20 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 12 van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, wordt aangevuld met de volgende leden :
" Ingeval van zware ziekte van een kind dat hoogstens 16 jaar oud is van wie het personeelslid uitsluitend of hoofdzakelijk de last draagt in de zin van artikel 1 van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, wordt, wanneer het personeelslid alleenstaand is, de maximumperiode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties bedoeld in het zevende lid van dit artikel uitgebreid naar 24 maanden en wordt de maximumperiode van vermindering van arbeidsprestaties bedoeld in het achtste lid van dit artikel uitgebreid naar 48 maanden.
De periodes van schorsing en van vermindering van arbeidsprestaties kunnen enkel worden opgenomen met periodes van minimum één maand en maximum drie maanden, aaneensluitend of niet.
Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan het personeelslid dat uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
Ingeval van toepassing van het elfde lid van dit artikel moet het personeelslid bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat het personeelslid op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen.
Voor iedere verlenging van een periode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties of van vermindering van de arbeidsprestaties dient het personeelslid dezelfde procedure te volgen en de door dit koninklijk besluit vereiste attest(en) in te dienen. "
Art.2. In artikel 13 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door volgende bepaling :
" Het volledig ouderschapsverlof van drie maanden kan worden opgesplitst per maand, het halftijds ouderschapsverlof van zes maanden kan worden opgesplitst per periode van twee maanden of een veelvoud hiervan en de 15 maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde kan worden opgesplitst per vijf maanden of een veelvoud hiervan.
Het personeelslid heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in het voorgaande lid. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties en gelijk is aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde. "
2° in het derde lid, eerste zin, worden de woorden " vier jaar " vervangen door de woorden " zes jaar ";
3° in de Franstalige tekst, wordt in het derde lid het woord " famille " vervangen door het woord " ménage ";
4° het vierde lid wordt vervangen als volgt :
" Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving van de kinderbijslag, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind acht jaar wordt. "
5° een nieuw lid wordt gevoegd tussen het vierde en het vijfde lid :
" Aan de voorwaarde van de zesde of achtste verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof. "
Art.3. Dit besluit is van toepassing op alle aanvragen die worden ingediend vanaf de inwerkingtreding ervan.
Ingeval de toepassing van de nieuwe regels rond de splitsing van het ouderschapsverlof in de vorm van een vermindering van arbeidsprestaties met één vijfde, zoals geregeld door artikel 2 van dit besluit, voor gevolg heeft dat de werknemer niet de volledige periode van vijftien maanden vermindering van arbeidsprestaties met één vijfde kan genieten, heeft de werknemer, in afwijking van artikel 2, recht op de onderbrekingsuitkeringen wanneer hij het resterende gedeelte van dit verlof opneemt waarbij wordt afgeweken van de vereiste periode van splitsing. Van deze mogelijkheid kan slechts één keer gebruik gemaakt worden.
Art. 4. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 november 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
P. VANVELTHOVEN.