegevensbank beschikken die toegankelijk is voor de gelabelde installateurs met oog op de on line-invoering van de installaties die ze verricht hebben, waartoe eveneens de Minister of diens afgevaardigde toegang zullen hebben;
6° elk kwartaal een analyse- en opvolgingsverslag van de ingediende bezwaren mededelen, evenals de adresgegevens van de gelabelde ondernemingen.
De Minister of diens afgevaardigde kan in voorkomend geval de aanvullende voorwaarden bepalen waaraan elke labelende instelling moet voldoen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-02-20/07, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
(2)<BWG 2015-02-12/05, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
(3)<BWG 2016-06-23/07, art. 9, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(4)<BWG 2018-07-12/08, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
(5)<BWG 2019-04-04/52, art. 25, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. 19ter.[1 Voor de toepassing van artikel 41bis, § 6, van het decreet worden beschouwd als natuurlijke personen met een precair inkomen die productiesteun genieten :
1° de gezinnen wier belastbaar inkomen op 1 maart 2013 globaal lager is dan 18.700, te verhogen met 2.500 per kind ten laste, waarbij die bedragen geïndexeerd worden overeenkomstig het mechanisme bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2008 tot vaststelling van de modaliteiten voor de aanpassing van de bedragen bedoeld in artikel 203 van de Waalse Huisvestingscode en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden waaronder het Gewest een tegemoetkoming verleent aan jongeren die een hypothecaire lening aangaan om eigenaar van een eerste woning te worden;
2° de gezinnen erkend als beschermde afnemers in de zin van artikel 33 van het decreet van 12 april 2001 betreffende de gewestelijke organisatie van de elektriciteitsmarkt.
De natuurlijke personen die de productiesteun genieten en erkend worden als beschermde afnemers of beschikken over een precair inkomen zoals bedoeld in lid 1, ontvangen na de aanvaarding van hun dossier overeenkomstig artikel 41bis, § 6, van het decreet een aanvullende premie zodat hen een hoger rendementspercentage gegarandeerd wordt.
De natuurlijke personen die productiesteun genieten leveren het bewijs van hun inkomensniveau bedoeld in lid 1 door bij het aanvraagdossier een afschrift van het aanslagbiljet te voegen betreffende het inkomen van het jaar voorafgaand aan de investering of middels het voorleggen van elk ander stuk met bewijskracht om het inkomen van de producent te bepalen.
De natuurlijke personen die de productiesteun genieten, erkend als beschermde afnemers, leveren het bewijs van dat statuut door een afschrift van hun laatste elektriciteitsfactuur bij het aanvraagdossier te voegen, waaruit blijkt dat ze het sociale tarief genieten indien ze door een leverancier van elektriciteit worden voorzien.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-02-20/07, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
Art. 19quater.[1 § 1. Een aanvraag voor toekenning van productiesteun wordt door de elektriciteitsproducent die over de betrokken installatie beschikt aan de distributienetbeheerder gericht, [3 middels het ad hoc-aanvraagformulier en volgens de door de Administratie bepaalde procedure, zoals bekendgemaakt op haar website]3.
§ 2. De distributienetbeheerder kijkt na of het aanvraagformulier juist en volledig is.
Indien de distributienetbeheerder vaststelt dat het aanvraagformulier onvolledig is, wordt de aanvrager verwittigd binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de aanvraag door de distributienetbeheerder. De distributienetbeheerder verduidelijkt waarom het formulier onvolledig is en legt een termijn vast die niet korter dan dertig dagen mag zijn, waarbinnen de aanvrager op straffe van verval van de aanvraag verzocht wordt zijn aanvraag te vervolledigen.
§ 3. De distributienetbeheerder kijkt op basis van het volledige aanvraagformulier na of :
1° de producent die de productiesteun aanvraagt aan de voorwaarden voor de toekenning van die steun voldoet;
2° de distributienetbeheerder, in functie van het maximumaantal installaties vastgesteld en voorzien voor het gewenste kwartaal, overeenkomstig paragraaf 4, bij machte is om die producent de aangevraagde productiesteun toe te kennen. Als het maximumaantal installaties voor het gewenste kwartaal bereikt is, wordt de toekenning van de productiesteun voor die producent verschoven naar de eerste dag van het eerste kwartaal waarvoor het maximumaantal installaties bedoeld overeenkomstig paragraaf 4 nog niet is bereikt.
Binnen een termijn van 45 dagen te rekenen van de ontvangst van het volledige aanvraagformulier door de distributienetbeheerder geeft de distributienetbeheerder kennis aan de producent van zijn beslissing om de productiesteun al dan niet toe te kennen.
De distributienetbeheerder is ertoe gehouden, de aanvraag die daar uitdrukkelijk om verzoekt, te horen.
De premie bedoeld in artikel 41bis, § 2, van het decreet voor het eerste jaar wordt uiterlijk binnen de dertig dagen te rekenen van de positieve beslissing van de distributienetbeheerder toegekend. De daaropvolgende jaarlijkse premies worden op de achtereenvolgende verjaardagen van de eerste storting toegekend.
§ 4. Het uiterste maximumaantal installaties dat per jaar in aanmerking kan komen voor de productiesteun bedoeld in artikel 19bis, § 1, wordt vastgesteld op 12 000 installaties die verhoudingsgewijs per kwartaal opgesplitst worden.
Dat maximumaantal installaties voor de elektriciteitsproductie uit fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen van 10 kW of lager wordt verdeeld tussen de distributienetbeheerders volgens de modaliteiten nader bepaald [3 door de Administratie.]3.
Het verschil tussen het aantal installaties die de productiesteun genieten over één kwartaal en het maximumaantal installaties voor één kwartaal wordt automatisch overgedragen naar het volgende kwartaal binnen dezelfde distributienetbeheerder.
[2 In afwijking van lid één wordt voor het jaar 2018 het uiterste maximumaantal installaties dat per jaar in aanmerking kan komen voor de productiesteun bedoeld in artikel 19bis, § 1, vastgesteld op 12.000.]2
§ 5. Zodra de aanvraag aanvaard wordt, wordt de previsionele EAV-waarde van de producent door de distributienetbeheerder berekend en in voorkomend geval gecorrigeerd. De distributienetbeheerder brengt de leverancier op de hoogte van die nieuwe EAV-waarde. De distributienetbeheerder corrigeert bijgevolg het bedrag van het tarief voor gebruik van het net dat voor die elektriciteitsproducent aan de leverancier wordt verrekend.
§ 6. Zodra de nieuwe EAV-waarde ontvangen wordt, past de leverancier zijn voorschotrekeningen aan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2014-02-20/07, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
(2)<BWG 2018-07-12/08, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 09-08-2018>
(3)<BWG 2019-04-04/52, art. 26, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art. 19quinquies. [1 De hybride zonne-installaties die tegelijkertijd elektriciteit en warm water produceren komen niet in aanmerking voor de steunmaatregelen ingesteld krachtens dit hoofdstuk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2015-02-12/05, art. 9, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
Art. 19sexies. [1 Alleen de nieuwe fotovoltaïsche installaties die nooit in dienst zijn gesteld, komen in aanmerking voor de steunmaatregelen ingesteld krachtens dit hoofdstuk.
De rechthebbende op de premie behoudt zijn installatie voor de productie van elektriciteit d.m.v. fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen van 10 kW of minder, gedurende een periode van minstens vijf jaar die ingaat op het ogenblik van de laatste keuring bedoeld in artikel 270, § 1, van het algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI), goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard. Bij gebrek moet de rechthebbende de gehele premie terugbetalen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2015-02-12/05, art. 10, 021; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
HOOFDSTUK IVter. [1 - Transversaal comité van de biomassa]1
----------
(1)
Art. 19septies.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 26, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
Art. 19octies.
<Opgeheven bij BWG 2022-02-10/04, art. 26, 037; Inwerkingtreding : 24-02-2023>
HOOFDSTUK V. - [1 Gegevensbank, markt van garanties van oorsprong en markt van de groene certificaten.]1
----------
(1)
Art.20.De gegevens verstrekt via de toegekende groene certificaten en [2 garanties van oorsprong]2 worden door [1 de Administratie]1 in een gegevensbank bewaard en beheerd.
----------
(1)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(2)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art.21.§ 1. De authenticiteit van de [3 garanties van oorsprong]3 en van de groene certificaten wordt gewaarborgd door de registratie ervan in een gecentraliseerde gegevensbank die door [2 de Administratie]2 wordt beheerd.
De gegevensbank bevat de volgende gegevens :
1° voor elke overeenkomstig artikel 7 gecertificeerde productiesite :
- de gegevens betreffende de certificering van de garantie van oorsprong bedoeld in artikel 7, § 3;
2° voor de toekenning van groene certificaten en/of [3 garanties van oorsprong]3 :
- de productietechnologie;
- het ontwikkelbare nettovermogen;
- de productieperiode;
- de hoeveelheid elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen;
- de hoeveelheid elektriciteit geproduceerd uit warmtekrachtkoppeling [1 en hoogrenderende warmtekrachtkoppeling]1;
- de hoeveelheid warmte geproduceerd uit warmtekrachtkoppeling [1 en hoogrenderende warmtekrachtkoppeling]1;
- de hoeveelheid geproduceerde groene elektriciteit;
- het aantal groene certificaten;
[1 - het aantal [3 garanties van oorsprong]3;]1
- de besparing van primaire energie voor de warmtekrachtkoppelingsinstallaties;
- de CO2 besparingen;
- de calorische onderwaarde van de brandstoffen;
- in voorkomend geval, de overige toegekende steuntypes;
[1 - de datum van inbedrijfstelling;
- de datum en het land van uitgifte;
- het eenmalige identificatienummer van het groene certificaat of van de garantie van oorsprong;
- een identificatie van de productiesite en de lokalisering ervan;
- de energievector;
- de energiebron;
- het nominaal elektrisch en, in voorkomend geval, thermisch rendement van de installatie;]1
3° voor de transacties van groene certificaten;
- het aantal groene certificaten die het voorwerp uitmaken van een transactie;
[1 - de transactiedatum;]1
- de datum van toekenning van de groene certificaten;
- de productietechnologie;
- de productieperiode;
- de personalia van de nieuwe houder;
- de meegedeelde prijs van de transactie;
4° voor de transacties van [3 garanties van oorsprong]3;
- de hoeveelheid [3 garanties van oorsprong]3;
- het soort steun die de productiesite krijgt;
- de productieperiode;
- de productietechnologie;
- de personalia van de nieuwe houder;
- de meegedeelde prijs van de transactie;
- de besparing van primaire energie voor de warmtekrachtkoppelingsinstallaties;
- de calorische onderwaarde van de brandstoffen;
[1 - het aantal garanties van oorsprong die het voorwerp uitmaken van een transactie;
- de datum van de transactie;]1
§ 2. De gegevensbank bevat het register van de producenten, leveranciers, tussenpersonen en netbeheerders die tussenkomen op de markt van de labels van garantie van oorsprong en op de markt van de groene certificaten die worden [1 alsook de groene certificaten en de [3 garanties van oorsprong]3 die werden uitgegeven, afgestaan en geannuleerd.]1
----------
(1)<BWG 2014-02-13/07, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 07-03-2014>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(3)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art.22.De groene certificaten die het voorwerp uitmaken van de transactie en de personalia van de nieuwe houder voor wat betreft de certificaten geregistreerd in de Waalse gegevensbank worden door de verkoper van groene certificaten aan [1 de Administratie]1 overgemaakt volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
De [2 garanties van oorsprong]2 die het voorwerp uitmaken de transactie en de personalia van de nieuwe houder worden door de verkoper van [2 garanties van oorsprong]2 aan [1 de Administratie]1 overgemaakt volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
Binnen tien dagen na kennisgeving van de transactie van [2 garanties van oorsprong]2 of van groene certificaten geeft [1 de Administratie]1 een registratienummer aan de transactie en past ze de gegevens in de databank aan.
----------
(1)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(2)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art.23.[1 [2 De Administratie]2 mag het beheer van de gegevensbank slechts overdragen aan een instelling die onafhankelijk is van de producenten, leveranciers, tussenpersonen en netbeheerders.]1
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
Art.24.§ 1. Het groene certificaat is niet meer overdraagbaar als :
1° de leverancier of de netbeheerder het aan [2 de Administratie]2 afgeeft om aan de in artikel 25 bedoelde quotaverplichting te voldoen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn [1 2009/72/EG]1;
2° de geldigheidstermijn bedoeld in artikel 16, § 1, afgelopen is.
§ 2. In de gevallen bedoeld in § 1 wordt het groene certificaat opgenomen in het register van de groene certificaten die uit de markt zijn genomen.
§ 3. [3 De garantie van oorsprong]3 is niet meer overdraagbaar als :
1° het gebruikt werd in een lidstaat om te voldoen aan de verplichtingen bedoeld in de Richtlijnen 2001/77/EG, 2004/8/EG en 2003/54/EG;
2° de geldigheidstermijn ervan verstreken is.
§ 4. In de gevallen bedoeld in § 3 [3 wordt de garantie van oorsprong die in het Waals Gewest is afgegeven, geannuleerd]3
----------
(1)<BWG 2014-02-13/07, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 07-03-2014>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(3)<BWG 2024-05-16/99, art. 8, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
HOOFDSTUK VI. - [1 Gebruik van de groene certificaten en de garanties van oorsprong]1
----------
(1)
Afdeling I. - Gebruik van groene certificaten.
Art.25.§ 1. Vóór het einde van de tweede maand volgend op een afgelopen kwartaal [1 geven de leveranciers [6 ,]6 de netbeheerders [6 , de houders van een beperkte leveringsvergunning om hun eigen levering te waarborgen en de conventionele zelfproducenten]6 een aantal groene certificaten terug aan [10 de Administratie]10]1 dat overeenstemt met het quotum dat hen krachtens dit artikel is opgelegd. Daartoe geven ze [10 de Administratie]10 kennis van het aantal groene certificaten dat zij in hun quotum willen verrekenen, van de kenmerken ervan, alsook van het totaalaantal leveringen verricht in het Waalse Gewest in de loop van het in overweging genomen kwartaal [6 of de hoeveelheid elektriciteit zelf verbruikt in de loop van het in overweging genomen kwartaal]6. [10 De Administratie]10 neemt het gegeven aantal groene certificaten op en vangt daarbij met de oudsten aan.
De leveranciers [6 ,]6 de netbeheerders [6 houders van een beperkte leveringsvergunning om hun eigen levering te waarborgen en de conventionele zelfproducenten]6 zijn verplicht hun leveringsaangiften om de drie maanden in te dienen vóór het einde van de tweede maand volgend op een afgelopen kwartaal.
Deze verklaringen worden in voorkomend geval ingediend met de attesten bedoeld in § 5.
De kwartalen gaan in op één januari, één april, één juli en één oktober.
§ 2. Het quotum wordt berekend als volgt :
1° voor de leverancier, op grond van de elektriciteit [6 op grond van de elektriciteit die hij voor eigen gebruik verbruikt en op grond van de elektriciteit]6 die hij levert aan de eindafnemers die op het grondgebied van het Waalse Gewest gevestigd zijn, ongeacht het spanningsniveau van het net waarop die afnemers zijn aangesloten [1 onverminderd 3°]1;
2° voor de netbeheerder, op grond van de elektriciteit die hij voor eigen gebruik verbruikt en, in voorkomend geval, op grond van de elektriciteit geleverd aan de eindafnemers die door die netbeheerder van stroom worden voorzien;
[1 3° voor de houder van een beperkte vergunning met het oog op zijn eigen bevoorrading, op basis van de verbruikte elektriciteit die langs het vervoersnet, het plaatselijke vervoersnet of een distributienet heeft getransiteerd.]1
[6 4° voor de conventionele zelfproducent, op basis van de elektriciteit die hij zelf produceert voor eigen gebruik.]6
§ 3. [13 Het quotum bedraagt:
1° 3% tussen 1 januari 2003 en 31 december 2003;
2° 4% tussen 1 januari 2004 en 31 december 2004;
3° 5% tussen 1 januari 2005 en 31 december 2005;
4° 6% tussen 1 januari 2006 en 31 december 2006;
5° 7% tussen 1 januari 2007 en 31 december 2007;
6° 8% tussen 1 januari 2008 en 31 december 2008;
7° 9% tussen 1 januari 2009 en 31 december 2009;
8° 10 % tussen 1 januari 2010 en 31 maart 2010 en 11,75 % tussen 1 april 2010 en 31 december 2010;
9° 13,50% tussen 1 januari 2011 en 31 december 2011;
10° 15.75% tussen 1 januari 2012 en 31 december 2012;
11° 19,4% tussen 1 januari 2013 en 31 december 2013;
12° 23,1% tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014;
13° 27,7% tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015;
14° 32,4% tussen 1 januari 2016 en 31 december 2016;
15° 32,03% tussen 1 januari 2017 en 31 december 2017;
16° 32,03% tussen 1 januari 2017 en 31 december 2018;
17° 37.28% tussen 1 januari 2019 en 31 december 2019;
18° 38.38% tussen 1 januari 2020 en 31 december 2020;
19° 38.85% tussen 1 januari 2021 en 31 december 2021;
20° 39.33% tussen 1 januari 2022 en 31 december 2022;
21° 39.8% tussen 1 januari 2023 en 31 december 2023;
22° 40.28% tussen 1 januari 2024 en 31 december 2024;
23° 40% tussen 1 januari 2025 en 31 december 2025;
24° 40% tussen 1 januari 2026 en 31 december 2026;
25° 40% tussen 1 januari 2027 en 31 december 2027;
26° 40% tussen 1 januari 2028 en 31 december 2028;
27° 39% tussen 1 januari 2029 en 31 december 2029;
28° 36.40% tussen 1 januari 2030 en 31 december 2030;
29° 33.80% tussen 1 januari 2031 en 31 december 2031;
30° 31.20% tussen 1 januari 2032 en 31 december 2032]13.
§ 4. De Waalse Regering kan de in artikel 25, § 3, bedoelde quota herzien op grond van de evolutie van de groene elektriciteitsmarkt [5 in het kader van een driejaarlijks evaluatieproces, rekening houdend met de evolutie van de ontwikkeling van de kanalen voor de productie van hernieuwbare energie, alsook met de Europese en Belgische context inzake doelstellingen m.b.t. hernieuwbare energieën en kwaliteitswarmtekrachtkoppeling, met de evolutie van de sociaal-economische context en de energieprijzen voor alle categorieën verbruikers, o.a. de residentiële afnemers. Op basis van dat driejaarlijkse evaluatieproces zal de Regering, voor het eerst in 2014, nieuwe jaarlijkse quota's vastleggen om voortdurend een totale periode van 8 jaar te bestrijken.
[7 Elk kwartaal K, stelt [10 de Administratie]10 een verslag op over de evolutie van de markt van de groene certificaten met een beschrijving van de vraag naar en het aanbod van certificaten van het vorige kwartaal, K-1. Dit verslag wordt naar de Minister gestuurd uiterlijk de dertigste dag van het kwartaal K+1.
[9 Als het onevenwicht tussen de vraag naar en het aanbod aan groene certificaten te groot is, stelt de Administratie in de conclusies van dit verslag, een aanpassing voor van de quota's voor de volgende boekjaren. [14 In voor komend geval past de Minister de in § 3 bedoelde quota's voor de volgende boekjaren aan.]14]9.]7
Voor de vastlegging van de quota's bedoeld in de vorige leden zal de Regering uitgaan van de doelstellingen en stappenplannen die ze [6 in bijlage 4 bij dit besluit]6 bepaalt zal hebben inzake warmte geproduceerd vanaf hernieuwbare bronnen en van de aan het Waalse Gewest toegekende aandelen van de offshore windenergie en de hernieuwbare energie in het vervoer. Bij gebrek aan becijferde doelstellingen en aan een stappenplan inzake warmteproductie vanaf hernieuwbare bronnen en hernieuwbare energie in het vervoer zal de Regering werken op basis van de referentiecijfers vermeld door [10 de Administratie]10 in haar advies i.v.m. dit vraagstuk.]5.
§ 5. [12 Wanneer een of meer leveranciers leveren aan een eindafnemer die lid is van een koolstofgemeenschap in de zin van artikel 28, 2°, van het decreet van 16 november 2023 Koolstofneutraliteit die een koolstofovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel 34, eerste lider, 4°, van het decreet van 16 november 2023 Koolstofneutraliteit, kunnen zij genieten van een vermindering van het aantal groenestroomcertificaten dat moet worden overgemaakt aan de Administratie overeenkomstig de bepalingen van de eerste tot en met de derde paragraaf.
Wanneer een conventionele zelfproducent die minstens 1,25 GWh per kwartaal produceert lid is van een koolstofgemeenschap in de zin van artikel 28, 2°, van het decreet van 16 november 2023 Koolstofneutraliteit die een koolstofovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel 34, eerste lid, 4°, van het decreet van 16 november 2023 Koolstofneutraliteit, kunnen zij genieten van een vermindering van het aantal groenestroomcertificaten dat moet worden overgemaakt aan de Administratie overeenkomstig de bepalingen van de eerste tot en met de derde paragraaf.
De vermindering wordt toegekend onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de koolstofovereenkomsten.]12
De vermindering geldt voor de duur van de overeenkomst, met inbegrip van het kwartaal in de loop waarvan [6 ...]6 afnemer [6 of de conventionele zelfproducent [12 bedoeld in lid 1]12]6 de in punt 1 bedoelde overeenkomst gesloten heeft en van het kwartaal in de loop waarvan de overeenkomst eindigt.
[1 [6 De vermindering van het aantal groene certificaten bedoeld in het eerste en het tweede lid stemt overeen met een quotavermindering volgens de onderstaande formules, [12 toegepast op de leden van een koolstofgemeenschap in de zin van artikel 28, 2°, van het decreet van 16 november 2023 Koolstofneutraliteit die een koolstofovereenkomst hebben gesloten overeenkomstig artikel 34, eerste lid 4°, van het decreet van 16 november 2023 Koolstofneutraliteit]12 :
1° voor het gedeelte van het driemaandelijkse elektriciteitsverbruik van 0 tot en met 5 GWu, toepassing van 75 % van het jaarlijkse quotum bedoeld in paragraaf 3;
2° voor het gedeelte van het driemaandelijkse elektriciteitsverbruik van 5 tot en met 25 GWu, toepassing van 50 % van het jaarlijkse quotum bedoeld in paragraaf 3;
3° voor het gedeelte van het driemaandelijkse elektriciteitsverbruik van 25 tot en met 75 GWu, toepassing van 15 % van het jaarlijkse quotum bedoeld in paragraaf 3;
4° voor het gedeelte van het driemaandelijkse elektriciteitsverbruik boven 75 GWu, toepassing van 10 % van het jaarlijkse quotum bedoeld in paragraaf 3;]6
[9 ...]9.]1
Als de eindafnemer bevoorraad wordt door verschillende leveranciers voor dezelfde exploitatiezetel, [6 ...]6 wordt de vermindering van het aantal groene certificaten verdeeld naar rato van de volumes geleverd door elke leverancier.
[9 Om de vermindering te kunnen genieten, bezorgt de leverancier de Administratie vóór het einde van de tweede maand volgend op een afgelopen kwartaal bij gewone zending of door elektronische zending volgens de door de Administratie bepaalde procedure een door hem getekend attest. De Administratie onderzoekt de juistheid van het overgemaakte attest. Het attest vermeldt de personalia van de leverancier en van de eindafnemer, de plaats van de exploitatiezetel, het volume van de leveringen, alsmede het betrokken kwartaal.
Om de vermindering te kunnen genieten, bezorgt de leverancier, indien de eindafnemer zijn aansluiting met één of meerdere derden deelt, de Administratie vóór het einde van de tweede maand volgend op een afgelopen kwartaal bij gewone zending of door elektronische zending volgens de door de Administratie bepaalde procedure een door hem en door betrokken eindafnemer getekend attest. De Administratie onderzoekt de juistheid van het overgemaakte attest. Het attest vermeldt de personalia van de leverancier en van de eindafnemer, de plaats van de exploitatiezetel, het volume van de leveringen van de eindafnemer voor zijn eigen gebruik en het aan derden teruggegeven volume, alsmede het betrokken kwartaal]9.
[6 [9 Om de vermindering te genieten bezorgt de conventionele zelfproducent bedoeld in het tweede lid de Administratie voor het einde van de tweede maand die volgt op een afgelopen kwartaal bij gewone zending of door elektronische zending volgens de door de Administratie bepaalde procedure de gegevens betreffende het volume elektriciteit dat hij zelf voor eigen gebruik geproduceerd heeft alsook het in overweging genomen jaar. De zending aan de Administratie van een attest na het einde van de tweede maand en vóór het einde van de vijfde maand na een afgelopen kwartaal geeft recht op een vermindering van het aantal groene certificaten die overeenkomstig de §§ 1 tot 3 overgemaakt moeten worden. De Administratie bepaalt de modaliteiten voor de overmaking en de controle van die gegevens.]9.]6
De kostenverminderingen die resulteren uit de bepalingen van deze paragraaf worden rechtstreeks afgewenteld op elke eindafnemer [6 of conventionele zelfproducent]6 die ze teweeggebracht heeft.
Een bedrijf voor het vervoer van goederen en/of personen dat een netwerk van fysisch gekoppelde communicatiewegen exploiteert, wordt beschouwd als één enkele exploitatiezetel overeenstemmend met een technische of industriële eenheid, wat betreft de drijfkracht voor verplaatsingsdoeleinden. [12 ...]12.
[6 [9 In afwijking van paragraaf 2, punt 1°, wordt de afname van elektriciteit van het net via een uitsluitend voor een opslagproces bestemd toegangspunt niet beschouwd als eigen gebruik van de leverancier of als elektriciteit geleverd aan de eindafnemers.]9.]6
[8 [11 [12 ...]12]11
[10 De Administratie]10 moet jaarlijks nagaan of de betrokken belastingplichtigen op basis van hun toestand op 31 december van het jaar N hun verplichting tot teruggave van groene certificaten [12 ...]12 naleven. Bij niet-naleving van die verplichting tot teruggave worden de betrokken leveranciers, netbeheerders, houders van een beperkte vergunning om hun eigen levering te verzekeren of conventionele zelfproducenten, zoals voor het geheel van hun in dit artikel bedoelde verplichting tot teruggave van de groene certificaten, onderworpen aan de toepassing van artikel 30 van dit besluit voor elk ontbrekend groen certificaat en moeten ze voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 30 voor uiterlijk 31 maart van het jaar N+2.
De kostenverminderingen, met inbegrip van de verplichting tot teruggave en de eventuele toepassing van artikel 30 van dit besluit, die resulteren uit de bepalingen van deze paragraaf worden rechtstreeks afgewenteld op elke eindafnemer of conventionele zelfproducent die ze teweeggebracht heeft.]8
[6 § 6. [7 De netbeheerders die de beschermde afnemers bevoorraden krachtens artikel 33, § 1, 2° en 3°, van het decreet worden vrijgesteld van de quota's van het lopende jaar voor de elektriciteitvolumes die aan deze afnemers worden geleverd. De kostenverminderingen die uit deze paragraaf resulteren worden afgewenteld op de laagspanning eindafnemers van de netbeheerders die die beschermde afnemers bevoorraden.]7
[7 ...]7
[7 ...]7 ]6
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(5)<BWG 2012-03-01/30, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 13-10-2012>
(6)<BWG 2014-04-03/37, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 01-07-2014. Temporeel toepassingsgebied : art. 10 >
(7)<BWG 2015-11-26/05, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 18-12-2015>
(8)<BWG 2016-06-23/07, art. 10, 024; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(9)<BWG 2019-04-11/06, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(10)<BWG 2019-04-04/52, art. 28, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(11)<BWG 2019-05-16/42, art. 1, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(12)<BWG 2024-05-23/31, art. 1, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(13)<BWG 2024-05-23/35, art. 3, 044; Inwerkingtreding : 31-12-2023>
(14)<BWG 2024-12-12/20, art. 7, 049; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.26. <Opgeheven bij BWG 2007-12-20/93, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Afdeling II. - [1 Gebruik van garanties van oorsprong.]1
----------
(1)
Art.27.[1 § 1. De [4 garanties van oorsprong]4 [4 die nog niet vervallen zijn]4 worden [2 maandelijks en uiterlijk 31 maart van elk jaar [3 door de Administratie geannuleerd]3]2 [2 zodat ze kan nagaan wat de oorsprong is van de elektriciteit die aan eindafnemers in het Waalse Gewest geleverd wordt]2, alsook om te voldoen aan de verplichtingen bedoeld in artikel 43, § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 2006 betreffende de openbare dienstverplichtingen op de elektriciteitsmarkt. "
§ 2. De CWaPE gaat na of de elektriciteit die aan eindafnemers in het Waalse Gewest verkocht wordt hernieuwbaar is en/of opgewekt werd uit warmtekrachtkoppeling en keurt de fuel mix goed die door de leverancier voorgedragen wordt op basis van de methode bepaald door de Minister, overeenkomstig artikel 11, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 2006 bedoeld in § 1.
§ 3. Voor elk product dat ze op de markt brengen in het Waalse Gewest, geven de elektriciteitsleveranciers de aandelen elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energieën en/of warmtekrachtkoppeling aan bij de CWaPE volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
§ 4. De elektriciteitsleveranciers bezorgen elke netbeheerder maandelijks de lijst van hun eindafnemers die op hun net aangesloten zijn waarbij per eindafnemer de hoeveelheid van die elektriciteit wordt vermeld in verhouding tot de totale hoeveelheid elektriciteit die ze hem leveren.
De gegevens worden door de leveranciers aan de netbeheerders overgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het technisch reglement voor het beheer van de distributienetten betreffende informatie-uitwisseling :
§ 5. De netbeheerders geven de CWaPE en de betrokken leverancier maandelijks kennis van de verbruiksgegevens van de eindafnemers; die gegevens worden verdeeld volgens het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energieën en/of warmtekrachtkoppeling in de totale elektriciteitslevering aan die eindafnemers.
De gegevens worden door de leveranciers aan de netbeheerders overgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het technisch reglement voor het beheer van de distributienetten betreffende informatie-uitwisseling :
§ 6. Op basis van de gegevens bedoeld in de vorige paragraaf gaat de CWaPE [3 driemaandelijks bij de Administratie]3 na of de leveranciers een voldoend aantal [5 garanties van oorsprong]5 teruggegeven hebben zodat hun eindafnemers de garantie hebben dat de geleverde elektriciteit hernieuwbaar is en/of uit warmtekrachtkoppeling is opgewekt.
De CWaPE maakt de resultaten van deze verificaties op haar internetsite bekend.
§ 7. De CWaPE maakt een jaarlijks evaluatieverslag op m.b.t. de fuel mix van elke leverancier voor het geheel van zijn elektriciteitsleveringen en voor elk product dat door de leverancier op de markt gebracht wordt.]1
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2014-02-13/07, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 07-03-2014>
(3)<BWG 2019-04-04/52, art. 29, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(4)<BWG 2024-04-19/60, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
(5)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art.28.§ 1. De [4 garanties van oorsprong]4 toegekend in de lidstaten [1 van de Europese Economische Ruimte]1 worden door het Waalse Gewest erkend om te voldoen aan de verplichtingen opgelegd bij de [1 richtlijnen 2004/8/EG, 2009/28/EG, 2009/72/EG en 2012/27/EU, alsook het Akkoord op de Europese Economische Ruimte]1. [3 De garanties van oorsprong uitgereikt door derde landen worden niet erkend, tenzij de Europese Unie een overeenkomst heeft gesloten met het derde land over de wederzijdse erkenning van garanties van oorsprong die in de Unie zijn uitgereikt en van garanties van oorsprong van een verenigbaar systeem dat vastgesteld is in het derde land, en enkel in geval van rechtstreekse invoer en uitvoer van energie.]3
§ 2. De toelaatbaarheidscriteria voor de [4 garanties van oorsprong]4 uit andere gewesten of lidstaten zijn de volgende :
1° elke verzoeker die [4 garanties van oorsprong]4 toegekend voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen en/of uit warmtekrachtkoppeling in het Waalse Gewest wil laten invoeren vanuit een ander gewest van België of vanuit een andere lidstaat, moet zich in de door [2 de Administratie]2 beheerde gegevensbank laten inschrijven;
2° de verzoeker bezorgt [2 de Administratie]2 de naam en de adresgegevens van de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 5.2. van Richtlijn 2001/77/EG en artikel 5.5. van Richtlijn 2004/8/EG, of van de bevoegde overheid uit het gewest of de lidstaat belast met het toezicht op de afgifte van de [4 garanties van oorsprong]4 in het gewest of de lidstaat waarvan de aanvraag uitgaat;
3° [2 de Administratie]2 en de bevoegde instelling of de bevoegde overheid van het gewest of de lidstaat waarvan de aanvraag uitgaat, maken een verificatieprotocol inzake de conformiteit van de in beide gewesten of lidstaten afgeleverde [4 garanties van oorsprong]4 met Richtlijn [1 2009/28/EG]1 en Richtlijn [1 2012/27/EU]1. Dit protocol bevat alleszins de verificatie van de volgende voorwaarden :
- de [4 garanties van oorsprong]4 worden toegekend voor [1 uitdrukkelijk erkende elektriciteit en wat betreft de hernieuwbare elektriciteit,]1 in de zin van de definities vermeld in artikel 2 van Richtlijn 2001/77/EG en uit warmtekrachtkoppeling in de zin van de definities vermeld in artikel 3 van Richtlijn 2004/8/EG;
- de [4 garanties van oorsprong]4 worden [1 uitgegeven zodat er geen gegronde twijfels kunnen bestaan omtrent de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of waarachtigheid daarvan;]1
- [1 een verplichting tot transparantie van de bronnen overeenkomstig artikel 3, § 9, van richtlijn 2009/72/EG;]1
4° [2 de Administratie]2 en de bevoegde instantie of de bevoegde overheid van het gewest of de lidstaat waarvan de aanvraag uitgaat voeren een procedure in voor de regelmatige evaluatie van de overdrachten van de ingevoerde [4 garanties van oorsprong]4 tussen het Waalse Gewest en het gewest of de lidstaat waarvan de aanvraag uitgaat;
5° als de [4 garanties van oorsprong]4 uit een ander gewest of een andere lidstaat worden [1 geannuleerd overeenkomstig artikel 27]1 [1 worden ze, samen met de [4 garanties van oorsprong]4, in de fuel mix van de leverancier opgenomen en verrekend.]1
[1 Een multilateraal mechanisme tot wederzijdse erkenning als het European Energy Certification System, afgekort " EECS ", dat door de Association of Issuing Bodies beheerd wordt, kan goedgekeurd worden door het protocol bedoeld in het eerste lid, 3°.]1
[1 § 3. Als [2 de Administratie]2 vaststelt dat de voorwaarden tot wederzijdse erkenning [5 van een garantie van oorsprong]5 niet vervuld zijn, geeft ze de aanvrager en de Regering kennis van haar beslissing tot weigering opdat de Regering de Commissie daarover kan inlichten.]1
----------
(1)<BWG 2014-02-13/07, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 07-03-2014>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(3)<BWG 2024-04-19/60, art. 7, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
(4)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
(5)<BWG 2024-05-16/99, art. 10, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Afdeling III. - Jaarverslag.
Art.29.[2 de Administratie]2 maakt vóór [2 30 juni]2 een specifiek jaarverslag op over de evolutie van de markt van de [4 garanties van oorsprong]4 en van de markt van de groene certificaten. Dat verslag vermeldt o.a. het aantal groene certificaten toegekend per technologie en per energiebron in de loop van het in overweging genomen jaar, de groene certificaten overgemaakt aan [2 de Administratie]2 overeenkomstig artikel 25, de gemiddelde prijs van een groen certificaat en de [1 administratieve]1 boetes opgelegd aan de netbeheerders en de leveranciers die de quota niet in acht zouden hebben genomen. [3 Het verslag maakt een tijdschema op voor de verwachte toekenning van bijkomende groene certificaten per kanalen voor elektriciteitsproductie, elektriciteitsproductiemethodes of in aanmerking komende vermogensklassen, voor ten minste de volgende vijf jaar of, in het geval van beperkingen inzake begrotingsplanning, de volgende drie jaar. Indien nodig wordt het verslag bijgewerkt om met de recente evolutie van de markten of de enveloppe van groene certificaten rekening te houden.]3
[3 Het verslag bevat:
1° een indicatief tijdschema voor de procedures betreffende de groene certificaten;
2° de berekening van het aantal toegekende groene certificaten;
3° in voorkomend geval, het maximaal aantal groene certificaten dat kan worden toegekend per eenheid;
4° indien van toepassing, een indicatief tijdschema voor de procedures betreffende de oproep tot het indienen van projecten.]3
Het verslag vermeldt ook het aantal [4 garanties van oorsprong]4 toegekend per technologie en per energiebron in de loop van het in overweging genomen jaar, de [4 garanties van oorsprong]4 overgemaakt aan [2 de Administratie]2, de gemiddelde prijs van de [4 garanties van oorsprong]4, alsmede de hoeveelheid [4 garanties van oorsprong]4 uitgevoerd naar en ingevoerd vanuit andere gewesten of landen.
Dat verslag wordt aan de Waalse Regering overgemaakt.
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2019-04-04/52, art. 30, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(3)<BWG 2024-04-19/60, art. 8, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
(4)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
HOOFDSTUK VII. - Sancties.
Art.30.[3 De Administratie]3 voert (elk kwartaal) controle uit op de inachtneming van de in artikel 25 bedoelde quota door de leveranciers [2 ,]2 de netbeheerders [2 houders van een beperkte leveringsvergunning om hun eigen levering te waarborgen en conventionele zelfproducenten]2. <BWG 2007-01-25/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Indien de quota niet in acht worden genomen, moet de leverancier of de netbeheerder een administratieve boete betalen (voor bedoeld kwartaal). Per ontbrekend groen certificaat wordt een boete van honderd euro opgelegd. <BWG 2007-01-25/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>.
[1 Vooraleer de administratieve boete wordt toegepast, stelt [3 de Administratie]3 een voorstel van beslissing op met alle gegevens voor de berekening van het boetebedrag en stuurt ze het bij aangetekend schrijven of volgens elke modaliteit die de verzending een vaste datum verleent naar de betrokken leverancier [2 ,]2 distributienetbeheerder [2 houder van een beperkte leveringsvergunning om hun eigen levering te waarborgen of conventionele zelfproducent]2.
Laatstgenoemde beschikt over vijftien kalenderdagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de kennisgeving, om zijn opmerkingen te laten gelden; hij kan ze desgevallend bij aangetekend schrijven indienen of volgens elke modaliteit die de verzending een vaste datum verleent.]1
----------
(1)<BWG 2007-12-20/93, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2014-04-03/37, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 01-07-2014. Temporeel toepassingsgebied : art. 10 >
(3)<BWG 2019-04-04/52, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.31. Het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bevordering van de milieuvriendelijke elektriciteit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 28 november 2002, 23 januari 2003, 15 mei 2003, 26 juni 2003, 6 november 2003, 4 maart 2004 en 22 april 2004 wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 31bis. [1 Uiterlijk op 30 april 2009 wordt de CWaPE, voor de eerste keer, de lijst opgesteld en bekendgemaakt van de standaard investeringskosten bedoeld in artikel 15ter, tweede lid, 3°. Deze lijst is van toepassing op elke aanvraag die vanaf 1 januari 2008 wordt ingediend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2009-01-08/31, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 31ter. [1 Voor de aanvragen ingediend overeenkomstig artikel 15ter betreffende wijzigingen die hebben plaatsgevonden tussen de datum van bekendmaking van het decreet in het Belgische Staatsblad en 1 januari 2008 en die door de CWaPE worden erkend als noemenswaardig in de zin van het bovenvermelde artikel 15ter, wordt ervan uitgegaan dat de noemenswaardige wijziging is ingegaan op de datum van indienststelling van de gewijzigde eenheid of productie-eenheden, overeenkomstig het aangepast certificaat van garantie van oorsprong. Voor deze productie-eenheden wordt voor de elektriciteit die vanaf 1 januari 2008 werd geproduceerd, desgevallend, een bijkomende hoeveelheid groene certificaten toegekend ter compensatie van de toepassing van het "q" coëfficiënt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2009-01-08/31, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 31quater.[1 In afwijking van § 1 van artikel 17bis, hebben de [2 garanties van oorsprong]2 waarvan het einde van de productieperiode uit 2007 dateert, een geldigheidsduur die op 31 december 2009 eindigt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2009-01-08/31, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art. 31quinquies.[1 In afwijking van artikel 13, § 2, lid 2, zullen de groene certificaten betreffende de voorafgaande verzoeken tot toekenning van [2 garanties van oorsprong]2 en/of groene certificaten ingediend vóór 1 mei 2010 ten laatste op 1 juni 2010 van tevoren toegekend worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2010-01-14/04, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2009>
(2)<BWG 2024-05-16/99, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 31-10-2024>
Art. 31sexies.[1 Vanaf 30 juni 2021 beoordeelt de Minister om de vijf jaar de doeltreffenheid van het mechanisme van groene certificaten voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en diens belangrijkste verdelingseffecten op verschillende consumentengroepen en op investeringen. Deze beoordeling houdt rekening met de effecten van eventuele wijzigingen aan het mechanisme.
De Minister bezorgt aan de Regering een verslag van de beoordeling, die het goedkeurt en in voorkomend geval de indicatieve langetermijnplanning van beslissingen met betrekking tot het mechanisme van groene certificaten en de mogelijke opzet van nieuwe soorten steun dienovereenkomstig aanpast.
De Regering neemt deze beoordeling op in de bijwerking van het geïntegreerde gewestplan inzake energie en klimaat.]1
----------
(1)<BWG 2024-04-19/60, art. 9, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
Art. 31septies. [1 Garanties van oorsprong voldoen aan norm CEN-EN 16325.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-04-19/60, art. 10, 042; Inwerkingtreding : 20-04-2024>
Art.32. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007, behalve de artikelen 21, § 1, 4°, 22, tweede lid, 24, §§ 3 en 4, en 28, waarvan de inwerkingtreding door de Minister vastgelegd wordt.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 21, § 1, 4°, 22, tweede lid, 24, §§ 3 en 4, en 28, vastgesteld op 01-02-2008 door BWG 2007-12-20/93, art. 40)
Art.33. De Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. [1 [2 Bijlage 1]2 Bepaling van de verminderingscoëfficiënt "q".
De verminderingscoëfficiënt "q" bedoeld in artikel 15bis van dit besluit wordt bepaald als volgt :
Productiekanalen | Verminderings- |
coefficient | |
- | - |
Hydraulisch met de waterstroom < 1 MW | 80 |
Hydraulisch met de waterstroom < 1 MW | 50 |
Hydraulisch accumulatiedam | 50 |
Eolisch | 75 |
Biogas - CET | 50 |
Biogas - overige | 50 |
Vaste brandstof | 50 |
Fossiele warmtekrachtkoppeling MaG/MD | 100 |
Fossiele warmtekrachtkoppeling TaG | 100 |
Fossiele warmtekrachtkoppeling TaG | 100 |
Fotovoltaisch | 100 |
Jaar | Vermenigvuldigingscoëfficiënt |
1e jaar | 10 |
2e jaar | 9 |
3e jaar | 8 |
4e jaar | 7 |
5e jaar | 6 |
6e jaar | 6 |
7e jaar | 5 |
8e jaar | 4 |
9e jaar | 3 |
10e jaar | 2 |
Jaar | Vermenigvuldigingscoëfficiënt |
1e jaar | 8 |
2e jaar | 7 |
3e jaar | 7 |
4e jaar | 6 |
5e jaar | 5 |
6e jaar | 5 |
7e jaar | 4 |
8e jaar | 3 |
9e jaar | 3 |
10e jaar | 2 |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties | Standaard- broeikasgasemissie- reducties |
Suikerbietethanol | 61 % | 52 % |
Graanethanol (procesbrandstof niet gespecificeerd) | 32 % | 16 % |
Graanethanol (bruinkool als procesbrandstof in WKK-installatie) | 32 % | 16 % |
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in conventionele boiler) | 45 % | 34 % |
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie) | 53 % | 47 % |
Graanethanol (stro als procesbrandstof in WKK-installatie) | 69 % | 69 % |
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie) | 56 % | 49 % |
Suikerrietethanol | 71 % | 71 % |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ethyl-tertiair-butylether (ETBE) | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van amyl-tertiair-ethylether (TAEE) | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Biodiesel uit koolzaad | 45 % | 38 % |
Biodiesel uit zonnebloemen | 58 % | 51 % |
Biodiesel uit sojabonen | 40 % | 31 % |
Biodiesel uit palmolie (proces niet gespecificeerd) | 36 % | 19 % |
Biodiesel uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek) | 62 % | 56 % |
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke [*] afvalolie | 88 % | 83 % |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad | 51 % | 47 % |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen | 65 % | 62 % |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces niet gespecificeerd) | 40 % | 26 % |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek) | 68 % | 65 % |
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad | 58 % | 57 % |
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas | 80 % | 73 % |
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas | 84 % | 81 % |
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas | 86 % | 82 % |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties | Standaard- broeikasgasemissie- reducties |
Ethanol uit graanstro | 87 % | 85 % |
Ethanol uit afvalhout | 80 % | 74 % |
Ethanol uit geteeld hout | 76 % | 70 % |
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout | 95 % | 95 % |
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout | 93 % | 93 % |
Dimethylether (DME) uit afvalhout | 95 % | 95 % |
DME uit geteeld hout | 92 % | 92 % |
Methanol uit afvalhout | 94 % | 94 % |
Methanol uit geteeld hout | 91 % | 91 % |
Het gedeelte methyl-tertiair-butylether (MTBE) uit hernieuwbare bronnen | Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie |
E | = de totale emissies ten gevolge van het gebruik van de brandstof, |
eec | = emissies ten gevolge van de teelt of het ontginnen van grondstoffen, |
el | = de op jaarbasis berekende emissies van wijzigingen in koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik, |
ep | = emissies ten gevolge van verwerkende activiteiten, |
etd | = emissies ten gevolge van vervoer en distributie, |
eu | = emissies ten gevolge van de gebruikte brandstof, |
esca | = emissiereductie door koolstofaccumulatie in de bodem als gevolg van beter landbouwbeheer, |
eccs | = emissiereductie door het afvangen en geologisch opslaan van koolstof, |
eccr | = emissiereductie door het afvangen en vervangen van koolstof, en |
eee | = emissiereductie door extra elektriciteit door warmtekrachtkoppeling. |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Suikerbietethanol | 12 | 12 |
Graanethanol | 23 | 23 |
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap | 20 | 20 |
Suikerrietethanol | 14 | 14 |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Biodiesel uit koolzaad | 29 | 29 |
Biodiesel uit zonnebloemen | 18 | 18 |
Biodiesel uit sojabonen | 19 | 19 |
Biodiesel uit palmolie | 14 | 14 |
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke [*] afvalolie | 0 | 0 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad | 30 | 30 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen | 18 | 18 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie | 15 | 15 |
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad | 30 | 30 |
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas | 0 | 0 |
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas | 0 | 0 |
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas | 0 | 0 |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Graanethanol (stro als procesbrandstof in WKK-installatie) | 1 | 1 |
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie) | 15 | 21 |
Suikerrietethanol | 1 | 1 |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Biodiesel uit koolzaad | 16 | 22 |
Biodiesel uit zonnebloemen | 16 | 22 |
Biodiesel uit sojabonen | 18 | 26 |
Biodiesel uit palmolie (proces niet gespecificeerd) | 35 | 49 |
Biodiesel uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek) | 13 | 18 |
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke afvalolie | 9 | 13 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad | 10 | 13 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen | 10 | 13 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces niet gespecificeerd) | 30 | 42 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek) | 7 | 9 |
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad | 4 | 5 |
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas | 14 | 20 |
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas | 8 | 11 |
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas | 8 | 11 |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Suikerbietethanol | 2 | 2 |
Graanethanol | 2 | 2 |
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap | 2 | 2 |
Suikerrietethanol | 9 | 9 |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Biodiesel uit koolzaad | 1 | 1 |
Biodiesel uit zonnebloemen | 1 | 1 |
Biodiesel uit sojabonen | 13 | 13 |
Biodiesel uit palmolie | 5 | 5 |
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke afvalolie | 1 | 1 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad | 1 | 1 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen | 1 | 1 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie | 5 | 5 |
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad | 1 | 1 |
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas | 3 | 3 |
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas | 5 | 5 |
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas | 4 | 4 |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Suikerbietethanol | 33 | 40 |
Graanethanol (procesbrandstof niet gespecificeerd) | 57 | 70 |
Graanethanol (bruinkool als procesbrandstof in WKK-installatie) | 57 | 70 |
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in conventionele boiler) | 46 | 55 |
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie) | 39 | 44 |
Graanethanol (stro als procesbrandstof in WKK-installatie) | 26 | 26 |
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie) | 37 | 43 |
Suikerrietethanol | 24 | 24 |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE | Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie | |
Biodiesel uit koolzaad | 46 | 52 |
Biodiesel uit zonnebloemen | 35 | 41 |
Biodiesel uit sojabonen | 50 | 58 |
Biodiesel uit palmolie (proces niet gespecificeerd) | 54 | 68 |
Biodiesel uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek) | 32 | 37 |
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke afvalolie | 10 | 14 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad | 41 | 44 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen | 29 | 32 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces niet gespecificeerd) | 50 | 62 |
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek) | 27 | 29 |
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad | 35 | 36 |
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas | 17 | 23 |
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas | 13 | 16 |
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas | 12 | 15 |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Ethanol uit graanstro | 3 | 3 |
Ethanol uit afvalhout | 1 | 1 |
Ethanol uit geteeld hout | 6 | 6 |
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout | 1 | 1 |
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout | 4 | 4 |
DME uit afvalhout | 1 | 1 |
DME uit geteeld hout | 5 | 5 |
Methanol uit afvalhout | 1 | 1 |
Methanol uit geteeld hout | 5 | 5 |
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen | Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Ethanol uit graanstro | 5 | 7 |
Ethanol uit hout | 12 | 17 |
Fischer-Tropsch diesel uit hout | 0 | 0 |
DME uit hout | 0 | 0 |
Methanol uit hout | 0 | 0 |
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen | Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Ethanol uit graanstro | 2 | 2 |
Ethanol uit afvalhout | 4 | 4 |
Ethanol uit geteeld hout | 2 | 2 |
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout | 3 | 3 |
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout | 2 | 2 |
DME uit afvalhout | 4 | 4 |
DME uit geteeld hout | 2 | 2 |
Methanol uit afvalhout | 4 | 4 |
Methanol uit geteeld hout | 2 | 2 |
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen | Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie |
Keten voor de productie van biobrandstoffen | Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ) | Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ) |
Ethanol uit graanstro | 11 | 13 |
Ethanol uit afvalhout | 17 | 22 |
Ethanol uit geteeld hout | 20 | 25 |
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout | 4 | 4 |
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout | 6 | 6 |
DME uit afvalhout | 5 | 5 |
DME uit geteeld hout | 7 | 7 |
Methanol uit afvalhout | 5 | 5 |
Methanol uit geteeld hout | 7 | 7 |
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen | Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie |