Details





Titel:

26 JANUARI 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-02-2006 en tekstbijwerking tot 24-01-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - [1 Voorwaarden tot toekenning van de erkenning om subsidies te kunnen genieten.]1
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Erkennings- en Opvolgingscommissie.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Procedure voor de toekenning, de verlenging, de opschorting, de intrekking of de afstand van de erkenning.
Art. 3-10
HOOFDSTUK IV. - Activiteitenverslag.
Art. 11-12
HOOFDSTUK V. - Subsidiëring.
Art. 13-15
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 16-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2009202652  2010201825  2019030529  2020044192  2021031822 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - [1 Voorwaarden tot toekenning van de erkenning om subsidies te kunnen genieten.]1   ----------   (1)
Artikel 1. Overeenkomstig artikel 6, derde lid, van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie, hierna het decreet genoemd, neemt het in tweede lid, 1°, van hetzelfde artikel bedoelde criterium de volgende elementen in aanmerking :
  1° de kwaliteit van de aan de sociale economiebedrijven voorgestelde begeleiding;
  2° de op het niveau van het adviesverlenende agentschap beschikbare interne en externe hulpmiddelen;
  3° de meerwaarde, in termen van complementariteit, van de aanvraag voor de sector van de sociale economie.

HOOFDSTUK II. - Erkennings- en Opvolgingscommissie.
Art.2. De bevoegdheden die bij de artikelen 18 tot 20 van het decreet worden toevertrouwd aan de Regering, worden uitgeoefend door de Minister bevoegd voor Sociale Economie, hierna "de Minister" genoemd.

HOOFDSTUK III. - Procedure voor de toekenning, de verlenging, de opschorting, de intrekking of de afstand van de erkenning.
Art.3. De aanvraag om verlening van de erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, wordt ofwel bij gewone brief, ofwel bij e-mail ingediend bij het bestuur.
  De aanvraag om verlening van de erkenning gaat vergezeld van een dossier dat hetgeen volgt bevat :
  1° een afschrift van de gecoördineerde statuten van het adviesverlenende agentschap;
  2° een beargumenteerde beschrijving van het project voor sociale economie dat het adviesverlenende agentschap wil uitvoeren;
  3° een beargumenteerde beschrijving van de publicitaire en commerciële acties die het adviesverlenende agentschap wil ontwikkelen;
  4° een beargumenteerde beschrijving van de materiële en menselijke middelen die voor de uitvoering van het project worden gebruikt;
  5° een gedetailleerd financieel plan voor het lopende kalenderjaar en een financieel plan over de drie toekomstige jaren;
  6° een afschrift van de door het adviesverlenende agentschap gesloten partnerschapsovereenkomsten.
  De documenten die reeds in het bezit zijn van het Bestuur, hoeven niet meer overgemaakt te worden.

Art.4. De aanvraag om erkenningsverlenging wordt ofwel bij gewone brief, ofwel bij e-mail ingediend bij het bestuur op zijn vroegst acht maanden vóór en uiterlijk drie maanden vóór het vervallen van de lopende erkenning.
  De aanvraag om verlenging van de erkenning gaat vergezeld van een dossier dat de eventuele wijzigingen van het in artikel 3 bedoelde dossier en een gedetailleerd financieel plan over drie jaar bevat.

Art.5. § 1. Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van de aanvraag om toekenning of verlenging van de erkenning maakt het Bestuur de aanvrager een bericht van ontvangst over waarin vermeld wordt dat het dossier volledig is of dat de nog over te maken stukken bepaalt.
  De aanvrager dient de ontbrekende stukken in op dezelfde manier als de in artikel 3, eerste lid, bedoelde aanvraag.
  Te rekenen van de datum van zending van die brief door het Bestuur heeft het adviesverlenende agentschap een termijn van vijftien dagen om de ontbrekende documenten over te maken.
  § 2. Zodra het over een volledig dossier beschikt, onderzoekt het Bestuur de aanvraag en maakt het ze binnen een termijn van vijftien dagen over aan de Commissie.
  § 3. De Commissie kan de vertegenwoordigers van de instelling die de erkenning of de verlenging ervan vraagt, ofwel op eigen initiatief, ofwel op hun verzoek horen.
  Als de vertegenwoordigers van de instelling op initiatief van de Commissie worden gehoord, wordt hun een oproeping bij ter post aangetekende brief gezonden. Deze oproeping moet noodzakelijk de punten waarover ze zullen worden gehoord, vermelden.

Art.6. Binnen een termijn van twee maanden na zending van het dossier door het bestuur, brengt de Commissie een met redenen omkleed advies uit over elke aanvraag om erkenning of verlenging van de erkenning. Het bestuur maakt dit advies samen met zijn onderzoek van het dossier over.

Art.7. De Minister verleent of weigert de erkenning uiterlijk binnen een termijn van één maand na ontvangst van het advies van de Commissie. In voorkomend geval wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
  Binnen vijftien dagen na de beslissing van de Minister stelt het bestuur de aanvrager in kennis van ofwel de beslissing tot toekenning bij gewone brief, ofwel de beslissing tot weigering van de erkenning of van de verlenging ervan bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.
  Het bestuur deelt ook de beslissing tot toekenning of tot weigering van de erkenning of van de verlenging ervan aan de Commissie mede.

Art.8. § 1. Het bestuur onderzoekt elk dossier betreffende de gevallen bedoeld in artikel 9 van het decreet en maakt het over binnen de maand na kennisneming van de betwiste feiten aan de Commissie over.
  Voor de opschorting of de intrekking van de erkenning van een adviesverlenend agentschap vraagt de Minister het advies van de Commissie. Deze laatste brengt hem advies uit binnen een termijn van vijfenveertig dagen nadat ze de vertegenwoordigers van het adviesverlenende agentschap gehoord heeft.
  De vertegenwoordigers van het adviesverlenende agentschap worden ten minste één maand vóór hun verhoor op de hoogte gebracht van de datum ervan en van de redenen die dit verhoor motiveren. Op schriftelijk verzoek kunnen ze inzage nemen van het dossier betreffende dit verhoor.
  § 2. De Commissie kan op basis van het activiteitenverslag een opschortingsvoorstel op eigen initiatief overmaken.
  Wanneer de Commissie een overduidelijk gebrek aan activiteiten overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 3°, 6° en 7°, van het decreet vaststelt, kan ze aan de Minister voorstellen de erkenning op te schorten tot de indiening van :
  1° ofwel een plan voor herstel van het adviesverlenende agentschap;
  2° ofwel een aanvraag om afstand, fusie, overdracht van een activiteitentak of overname tussen adviesverlenende agentschappen.
  In het geval bedoeld in artikel 2, 2°, is de in § 1 bedoelde procedure van toepassing.
  Bij gebrek aan indiening van het plan voor herstel of van de in het tweede lid, 1° of 2°, bedoelde aanvraag binnen een termijn van zes maanden kan de intrekking van de erkenning voorgesteld worden.
  § 3. Ten gevolge van het advies van de Commissie kan de Minister de erkenning van het adviesverlenende agentschap opschorten of intrekken.
  § 4. Binnen vijftien dagen na de beslissing van de Minister deelt het bestuur de beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning bij ter post aangetekende brief aan het adviesverlenende agentschap mede.

Art.9. § 1. Bij afstand van activiteiten tussen adviesverlenende agentschappen wordt de aanvraag om erkenning, waarvan het model door de Minister wordt bepaald, ofwel bij gewone brief, ofwel bij e-mail bij dit laatste ingediend.
  Deze door het adviesverlenende agentschap ingediende erkenningsaanvraag bestaat uit een dossier met :
  1° de analyse van het strategische belang van de fusie;
  2° de algemene audit en de financiële valorisatie van de betrokken structuren;
  3° de analyse van de behoeften en van de bronnen die nodig zijn voor de installatie van een nieuwe structuur.
  § 2. Het vervolg van de procedure geschiedt overeenkomstig de artikelen 5 tot 7.

Art.10. De in de artikelen 6, 7 en 8 vermelde termijnen worden van 1 juli tot 31 augustus van elk jaar geschorst.

HOOFDSTUK IV. - Activiteitenverslag.
Art.11. Het in artikel 22, eerste lid, 2°, van het decreet bedoelde model van het jaarlijkse activiteitenverslag wordt bepaald door de Minister
  Het activiteitenverslag wordt door elk agentschap vóór 31 maart van het jaar volgend op het erkenningsjaar overgemaakt.
  Het activiteitenverslag wordt dan door het bestuur overgemaakt aan de Commissie binnen de maand na ontvangst ervan.

Art.12. De in artikel 1 bedoelde begeleiding moet tijdens de erkenning geconcretiseerd worden in het kader van een haalbaarheidsstudie of van een opvolging van de sociale economiebedrijven na oprichting ervan, een juridische analyse, een financiële analyse en een analyse van het beheer menselijke hulpkrachten. Deze begeleiding kan gedurende hoogstens twee jaar gevaloriseerd worden in het kader van de in artikel 13, § 2, bedoelde toelage.
  De modaliteiten van deze begeleiding maken het voorwerp uit van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 22, 4°, van het decreet, waarvan het model door de Minister wordt bepaald en die door het adviesverlenende agentschap en het begeleide bedrijf wordt getekend.
  De vormingsacties of activiteiten die in aanmerking kunnen komen voor een erkenning als sociaal secretariaat mogen niet beschouwd worden als een analyse van het beheer menselijke hulpkrachten.
  Het activiteitenverslag moet in een bijzonder deel het geheel van de elementen van de haalbaarheidsstudie of van de opvolging van de sociale economiebedrijven bevatten.

HOOFDSTUK V. - Subsidiëring.
Art.13.§ 1. Tijdens het eerste erkenningsjaar kent de Minister het bedrag van de in artikel 24 van het decreet bedoelde toelage toe aan de erkende adviesverlenende agentschappen.
  § 2. Tijdens het tweede en vanaf het derde erkenningsjaar verleent de Minister, na advies van de Commissie, een bijkomende toelage naast het bedrag van de in § 1 van dit artikel bedoelde toelage.
  Het bedrag van de bijkomende toelage wordt berekend naar gelang van de in artikel 23 van het decreet bedoelde criteria op grond van het activiteitenverslag van het vorige jaar en door toepassing van de volgende regels :
  1° 3.000 of 5.000 euro worden toegekend wanneer er in het kader van de opdrachten van de adviesverlenende agentschappen wordt bewezen dat de verhouding van de projectontwikkelaars die georiënteerd zijn naar aan hun behoefte meer aangepaste instellingen, respectievelijk minstens dertig of vijftig procent van het totaalbedrag van projectontwikkelaars bedraagt;
  2° 1.000 euro worden toegekend voor elke deelname aan een evenement gesteund of georganiseerd door het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Waalse Gewest met een maximum van 4.000 euro;
  3° 3.000, 6.000 of 9.000 euro worden toegekend wanneer respectievelijk minstens drie, zes of negen sociale economiebedrijven in het kader van de begeleiding van het adviesverlenende agentschap een deel of het geheel van de voor de uitvoering van het project van het sociale economiebedrijf van een financiële instelling hebben ontvangen;
  4° 6.000, 10.000 of 15.000 euro worden toegekend wanneer het aantal begeleide sociale economiebedrijven krachtens artikel 5, eerste lid, 3°, a), van het decreet respectievelijk minstens zes, tien of vijftien bedrijven bedraagt.
  [1 5° zestig euro per uur voor een opdracht inzake audit van in moeilijkheden verkerende sociale economiebedrijven actief in de commerciële sector, met een maximum van veertig uren per burgerlijk jaar en per sociale economiebedrijf actief in de commerciële sector.
   De erkenningscommissie geeft vóór het begin van de auditopdracht een gemotiveerd advies over de relevantie van die opdracht. Haar advies betreft de reële lastige toestand van het sociale economiebedrijf actief in de commerciële sector, het vermogen van het adviesverlenende agentschap om die opdracht te vervullen.]1
  Wanneer de verhouding van bedrijven voor sociale handelseconomie onder de begeleide bedrijven minstens vijfenzeventig procent bedraagt, worden de in het tweede lid, 4°, van deze paragraaf bedoelde bedragen met twintig procent verhoogd.
  De in het tweede lid, 4°, bedoelde bedragen worden verhoogd met 1.000 euro per schijf van tien voltijds uitgedrukte arbeidsplaatsen die binnen de begeleide bedrijven onlangs zijn gecreëerd.
  § 3. Het bedrag van de bijkomende toelage, zoals berekend overeenkomstig § 2 van dit artikel, mag in geen geval hoger zijn dan 20.000 euro voor wat betreft het tweede erkenningsjaar en 40.000 euro vanaf het derde jaar.
  § 4. In geval van toekenning van erkenning in het kader van een afstand van activiteiten tussen adviesverlenende agentschappen kan de Minister na advies van de Commissie de bijkomende toelage met een bedrag van 32.000 euro verhogen tijdens een periode van maximum twee jaar.
  § 5. Binnen de perken bedoeld in artikel 24, derde lid, en in artikel 25, tweede lid, van het decreet koppelt de Minister de in de §§ 1, 2 en 3, bedoelde toelagen jaarlijks aan de index.
  ----------
  (1)<BWG 2009-05-27/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-2009>

Art.14. Overeenkomstig artikel 21, tweede lid, van het decreet verbinden de V.Z.W.'s of de private ondernemingen met winstoogmerk die ten laste worden genomen door het adviesverlenende agentschap in het kader van zijn opdrachten bedoeld in artikel 5, 3°, zich tot de oprichting van of de omschakeling naar bedrijven voor sociale handelseconomie binnen een termijn van zes maanden.
  Deze termijn begint te lopen vanaf de ondertekening van de in artikel 12, tweede lid, van dit besluit bedoelde overeenkomst door het adviesverlenende agentschap en de V.Z.W. of de private onderneming met winstoogmerk.

Art.15. Overeenkomstig artikel 26 van het decreet bepaalt de Minister de formulieren voor de rechtvaardiging van de uitgaven en voor de aanvraag om toelage.
  Dit formulier moet in één enkel exemplaar binnen de door de Minister voorgeschreven termijnen overgemaakt worden aan het bestuur.

HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.16. Overeenkomstig artikel 35 van het decreet moeten de adviesverlenende agentschappen die uitgebaat worden, hun erkenningsaanvraag indienen binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.17.[1 De beëdigde statutaire en contractuele personeelsleden van het Departement Inspectie van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst, aangewezen door de Regering, gaan de toepassing van dit decreet en het uitvoeringsbesluit ervan na, en oefenen het toezicht op de inachtneming ervan uit.
   De inspecteurs oefenen die controle uit overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2019-04-04/64, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art.18. Het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie en dit besluit treden in werking de dag waarop dit laatste in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 19. De Minister bevoegd voor Sociale Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.