9 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van bietenzaad (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-03-2006 en tekstbijwerking tot 25-04-2022)
HOOFDSTUK I. - Definitie en toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De certificering en het in de handel brengen.
Art. 3-19
HOOFDSTUK III. - De keuring.
Art. 20-28
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 29-32
BIJLAGEN.
Art. N1-N3, N4.Bijlage IV
HOOFDSTUK I. - Definitie en toepassingsgebied.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° afzet : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.
Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen :
a) levering van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;
b) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor het bereiden of de verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.
Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voor zover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van zaaizaad verstrekt de Dienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener; daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.
De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie;
2° bieten : suikerbieten en voederbieten van de soort Beta vulgaris L.;
3° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;
4° basiszaad : zaad :
a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge selectievoorschriften ten aanzien van het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;
b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad";
c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in bijlage I voor basiszaad opgesomde voorwaarden en
d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage IB bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;
5° gecertificeerd zaad : zaad :
a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van prebasiszaad;
b) dat is bestemd voor de voortbrenging van bieten;
c) dat behoudens het bepaalde in artikel 5, § 2 voldoet aan de voor gecertificeerd zaad in bijlage I opgesomde voorwaarden en
d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;
6° eenkiemig zaad : genetisch eenkiemig zaad, conform met de bepalingen van bijlage I, deel B;
7° precisiezaad : zaad dat bestemd is voor precisiezaaimachines en dat conform is met de bepalingen van bijlage I, deel B;
8° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden :
a) door autoriteiten van een staat of
b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een staat of
c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een Staat,
mits de personen genoemd onder b) en c), geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregelen;
9° kleine EG-verpakkingen : verpakkingen die het volgende gecertificeerde zaad bevat :
a) eenkiemig zaad of precisiezaad : ten bedrage van 100.000 kluwens of zaden, of van een nettogewicht van ten hoogste 2,5 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;
b) voor ander zaad dan eenkiemig zaad of precisiezaad met een nettogewicht van ten hoogste 10 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;
10° derde landen : land dat geen lid is van de Europese Unie;
11° gemeenschappelijke rassenlijst : de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, vastgesteld ter uitvoering van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;
12° nationale rassencatalogi : de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;
13° Minister : de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;
14° Dienst : de Directie Productenkwaliteit van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest, bevoegd voor certificering.
Art.2. § 1. Dit besluit betreft de voortbrenging met het oog op het in de handel brengen alsook het in de handel brengen van bietenzaad. Het geldt niet voor bietenzaad waarvan is aangetoond dat het bestemd is voor uitvoer naar derde landen indien het als dusdanig wordt geïdentificeerd en voor zover de bestemming kan worden aangetoond.
§ 2. Dit besluit wordt genomen onverminderd de federale bevoegdheden inzake fytosanitaire aangelegenheden en, inzonderheid, de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.
HOOFDSTUK II. - De certificering en het in de handel brengen.
Art.3. Bietenzaad mag slechts in de handel worden gebracht indien :
1° het officieel als "prebasiszaad", "basiszaad" of "gecertificeerd zaad" is goedgekeurd;
2° het gaat om rassen die voorkomen op de gemeenschappelijke lijst of op de nationale lijsten voor landbouwgewassen en groentegewassen.
Art.4. In afwijking van de bepalingen van artikel 3, 1°, is de handel van niet-bewerkt zaad met het oog op het bereiden en de verpakking daarvan toegelaten, voor zover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.
Art.5. § 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in bijlage I, deel B, gestelde voorwaarden mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, 1°, gecertificeerd en in de handel gebracht worden op voorwaarde dat de leverancier een minimum kiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt op een speciaal etiket met de naam en het adres en van de leverancier en het referentienummer van de partij vermeld.
§ 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, 1°, " basiszaad "of " gecertificeerd zaad ", waarvoor het officiële onderzoek in verband met de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, gecertificeerd en in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. De goedkeuring geschiedt uitsluitend indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld. De leverancier moet de kiemkracht waarborgen die vastgesteld is bij de voorlopige analyse. Voor het in de handel brengen wordt die kiemkracht op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier alsook het referentienummer van de partij vermeld.
§ 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 16 betreffende de vermeerdering buiten de Europese Gemeenschap.
Art.6. § 1. In afwijking van artikel 3 worden de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe gemachtigd om kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of selectiedoeleinden in de handel te brengen.
§ 2. In afwijking van artikel 3 kan de Dienst de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe machtigen om passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De bepalingen van Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd, zijn daartoe van toepassing.
§ 3. In geval van genetisch gemodificeerd materiaal is de handel van de in §§ 1 en 2 bedoelde zaden enkel toegestaan als het voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving over de introductie en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerd materiaal.
Art.7. De Minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad, strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in bijlage I.
Art.8. De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.
Art.9. Prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad mogen slechts in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 10, 11 en 12 is voorzien van een sluitingssysteem en een merkteken. De Minister mag afwijkingen vaststellen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en merking.
Art.10. § 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad behalve kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad, zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in de artikelen 11 en 15 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Voor een goede sluiting moet ten minste het officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht. Deze maatregelen zijn echter niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt.
Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de Minister de sluitingssystemen voor verpakkingen die voldoen aan deze bepalingen, vaststellen.
§ 2. Behalve bij het verdelen in kleine EG-verpakkingen mag een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. Indien een verpakking geopend en daarna opnieuw gesloten wordt, staat het vermeld op het in artikel 11 en 15 bedoelde etiket samen met de datum van die nieuwe sluiting en de overheid die ze heeft gecontroleerd.
Art.11. Verpakkingen van basiszaad en van gecertificeerd zaad behalve kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad :
1° zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage III, deel A, en waarvan de gegevens gesteld zijn in één van de officiële talen van de Europese Unie. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad. Indien in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Indien, in het geval bedoeld in artikel 5, § 1, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage I, deel B, met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan. Volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;
2° bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage III, deel A, I, punten 3, 5, 6, 11 en 12 voor het etiket zijn voorgeschreven. Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het sub 1° bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig het bepaalde sub 1°, een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.
Art.12. Kleine EG-verpakkingen :
1° zijn aan de buitenkant overeenkomstig bijlage III, deel B voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een van de officiële talen van de Europese Unie. Bij doorzichtige verpakkingen, mag het etiket zich binnenin bevinden, op voorwaarde dat het door de verpakking heen kan worden gelezen. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad;
2° zijn aan de buitenkant of op het sub 1°, bedoelde etiket van de leverancier, voorzien van een officieel volgnummer; bij gebruik van een officieel gometiket is de kleur wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad;
3° worden zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of de aanduiding of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts onder officieel toezicht geschieden.
Art.13. Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd, onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG.
Art.14. In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad of het standaardzaad, wordt hiervan op het officiële etiket dan wel op het etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding gemaakt. Bovendien dient de naam van elke werkzame stof van het of de gebruikte producten vermeld te worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.
Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat chemisch werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds chemisch behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.
Art.15. De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage III, deel A, wat betreft basiszaad en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Europese Unie. Dat etiket vermeldt bovendien het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" voorafgaat.
Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, § 1, het zaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage I, deel B, met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld.
Art.16. § 1. Bietenzaad :
1° dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Unie en dat krachtens artikel 17 gelijkstelling heeft verkregen en
2° dat in een andere lidstaat is geoogst, kan op verzoek en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2002/53/EG officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I, deel A, voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage I, deel B, voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.
Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan het officieel goedgekeurd worden als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.
§ 2. Bietenzaad dat in de Europese Unie geoogst is en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet :
1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, delen A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 1, en
2° vergezeld zijn van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, punt C.
§ 3. Bietenzaad dat in een derde land geoogst is, kan op verzoek officieel worden goedgekeurd indien :
1° het rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 17 gelijkstelling heeft verkregen;
2° het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in een krachtens de bepalingen van Richtlijn 2002/54 EG vastgestelde beschikking van de Raad van de Europese Unie betreffende de gelijkstelling,
3° bij een officieel onderzoek is gebleken dat de in bijlage I, deel B voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
Art.17. § 1. Bietenzaad, ander dan prebasiszaad, dat in een derde land is geoogst, mag enkel in de handel gebracht worden indien de Raad van de Europese Unie vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van Richtlijn 2002/54/EG.
§ 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing :
1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld;
2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van voormelde Richtlijn 2002/54/EG moet voldoen.
Art.18. Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of in de Europese Unie gecertificeerd zaad en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Dienst, mits hiertoe gemachtigd te zijn door de Europese Commissie, het zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de "gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen", noch in de nationale rassenlijst voorkomen, tot de handel toelaten. Die goedkeuring betreft een bepaald tijdstip en heeft betrekking op de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad.
§ 2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven. Voor zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.
Art.19. De Minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
HOOFDSTUK III. - De keuring.
Art.20. De Dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlands bietenzaad. Deze controle omvat o.a. :
1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;
2° de keuring van het gewas op het veld;
3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;
4° het onderzoek in laboratoria;
5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
6° de controle op de veldkeuringen, monsternemingen en onderzoeken in laboratoria onder officieel toezicht die vermeld zijn in artikel 21.
De keuring schept voor de Dienst geen enkele specifieke verantwoordelijkheid waarop een eis tot schadevergoeding zou kunnen gegrond worden.
Art.21. § 1. Wanneer de onderzoeken onder officieel toezicht bedoeld in artikel 1, 4°, d, en in artikel 1, 5°, d, worden verricht, moeten de volgende voorwaarden voor veldkeuringen worden nageleefd :
1° de keurmeesters :
a) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
b) halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;
c) zijn officieel erkend door de Dienst. Deze erkenning moet een door de keurmeesters ondertekende verklaring omvatten dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;
d) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;
2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;
3° een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is minstens gelijk aan 5 %;
4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;
5° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1°, c, bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van de betrokken onderzochte gewassen nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
§ 2. Bij de uitoefening van de controle der rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring zoals bedoeld in artikel 1, 4°, d, en in artikel 1, 5°, d, gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht. De monsterneming met het oog op controles overeenkomstig artikel 23 wordt officieel uitgevoerd. De bemonstering geschiedt uit homogene partijen volgens de gebruikelijke internationale methodes of bij gebrek, volgens de door de Minister vastgestelde methodes; het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden vermeld in bijlage II. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
De bemonstering onder officieel toezicht moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de zaadbemonstering wordt uitgevoerd door monsternemers die door de Dienst erkend zijn onder de in 2° en 3° bedoelde voorwaarden;
2° de monsternemers hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële monsternemers van zaad en afgesloten met officiële examens;
3° monsternemers van zaad zijn :
a) zelfstandige natuurlijke personen of
b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten geen aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad of
c) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad. In dit geval mag een monsternemer enkel monsters nemen op zaadpartijen geproduceerd op naam van zijn werkgever, behoudens andersluidende beschikkingen overeengekomen tussen zijn werkgever, de aanvrager van een certificering en de Dienst;
4° het werk van monsternemers is onderworpen aan een door de Dienst uitgevoerde geschikte controle. In geval van automatische monsterneming moeten gepaste proceduren worden nageleefd en het voorwerp uitmaken van een officiële controle;
5° met het oog op de in 4° bedoelde controle maakt een deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleproef door officiële monsternemers van zaad. Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Genoemd deel bedraagt minstens 5 %. Die controleproeven zijn niet van toepassing op de automatische monsterneming. De Dienst vergelijkt de officiële afgenomen zaadmonsters met die van dezelfde partij die onder officieel toezicht werden afgenomen;
6° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het afgenomen zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
§ 3. De in artikel 1, 4°, d en in artikel 1, 5°, d, bedoelde officiële onderzoeken of onderzoeken onder officieel toezicht vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld. De onderzoeken van zaad onder officieel toezicht voldoen aan volgende voorwaarden :
1° ze worden uitgevoerd onder de voorwaarden bedoeld in 2°, 3° en 4°, door proeflaboratoria die door de Minister daartoe erkend zijn;
2° het laboratorium belast met zaadonderzoek beschikt over een hoofdanalist die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische verrichtingen en die de vereiste bekwaamheden heeft voor het technisch beheer van een dergelijk laboratorium. De zaadanalisten hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële zaadanalisten en afgesloten met officiële examens. Het laboratorium is gevestigd in lokalen en voorzien van uitrustingen die door de Dienst officieel beschouwd zijn als voldoende voor het zaadonderzoek, in het toepassingsgebied van de goedkeuring;
3° het laboratorium belast met de onderzoeken is een zelfstandig laboratorium of een laboratorium dat toebehoort aan een zaadbedrijf. Indien het laboratorium toebehoort aan een zaadbedrijf, mag het enkel zaadproeven uitvoeren op partijen die geproduceerd worden in naam van het zaadbedrijf waaraan het toebehoort, behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen genoemd bedrijf, de aanvrager van de certificering en de Dienst;
4° de door het laboratorium uitgevoerde onderzoeken zijn onderworpen aan een controle van de Dienst;
5° met het oog op de in 4° bedoelde controle maakt een bepaald deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleonderzoek in de vorm van een officieel onderzoek van zaad. Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Genoemd deel bedraagt minstens 5 %;
6° de Dienst stelt de straffen vast voor een onderzoekslaboratorium dat schuldig wordt bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
Art.22. § 1. De Minister stelt een keuringsreglement vast :
1° de procedures en bepalingen met betrekking tot de keuringen, bedoeld in artikel 20;
2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad en om de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 20.
§ 2. De Dienst bepaalt de praktische modaliteiten voor de in artikel 20 bedoelde controles overeenkomstig de door de Minister vastgestelde procedures.
Art.23. § 1. Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte bietenzaad beantwoordt aan de in de Europese regelgeving vervatte voorwaarden.
§ 2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Unie wordt de Dienst bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg in kennis gesteld van de volgende gegevens :
1° soort;
2° ras;
c) categorie,
4° land van productie en officiële controledienst;
5° land van verzending;
6° importeur;
7° hoeveelheid zaaizaad.
Art.24. § 1. Volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kunnen door de Minister specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van :
1° de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;
2° de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;
3° de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.
§ 2. De in § 1, 2°, bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten :
1° het zaad van deze soorten is van een bekende herkomst die erkend is door de Minister voor het in de handel brengen in bepaalde gebieden;
2° passende kwantitatieve beperkingen.
Art.25. _ De facturen, contracten, catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de aanduidingen dragen welke, naargelang het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage III, deel A, I, 5, 6, 7, 11 en 12, 10 of deel B, 6, 7, 8, 11 en 12.
Art.26. De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren teneinde ze zonder verplaatsing en op hun verzoek aan de ambtenaren belast met het toezicht op de toepassing van dit besluit voor te leggen.
Art.27. De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft in overeenstemming met hetgeen is bepaald in de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 10 van genoemde wet, zijn ook van toepassing. Voor de toepassing van dit besluit, is de aangewezen bevoegde ambtenaar de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest en, bij verhindering, zijn plaatsvervanger.
Art.28. De termijn, waarvoor de in artikel 6 van genoemde wet van 11 juli 1969 bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.29. Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van bietenzaad van landbouwrassen, wordt opgeheven.
Art.30. Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van bietenzaad van landbouwrassen, blijft van toepassing totdat het uitdrukkelijk wordt vervangen.
Art.31. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.32. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. VOORWAARDEN VOOR GOEDKEURING.
A. Gewas.
1. Het vorige gewas op dat veld mag niet onverenigbaar zijn met de productie van zaaizaad van Beta vulgaris van het desbetreffende geteelde ras en het veld moet voldoende vrij zijn van spontaan opgeschoten planten van het vorige gewas.
2. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.
3. De zaadproducent moet alle vermeerderingen van een bepaald ras aan de controle van de Dienst onderwerpen.
4. Voor "gecertificeerd zaaizaad" dient ten minste één veldkeuring - hetzij een officiële keuring, hetzij een keuring onder officieel toezicht - plaats te vinden. Voor basiszaad moeten ten minste twee officiële veldkeuringen of veldkeuringen onder officieel toezicht plaatsvinden waarvan de ene betrekking heeft op de stekkelingen en de andere op de zaaddragende planten.
5. De staat waarin het vermeerderingsveld zich bevindt en de stand van het gewas moeten een voldoende controle van de rasechtheid en de raszuiverheid mogelijk maken.
[1 5/1. Wanneer na de toepassing van de punten 2 en 5 twijfel blijft bestaan over de rasechtheid van het zaad, kan de Dienst voor het onderzoek naar die rasechtheid een internationaal erkende en reproduceerbare biochemische of moleculaire techniek gebruiken, overeenkomstig de toepasselijke internationale normen.]1
6. De minimumafstand tot in de buurt liggende bestuivingsbronnen bedraagt :
Gewassen | Minimum afstand (m) |
1. Voor de productie van basiszaad | |
ten aanzien van bestuivingsbronnen van het geslacht Beta | 1 000 |
2. Voor de productie van gecertificeerd zaad | |
a) van suikerbieten | |
ten aanzien van een hieronder niet genoemde bestuivingsbron van het geslacht Beta | 1 000 |
wanneer als bestuiver of een van de bestuivers een diploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van tetraploide rassen van suikerbieten als mogelijke bestuivingsbron | 600 |
wanneer als bestuiver uitsluitend een tetraploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van diploide rassen van suikerbieten als mogelijke bestuivingsbron | 600 |
ten aanzien van suikerbieten met een onbekende ploidie als mogelijke bestuivingsbron | 600 |
wanneer als bestuiver of een van de bestuivers een diploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van diploide rassen van suikerbieten als mogelijke bestuivingsbron | 300 |
wanneer als bestuiver uitsluitend een tetraploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van tetraploide rassen van suikerbieten als mogelijke bestuivingsbron | 300 |
tussen twee velden voor de productie van suikerbietenzaad, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de mannelijke steriliteit | 300 |
b) van voederbieten | |
ten aanzien van een hieronder niet genoemde bestuivingsbron van het geslacht Beta | 1 000 |
wanneer als bestuiver of een van de bestuivers een diploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van tetraploide rassen van voederbieten als mogelijke bestuivingsbron | 600 |
wanneer als bestuiver uitsluitend een tetraploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van diploide rassen van voederbieten als mogelijke bestuivingsbron | 600 |
ten aanzien van voederbieten met een onbekende ploidie als mogelijke bestuivingsbron | 600 |
wanneer als bestuiver of een van de bestuivers een diploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van diploide rassen van voederbieten als mogelijke bestuivingsbron | 300 |
wanneer als bestuiver uitsluitend een tetraploid ras wordt gebruikt, ten aanzien van tetraploide rassen van voederbieten als mogelijke bestuivingsbron | 300 |
tussen twee velden voor de productie van voederbietenzaad, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de mannelijke steriliteit | 300 |
Mechanische | Minimum | Maximum | |
minimum | kiemkracht | vochtgehalte | |
zuiverheid | (% van de | (1) (% van | |
(1) (% van | zuivere | het gewicht) | |
het gewicht | kluwens of | ||
zaden) | |||
Suikerbieten | |||
Eenkiemig zaad | 97 | 80 | 15 |
Precisiezaad | 97 | 75 | 15 |
Meerkiemig zaad van rassen waarvan het percentage diploide zaden meer dan 85 bedraagt | 97 | 73 | 15 |
Ander zaad | 97 | 68 | 15 |
Voederbieten | |||
Meerkiemig zaad van rassen waarvan het percentage diploide zaden meer dan 85 bedraagt, eenkiemig zaad, precisiezaad | 97 | 73 | 15 |
Ander zaad | 97 | 68 | 15 |