21 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten.
Art. 1-13
Artikel 1. Artikel 9 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 2002 en 13 januari 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 9. § 1. Het dagbedrag van de primaire ongeschiktheidsuitkering toe te kennen tijdens het tijdvak van vergoedbare primaire ongeschiktheid wordt vastgesteld als volgt :
1° voor de gerechtigde die personen ten laste heeft in toepassing van de bepalingen van artikel 225, § 1, 1° tot 5°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, is het dagbedrag gelijk aan het in werkdagen gewaardeerde bedrag van het gewaarborgd minimumrustpensioen, toegekend krachtens de artikelen 131, § 1, eerste lid, en 131bis, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, voor een zelfstandige met een volledige loopbaan die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
2° voor de gerechtigde die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 226 of 226bis van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996, is het dagbedrag gelijk aan het in werkdagen gewaardeerde bedrag van het gewaarborgd minimumrustpensioen, toegekend krachtens de artikelen 131, § 1, eerste lid, en 131bis, van de voormelde wet van 15 mei 1984, voor een zelfstandige met een volledige loopbaan die niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, van het voormelde koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967;
3° voor de niet onder 1° en 2° bedoelde gerechtigde, is het dagbedrag gelijk aan 22,4220 euro. Dit bedrag wordt met ingang van 1 september 2007 verhoogd tot 22,8704 euro, en met ingang van 1 december 2007 tot 23,2738 euro.
Het dagbedrag van de uitkering van de gerechtigde bedoeld onder 1° en 2°, wordt verhoogd met een herwaarderingscoëfficiënt van 2 % voor de periode van 1 september 2007 tot 30 november 2007.
§ 2. Een onderbreking in de staat van arbeidsongeschiktheid van minder dan veertien dagen wordt geacht de loop van het tijdvak van primaire vergoedbare ongeschiktheid niet te hebben onderbroken.
§ 3. De in artikel 93 bedoelde tijdvakken van moederschapsrust die vallen in de loop van een tijdvak van vergoedbare primaire arbeidsongeschiktheid schorsen het laatstgenoemde tijdvak. "
Art.2. Artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2000 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, wordt opgeheven.
Art.3. Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 juli 2001, 13 januari 2003 en 23 december 2005, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 10. § 1. Voor de gerechtigde voor wie de tijdvakken van arbeidsongeschiktheid niet met arbeidsperiodes gelijkgesteld worden in het raam van de wetgeving inzake rust- en overlevingspensioenen voor zelfstandigen, is het dagbedrag van de invaliditeitsuitkering gelijk aan het dagbedrag van de primaire ongeschiktheidsuitkering vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 9.
§ 2. Voor de gerechtigde voor wie de tijdvakken van arbeidsongeschiktheid met arbeidsperiodes gelijkgesteld worden in het raam van de wetgeving inzake rust- en overlevingspensioenen voor zelfstandigen, is het dagbedrag van de invaliditeitsuitkering gelijk aan het dagbedrag van de minimumuitkering voor een regelmatig werknemer, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 214, § 1, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
§ 3. Een onderbreking in de staat van arbeidsongeschiktheid van minder dan drie maanden wordt geacht de loop van het tijdvak van invaliditeit niet te hebben onderbroken.
§ 4. De in artikel 93 bedoelde tijdvakken van moederschapsrust die vallen in de loop van een tijdvak van invaliditeit schorsen het laatstgenoemde tijdvak. "
Art.4. Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 2000 en 13 januari 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 12. De arbeidsongeschikt erkende gerechtigde die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 215bis, § 1, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, kan vanaf de vierde maand van arbeidsongeschiktheid, aanspraak maken op een forfaitaire tegemoetkoming voor hulp van derden, waarvan het dagbedrag 10,4466 euro bedraagt. "
Art.5. Artikel 12ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1998, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 januari 2002, wordt opgeheven.
Art.6. In artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, worden de woorden " artikelen 9, 9bis, 10 en 12ter " vervangen door de woorden " artikelen 9, 10 en 12 ".
Art.7. Artikel 52, § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.8. In artikel 55, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikelen 8, 9, tweede lid en 10, tweede lid " vervangen door de woorden " artikelen 8, 9, § 2, en 10, § 3 ".
Art.9. In artikel 63, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikel 9, tweede lid, en artikel 10, tweede lid " vervangen door de woorden " artikel 9, § 2 en artikel 10, § 3 ".
Art.10. In artikel 84, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikelen 8, 9, tweede lid, of 10, tweede lid " vervangen door de woorden " artikelen 8, 9, § 2, of 10, § 3 ".
Art.11. In artikel 86, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikelen 8, 9, tweede lid, of 10, tweede lid " vervangen door de woorden " artikelen 8, 9, § 2, of 10, § 3 ".
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.
Art. 13. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
R. DEMOTTE
De Minister van Middenstand,
Mevr. S. LARUELLE.