27 APRIL 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter bescherming van de personeelsleden van het ministerie en van sommige openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-10-2006 en tekstbijwerking tot 05-10-2016)
Art. 1-12
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden :
- van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- van het Centrum voor Informatica van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- van het Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de gemeentelijke thesaurieën;
- van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;
- van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;
- van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid;
- van het Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel,
- van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;
- van de Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling;
- van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel;
- van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
[1 - van Brussel Gas Elektriciteit - BRUGEL;]1
[2 - Brussel-Preventie & Veiligheid;]2
[3 - van het Brussels Planningsbureau.]3
----------
(1)<BESL 2014-05-23/34, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
(2)<BESL 2016-09-29/01, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 23-11-2015>
(3)<BESL 2016-02-25/16, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (BESL 2016-10-06/01, art. 1)>
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder leidende ambtenaar : de ambtena(a)r(en) belast met de hoge leiding van het ministerie of de openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bedoeld in artikel 1 van dit besluit.
Art.3. Een of meerdere vertrouwenspersonen van elke taalrol kunnen aangesteld worden binnen het ministerie en elke openbare instelling bedoeld in artikel 1.
Een tweetalig ambtenaar kan evenwel worden aangewezen als vertrouwenspersoon. Hij moet voldoende kennis van de taal van de andere taalrol als de zijne bezitten ofwel omdat hij een ambtenaar van het tweetalig kader is, die krachtens artikel 43, § 3, derde lid van de gecoördineerde wetten van 18. juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken het bewijs heeft geleverd de tweede taal voldoende te beheersen, ofwel omdat hij in het bezit is van een getuigschrift waaruit de voldoende kennis van de andere taal blijkt dat uitgereikt is op grond van de artikelen 7, 11 en 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53. van dezelfde wetten.
Art.4. De vertrouwenspersonen worden aangesteld door de leidende ambtenaar, naar aanleiding van een oproep tot de kandidaten en volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 32sexies van voormelde wet van 4 augustus 1996.
Art.5. Het mandaat van de vertrouwenspersonen duurt drie jaar en is hernieuwbaar.
Het mandaat wordt hernieuwd door de leidende ambtenaar, met akkoord van de vertrouwenspersoon en van het basisoverlegcomité.
Art.6. De vertrouwenspersonen worden verplicht een vorming te volgen die aangepast is aan hun opdrachten.
Voor de uitoefening van hun opdrachten hangen de vertrouwenspersonen rechtstreeks van de leidende ambtenaar af.
De leidende ambtenaar ziet erop toe dat de vertrouwenspersonen over de nodige tijd en middelen beschikken voor de uitoefening van hun opdracht.
Art.7. De vertrouwenspersonen zijn tot geheimhouding verplicht bij de uitoefening van hun opdrachten.
Art.8. De vertrouwenspersonen kunnen op elke moment een einde stellen aan hun mandaat.
Indien een einde wordt gemaakt aan het mandaat van een vertrouwenspersoon, wordt een nieuwe vertrouwenspersoon aangesteld overeenkomstig artikel 4 van dit besluit. Deze laatste maakt het lopende mandaat af.
Art.9. Het mandaat van vertrouwenspersoon mag geen nadeel inhouden noch enig voordeel opleveren voor de houder.
Art.10. De bescherming van de aanklager, en de getuigen bedoeld in artikel 32tredecies van voormelde wet van 4 augustus 1996, wordt hen verzekerd vanaf het neerleggen van de gemotiveerde klacht.
Art.11. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 februari 1999 ter bescherming van de personeelsleden tegen seksuele intimidatie op het werk bij het ministerie, evenals in sommige instellingen van openbaar nut wordt opgeheven.
Niettemin blijven de krachtens voormeld besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 februari 1999 aangestelde vertrouwenspersonen in functie tot aan de aanstelling van de vertrouwenspersonen bepaald in dit besluit. In dat geval worden hun bevoegdheden, middels de aangepaste vorming bedoeld in artikel 6, eerste lid van dit besluit, uitgebreid tot de specifieke bepalingen betreffende geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, overeenkomstig hoofdstuk Vbis met de artikelen 32ter tot 32tredecies van voormelde wet van 4 augustus 1996.
Art. 12.De Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.